Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Richtlijn (EU) 2021/2118 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 tot wijziging van Richtlijn 2009/103/EG betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PbEU 2021, L 430) om te zetten in bepalingen van nationaal recht en dat het daartoe noodzakelijk is de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Wet op het financieel toezicht te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling «terrein: een terrein dat toegankelijk is voor het publiek of voor een zeker aantal personen die het recht hebben daar te komen;» wordt vervangen door de begripsbepaling «deelneming met het motorrijtuig aan het verkeer: het gebruik van het motorijtuig in overeenstemming met de functie van dat motorrijtuig als vervoermiddel, ongeacht de kenmerken van het motorrijtuig en ongeacht het terrein waarop het motorrijtuig wordt gebruikt en of het stilstaat of in beweging is;».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, wordt toegevoegd:
lidstaat van herkomst als bedoeld in artikel 13, onderdeel 8, onder a, van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PbEU 2009, L 263), zoals gewijzigd.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 1 worden voor de toepassing van deze wet niet verstaan onder motorrijtuigen, de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rij- of voertuigen die:
a. nauwelijks gevaar opleveren; en
b. niet hebben te gelden als voertuig in de zin van artikel 1, onderdeel 1, van de richtlijn.
C
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «op een terrein».
2. In het derde lid, tweede zin, wordt «zodra het deelneemt aan het verkeer op een terrein» vervangen door «zodra het buiten een weg deelneemt aan het verkeer».
3. Aan het zevende lid, onderdeel c, wordt aan het slot toegevoegd: «, met uitzondering van motorrijtuigen die in een andere lidstaat krachtens de aldaar geldende wettelijke regeling zijn geregistreerd en ten aanzien waarvan in die andere lidstaat een verzekering is gesloten ter dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de door het motorrijtuig veroorzaakte schade».
D
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «motorrijtuigen, als bedoeld in artikel 6 van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (Pb. EG, 2 mei 1972, L 103), gewijzigd bij de Richtlijn van de Raad van 19 december 1972 (Pb. EG, 28 december 1972, L 291, rectificatie Pb. EG, 23 maart 1973, L75)» vervangen door «motorrijtuigen, als bedoeld in artikel 7 van de richtlijn».
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. In afwijking van het tweede lid, eerste zin, het derde lid, eerste zin en het vierde lid, moet ten aanzien van een motorrijtuig dat niet heeft te gelden als voertuig in de zin van artikel 1, onderdeel 1, van de richtlijn, de verzekering de schade omvatten, welke aan personen en aan zaken wordt toegebracht door feiten die zijn voorgevallen in Nederland en in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landen.
E
In artikel 3a, vierde lid, wordt «en als bedoeld in artikel 6 van de Richtlijn nr. 72/166/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PbEG L 103), gewijzigd bij Richtlijn, nr. 72/430/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1972 (PbEG L 291, rectificatie PbEG 1973, L 75), nadien gewijzigd bij Richtlijn, nr. 84/5/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 december 1983, (PbEG 1984, L 8)» vervangen door «en als bedoeld in artikel 7 van de richtlijn».
F
In artikel 4, derde lid, wordt na «snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten en -wedstrijden,» ingevoegd: «die plaatsvinden in een beperkt en afgebakend gebied en».
G
Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «indiening van het verzoek» ingevoegd «aan de hand van het op grond van artikel 16 van de richtlijn vastgestelde model».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Een verzekeraar maakt op zijn website openbaar op welke wijze hij bij het berekenen van de premie voor de in artikel 2, eerste lid, bedoelde verzekering gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde verklaringen.
3. Een verzekeraar maakt, als hij bij het berekenen van de premie of bij het toekennen van kortingen rekening houdt met verklaringen als bedoeld in het eerste lid, geen onderscheid tussen verzekeringnemers uitsluitend op grond van hun vorige lidstaat van woonplaats. Een verzekeraar kent bij het berekenen van de premie en bij het toekennen van kortingen op de premie eenzelfde gewicht toe aan verklaringen als bedoeld in het eerste lid die in Nederland zijn afgegeven als aan verklaringen die in een andere lidstaat zijn afgegeven.
H
Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Is bij een ongeval zowel een motorrijtuig betrokken als een aanhangwagen dat aan dit motorrijtuig is gekoppeld of na koppeling daarvan is losgemaakt of losgeraakt en is de aanhangwagen afzonderlijk verzekerd tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe in het verkeer aanleiding wordt gegeven, dan stelt de verzekeraar van de aanhangwagen de benadeelde op diens verzoek onverwijld in kennis van de identiteit van de verzekeraar van het motorrijtuig, indien de verzekeraar van de aanhangwagen niet zelf gehouden is de schade van de benadeelde volledig te vergoeden. Als de verzekeraar van de aanhangwagen niet in staat is de verzekeraar van het motorrijtuig te identificeren, stelt deze de benadeelde onverwijld in kennis van de in de lidstaat van het ongeval geldende schadevergoedingsregeling overeenkomstig artikel 10 van de richtlijn.
I
Aan artikel 23, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Deze rechtspersoon heeft bovendien tot taak in de gevallen, bedoeld in artikel 26a, eerste en tweede lid, aan de benadeelden hun schade te vergoeden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26a tot en met 26c.
J
In de tweede zin van artikel 23b, tweede lid, wordt «artikel 24, derde en vierde lid,» vervangen door «de artikelen 24, derde en vierde lid, en 24b, vierde tot en met zevende lid,».
K
Aan artikel 24a, eerste lid, wordt toegevoegd «met uitzondering van de verplichtingen van het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c».
L
Na artikel 24a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 24, betalen de schadeverzekeraars met zetel in Nederland die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor de uitoefening van hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen, jaarlijks aan het fonds een door het fonds te bepalen bedrag ter financiering van de verplichtingen van het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c. Dit bedrag wordt berekend op basis van het aantal en de aard van de door ieder van hen in Nederland of in een andere lidstaat verzekerde motorrijtuigen.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 24, betalen de schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is en die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:40, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor de uitoefening van hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen, jaarlijks aan het fonds een door het fonds te bepalen bedrag ter financiering van de verplichtingen van het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c. Dit bedrag wordt berekend op basis van het aantal en de aard van de door ieder van hen in Nederland verzekerde motorrijtuigen.
3. De bepaling van de bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid geschiedt uiterlijk op 30 juni van ieder jaar. De storting moet geschieden binnen een maand na het besluit tot bepaling van het verschuldigde bedrag.
4. De bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden door het fonds afzonderlijk van de in artikel 24, eerste en derde lid, bedoelde bedragen geadministreerd.
5. De kosten die voortvloeien uit de verplichtingen die het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c heeft, worden uitsluitend uit de krachtens het eerste en tweede lid ontvangen bedragen voldaan. Niettemin is het fonds bevoegd deze kosten in eerste instantie te voldoen uit de krachtens artikel 24, eerste lid, ontvangen bedragen, mits het fonds het aldus aangewende bedrag binnen een jaar aanvult met de krachtens het eerste en tweede lid ontvangen bedragen.
6. Over de kosten die op grond van het vijfde lid worden voldaan uit de krachtens artikel 24, eerste lid, ontvangen bedragen wordt rente in rekening gebracht. De hoogte van deze rente is gebaseerd op de rente bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen.
7. Het fonds brengt van de krachtens het eerste en tweede lid ontvangen bedragen jaarlijks een bedrag over naar zijn algemene middelen.
8. De schadeverzekeraars bedoeld in het eerste en tweede lid, waarborgen, ieder overeenkomstig het aantal en de aard van de door hen verzekerde motorrijtuigen als bedoeld in het eerste en tweede lid, de verplichtingen van het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c.
M
In artikel 25, eerste lid, vervalt onderdeel d, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d.
N
In artikel 26 vervalt het zesde lid, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot zesde en zevende lid.
O
Na artikel 26 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een benadeelde met woonplaats in Nederland kan, wanneer er een burgerrechtelijke aansprakelijkheid bestaat voor de schade ten gevolge van feiten die zijn veroorzaakt door een motorrijtuig en die zich hebben voorgedaan in Nederland of die zijn veroorzaakt door een motorrijtuig dat gewoonlijk is gestald en verzekerd in een lidstaat en die zich hebben voorgedaan in een andere lidstaat dan Nederland of in een staat buiten de Europese Unie waar een bureau, groep van verzekeraars of instantie werkzaam is dat onderscheidenlijk die overeenkomt met het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, een recht op schadevergoeding tegen het fonds geldend maken, vanaf het tijdstip dat:
a. de verzekeraar van het motorrijtuig is onderworpen aan een faillissementsprocedure;
b. de verzekeraar van het motorrijtuig is onderworpen aan een liquidatieprocedure als bedoeld in artikel 268 van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335); of
c. de Nederlandsche Bank N.V. ten aanzien van de verzekeraar van het motorrijtuig een besluit tot afwikkeling als bedoeld in artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht heeft genomen, voor zover door dat besluit de benadeelde minder zou ontvangen dan zonder dat besluit.
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, kan ook een benadeelde met woonplaats buiten Nederland een recht op schadevergoeding tegen het fonds geldend maken. Bovendien kan een benadeelde met woonplaats in een staat buiten de Europese Unie, wanneer er een burgerrechtelijke aansprakelijkheid bestaat als bedoeld in het eerste lid, een recht op schadevergoeding tegen het fonds geldend maken, vanaf het tijdstip dat de verzekeraar op grond van artikel 213ag van de Faillissementswet in staat van faillissement is verklaard.
3. Het fonds is niet aansprakelijk voor de schade voor zover deze buiten de dekking valt die de verzekering ten minste moet bieden op grond van de wetgeving van het land waar het feit is voorgevallen dan wel op grond van de wetgeving van het land waar het motorrijtuig gewoonlijk is gestald, indien in laatstbedoeld land de dekking ruimer is.
4. Het fonds is slechts aansprakelijk, indien de benadeelde aantoont dat hij alle bekende als zodanig aansprakelijke personen en, voor zover de aansprakelijkheid van deze personen volgens de toepasselijke wetgeving verzekerd behoort te zijn, hun verzekeraars tot betaling heeft gemaand. Aanmaning kan echter achterwege blijven jegens de verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in het eerste lid en jegens de verzekeringnemer en andere verzekerden wiens aansprakelijkheid overeenkomstig de toepasselijke wetgeving is gedekt door een verzekering met deze verzekeraar.
5. Voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 26b en 26c wordt onder verzekeraar verstaan: de verzekeraar die in een lidstaat in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 14 of 162 van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335).
1. Als bij het fonds een vordering als bedoeld in artikel 26a, eerste of tweede lid, is ingediend, stelt het fonds de volgende instellingen of personen hiervan in kennis:
a. het orgaan bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in de lidstaat van herkomst van de verzekeraar;
b. als de vordering betrekking heeft op de vergoeding van schade als gevolg van feiten die zich hebben voorgedaan in een andere staat dan de lidstaat van woonplaats van de benadeelde, het schadevergoedingsorgaan bedoeld in artikel 24 van de richtlijn in de lidstaat van woonplaats van de benadeelde; en
c. de verzekeraar of zijn bewindvoerder of liquidateur in de zin van artikel 268, eerste lid, onderdeel e) respectievelijk onderdeel f) van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335), dan wel de Nederlandsche Bank N.V.
2. Een verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, dan wel zijn bewindvoerder of liquidateur bedoeld in het vorige lid, of de Nederlandsche Bank N.V., stelt het fonds of het orgaan bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in een andere lidstaat ervan in kennis als hij een vergoeding uitkeert of zijn aansprakelijkheid afwijst met betrekking tot een vordering die ook bij dit fonds of dit orgaan is ingediend.
3. Aan degenen die een vordering bij het fonds hebben ingediend als bedoeld in artikel 26a, eerste of tweede lid, doet het fonds, aan de hand van onder meer de inlichtingen die het op zijn verzoek van hen heeft verkregen, binnen drie maanden een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding, als het heeft vastgesteld dat op grond van het eerste of tweede lid een recht op schadevergoeding bestaat, de vordering niet wordt betwist en de schade geheel of gedeeltelijk is begroot. Als het fonds heeft vastgesteld dat er geen recht op schadevergoeding op grond van artikel 26a, eerste of tweede lid, bestaat, als de burgerrechtelijke aansprakelijkheid bedoeld in artikel 26a, eerste of tweede lid, wordt afgewezen of niet duidelijk is vastgesteld, of als de schade niet volledig is begroot, geeft het fonds binnen drie maanden een met redenen omkleed antwoord op de verschillende onderdelen van de vordering.
4. Het fonds keert een op grond van artikel 26a, eerste of tweede lid, verschuldigde schadevergoeding onverwijld aan de benadeelde uit, en in ieder geval binnen drie maanden nadat de benadeelde het voorstel bedoeld in het vorige lid heeft aanvaard. Is een gedeelte van de schade begroot, dan is de vorige zin van toepassing op dit gedeelte.
5. De artikelen 6, tweede lid, 7 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing ten opzichte van het fonds.
6. De regels die op grond van het toepasselijke recht gelden voor de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegenover de verzekeraar, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtsvordering die de benadeelde ingevolge dit artikel en artikel 26a tegenover het fonds heeft, met dien verstande dat deze rechtsvordering in ieder geval met overeenkomstige toepassing van artikel 10 verjaart door verloop van drie jaar te rekenen van het feit waaruit de schade is ontstaan.
1. Het fonds stelt de organen bedoeld in de artikelen 10bis en 25bis van de richtlijn en de schadevergoedingsorganen bedoeld in artikel 24 van de richtlijn in andere lidstaten onverwijld in kennis van een beschikking als bedoeld in artikel 213ag, derde lid, van de Faillissementswet waarbij een verzekeraar waarvan Nederland de lidstaat van herkomst is, in staat van faillissement is verklaard.
2. Het fonds kan volledige terugbetaling vorderen van het op basis van artikel 26b, vierde lid, uitgekeerde bedrag van het orgaan bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in de lidstaat van herkomst van de verzekeraar. Als een orgaan als bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in een andere lidstaat een benadeelde schade heeft vergoed op basis van wetgeving die dient ter implementatie van artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn vanwege het feit dat ten aanzien van een verzekeraar waarvan Nederland de lidstaat van herkomst is, sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdeel a of b, en dit orgaan verhaal zoekt op het fonds, restitueert het fonds het door dit orgaan in die andere lidstaat betaalde bedrag binnen een redelijke termijn en in ieder geval binnen zes maanden nadat het verzoek tot restitutie is gedaan, tenzij het fonds en dit orgaan schriftelijk anders zijn overeengekomen nadat het fonds het verzoek tot restitutie heeft ontvangen.
3. De rechten van de benadeelde jegens de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt en jegens diens verzekeraar gaan bij wijze van subrogatie over op het fonds, voor zover de schade van de benadeelde ten laste van het fonds is vergoed op grond van het tweede lid van dit artikel of op grond van artikel 26b, vierde lid. Dit geldt echter niet voor de rechten van de benadeelde jegens een verzekeringnemer of een andere verzekerde, voor zover de aansprakelijkheid van deze verzekeringnemer of verzekerde overeenkomstig het toepasselijke recht is gedekt door een verzekering met de verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid.
4. Voor zover schade ten laste van een orgaan als bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in een andere lidstaat is vergoed op basis van wetgeving die dient ter implementatie van artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn, vindt overgang van de rechten van de benadeelde als bedoeld in het vorige lid bij wijze van subrogatie plaats op het orgaan in die lidstaat overeenkomstig het recht van die lidstaat.
5. Waar dit dienstig is aan de vervulling van de taken die het fonds op grond van de artikelen 26a, 26b en dit artikel heeft, werkt het fonds samen met andere instellingen en personen, en in het bijzonder met:
a. organen als bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in andere lidstaten;
b. het Schadevergoedingsorgaan en de schadevergoedingsorganen bedoeld in artikel 24 van de richtlijn in andere lidstaten;
c. de verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid;
d. de bewindvoerder of liquidateur van deze verzekeraar in de zin van artikel 268, eerste lid, onderdeel e) respectievelijk onderdeel f) van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335), dan wel de Nederlandsche Bank N.V.;
e. de schaderegelaars van deze verzekeraar;
f. de bevoegde nationale autoriteiten van andere lidstaten.
6. Het fonds is bevoegd informatie, onder meer betreffende specifieke vorderingen als bedoeld in artikel 26a, eerste of tweede lid, te verzoeken en te verstrekken aan de in het vijfde lid bedoelde personen en organen voor zover dit noodzakelijk is voor de vervulling van de taken die het fonds heeft op grond van de artikelen 26a, 26b en dit artikel. Het Schadevergoedingsorgaan, de verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, de schaderegelaars van deze verzekeraar, de bewindvoerder of liquidateur bedoeld in het vorige lid van deze verzekeraar, of, als ten aanzien van de verzekeraar een besluit is genomen als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdeel c, de Nederlandsche Bank N.V., verstrekken het fonds en de organen bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in andere lidstaten desgevraagd de in de vorige zin bedoelde informatie.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de taken en verplichtingen van het fonds en de procedure voor de terugbetalingen bedoeld in het tweede lid aan en door het fonds.
P
Artikel 27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin, onderdeel c, wordt «bepaalde typen motorrijtuigen of bepaalde motorrijtuigen met een speciaal kenteken» vervangen door «op grond van artikel 5, leden 2 tot en met 5, van de richtlijn bepaalde motorrijtuigen».
2. In de tweede zin wordt «geldt in het geval van artikel 25, eerste lid onder d,» vervangen door «geldt in het geval van de artikelen 26b, vierde lid en 26c, tweede lid,».
Q
In artikel 27a vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma in onderdeel b door een punt.
R
Artikel 27f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «motorrijtuigen waarvoor de in artikel 4, onder b, van richtlijn 72/166/EEG bepaalde afwijking geldt» vervangen door «motorrijtuigen waarvoor de in artikel 5, tweede lid, van de richtlijn bepaalde afwijking geldt».
2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «overeenkomstig artikel 4, onder a en b, van richtlijn nr. 72/166/EEG» vervangen door «overeenkomstig artikel 5, eerste en tweede lid, van de richtlijn».
3. In het eerste lid, onderdeel e, komt onder 1° te luiden:
1°. de naam van de autoriteit of de instantie die overeenkomstig artikel 5, eerste lid, derde alinea, van de richtlijn, is belast met de schadevergoeding aan de benadeelden, indien de procedure van artikel 2, onderdeel a, van de richtlijn niet van toepassing is en indien voor het motorrijtuig de afwijking geldt van artikel 5, eerste lid, van de richtlijn;
4. In het eerste lid, onderdeel e, onder 2°, wordt «indien voor het motorrijtuig de afwijking geldt van artikel 4, onder b, van richtlijn nr. 72/166/EEG», vervangen door «indien voor het motorrijtuig de afwijking geldt van artikel 5, tweede lid, van de richtlijn».
S
Artikel 27h wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien voor het motorrijtuig de afwijking geldt van artikel 5, eerste lid, van de richtlijn deelt het Informatiecentrum de benadeelde de naam mee van de autoriteit of de instantie die overeenkomstig artikel 5, eerste lid, derde alinea, van de richtlijn is belast met de schadevergoeding aan de benadeelden, indien de procedure van artikel 2, onderdeel a, van de richtlijn niet van toepassing is.
2. In het derde lid wordt «artikel 4, onder b, van richtlijn nr. 72/166/EEG» vervangen door «artikel 5, tweede lid, van de richtlijn».
T
Aan artikel 27i wordt een zin toegevoegd, luidende:
Ten aanzien van motorrijtuigen die vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat worden verzonden, werkt het Informatiecentrum samen met de informatiecentra die in andere lidstaten zijn aangewezen om ervoor te zorgen de in de artikelen 27f tot en met 27h bedoelde gegevens met betrekking tot deze motorrijtuigen beschikbaar zijn.
U
Artikel 27j wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
de verzekeraar die in een lidstaat in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 14 of 162 van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
voertuig in de zin van artikel 1, onderdeel 1, van de richtlijn of bij algemene maatregel van bestuur aangewezen motorrijtuig als bedoeld in artikel 1 dat gewoonlijk is gestald in een bij die algemene maatregel van bestuur aangewezen lidstaat.
V
In artikel 30, eerste en vierde lid, vervalt «op een terrein».
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4:70, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «24, eerste lid, en 24a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen» vervangen door «24, eerste lid, 24a, eerste lid, en 24b, eerste, tweede, derde en achtste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen».
2. In onderdeel c wordt «; en» vervangen door een puntkomma.
3. In onderdeel d wordt de punt aan het slot vervangen door «; en».
4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. komt zijn verplichting na tot openbaarmaking uit hoofde van artikel 5a, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
B
Artikel 4:71, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt «; en» vervangen door een puntkomma.
2. In onderdeel e wordt de punt aan het slot vervangen door «; en».
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. komt zijn verplichting na tot openbaarmaking uit hoofde van artikel 5a, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. In afwijking van het vorige lid treedt het in artikel I, onderdeel O, opgenomen artikel 26d van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in werking met ingang van 23 juni 2023. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 22 juni 2023, treedt het in artikel I, onderdeel O, opgenomen artikel 26d van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt dit artikel terug tot en met 23 juni 2023.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven,
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Minister van Financiën,
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,