Vastgesteld 13 december 2022
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2022 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 9 december 2022 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Paul
Adjunct-griffier van de commissie, De Mare
1 Vraag:
Is er sprake van onderuitputting op de begroting Koninkrijksrelaties 2022?
Zo ja, op welke beleidsartikelen is hier sprake van?
Antwoord:
Op de begroting 2022 van Koninkrijksrelaties wordt vooralsnog geen onderuitputting verwacht. Enkele budgetten zoals detentie vastgoed en TWO zijn doorgeschoven naar latere jaren. Daarnaast hebben voor een aantal budgetten herbestemmingen plaatsgevonden (zie ook antwoord op vraag 6 en 7). In het jaarverslag 2022 wordt uw Kamer over de uiteindelijke realisatie geïnformeerd.
2 Vraag:
Hoe kan de Kamer zicht houden op de totale kosten van de tijdelijke werkorganisatie (TWO), nu de kosten van deze organisatie voortaan over twee begrotingen worden gespreid?
Antwoord:
De loonkosten van medewerkers van TWO met een aanstelling bij BZK worden, net als de loonkosten van DGKR exclusief de loonkosten van Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), de Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten (VNACS) en de Rijksvertegenwoordiging verantwoord op begrotingshoofdstuk 7 (BZK). Bij 2e suppletoire begroting wordt op basis van de meest actuele raming een overboeking voor de loonkosten van begrotingshoofdstuk 4 (Koninkrijkrelaties) naar begrotingshoofdstuk 7 (BZK) gedaan, omdat de kosten op dit begrotingshoofdstuk worden gemaakt.
In het jaarverslag van TWO dat onderdeel is van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk 4 (Koninkrijksrelaties) zal ik een overzicht opnemen van de loonkosten van TWO die op begrotingshoofdstuk 7 (BZK) worden verantwoord, zodat uw Kamer een overzicht houdt op de totale kosten.
3 Vraag:
Welke gevolgen heeft de overheveling van gelden uit het niet-beleidsartikel Apparaat naar artikel 8 voor de uitvoeringscapaciteit van het personeel werkzaam voor onder andere de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO CN); de Colleges financieel toezicht (Cft) en de Vertegenwoordiging Nederland in Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (VN-ACS), die vanuit dit artikel worden betaald?
Antwoord:
Deze overheveling heeft geen (financiële) gevolgen voor de uitvoeringscapaciteit bij SSO-CN, Cft en VN-ACS, want de nu beschikbare gelden zijn voldoende om de huidige capaciteit te financieren.
4 Vraag:
Wat is de reden dat de vrije uitkering van Statia in verband met de uitvoering van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland niet is verhoogd, waar dat voor Bonaire en Sint-Eustatius wel het geval is?
Antwoord:
De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) middelen ontvangen in het kader van de uitvoering van het Natuur en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030. In het algemeen gaat de voorkeur van het Rijk uit naar financiering via het BES-fonds. De middelen voor Sint Eustatius zijn verstrekt via een bijzondere uitkering. Hier is door LNV voor gekozen om nauwe samenwerking en sturing op de inzet van de middelen beter mogelijk te maken, en daarmee de doelmatige en doeltreffende besteding van de middelen beter te kunnen waarborgen.
5 Vraag:
Als de kosten van de TWO worden verspreid over twee begrotingen, welke bewindspersoon is dan eindverantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van de TWO?
Antwoord:
De Staatssecretaris van BZK is en blijft eindverantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van TWO.
6 Vraag:
Wat is het effect van de reallocatie van in totaal € 5,4 miljoen van artikel 1 (post grensbewaking) ten gunste van artikel 4 om het bestuurlijke en juridische kader op de openbare lichamen te versterken? Waarom is ervoor gekozen om op grensbewaking te besparen aangezien dit een essentieel onderdeel is van de veiligheidsketen en zijn er nog alternatieve financieringsmogelijkheden overwogen? Zo ja, welke?
Antwoord:
Aan de reallocatie van artikel 1 naar artikel 4 ligt een onderuitputting ten grondslag van kosten voor uitzendingen van KMar- en Douanepersoneel. Beide organisaties werkten in 2022 toe naar bezetting conform het protocol versterking grenstoezicht in de Caribische Landen. De opbouw hiervan heeft vertraging opgelopen doordat de oplevering van de onderliggende plannen meer tijd in beslag nam. De reallocatie leidt overigens niet tot een besparingen of capaciteitsvermindering bij de betrokken diensten. De financiering en daarmee de beoogde capaciteit in 2023 is gegarandeerd.
7 Vraag:
Waarom is ervoor gekozen om een bedrag van € 1,3 miljoen te realloceren van artikel 1 naar artikel 4 terwijl dit bedrag oorspronkelijk voor de Douane was bestemd? Wordt door het realloceren van dit bedrag de Douane capaciteit verminderd? Zo ja, met hoeveel Fte en wat is de impact op de uitvoering?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 6.
8 Vraag:
Waarom is ervoor gekozen om de subsidie voor het renoveren van een historisch pand op Curaçao prioriteit te geven boven het versterken van de Douane?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 6. In aanvulling daarop, is de subsidie toegezegd in het kader van het gebaar dat Nederland wenst te maken naar aanleiding van het incident in 1942. Daarover heb ik u in de beantwoording van vraag 55 van de schriftelijke Kamervragen (Tweede Kamer 2022/23, 36 200 IV, nr. 6) geïnformeerd.
9 Vraag:
Wat was de reden dat de € 1,5 miljoen die naar de TWO is overgeheveld, aanvankelijk onder het artikelonderdeel bijdrage landen was ondergebracht?
Antwoord:
Het budget voor een bijdrage aan de belastingdienst van Aruba in het kader van het landspakket is bij 1e suppletoire begroting abusievelijk op het budget voor bijdrage landen geboekt. Deze boeking in de 2e suppletoire begroting betreft daarom een correctie, omdat deze betaling op het instrument voor de Tijdelijke Werkorganisatie verantwoord dient te worden.
10 Vraag:
Waarom zijn de vrije uitkeringen voor Sint-Eustatius in verband met de uitvoering van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland niet verhoogd?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.