Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is meerjarig financiële middelen te reserveren en deze beschikbaar te stellen voor maatregelen die bijdragen aan de uitvoering van de Klimaatwet en Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (PbEU 2021, L 243) en daartoe tijdelijk een begrotingsfonds in te stellen als bedoeld in artikel 2.11 van de Comptabiliteitswet 2016;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
CO2 of een van de andere broeikasgassen als bedoeld in de begripsomschrijving van broeikasgassen, in artikel 1 van de Klimaatwet;
Klimaatfonds als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
Meerjarenprogramma Klimaatfonds als bedoeld in artikel 4, eerste lid;
Onze Minister voor Klimaat en Energie.
1. Er is een Klimaatfonds.
2. Het fonds heeft als doel het faciliteren van maatregelen om de mondiale stijging van temperatuur en de verandering van het klimaat te beperken door middel van het beschikbaar stellen van financiële middelen voor:
a. een broeikasgas-neutrale energievoorziening in 2050;
b. het stimuleren van de implementatie van technieken voor energie-efficiëntie en het stimuleren van de toepassing van hernieuwbare energie en overige broeikasgas-reducerende technieken en maatregelen in het bedrijfsleven;
c. het stimuleren van de toepassing van technieken voor energie-efficiëntie en van hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving.
3. Het fonds faciliteert geen maatregelen met het oog op de klimaatdoelen die voor landbouw en landgebruik zijn vastgesteld ter uitvoering van artikel 2, eerste en tweede lid, van de Klimaatwet.
4. Het derde lid geldt niet voor maatregelen in de glastuinbouw.
1. Het fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
2. Onze Minister beheert het fonds.
3. Onze Minister beoordeelt de maatregelen die overeenkomstig artikel 2, tweede lid, gefaciliteerd kunnen worden onder meer met betrekking tot:
a. de overeenstemming met het klimaatplan, bedoeld in artikel 3 van de Klimaatwet;
b. de uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van de maatregelen;
c. de duur van de maatregelen in relatie tot de tijdelijkheid van het fonds; en
d. of de maatregelen additioneel zijn aan klimaatmaatregelen die zijn vastgesteld en gefinancierd vóór 1 januari 2022.
1. Onze Minister biedt jaarlijks gelijktijdig met het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het fonds een Meerjarenprogramma Klimaatfonds aan de Staten-Generaal aan.
2. Het meerjarenprogramma verschaft informatie over de meerjarige financiële verplichtingen van het fonds om het doel van het fonds te realiseren.
3. Het meerjarenprogramma maakt zichtbaar welke uitgaven ten laste komen van middelen uit het fonds, naar welk begrotingsartikel van een andere begroting van het Rijk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 deze middelen worden overgeheveld en wat de daaruit voortvloeiende uitgaven voor afzonderlijke projecten, projectpakketten en subsidieregelingen zijn.
4. Het meerjarenprogramma bevat een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande jaar.
De ontvangsten van het fonds zijn:
a. bijdragen ten laste van de algemene middelen;
b. bijdragen ten laste van andere begrotingen van het Rijk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016;
c. bijdragen van derden in het kader van het bereiken van het doel van het fonds;
d. andere bijdragen in het kader van het bereiken van het doel van het fonds.
In het kader van het bereiken van het doel van het fonds komen bijdragen aan andere begrotingen van het Rijk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 ten laste van het fonds.
Onze Minister kan onafhankelijk advies inwinnen bij de totstandkoming van het meerjarenprogramma en bij het doen van uitgaven ten laste van het fonds.
Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Klimaat en Energie,
De Minister van Financiën,