Gepubliceerd: 20 april 2023
Indiener(s): Tjeerd de Groot (D66)
Onderwerpen: natuur en milieu water
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36316-5.html
ID: 36316-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 20 april 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

Inleiding

1

Aanleiding en doel van dit wetsvoorstel

2

Uitleg van artikel 2.10 Wtw

2

Inhoud van dit wetsvoorstel

2

Situatie onder de Omgevingswet

3

Overige

3

Inleiding

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden het goed dat deze wetswijziging plaatsvindt en hebben hier geen verdere vragen over.

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen over de concretisering van de wijziging en de relatie met de Omgevingswet.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Waterwet (normstelling voor de waterkwaliteit). Deze leden kunnen begrip opbrengen voor de keuze om artikel 2.10 van de Waterwet te schrappen. Zij hebben nog wel enkele vragen over de voorliggende wetswijziging, maar ook over andere zaken gerelateerd aan de Waterwet.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Waterwet (normstelling voor de waterkwaliteit). Zij hebben daarover geen aanvullende vragen.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (normstelling voor de waterkwaliteit) op 19 april 2023. Het lid heeft enkele vragen.

Aanleiding en doel van dit wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Raad van State de conclusie trekt dat de voorgestelde wijziging in het midden laat welke andere normen dan de milieukwaliteitseisen krachtens de Wet milieubeheer relevant zijn voor de invulling van de waterkwaliteitsdoelstelling. Volgens de Raad van State is het artikel daarmee, voor zover het gaat om de waterkwaliteit, onbepaald. Deze leden vernemen graag welke normen volgens de regering relevant zijn. Ook vragen zij waarom niet duidelijk is gemaakt welke normen wel en welke normen hier niet relevant zijn. Ook zien deze leden graag een reactie op de genoemde onbepaaldheid van het artikel. Deze leden horen graag waarom hiervoor is gekozen.

Uitleg van artikel 2.10 Waterwet (Wtw)

Uitleg volgens de regering

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen de zin «De wetgever heeft er destijds namelijk voor gekozen om voor het stellen van milieukwaliteitseisen ook met betrekking tot de waterkwaliteit gebruik te maken van het uniforme procedurele kader dat hiervoor in de Wet milieubeheer wordt geboden en niet parallel daaraan een apart kader voor waterkwaliteitseisen in de Waterwet uit te werken.». Deze leden merken op dat de wetgeving op het gebied van waterkwaliteitseisen een wirwar is van wetten en besluiten die naar elkaar verwijzen, waaronder de Waterwet, de Wet Bodembescherming, de Meststoffenwet, en de Wet milieubeheer. Deze leden vragen aan de regering om duidelijker te motiveren waarom er niet wordt gekozen om alsnog een apart kader voor de waterkwaliteitseisen in de Waterwet uit te werken, zodat makkelijk en duidelijk vindbaar is waarop waterkwaliteitseisen gebaseerd zijn. Zou dit geen duidelijkheid bieden boven de huidige status quo en het voorliggende wetsvoorstel? Kan de regering toelichten waarom de bescherming van waterkwaliteit niet in totaliteit ondergebracht wordt bij de Waterwet?

Inhoud van dit wetsvoorstel

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de regering van mening is dat de beoogde signaleringsfunctie niet meer noodzakelijk is, omdat de Nederlandse waterbeheerders zich inmiddels zeer bewust zijn van het feit dat integrale waterbeheer nadrukkelijk ook het waterkwaliteitsbeheer omvat. De constatering dat de Nederlandse waterbeheerders zich hier bewust van zijn is wat deze leden betreft een goede zaak, maar zij vragen zich hierbij het volgende af: kent het Nederlands recht niet meer wetten met een signaalfunctie? De regering wil namelijk toch vaker een signaal af geven met bepaalde wetten. Zou de regering kunnen reflecteren op bovengenoemde argumentatielijn?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken uit dit wetsvoorstel niet helemaal duidelijk op welke wetten en besluiten waterkwaliteitseisen gehandhaafd en opgesteld kunnen worden. Momenteel komt het, zoals eerder gesteld, namelijk over alsof er een wirwar aan regels is, waardoor nut en noodzaak soms onduidelijk kan lijken, terwijl het om bescherming van wezenlijke aard gaat. Zou de regering een uitputtende opsomming kunnen geven op welke wetten en besluiten waterkwaliteitseisen gehandhaafd en opgesteld kunnen worden? Zou de regering tevens eenzelfde lijst kunnen delen op welke wetten en besluiten waterkwaliteitseisen gehandhaafd en opgesteld kunnen worden voor het geval de Omgevingswet onverhoopt geïmplementeerd zou worden en hierbij tevens aangeven waarin de bescherming van waterkwaliteit verschilt met de huidige situatie?

Situatie onder de Omgevingswet

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de situatie onder de Omgevingswet. Deze leden horen graag hoe er dan wordt omgegaan met de door de Raad van State genoemde onbepaaldheid en onduidelijkheid over waternormen.

Het lid van de BBB-fractie heeft ten aanzien van de situatie onder de Omgevingswet een opmerking. In de Memorie van Toelichting staat namelijk dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet het artikel 2.10 komt te vervallen. Dit lid vindt het moeilijk te overzien wat de gevolgen zijn van de periode tussen het schrappen van bepaling 2.10 uit de Waterwet, (conform voorliggend wetsvoorstel, en de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit lid heeft dan ook zorgen over het bieden van garanties dat er géén nadelige gevolgen zijn voor de land- en tuinbouw in het geval (onverhoopt) de inwerkingtreding van de Omgevingswet wederom uitgesteld wordt.

Overige

De leden van de PvdA-fractie zien het watertekort bij de waterschappen en drinkwaterbedrijven als een groot risico voor de Nederlandse samenleving. Deze leden constateren dat de watertekorten in verschillende provincies zoals Groningen, Overijssel en Gelderland nu al nijpend zijn. Hoe wordt de verdeling van water tussen landbouw, industrie en huishoudens momenteel aangestuurd en is deze verdeling duurzaam op de lange termijn?

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af welk beleid er wordt gemaakt voor het stimuleren van het hergebruiken van regenwater door landbouw, industrie en huishoudens. Hoe gaat de regering opvang van regenwater op grote schaal stimuleren om de vraag naar grondwater en oppervlaktewater op termijn te verkleinen?

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af welke gevolgen het tekort aan water beschikbaarheid heeft op de volksgezondheid en de economie. Hoe kunnen deze gevolgen worden beperkt?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in een rivierdelta als de onze een tekort aan beschikbaar drinkwater op de loer ligt door klimaatverandering, met als gevolg daarvan droge zomers. Hoe verhoudt dit zich tot onze Europese buren? Hebben die te maken met dezelfde problematiek?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of vispasseerbaarheid wel voldoende geborgd is in het huidige juridische stelsel. Hierbij denken ze aan vispasseerbaarheid en visveiligheid bij bijvoorbeeld gemalen, waterkrachtcentrales en waterfiltratie. Deze leden vragen of er naast oog voor vissterfte ook oog is voor vissenwelzijn. Dat wil zeggen: dat vissen dus niet alleen levend, maar ook ongehavend langs menselijke activiteiten kunnen komen. Aangezien de huidige regelgeving gericht is op vissterfte en niet op welzijn, bijvoorbeeld in de «Beleidsregel watervergunningverlening waterkrachtcentrales in rijkswateren 2021». Het gaat in deze Beleidsregel over de geaccepteerde cumulatieve vissterfte, maar nergens over het feit dat vissen zonder verminkingen langs waterwerken zouden moeten kunnen komen. Kan de regering hierop reflecteren?

Voorts vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of de regering het wenselijk acht om het «het niet afwentelingsprincipe» (dus niet afwentelen van privaat naar publiek, niet van de ene naar de andere sector en niet naar toekomstige generaties) wettelijk verankerd dient te worden in de Waterwet? Zou dit niet meer recht doen aan zo een belangrijk punt binnen het waterbeleid?

Tevens hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie nog vragen over het feit dat waterwerken sober en doelmatig moeten worden uitgevoerd als de (water)beheerder aanspraak wil maken op subsidie (artikel 7.23 lid 2 Wtw). Deze leden zijn van mening dat dit feit achterhaald is in tijden van een klimaatcrisis en een biodiversiteitscrisis. Er moet juist op dier-, natuur-, en mensvriendelijke wijze gewerkt worden aan de grote opgaven die voor ons liggen. Tegelijkertijd merken deze leden op dat er ook een aangenomen motie1 ligt over het inventariseren van knelpunten voor de palingmigratie en om in samenwerking met waterbeheerders een voorstel te doen om deze beter doorlaatbaar te maken voor paling. Deelt de regering de mening dat er gekozen moet worden voor een zo natuurlijk mogelijke omgang en inrichting van en met water? Deelt de regering tevens de mening dat er dan ook gekeken moet worden naar een gecombineerde aanpak bij gemalen en waterwerken en dat ruimtelijke kwaliteit meekoppelen met de wateropgave bij kan dragen aan beleidsopgaven op onder andere natuur, vissenmigratie, vissenwelzijn, waterkwaliteit en klimaatadaptie? Deelt de regering daarnaast ook de mening dat het combineren van deze opgaven juist kosteneffectiever kan zijn, doordat zij in samenhang opgepakt en uitgevoerd worden? Is de regering het er mee eens dat de aspecten van vissen, natuur, waterkwaliteit en klimaatadaptatie bij renovatie van gemalen en waterwerken verplicht dienen te worden meegenomen? Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen deze leden of het klopt dat de provincies en natuurorganisaties geen partner zijn in het opdrachtgeverschap bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Zijn hier kansen voor een meer integrale financiering? En klopt de aanname dat de regering via het Bestuursakkoord Water hierin al sturing kan geven voor de komende jaren? Zo ja, gaat de regering dat dan ook doen?

De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie, Meedendorp