Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 6 februari 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

         

1.

Inleiding en aanleiding

2

2.

Probleemschets

3

 

2.1.

Wetsgeschiedenis positie academische ziekenhuizen in bestel

3

3.

Hoofdlijnen wetsvoorstel en gevolgen

3

 

3.1.

UMC-vorming

3

 

3.2.

Samenvoeging Amsterdamse academische ziekenhuizen

4

   

3.2.1

Stappenplan totstandkoming Amsterdam UMC

4

   

3.2.2

Aanpassingen in interne governancestructuur en betrokkenheid stakeholders en medezeggenschap

5

   

3.2.3

Onderdelen wetsvoorstel verband houdende met de samenvoeging

6

 

3.3.

Samenwerking bijzondere universiteiten en academische ziekenhuizen

6

4.

Advies en openbare internetconsultatie

7

5.

Inwerkingtreding

7

Artikelsgewijze toelichting

7

1. Inleiding en aanleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen. De leden zien een mooie kans in de samenwerking tussen de twee academische ziekenhuizen waardoor beschikbare specialismen, infrastructuur en voorzieningen beter benut kunnen worden. De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen. Deze leden hebben enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen. Deze leden hebben hier enkele vragen over.

De leden van de PvdA-fractie staan positief tegenover de bedoeling van dit wetsvoorstel in zijn huidige vorm. De leden merken op dat academische ziekenhuizen van belang zijn op het raakvlak van gezondheidszorg en hoger onderwijs.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het onderhavig wetsvoorstel. Zij begrijpen de noodzaak en de behoefte van de regering om de wet mee te laten groeien met de in de praktijk ontstane samenwerkingsvormen. Toch hebben deze leden, voornamelijk naar aanleiding van het betoog van de heer P. Kwikkers over het wetsvoorstel1, enkele vragen die zij graag aan de regering willen voorleggen.

De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen. Deze leden lezen dat sinds 2018 het academisch ziekenhuis, verbonden aan de VU2, namelijk het VUmc3, en het academisch ziekenhuis, verbonden aan de UvA4, te weten het AMC5, nu al gezamenlijk naar buiten optreden als Amsterdam UMC6. De leden zien dan ook geen belemmering om dit ook juridisch vorm te geven in de vorm van één organisatie met één systeem van werken en één leidinggevende structuur, mits de kwaliteit van de zorg altijd prioriteit krijgt en ook het personeel geen grote bezwaren ondervindt. Zorgpersoneel moet natuurlijk altijd behouden blijven.

Hoewel de leden als voornoemd menen dat een samenvoeging niet altijd positief uitpakt, zien zij dat de inmiddels in gang gezette samenwerking kennelijk voorspoedig verloopt. Indien specialismen en voorzieningen op deze wijze beter benut kunnen worden en kwalitatief hoogstaande zorg en wetenschappelijk onderzoek geen schade oploopt, is er volgens deze leden geen reden om de samenvoeging tegen te houden.

2. Probleemschets

2.1. Wetsgeschiedenis positie academische ziekenhuizen in bestel

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering (indirect) een rijksbijdrage ter beschikking stelt voor de werkplaatsfunctie van de academische ziekenhuizen (wetenschappelijk geneeskundig onderwijs en onderzoek). De zorgverzekeraars bekostigen daarnaast de patiëntenzorg, aangevuld door beschikbaarheidsbijdragen, die worden toegekend door de NZa7. Deze leden vragen of de regering uiteen kan zetten hoe de opleidingen voor medisch specialisten, huisartsen en tandartsen worden vergoed. Welk deel wordt vanuit de begroting van het Ministerie van OCW8 betaald en welk deel wordt vanuit beschikbaarheidsbijdragen onder het uitgavenplafond zorg betaald? Wordt ook een deel vanuit de begroting van het Ministerie van VWS9 bekostigd? Zo ja, welk deel? De leden als voornoemd vragen op welke wijze door het kabinet gezorgd wordt dat het aantal opleidingsplekken Tandheelkunde wordt uitgebreid tot het geadviseerde aantal zoals door het Capaciteitsorgaan wordt geadviseerd10. Door welk ministerie wordt uiteindelijk het aantal instroomplekken bepaald? Deze leden vragen of, en zo ja op welke manier, het Ministerie van OCW invloed heeft op de verdeling van de opleidingsplaatsen over de verschillende UMC’s11. Worden de verdelingsvoorstellen van de stichting BOLS12 en de stichting TOP Opleidingsplaatsen13 altijd gevolgd of wordt hierop gestuurd, bijvoorbeeld via de toekenning van de beschikbaarheidsbijdragen? Kan de regering aangeven hoe kan worden geborgd dat een adequate spreiding van de opleidingsplaatsen over de regio’s plaatsvindt?

3. Hoofdlijnen wetsvoorstel en gevolgen

3.1. UMC vorming

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in het wetsvoorstel op verschillende onderdelen van een bredere wettelijke inbedding van UMC’s in de WHW14 wordt ingegaan, maar een bredere wettelijke regeling nog verder wordt uitgesteld. Gaat er een bredere wettelijke regeling komen en wat is het beoogde tijdpad voor de wettelijke inbedding van UMC’s in de WHW? Deze leden lezen dat de aanpassing van de WHW in dit wetsvoorstel alleen geldt voor de Amsterdamse ziekenhuizen vanwege de specifieke, bijzondere situatie. Kan de regering uiteenzetten welke situaties nog meer aanleiding zouden kunnen geven tot samenvoeging? De leden zien de waarde van een samenwerking tussen UMC’s en universiteiten en vragen of de suggestie van het Erasmus Medisch Centrum om samenwerkingsmogelijkheden uit te breiden naar andere universiteiten, in de verkenning wordt meegenomen.

3.2. Samenvoeging Amsterdamse academische ziekenhuizen

De leden van de CDA-fractie lezen dat het VUmc en het AMC sinds 2018 gezamenlijk naar buiten optreden als Amsterdam UMC. Deze samenwerking maakt het volgens de zorginstellingen mogelijk om beschikbare specialismen, infrastructuur en voorzieningen beter te benutten en kwalitatief hoogstaande zorg en wetenschappelijk onderzoek te blijven leveren. Deze leden vragen of inmiddels inzichtelijk is gemaakt of deze doelstellingen sinds 2018 daadwerkelijk behaald worden en of daartoe data beschikbaar zijn met een nulmeting tot nu.

De leden als voornoemd vragen of aangegeven kan worden hoeveel procent van de personele lasten van het Amsterdam UMC besteed wordt aan ondersteunend personeel en welk percentage aan (directe) zorg. Kan hierbij ook worden aangegeven hoeveel procent van de tijd, die aan (directe) zorg wordt besteed, aan administratieve lasten wordt besteed? Is hier sinds de samenwerking tussen VUmc en AMC verbetering in opgetreden en kan dit met data worden ondersteund?

Na de samenvoeging van de twee Amsterdamse academische ziekenhuizen blijven er zeven academische ziekenhuizen over in Nederland. De leden van de CDA-fractie vragen of dit aantal academische ziekenhuizen per miljoen inwoners vergelijkbaar is met andere Europese landen of dat Nederland relatief veel of juist weinig academische ziekenhuizen heeft per miljoen inwoners. Als dit aantal academische ziekenhuizen per miljoen inwoners sterk afwijkt van het buitenland, dan vragen de leden de regering tevens om te reflecteren op dit verschil.

Voornoemde leden vragen of de regering kan toelichten welke consequenties de samenvoeging van de beide academische ziekenhuizen in de privaatrechtelijke stichting Amsterdam UMC heeft voor de (eigendom van) onroerende zaken van het (voormalig) openbare academische ziekenhuis AMC. Kan de regering daarbij ingaan op zowel het juridisch als het economisch eigendom van het vastgoed?

Deze leden vragen uit hoeveel aparte locaties het VUmc en het AMC bestaan en hoeveel locaties er over blijven na de samenvoeging van beide organisaties. Zijn er plannen voor samenvoeging en daarmee sluiting van locaties en/of andere bestemmingen dan wel verkoop van vastgoed?

Ten slotte vragen deze leden of organogrammen van het VUmc, het AMC en het samengevoegde Amsterdam UMC verstrekt kunnen worden aan de Kamer.

3.2.1 Stappenplan totstandkoming Amsterdam UMC

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering een reactie kan geven op de constatering dat het feitelijk niet klopt dat, zoals de memorie van toelichting stelt, de activiteiten van het AMC en het VUmc zomaar worden voortgezet door een nieuwe rechtspersoon, namelijk de stichting Amsterdam UMC. Deze leden lezen immers dat, voordat Amsterdam UMC de volledige financiële en juridische verantwoordelijkheid vanuit de in de wet geformuleerde opdracht van academische ziekenhuizen voor patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek van AMC en VUmc overneemt, de stichting VUmc wordt omgevormd tot de stichting Amsterdam UMC door middel van een Akte van een statutenwijziging van stichting VUmc. Klopt het dat de stichting Amsterdam UMC hierdoor eigenlijk geen nieuwe rechtspersoon is, maar een rechtstreekse rechtsopvolger van de stichting VUmc, waarbij vervolgens de activa en passiva van het AMC worden overgedragen door middel van een overeenkomst tot overdracht tussen Amsterdam UMC en AMC? Kan de regering nader beargumenteren waarom hier de facto geen sprake zou zijn van een overname door de VUmc?

3.2.2 Aanpassingen in interne governancestructuur en betrokkenheid stakeholders en medezeggenschap

De leden van de CDA-fractie lezen dat de samenvoeging geen gevolgen heeft voor het bestaand onderwijs(-aanbod). Studenten blijven nu en in de toekomst verbonden aan hun eigen opleiding en hun eigen universiteit, aldus de regering. Deze leden vragen of de samenvoeging wel gevolgen heeft voor de bestaande ziekenhuizen en het daar werkzame zorgpersoneel. Hoe komt de governance, de besluitvorming en de zeggenschap binnen de nieuwe organisatie eruit te zien? Worden de teams waarin gewerkt wordt groter, met verdunning van de relaties als gevolg? Krijgen patiënten mede daardoor vaker andere artsen te zien? Zijn daarvan cijfers beschikbaar? En zijn alle medewerkers in loondienst bij het Amsterdam UMC?

De leden als voornoemd vragen hoe binnen de samengevoegde ziekenhuizen omgegaan wordt met de bestaande softwaresystemen en gegevensuitwisseling. Worden de systemen geïntegreerd of blijven de verschillende organisatieonderdelen met de eigen systemen werken? Daarnaast begrijpen deze leden dat bij academische ziekenhuizen soms wel 300 à 400 apps worden gebruikt, bijvoorbeeld voor thuismonitoring van patiënten met bepaalde chronische ziektes. De leden vragen of kan worden aangegeven wat de situatie voor de samenvoeging was en hoe de situatie op dit moment is.

De leden van de CDA-fractie vragen verder of kan worden aangegeven hoe het nu gesteld is met het melden van nevenfuncties van medisch specialisten dan wel belangen die specialisten hebben naast het dienstverband met Amsterdam UMC. Deze leden vragen dit naar aanleiding van eerdere berichtgeving rond de directeur van het Alzheimercentrum van het Amsterdam UMC15.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat, nu er al sprake is van een vergaande afstemming en samenwerking tussen de academische ziekenhuizen van de UvA en de VU, een volgende stap voor de hand ligt om ook het hoger onderwijs van beide academische ziekenhuizen samen te voegen, zodat er een volledige samenvoeging ontstaat als één academisch ziekenhuis. Zeker in de unieke situatie waarin twee academische ziekenhuizen binnen één gemeente zijn gehuisvest, is dit een werkbare constructie, des te meer nu de betrokken academische ziekenhuizen dit zelf willen. Kan de regering nog toelichten hoe hij de menselijke maat binnen het aldus samengevoegde academische ziekenhuis zal waarborgen, zowel voor patiënten als studenten?

3.2.3 Onderdelen wetsvoorstel verband houdende met de samenvoeging

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering inzicht kan geven in de omvang en de aard van wat de financiering vanuit beide universiteiten naar het nieuwe Amsterdamse UMC gaat zijn.

De leden van de D66-fractie lezen dat het Amsterdam UMC een bijzonder academisch ziekenhuis zal worden. Een gevolg hiervan is dat de wettelijke voorschriften inzake benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van bestuur en van de raad van toezicht niet zullen gelden en dat de Minister geen rol heeft bij benoemingen van de leden van de raad van toezicht. Deze leden zijn benieuwd waarom hiervoor is gekozen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen de constatering van de heer P. Kwikkers16 dat het gekozen construct in het onderhavig wetsvoorstel, namelijk een verbijzondering van een rijksinstelling tot een private instelling, niet per se voor de hand liggend is. Waarom is niet gekozen voor de omgekeerde beweging, namelijk van het privaatrechtelijke VUmc naar een publiekrechtelijk Amsterdam UMC? Welke argumenten lagen aan dit besluit ten grondslag? Zou dit niet een wenselijkere vorm zijn, alleen al vanwege het feit dat de middelen waarmee het VUmc is opgericht en in stand gehouden vrijwel volledig uit publieke middelen bestaan? Graag zien deze leden een uitgebreide onderbouwde reactie over waarom hier niet voor is gekozen. Kan de regering een overzicht geven van de voor- en nadelen van beide vormen?

Daarnaast vragen de leden als voornoemd of de regering de mening van de heer P. Kwikkers17 deelt dat met het wetvoorstel niet enkel sprake is van een codificatie van organisch gegroeide praktijk, maar dat sprake is van het privatisering van een publiekrechtelijke instelling. Zo nee, waarom niet? In hoeverre kan de Minister zijn verantwoordelijkheid voor het onderwijsstelsel nog voldoende uitvoeren door de verminderende betrokkenheid bij het Amsterdam UMC?

3.3. Samenwerking bijzondere universiteiten en academische ziekenhuizen

De leden van de CDA-fractie lezen dat in de bijzondere academische ziekenhuizen in Amsterdam (VUmc) en Nijmegen (Radboudumc) al wordt gewerkt met een GBO18 en een GUO19 en dat hier dus sprake is van codificatie van de bestaande situatie. Deze leden vragen of dit ook het geval is met betrekking tot het op basis van Hoofdstuk 12 van de wet verplichte periodiek overleg tussen bestuur van de geneeskundefaculteit en de raad van bestuur van het academisch ziekenhuis. Wordt hier ook al mee gewerkt in het VUmc en het Radboudumc of zal deze nieuwe verplichting een wijziging van de huidige praktijk zijn?

4. Advies en openbare internetconsultatie

De leden van de D66-fractie begrijpen dat ervoor is gekozen om het wetsvoorstel te wijzigen ten opzichte van de versie die in internetconsultatie is gegaan. Het belangrijkste verschil is dat de regeling voor de bredere wettelijke inbedding van UMC’s niet meer in het wetsvoorstel is opgenomen. Deze leden vinden het belangrijk dat het wettelijke kader en inbedding van het publieke onderwijs en -onderzoek goed aansluit bij de praktijk. Op die manier kan bijvoorbeeld medezeggenschap en toezicht op een goede manier worden georganiseerd. De leden zijn benieuwd naar de concrete vervolgstappen van de regering met betrekking tot de inbedding van de UMC in de WHW.

De leden van de CDA-fractie lezen dat een adequate inbedding van UMC’s in het stelsel van wet- en regelgeving nog nadere gedachtevorming behoeft. In de memorie van toelichting wordt echter niet onderbouwd wat de nut en noodzaak is van inbedding van UMC’s in de wet. Deze leden vragen daarom of de regering (kort) kan aangeven wat de nut en noodzaak hiervan is en welke doelen behaald moeten worden door het in de wet opnemen van UMC’s. Welke problemen worden op dit moment in de praktijk ervaren die ontstaan doordat UMC’s niet in de wet zijn opgenomen?

De leden als voornoemd vragen of de regering op hoofdlijnen kan aangeven wat de reactie op het wetsvoorstel is geweest van de twee betrokken academische ziekenhuizen (het AMC en het VUmc), de hieraan verbonden universiteiten (de UvA en de VU) en de RU20.

5. Inwerkingtreding

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er in dit proces tijd verloren is gegaan. De beoogde inwerkingtreding was voorzien op 1 januari 2023, maar nu is dat verlaat naar 1 januari 2024.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel C

De leden van de CDA-fractie constateren dat niet langer per artikel wordt uitgeschreven welke bepalingen de openbare ziekenhuizen regelen en welke bepalingen bekostigingsvoorwaarden zijn voor bijzondere ziekenhuizen. De leden vragen of met deze wijziging in de praktijk wijzigingen worden doorgevoerd in de bekostigingsvoorwaarden of dat dit slechts een wetstechnische wijziging betreft.

Onderdeel G

De leden van de CDA-fractie zien dat artikel 12.18, eerste lid van de WHW (Structuurregeling, inlichtingenplicht, jaarverslag bijzonder academisch ziekenhuis) zodanig wordt gewijzigd dat het bestuur van het bijzondere academisch ziekenhuis de regels vaststelt inzake het bestuur en de inrichting van die academisch ziekenhuizen, in afstemming met het bestuur van de betreffende universiteit. Deze leden vragen wat in dit verband «in afstemming met» precies inhoudt. Gaat het hier om het vaststellen van de regels na overleg, in overleg of in overeenstemming met het bestuur van de universiteit?

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic