Ontvangen 7 maart 2023
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel VI worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
In de artikelen 7.2, eerste en zesde lid, 7.5, eerste lid, 7.7, tweede lid, 7.9, vierde lid, 7.17, eerste en vijfde lid, 7.19, eerste en vierde lid, 7.23, vierde lid, 7.27, zevende lid, 7.29, tweede lid, 7.30, tweede lid, 7.38a, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 7.38d, 7.38e en 7.38g, wordt «belangrijke nadelige gevolgen» telkens vervangen door «belangrijke gevolgen».
Ab
In de artikelen 7.12, tweede lid, 7.14, tweede lid, onder a, en 7.37, tweede lid, onder b, wordt «belangrijke nadelige grensoverschrijdende gevolgen» telkens vervangen door «belangrijke grensoverschrijdende gevolgen».
Dit wijzigingsvoorstel verwijdert zevenentwintig maal het woord «nadelige» uit hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer over milieueffectrapportage (hierna: mer). Met deze wijziging sluit de tekst van de wet nauwer aan bij de achterliggende relevante richtlijnen1 en het Verdrag van Espoo2. Dit is overeenkomstig en vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Hoewel het aantal maal dat het woord «nadelige» geschrapt wordt groot is, gaat het slechts om twee situaties.
De eerste en meest voorkomende situatie betreft de afstemming met andere landen als daar sprake is van mogelijke belangrijke grensoverschrijdende milieueffecten.
De tweede situatie betreft de verplichting tot aanwijzing van activiteiten en plannen waarvoor een mer- of mer-beoordelingsplicht geldt en wanneer een mer-beoordeling moet leiden tot een mer-plicht.
Voor beide situaties geldt dat projecten en plannen nooit uitsluitend belangrijke niet-nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben. Voor de praktijk zijn er daarom geen gevolgen. Er zal niet vaker dan voorheen een milieueffectrapport of mer-beoordeling moeten worden gemaakt en er zullen ook niet meer gevolgen moeten worden onderzocht.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers