Kamerstuk 36200-XVII-59

Exportbeperkende maatregelen tegen Iran en samenwerking binnen de EU

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023

Gepubliceerd: 23 mei 2023
Indiener(s): Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36200-XVII-59.html
ID: 36200-XVII-59

Nr. 59 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2023

Gezien de aanhoudende mensenrechtenschendingen in Iran, de Iraanse militaire steun aan Rusland en de zorgelijke ontwikkeling van het Iraanse nucleaire programma, is het opportuun om opnieuw te bezien wat de mogelijkheden en toegevoegde waarde zijn van verdere Europese exportbeperkingen gericht op Iran. Op verzoek van uw Kamer ga ik middels deze brief in op de Nederlandse handel met Iran, de geldende sancties en exportbeperkende maatregelen tegen Iran en EU-samenwerking op dit dossier.

Handel met Iran

De handel tussen Nederland en Iran is de afgelopen jaren sterk teruggelopen. In 2017 bedroeg de handelsstroom (import en export) met Iran nog meer dan EUR 1,6 miljard. Dit was met name handel in aardolie en gerelateerde producten. In de eerste tien maanden van 2022 ging het nog maar om een totale handelsstroom van EUR 287 mln, waarvan een significant deel wederuitvoer betreft (122 miljoen euro).1 De Nederlandse export naar Iran (incl. wederuitvoer) bestond in de eerste tien maanden van vorig jaar hoofdzakelijk uit voedingsmiddelen en plantaardige producten (EUR 61 mln), medicijnen (EUR 56 mln) en (elektro)medische en radiologische instrumenten en apparaten (EUR 65 mln).

Huidige sancties en afspraken onder het nucleaire akkoord

Na de Amerikaanse terugtrekking uit het nucleaire akkoord met Iran – het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) – in 2018, is de EU samen met het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, China, Rusland en Iran partij bij het JCPOA gebleven. Als onderdeel van dit akkoord heeft de EU in 2016 de brede financieel-economische sancties tegen Iran opgeschort in ruil voor nucleaire beperkingen waardoor het Iraanse nucleaire programma puur civiel toepasbaar zou zijn. Herinvoering door de EU van dergelijke financieel-economische sancties tegen Iran zou in strijd zijn met de huidige afspraken onder het JCPOA.

Tegelijkertijd is de handel tussen Iran en de EU in de praktijk beperkt ongeacht de opschorting van deze sancties. De terugloop in handelsvolume is grotendeels te verklaren door de genoemde Amerikaanse terugtrekking en de herinvoering van Amerikaanse sectorale financieel-economische sancties tegen Iran gericht op o.m. de oliesector, het bankwezen en de transportsector. Vanwege de extraterritoriale werking van deze sancties, stellen Nederlandse ondernemers en banken zich steeds terughoudender op tegenover handel met Iran. Ook het feit dat Iran op de lijst van High-Risk Jurisdictions van de Financial Action Task Force (FATF) staat, maakt dat Nederlandse banken terughoudend zijn bij het faciliteren van transacties van en naar Iran.

Het eerste jaar na de Amerikaanse uittreding hield Iran zich aan de bepalingen van het Akkoord. Hierna heeft Iran echter stelselmatig de verschillende onderdelen van het akkoord geschonden. Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de stappen die Iran heeft gezet op het gebied van verrijking van uranium. Internationaal roepen de westerse partners in het akkoord Iran met klem op om de stappen ongedaan te maken en terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een diplomatieke oplossing is nog steeds de beste wijze om een Iraans kernwapen te voorkomen.

Naast de momenteel opgeschorte financieel-economische sancties, is een reeks proliferatie gerelateerde sancties en beperkende maatregelen van kracht gebleven. Hieronder ook een verbod op het leveren van rakettechnologie. Voorts is het onder het zogenaamde Weapons of Mass Destruction-sanctieregime2 verboden om zaken te doen met de daarbij betrokken personen en entiteiten, zoals bijvoorbeeld het Islamitische Revolutionaire Gardekorps (IRGC). Sancties tegen Iraanse personen en entiteiten op de Europese terrorismelijst en personen of entiteiten die gelist zijn onder het EU-Mensenrechtensanctieregime zijn niet opgeschort in het kader van het JCPOA.3 In het afgelopen jaar zijn dergelijke gerichte mensenrechtensancties tegen personen en entiteiten die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen in Iran – mede op initiatief van Nederland – aanzienlijk uitgebreid. Handel met personen en entiteiten onder de genoemde sanctieregimes is niet toegestaan.

Impact eventuele aanvullende exportbeperkende maatregelen

Het voorkomen van de export van producten die daadwerkelijk van militair-strategisch belang voor Iran (kunnen) zijn, wordt juridisch mogelijk gemaakt door de huidige sanctie- en exportcontroleregimes. Bovendien is handel met de Iraanse autoriteiten reeds zeer moeilijk, vanwege de bovengenoemde restricties. Verdere inperking van de handel met Iran treft met name de Iraanse bevolking. Naast de mensenrechtenschendingen van het Iraanse regime hebben deze mensen reeds te kampen met toenemende armoede, inflatie en een oplopende wisselkoers.

Brede economische sancties en exportbeperkingen zouden richting het Iraanse regime een relatief bot instrument zijn. Dergelijke maatregelen maken de Iraanse consumenten meer afhankelijk van de duurdere of inferieure producten die geproduceerd worden door binnenlandse bedrijven, vaak gelieerd aan het Iraanse regime (bijvoorbeeld bedrijven die eigendom zijn van het IRGC). Voorts leert ervaring van 40 jaar sancties tegen Iran dat organisaties als het IRGC vaak goed verdienen aan de zwarte markt die ontstaat als gevolg van sanctieontwijking, doorgaans ten koste van de Iraanse burger. De effectiviteit van verdere, bredere (sectorale) economische sancties in het bewegen van de Iraanse autoriteiten tot ander gedrag moet dus ook niet overschat worden.

Daarnaast kampt Iran met uitdagingen die ook raken aan Nederlandse prioriteiten en wereldwijde Sustainable Development Goals als voedselzekerheid, klimaat en water, waarvoor Iraniërs graag zaken doen met Nederland. Hier is het Nederlandse belang breder dan alleen het Nederlands economisch belang van de betrokken bedrijven. Het gaat hierbij niet alleen om voedsel, maar ook om de export van zaden en kleine landbouwmachines die bijdragen aan de voedselzekerheid, technologie voor waterbeheer of technologie om afval om te zetten in (schone) energie.

Conclusie en Nederlandse inzet

Samen met Europese en andere internationale partners blijft het kabinet zich inzetten om de ernstige zorgen in de relatie met Iran te adresseren, in het bijzonder de mensenrechtenschendingen, de militaire steun aan Rusland en de zorgelijke ontwikkeling van het Iraanse nucleaire programma. Waar nodig en effectief, zal het kabinet daarbij in Europees verband pleiten voor het verder opvoeren van de druk met onder meer sancties.

Als uitgangspunt geldt hierbij dat sancties effectief moeten zijn als drukmiddel op het Iraanse regime en tegelijkertijd zo min mogelijk de Iraanse bevolking moeten raken. Vanuit humanitair perspectief acht het kabinet het bijvoorbeeld niet wenselijk om de handelsstromen in voedsel, medicijnen en medische apparatuur nog verder te bemoeilijken. Daarnaast zijn onder het huidige nucleair akkoord (JCPOA) de mogelijkheden om bredere economische sancties op te leggen beperkt. Binnen deze afweging zoekt het kabinet constant naar maatregelen om druk uit te oefenen op de Iraanse autoriteiten. Dit heeft recent geleid tot nieuwe gerichte EU sancties in respons op de ernstige mensenrechtenschendingen en de Iraanse militaire steun aan Rusland en hiermee zal het kabinet blijven doorgaan, zolang het Iraanse regime niet van koers verandert.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher