Vastgesteld 14 december 2022
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
I. |
Algemeen |
2 |
1. |
Aanleiding |
2 |
2. |
Doel van de wetswijziging |
3 |
3. |
Beargumentering voor aanpassing van de voorwaarden voor KOT als gekozen beleidsinstrument |
3 |
4. |
Verhouding tot hoger recht: Onderscheid aanspraak op kinderopvangtoeslag Oekraïense ontheemden en asielzoekers |
4 |
5. |
Financiële gevolgen |
4 |
6. |
Nagestreefde doeltreffendheid |
5 |
7. |
Nagestreefde doelmatigheid |
5 |
8. |
Toezicht en handhaving |
5 |
9. |
Monitoring van effecten van de wetswijziging |
7 |
10. |
Uitgebrachte adviezen |
7 |
11. |
Gevolgen regeldruk |
7 |
12. |
Uitkomsten internetconsultatie |
7 |
13. |
Inwerkingtreding |
8 |
II. |
Artikelsgewijs |
8 |
De leden van de D66-fractie kijken uit naar de invoering van het stelsel met bijna-gratis kinderopvang voor alle werkende ouders vanaf 2025, maar hechten grote waarde aan een toegankelijke kinderopvang tot het zover is. Daarom hebben deze leden met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging die het mogelijk maakt dat Oekraïense ontheemden kinderopvangtoeslag (KOT) ontvangen en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden steunen van harte het doel van het wetsvoorstel om Oekraïense ontheemden in staat te stellen de zorg voor hun kinderen te combineren met arbeid in loondienst. Zij zijn het met de regering eens dat het toekennen van aanspraak op de KOT als maatregel om Oekraïense ontheemden toegang te geven tot de arbeidsmarkt, effectiever is dan generieke fiscale maatregelen. Ook onderschrijven zij het standpunt van de regering dat het toegankelijk maken van Kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden doelmatiger is dan wanneer voor deze groep een aparte voorziening wordt getroffen.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, maar hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog enkele vragen
Het stemt de leden van de D66-fractie tevreden dat het knelpunt uit de motie Lodders/Van Weyenberg dat de problemen rond de KOT bij een achterblijvende partner adresseert, wordt opgelost. Kan de regering de verschillen tussen verschillende gemeentes toelichten rond het verstrekken van een sociaal-medische-indicatie (SMI) of voor- en vroegschoolse educatie (VVE) voor het kind, zo vragen deze leden.
Omdat de leden van de D66-fractie onderschrijven dat het ontbreken van KOT de integratie van de ouder in Nederland kan bemoeilijken, vragen deze leden naar de manier waarop dit wordt betrokken bij de vormgeving van het stelsel met bijna-gratis kinderopvang dat vanaf 1 januari 2025 in werking treedt
De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader in te gaan op nut en noodzaak van deze maatregelen. Kan de regering concreet aangeven welke problemen zich op dit moment voordoen, die met dit wetsvoorstel worden opgelost? Volgens de regering zorgt dit voorstel ervoor dat Oekraïense ontheemden die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming1 vallen hun recht om te werken in praktijk kunnen brengen. In hoeverre ervaren Oekraïners op dit punt een belemmering zonder kinderopvangtoeslag? Welke signalen heeft de regering hierover ontvangen? Wat is de onderbouwing hiervoor? Welke concrete cijfers zijn er waaruit dit blijkt?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering met dit wetsvoorstel het voor ouders met een partner buiten de Europese Unie (EU) mogelijk wil maken aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag. Kan de regering nader toelichten welke groepen ouders door deze verbreding van de KOT-regeling aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag? Deze leden vragen hoeveel ouders als gevolg van deze uitbreiding naar schatting wel aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, die dat nu niet kunnen. Kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen Oekraïense ontheemden die vallen onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de overige ouders die hierdoor recht krijgen op kinderopvangtoeslag?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het gebrek aan kinderopvangtoeslag een belemmering is geweest voor Oekraïense vluchtelingen om aan de slag te gaan in Nederland. Hoe regelden Oekraïense gezinnen het voordat ze recht kregen op deze toeslag? Uit de Najaarsnota blijkt dat er sprake is van een significante begrotingsmeevaller omdat veel minder Oekraïners een beroep doen op kinderopvangtoeslag dan verwacht. Dit terwijl de arbeidsparticipatie van Oekraïense vluchtelingen als hoog kan worden gekenmerkt. Kan de regering aangeven hoe het dan komt dat veel minder Oekraïense vluchtelingen een beroep doen op kinderopvangtoeslag dan verwacht? En wat zegt deze meevaller over de noodzaak van onderhavig wetsvoorstel? In de beantwoording op vragen gesteld naar aanleiding van de Najaarsnota stelt de regering dat slechts 100 gezinnen gebruikmaken van de toeslag in plaats van de geraamde duizenden. Is de arbeidsparticipatie onder Oekraïense vluchtelingen dan daadwerkelijk gestegen doordat ze aanspraak konden maken op kinderopvangtoeslag?
Omdat Oekraïense ontheemden aanspraak kunnen maken op leefgeld en aan het werk kunnen, staan de leden van de D66-fractie positief tegenover de KOT voor deze groep zodat hun kinderen naar de kinderopvang kunnen en de ouders aan het werk kunnen. Hoeveel Oekraïense ontheemden met kinderen zijn op dit moment nog niet aan het werk en hoeveel van hen zouden graag willen werken, zo vragen deze leden. Voor hoeveel statushouders met een partner in het buitenland geldt hetzelfde, vragen de leden van de D66-fractie verder.
Gelet op de personeelstekorten in de kinderopvang en de toegang van kinderen uit andere landen tot de opvang, vragen de leden van de D66-fractie naar de toegang van ouders van deze kinderen tot de kinderopvang. Deze leden vragen de regering op welke manier Oekraïense ontheemden met ervaring in de kinderopvang geholpen kunnen worden om de Nederlandse taal snel machtig te worden zodat zij ook op de kinderopvang kunnen werken.
Het voorkomen van hoge terugvorderingen lijkt de leden van de D66-fractie een wenselijk doel voor de KOT. Kan de regering uiteenzetten hoeveel ouders met kinderen van wie één ouder in het buitenland verblijft geen recht hadden op KOT maar dat nu wel krijgen, zo vragen deze leden. Wat gebeurt er met terugvorderingen die al lopen voor ouders die een partner buiten de EU blijken te hebben gehad, vragen deze leden voorts.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het vanwege het gelijkheidsbeginsel niet mogelijk is onderscheid te maken in het regelen van KOT voor groepen ouders waarvan één van de ouders zich buiten de EU bevindt. Deze leden vragen de regering of ook is onderzocht of het mogelijk is voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld Oekraïense ontheemden, een aparte regeling te treffen buiten de KOT om, en zo ja, waarom daar niet voor is gekozen. Is daarbij sprake geweest van een bredere afweging, zodat daarbij niet enkel is gekeken naar doelmatigheid? Welke afwegingen zijn daarbij gemaakt en wat was daarbij doorslaggevend?
Zeker gelet op de tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt, pleiten de leden van de D66-fractie al langer voor «meedoen vanaf dag één», niet alleen voor Oekraïense vluchtelingen maar ook voor andere asielzoekers. Wat belemmert asielzoekers uit andere landen om in Nederland aan de slag te gaan, zo vragen de leden van de D66-fractie aan de regering. Hoeveel weken mogen deze asielzoekers per jaar werken volgens de Opvangrichtlijn en is het mogelijk om asielzoekers meer weken per jaar te laten werken, zo vragen deze leden de regering verder.
De leden van de fractie van D66 lezen dat alleen personen met toegang tot de arbeidsmarkt toegang hebben tot de KOT en dat de regering het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en asielzoekers daarmee rechtvaardigt. Daarom vragen deze leden naar de onderbouwing van het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en asielzoekers rond de toegang tot de arbeidsmarkt. Daarmee doelen zij niet op het juridische verschil in status, maar het verschil in de praktijk.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de rechtvaardiging is voor het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en andere ontheemden. Deze leden lezen dat een onderscheid is dat zij bescherming genieten op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Deze leden vragen of de positieve resultaten niet aanleiding zijn om andere groepen ontheemden ook meer mogelijkheden te bieden in het vinden van werk.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de toegang tot de arbeidsmarkt en het recht op KOT van Oekraïense ontheemden als de Richtlijn Tijdelijke Bescherming komt te vervallen. Hoe geeft de Minister aandacht aan deze gevolgen in de communicatie?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering aangeeft dat de hogere structurele uitgaven voor de kinderopvangtoeslag, circa vijf miljoen euro, door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zelf van dekking worden voorzien. De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering niet aangeeft waar deze gelden mee worden gedekt. Kan de regering een specifieke nadere duiding geven uit welk(e) potje(s) deze vijf miljoen euro gedekt wordt? Welke dingen worden niet gedaan nu hier structureel vijf miljoen euro voor wordt uitgetrokken?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de koppeling gewerkte uren op korte termijn wordt losgelaten. Heeft deze beleidswijziging een extra financiële impact ten opzichte van de schatting van de financiële kosten in de memorie van toelichting?
Wordt er rekening gehouden met een mogelijke aanzuigende werking? Zo ja: hoe groot wordt die verwacht. Zo nee: waarom niet?
Wordt er in de dekking ook rekening gehouden met het niet onrealistische scenario waarin miljoenen extra Oekraïners ontheemd zullen raken door een koude winter in combinatie met energieproblematiek door gerichte Russische aanvallen op energieinfrastructuur (Russisch beleid om een vluchtelingenstroom op gang te krijgen)?
De dekking voor de hogere structurele uitgaven van circa € 5 miljoen komt van het Ministerie van SZW, zo begrijpen de leden van de D66-fractie. Daarom vragen deze leden naar de post waarmee deze additionele structurele uitgave is gedekt en op basis van welke hoogte van de KOT die is ingeschat. Betekent dit dat asielzoekers met een partner buiten de EU ook toegang krijgen tot de bijna-gratis kinderopvang voor alle werkende ouders vanaf 2025, vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de financiële gevolgen van de keuze voor het verstrekken van het recht op KOT aan ouders waarvan een van de partners buiten de EU verblijft, op het moment dat vanaf 2025 de KOT niet langer inkomensafhankelijk is. Wat betekent dit op de lange termijn? Welke extra structurele uitgaven zijn hiermee gemoeid? En zijn deze reeds meegenomen in de weergegeven financiële gevolgen, of komt dat daar bovenop?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de Najaarsnota is opgenomen dat de uitgaven aan kindregelingen op het terrein van SZW voor Oekraïense ontheemden 39 miljoen euro lager uitvallen dan verwacht. Welke verklaring heeft de regering voor het lager uitvallen van de kosten voor kindregelingen dan verwacht?
De leden van de VVD-fractie ontvangen graag nog een nadere toelichting op de opmerking dat het toegankelijk maken van kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden doelmatiger zou zijn dan wanneer voor deze groep een aparte voorziening zou worden getroffen. Daarnaast vragen deze leden waarom er in deze context opeens alleen over Oekraïense ontheemden wordt gesproken en niet over partners buiten de EU in zijn algemeenheid. Zou de regering bij de doelmatigheid van het wetsvoorstel alsnog kunnen aangeven waarom dit wetsvoorstel doelmatig is voor de gehele groep ouders waar we het hier over hebben?
De leden van de VVD-fractie hebben er moeite mee om te accepteren dat de arbeidseis niet altijd zal worden gehandhaafd als voor dit wetsvoorstel gekozen zal worden. Dit wordt tenslotte wel verwacht van Nederlandse ouders. Deze leden lezen dat er zo secuur mogelijk toezicht zal worden gehouden en dit juichen zij toe. Maar, zoals de regering al aangeeft, zal het simpelweg niet altijd mogelijk zijn om de situatie van partners buiten de EU te controleren. Wat gebeurt er met de toeslag als er niet gecontroleerd kan worden? Hoe groot is deze groep precies, zowel in absolute cijfers als in financieel opzicht? Aansluitend hierop vragen de leden van de VVD-fractie ook of er geen risico is dat deze kosten significant stijgen bij een eventuele nieuwe vluchtelingen of migratiegolf of door een aanzuigende werking van de maatregel, en of hier voldoende rekening mee is gehouden. En is het niet onrechtvaardig tegenover Nederlandse ouders die wel stevig worden gecontroleerd op de arbeidseis dat dit niet altijd zal of kan gebeuren bij deze groep?
De leden van de D66-fractie begrijpen de noodzaak van goed toezicht en goede handhaving. Omdat het verkrijgen van informatie lastig kan zijn, zoals de regering ook schrijft in de memorie van toelichting, vragen deze leden naar de samenwerking tussen de dienst Toeslagen en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), om te voorkomen dat asielzoekers vaak dezelfde vragen moeten beantwoorden.
Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat Toeslagen aangeeft dat het niet altijd zal lukken om de arbeidseis te handhaven. Dat roept bij deze leden de vraag op wat de gevolgen zijn van het afschaffen van de arbeidseis voor de uitvoeringskosten en de kosten van de KOT.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel overwegend positief wordt ontvangen. Zij merken op dat Toeslagen de maatregelen uitvoerbaar acht, mits wordt geaccepteerd dat de arbeidseis niet altijd handhaafbaar is. Kan de regering nader ingaan op deze stelling? Hoe groot acht de regering de kans dat de arbeidseis niet handhaafbaar is en wat zijn hiervan de consequenties? Graag een uitgebreide toelichting.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een reflectie over de handhaafbaarheid van de arbeidseis. Deze leden vragen voorts of de arbeidseis de uitvoering ingewikkelder maakt en of een stelsel zonder arbeidseis niet beter uit te voeren en te handhaven is.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of deze aanpassingen de kans op de praktijken zoals in het schandaal van de toeslagenaffaire vergroot. Deze leden vragen de regering om de verschillende voorwaarden waarvoor recht op kinderopvangtoeslag bestaat langs te lopen. Deze leden vragen voorts wat de regering doet om dit te voorkomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het te verwachten is dat er moeilijkheden komen in de toetsing en handhaving op arbeid en inkomen gezien de onzekerheden van de oorlogssituatie in Oekraïne. Waarom heeft de Minister toch voor deze algemene vorm van toetsing en handhaving in combinatie met monitoring gekozen en niet een uitzondering die beter aansluit bij de uitzonderlijke oorlogssituatie? Wat zou Toeslagen bij de huidige vorm van toetsing moeten besluiten over de aanspraak op KOT als de in Nederland verblijvende partner aan de arbeidseis voldoet, maar het voor de partner in het buitenland niet vast te stellen is?
De leden van de SGP-fractie lezen dat er zich moeilijkheden in de uitvoering kunnen voordoen, bijvoorbeeld als gevolg van politieke instabiliteit of oorlog in een land. De regering geeft aan zich hiervan bewust te zijn. Daarnaast geeft Toeslagen aan dat de arbeidseis niet altijd handhaafbaar zal zijn. Deze leden vragen de regering ook in te gaan op hoe zij hiermee verwachten om te gaan en wat zij gaan doen om deze moeilijkheden in de uitvoering te voorkomen of te verhelpen. Zeker in het geval van Oekraïense ontheemden is de situatie niet ondenkbeeldig dat de partner die daar vecht of leeft, niet bereikbaar is voor Toeslagen. Deze leden ontvangen graag een reflectie hierop.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering uiteen te zetten wat wordt gedaan als niet kan worden vastgesteld of aan de voorwaarden voor definitief toekennen van KOT is voldaan.
De leden van de SGP-fractie vragen wat er gebeurt met de toegang tot de arbeidsmarkt en het recht op KOT voor Oekraïense ontheemden als na verloop van tijd de Richtlijn Tijdelijke Bescherming weer buitenwerking wordt gesteld. En wat gebeurt er wanneer ouders besluiten terug te keren naar Oekraïne, of Nederland verlaten? En hoe houdt de Belastingdienst dit in de gaten?
De leden van de VVD-fractie vragen of, gezien de vele onzekerheden in de uitvoering waar de regering ook terecht aandacht aan besteed, het wellicht verstandig zou zijn om een horizonbepaling of vervalclausule in dit wetsvoorstel te verwerken. Het lijkt deze leden goed om deze wet namelijk, als deze eventueel ongewijzigd aangenomen zou worden, snel te evalueren om knelpunten weg te nemen en eventuele negatieve financiële gevolgen te beperken. Hoe beziet de regering dit voorstel? Wat verstaat de regering onder «niet-beoogde neveneffecten»: is hier al een kader voor, en zo nee: wanneer kunnen we dit verwachten? En welke consequenties voor het beleid zullen niet-beoogde effecten hebben?
Graag zien de leden van de D66-fractie dat ook de toegang tot VVE en de ontwikkeling van jonge kinderen, die kan verbeteren dankzij dit wetsvoorstel, worden meegenomen in de monitoring en evaluatie van deze wetswijziging. Deze leden vragen of de regering bereid is deze onderwerpen te betrekken bij de monitoring.
De aandacht die in de communicatie van Toeslagen wordt besteed aan de uitleg van het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en andere statushouders leidt tot vragen bij de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen de regering waarom het nodig is dit onderscheid zo te maken en om toe te lichten hoe dit onderscheid uitgelegd zal worden door de dienst Toeslagen.
De zorgen die ook uit de reacties op de internetconsultatie blijken rond het personeelstekort in de kinderopvang herkennen de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen daarom naar de maatregelen die de regering neemt om het personeelstekort te verminderen, zoals het overnemen van de adviezen uit het kom-in-actieplan dat is ingediend door het lid Sahla (D66) tijdens het commissiedebat kinderopvang. Deze leden vragen de regering op welke termijn medewerkers van de dagopvang op de buitenschoolse opvang kunnen werken en vice versa. Omdat de tekorten nu tot problemen leiden, vragen deze leden concreet naar wat de regering ervan weerhoudt om dit per direct mogelijk te maken, bijvoorbeeld via een noodregeling.
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan het oplossen van het knelpunt met de Alleenstaande Ouder (ALO-)kop bij het kindgebonden budget voor vluchtelingen. Zij vragen de regering op welke termijn zij een afschrift van haar reactie aan VluchtelingenWerk met de Kamer zal delen. Zij sporen de regering aan om in deze reactie haar oplossingsrichting echt concreet uit te werken en de budgettaire effecten en mogelijke dekking hiervan goed in kaart te brengen.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat vanwege het gelijkheidsbeginsel zowel Oekraïense ontheemden als ouders met een partner buiten de EU met dit voorstel aanspraak maken op KOT. Echter is wel gekozen om alleen voor de periode vanaf 4 maart 2022 met terugwerkende kracht KOT voor de afgenomen kinderopvang toe te kennen, terwijl andere ouders met een partner buiten de EU wellicht al langer geen aanspraak maken op KOT. Hoe verhoudt dit zich volgens de Minister tot het gelijkheidsbeginsel?
Ten aanzien van de inwerkingtreding en de communicatie over deze maatregelen hebben de leden van de SGP-fractie een aantal vragen. Waarom is gekozen voor deze route, waarbij een maatregel waarvan het wetsvoorstel nog niet door het parlement is geaccordeerd wel al ten uitvoer wordt gebracht? Om welke reden heeft de regering er niet voor gekozen de behandeling in het parlement af te wachten cq. in te zetten op een spoedbehandeling? Nu lijkt de Tweede Kamer zich geplaatst te zien voor een voldongen feit. Tegen deze achtergrond, wat vindt de regering van het feit dat op de website van de Belastingdienst is te lezen: «Sinds 4 maart 2022 kunt u ook kinderopvangtoeslag krijgen als uw partner niet in een EU-lidstaat, Noorwegen, IJsland, of Zwitserland of Liechtenstein woont?» In eerdere Kamerbrieven was aangegeven dat in overheidscommunicatie in ieder geval zou worden opgemerkt dat dit voorstel nog moet worden behandeld in het parlement. Daarvan is geen spoor te bekennen op de desbetreffende website.2
De voorzitter van de commissie, Kuzu
Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek