Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2022
In het commissiedebat Landbouw, Klimaat en Voedsel d.d. 20 oktober 2022 (Kamerstukken 28 625, 32 813 en 31 532, nr. 346) heb ik toegezegd om de resterende vragen van het lid Koekkoek (Volt) schriftelijk te beantwoorden. Bij deze stuur ik de Tweede Kamer, mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof, de beantwoording van de betreffende vragen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema
Ik begrijp niet waarom dit kabinet geen natuurgebieden buiten de beschermde Natura 2000-gebieden wil beschermen tegen achteruitgang. Ik hoor graag een reactie van de Minister op dit punt.
Volgens de voorgestelde natuurherstelverordening moeten voor, buiten Natura 2000-gebieden voorkomende, op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermde soorten en habitattypen in specifiek geselecteerde gebieden herstelmaatregelen worden genomen. Toekomstige projecten met gevolgen voor herstelde gebieden moeten van geval tot geval op hun mogelijke gevolgen voor de daarin voorkomende Europese soorten en habitattypen worden beoordeeld. Toestemmingverlening is enkel onder zeer beperkte voorwaarden (zoals klimaatverandering, overmacht of een dwingend groot belang) mogelijk. Het kabinet denkt dat voor de bescherming van buiten Natura 2000-gebieden voorkomende beschermde Europese soorten en habitattypen een nieuw vergunningstelsel in de Wet natuurbescherming moet worden opgesteld dat is afgestemd op de uit dit voorstel voortkomende vereisten.
Ook al onder de Wet natuurbescherming wordt er bij een project met mogelijke gevolgen voor beschermde Europese soorten buiten Natura 2000-gebieden getoetst door bevoegd gezag of er een lokale of regionale verslechtering van die soort of soorten optreedt. Zo ja, dan wordt toestemming geweigerd of met mitigerende voorschriften verleend. Dit betreft vaak het laatste. Dat blijft ook zo. De Wet natuurbescherming biedt dus voldoende waarborgen om achteruitgang te voorkomen.
We lezen in de reactie van het kabinet dat het kabinet eerst alle natuur in Nederland in kaart wil brengen en dat het kennis omtrent habitattypen en soorten mist. Kan de Minister toezeggen dat dit overzicht meegenomen wordt in de nieuwe rol van de ecologische autoriteit?
De Ecologische Autoriteit zal de natuurdoelanalyses en gebiedsprogramma’s gaan toetsen. Daarbij zullen zij ook kijken naar de juistheid en volledigheid van de natuurinformatie over habitattypen en soorten, ook buiten Natura 2000-gebieden. Wanneer informatie ontbreekt, dan zal zij willen zien wat er gedaan wordt om die informatie wel te verkrijgen. Het verzamelen van de natuurinformatie zelf is geen rol van de Ecologische Autoriteit. Dit gaat via verschillende kanalen, o.a. via het Netwerk Ecologisch Monitoring (NEM) en de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF), waar de soortenorganisaties een belangrijke rol in spelen.
Het kabinet laat weten dat het verslechteringsverbod in de natuurherstelverordening een spanningsveld gaat opleveren in de energietransitie, ten opzichte van vergunningen voor omliggende woningbouw, infrastructuur en projecten. Ik vraag de Minister waar we het dan precies over hebben. Wat zijn de problemen die dit gaat opleveren en kunnen we niet omdenken? Waarom zijn onze vergunningen niet in balans met de natuur? Zou dat niet juist het uitgangspunt moeten zijn? Volt vindt van wel. Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister.
Buiten Natura 2000-gebieden komen in het gehele land beschermde Europese soorten en habitattypen voor. Alleen al zijn alle Europese vogelsoorten beschermd op grond van de Vogelrichtlijn. De komende jaren wacht Nederland een ingrijpende transitie van het platteland, waar meerdere maatschappelijke opgaven (zoals op het gebied van woningbouw en energietransitie) moeten worden gecombineerd. Dit wordt uitgewerkt in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In de ruimtelijke uitwerking en bij de toetsing van concrete projecten zal er geregeld een spanningsveld ontstaan tussen de bescherming van natuur en de realisatie van maatschappelijke opgaven. Het is belangrijk om hier een goede balans te vinden, maar het vinden van die balans is niet gebaat bij een vergaande juridificering die het kabinet verwacht als gevolg van voorgestelde onderdelen in de natuurherstelverordening. Een van de kerndoelen van het NPLG is dat binnen en buiten Natura 2000-gebieden aan een landelijk gunstige staat van instandhouding van Europees beschermde soorten en habitattypen zal worden gewerkt. De inzet van het kabinet is om hier met alle betrokken medeoverheden en stakeholders op een zorgvuldige manier uitvoering aan te geven en daarbij juridificering zo veel mogelijk te vermijden.
We lazen dat FrieslandCampina op dit moment intensivering aanjaagt, terwijl er juist meer moet gebeuren om duurzaamheid echt te belonen. Het bedrijf Arla pakt dat beter aan en beloont bredere doelen. Ik mis de regie vanuit het kabinet. Kunnen we bedrijven niet meer sturen op wat wél werkt en op hoe je toekomstgericht te werk kan gaan?
Partijen in de keten spelen een belangrijke rol in de verduurzaming van het voedselsysteem. Er zijn verschillende partijen die al goede stappen zetten, bijvoorbeeld door het bieden van een meerprijs voor verduurzamingsinspanningen. Deze initiatieven verdienen steun. Om deze bijdrage te versterken en te versnellen en ook andere partijen te bewegen, wil ik met ketenpartijen niet-vrijblijvende afspraken maken over hun bijdrage aan de transitie. In het Landbouwakkoord wil ik deze afspraken vastleggen.
Volt zou graag een dashboard verbinden aan een afrekenbare stoffenbalans, waarin de boer zelf keuzes kan maken om te voldoen aan de doelen voor zijn gebied. Hij krijgt dan meer inzicht in wat er op zijn eigen erf gebeurt, wat erop komt en wat eraf gaat. We kunnen het dan ook breder trekken dan wat nu wordt voorgesteld in de afrekenbare stoffenbalans. Ik hoor graag hoe de Minister hierover denkt.
Het idee om op bedrijfsniveau inzichtelijk te maken of doelen worden bereikt en door welke aanpassingen aan de bedrijfsvoering resultaten kunnen worden verbeterd, sluit aan bij de «bredere» kpi-systematiek die in opdracht van LNV wordt ontwikkeld. In de brief «Perspectieven voor agrarische ondernemers» (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 28) heeft mijn voorganger toegelicht hoe door de toepassing van een brede set kpi’s, verduurzaming op bedrijfsniveau integraal kan worden gestimuleerd en beloond. Dit kan alleen werken als een boer inzicht heeft in «hoe zijn/haar bedrijf ervoor staat». Dit geldt evenzeer voor het werken met een stoffenbalans, die de aanvoer en afvoer van nutriënten registreert en inzichtelijk maakt wat mogelijk is om inputs te beperken en verliezen/emissies te vermijden. Hiervoor moet hij over relevante data beschikken, dus daar wordt ook op ingezet. Het werken met een stoffenballans of -breder- sturing op kritische prestatie-indicatoren en een vorm van een dashboard, waarvoor in de vraag wordt gepleit, gaan dus heel goed samen.
Kan de Minister aangeven hoe de zeven mogelijkheden van landbouw die in het landbouwakkoord staan, zich verhouden tot en passen bij de zones die in het rapport-Remkes staan?
Ik zie net als de Sociaal-Economische Raad (SER), en overigens ook de heer Remkes, verschillende transitiepaden waarlangs een boer zich kan ontwikkelen. Welk transitiepad past, is afhankelijk van de situatie van de boer, maar ook van de omstandigheden in het gebied. In het landbouwakkoord wil ik bespreken wat er per transitiepad voor afspraken nodig zijn. In de gebiedsgerichte aanpak wordt dat verder uitgewerkt. Of zonering behulpzaam is bij het realiseren
Ziet de Minister ook perspectief voor het creëren van meer mogelijkheden om duurzame werklunches gratis of goedkoper aan te bieden?
Duurzame lunches, zowel op scholen, thuis als op werk kunnen een belangrijke rol vervullen in de transitie naar een duurzamer voedselsysteem. Het is hierbij belangrijk dat deze betaalbaar zijn. Gratis of gesubsidieerde werklunches voorzien vraagt een ingewikkeld instrument en kan niet zomaar ingeregeld worden. Ik zal onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om dit te bevorderen, in samenwerking met de Ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarnaast ga ik nu al voortvarend aan de slag met een duurzamer aanbod en duurzamere consumptie op scholen, werkplekken, out of home en thuis. Uiteraard zal ik hierbij oog hebben voor de gevolgen die dit heeft voor de betaalbaarheid van duurzaam voedsel.