Kamerstuk 36200-XIV-13

Beantwoording vragen van de rapporteurs over de ontwerpbegroting van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023

Gepubliceerd: 1 december 2022
Indiener(s): van der Ch. Wal-Zeggelink , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36200-XIV-13.html
ID: 36200-XIV-13

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2022

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden van de Tweede Kamer naar aanleiding van een gesprek van de begrotingsrapporteurs van de vaste commissie Landbouw met de directeur FEZ betreffende de ontwerpbegroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023 (Kamerstuk 36 200-XIV). Tevens is het verslag van deze bespreking als bijlage toegevoegd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

1

Welke mogelijkheden ziet u om de informatiewaarde van de volgende begroting te vergroten? Kunt u daarin concrete doelen opnemen en duidelijk maken welke prestaties u gaat leveren om die doelen te bereiken en wat dat gaat kosten?

Antwoord

Alle begrotingshoofdstukken op de Rijksbegroting kennen dezelfde opzet. Deze begrotingspresentatie heet «Verantwoord Begroten». Hierbij ligt de focus op financiële informatie en het toelichten met welke instrumenten de Minister invulling geeft aan zijn of haar verantwoordelijkheden. De focus ligt minder op beleidsteksten die al eerder met de Kamer zijn gedeeld. Naar deze beleidsteksten wordt in de begrotingsstukken veelvuldig verwezen. Om te borgen dat in deze beleidsstukken voldoende wordt ingegaan op zaken als doelmatigheid, doeltreffendheid, resultaten, monitoring etc., gaan stukken met substantiële budgettaire gevolgen tegenwoordig gepaard met een zogeheten tekstkader «beleidskeuzes uitgelegd», in lijn met artikel 3.1 uit de Comptabiliteitswet.

2

Kunt u toelichten waarom niet alle ambities uit het coalitieakkoord zijn doorvertaald in de ontwerpbegroting? Beoogt u in 2023 activiteiten te ontplooien om landschapsgrond te creëren? Zo ja, welke activiteiten betreft dat en wat zijn de kosten daarvan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De in uw rapportage benoemde onderwerpen worden alsnog benoemd in de aan de Kamer verzonden brieven d.d. 25 november jl. (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 105, Kamerstuk 30 252, nr. 77). De budgettaire gevolgen worden verwerkt in een nota van wijziging die de Kamer voorafgaand aan de plenaire begrotingsbehandeling zal ontvangen. Het gaat dan onder meer om middelen ten behoeve van de grondbank (incl. landschapsgrond), gewasbescherming en biologische landbouw.

3

Op welke termijn verwacht u de Kamer te informeren over de wijze waarop u de omslag naar geïntegreerde gewasbescherming gaat intensiveren, over de kosten die daarmee gepaard gaan en over de meerjarige (publieke en private) financiering van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030?

Antwoord

Het intensiveren van de omslag naar geïntegreerde gewasbescherming bevat verschillende elementen, zoals vergroten en verspreiden van de kennis bij boer en tuinder, stimuleren van praktijkprogramma’s, ontwikkelen van alternatieven – chemische en niet-chemische – voor de gereedschapskist, deskundig en onderlegd advies, benchmarking en toezicht/handhaving. De prioritering van de verschillende acties in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 voor komend jaar landt in het jaarplan 2023, de Kamer zal hierover in het eerste kwartaal 2023 worden geïnformeerd. De Kamer ontvangt voor het kerstreces een brief met daarin onder andere een passage over de tussendoelen van het Uitvoeringsprogramma en het loskoppelen van verkoop en advies.

Er wordt – zoals de Minister van LNV de Kamer in het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen op 20 oktober jl. (Kamerstuk 27 858, 596) heeft aangegeven – gewerkt aan het openstellen in het voorjaar 2023 van een subsidieregeling voor het stimuleren van nieuwe innovaties en het toepassen van beschikbare innovaties.

Er zijn in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 afspraken gemaakt over de gezamenlijke financiering met de partners. Dat betekent voldoende en bij de eigen rol en verantwoordelijkheid passende financiering voor het uitvoeringsprogramma gedurende de looptijd ervan. Hiertoe zullen zowel publieke als private middelen (menskracht en/of financiële middelen) worden ingezet. De Kamer is recent geïnformeerd over mijn financiële bijdrage in 2023 en 2024 voor duurzamere gewasbescherming in mijn brief over toekomst landbouw van 25 november jl. (Kamerstuk 30 252, nr. 77)

4

In hoeverre zijn de NVWA-tarieven in 2023 kostendekkend en in welk jaar zullen deze volledig kostendekkend?

Antwoord

De Minister van LNV heeft in de brief d.d. 11 november (Kamerstuk 33 835, nr. 201) het voornemen tot het kostendekkend maken van de tarieven 2023 geconcretiseerd.

Bij uitvoering van dit voornemen dempt de overheid nog voor 10 mln. op de tarieven (Voor «reistijd = werktijd» 8,6 mln. en voor de kleine en middelgrote slagers 1,4 mln.). Voor de rest zijn de tarieven 2023 dan kostendekkend.

Uitgangspunt is de afspraak uit het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 33 835, nr. 201) om tot volledige kostendekkendheid te komen. Hierbij is ook zorgvuldigheid van belang. Het Wageningen Economic Research (WEcR) gaat de impact van de tariefstijgingen 2024 onderzoeken. Dit wordt meegewogen bij het besluit of per 2024 de tarieven volledig kostendekkend worden of dat dit meer gefaseerd moet.

5

In hoeverre staat de krapte op de arbeidsmarkt de ambities ten aanzien van de NVWA in de weg? Welke activiteiten gaat u ondernemen om de kabinetsplannen toch zo spoedig mogelijk ten uitvoer te kunnen brengen?

Antwoord

Het kabinet heeft via het Coalitieakkoord middelen beschikbaar gesteld voor het versterken van het toezicht van de NVWA. De NVWA is daarmee onder meer extra personeel gaan werven voor het oppakken van de meest urgente beleidsthema’s, zoals het kunnen voldoen aan Europese wet- en regelgeving; toezicht op onjuist gebruik van biociden op agrarische bedrijven; het meewerken aan verzoeken tot strafrechtelijk onderzoek van het Europees Openbaar Ministerie; het oplossen van structurele problematiek bij het toezicht op fytosanitaire normen; en de herstart van het toezicht op de onderwerpen machines (inclusief baterijen) en gasttoestellen (Kamerstuk 33 835, nr. 195). Ook zijn er extra recruiters aangenomen om het werving- en selectieproces optimaal te laten verlopen. Ondanks de krappe en beweeglijke arbeidsmarkt heeft de NVWA t/m oktober 2022 bijna 500 fte aan nieuwe arbeidscontracten afgesloten. De NVWA blijft stevig inzetten op (gerichte) wervingscampagnes. Enkele specifieke functieprofielen die schaars zijn op de arbeidsmarkt (dierenartsen en technici voor productveiligheid) krijgen daarbij extra focus. In het Jaarplan 2023 van de NVWA dat voor het einde van dit jaar aan de Kamer wordt aangeboden, wordt de Kamer nader geïnformeerd over de inhoudelijke ambities van de NVWA voor 2023 en de bijbehorende wervingsopgave.

6

Waren de financiële risico’s die gepaard gingen met het verlies aan derogatie ingecalculeerd bij de begrotingsreserve Apurement? Hoeveel wordt in 2023 aan die begrotingsreserve onttrokken voor de transitieregeling derogatie?

Antwoord

De begrotingsreserve Apurement heeft betrekking op correcties die de Europese Commissie kan opleggen vanwege een niet EU-conforme uitvoering van regelingen waar EU middelen bij betrokken zijn. Het verlies van derogatie heeft geen betrekking op een uitvoeringscorrectie van een regeling waar EU middelen bij betrokken zijn. Daarom was deze onttrekking niet reeds bij Apurement financieel ingecalculeerd.

De middelen worden gebruikt om conform de wens van het kabinet een tijdelijke nieuwe transitietegemoetkomingsregeling vorm te geven (zie Kamerstuk 33 037, nr. 450.)

De concrete onttrekking uit de begrotingsreserve Apurement zal bij nota van wijziging op de Ontwerpbegroting 2023 aan de Kamer worden voorgelegd. Het voorstel is om € 22,7 mln. in 2023 uit Apurement te onttrekken.

7

In hoeverre volstaat het resterende bedrag op de begrotingsreserve Apurement voor de financiële dreigingen uit lopende onderzoeken? Kunt u toelichten met welke financiële dreigingen u rekening houdt?

Antwoord

Op dit moment is de huidige stand van Apurement € 74,4 mln. Er lopen op dit moment diverse conformiteitsprocedures zoals kwesties bij de Gemeenschappelijke Marktordening Groente en Fruit, Graasdierpremie, Vereenvoudigde kostenopties en Integrale Kostensystematiek bij het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en de grondgebonden steun.

Afhankelijk van hoe de bovenstaande procedures worden afgerond, wordt de reserve aangesproken.

8

Kunt u uiteenzetten hoe de uitgaven aan preventie en bestrijding van vogelgriep zich tot elkaar en welke onderbouwing aan deze verdeling ten grondslag ligt? In hoeverre zal de geplande evaluatie van de vogelgriepuitbraak ingaan op de doelmatigheid van het gevoerde beleid?

Antwoord

Preventie is primair een verantwoordelijkheid van de pluimveehouders en erfbetreders. De belangrijkste maatregelen ter preventie van besmetting met HPAI worden ook genomen op het pluimveebedrijf. Er geldt op dit moment een ophokplicht en pluimveehouders hebben bioveiligheidsmaatregelen genomen. De hiermee gepaard gaande kosten worden gedragen door de veehouders. LNV heeft daarbij financiële middelen beschikbaar gesteld voor onder andere onderzoek naar preventiemaatregelen, naar risicofactoren, naar vaccinatie, voor analyses van de besmettingen etc. Dit is verhoudingsgewijs veel minder dan de uitgaven ten behoeve van bestrijding, die, nu er zoveel uitbraken zijn geweest, ondanks genomen maatregelen, hoog zijn.

In de begroting van het Ministerie van LNV is voor 2023 € 1 mln. additionele middelen opgenomen voor bijdragen aan diverse onderzoeksprojecten in het kader van preventie van insleep van vogelgriep, alsmede bijdragen aan onderzoek naar een effectief vaccin tegen vogelgriep. Daarnaast heeft de Minister van LNV op 11 oktober jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 269) een intensivering van de aanpak van vogelgriep aangekondigd, deze zal in het eerste kwartaal van 2023 naar de Kamer worden gestuurd. Mogelijke financiële consequenties hiervoor zullen in kaart worden gebracht.

Het onderscheid tussen preventie en bestrijding bij de bestedingen van het Diergezondheidsfonds is niet goed te maken. Bestrijding van vogelgriep kan eveneens worden gezien als preventieve maatregel om verdere verspreiding van vogelgriep te voorkomen. De hoogte van deze kosten voor 2023 is niet te voorspellen. Daarnaast zijn in de begroting voor het Diergezondheidsfonds kosten opgenomen voor early warning van vogelgriep (€ 125k) en voor crisisparaatheid (voorzieningen voor alle sectoren: € 5,7 mln.). Deze kosten en de uitgaven voor monitoring (€ 2,2 mln. – niet per se toe te wijzen aan vogelgriep) zijn ook lastig toe te schrijven aan preventie of bestrijding.

De evaluatie van de vogelgriepcrisis 2020–2022 is gestart. Doel daarbij is om de belangrijkste lessen voor de toekomst op tafel te krijgen. De evaluatie richt zich op een aantal thema’s, waaronder:

  • Op- en afschaling van de crisisorganisatie;

  • Besluitvorming en coördinatie (o.a. rol- en taakverdeling binnen en tussen de teams);

  • Informatiemanagement (zowel intern als met externe partners);

  • Uitvoering in relatie tot bestaande handboeken;

  • Crisiscommunicatie;

  • Inzet crisisorganisatie vs. lijnorganisatie bij vogelgriep als dreiging.

De evaluatie gaat niet over de doelmatigheid van de maatregelen. De uitbraken zijn effectief bestreden en besmettingen hebben niet geleid tot grootschalige verspreiding in een regio. De bestrijding is mijn inziens daarom effectief, hoewel het natuurlijk een grote impact heeft op houders en de samenleving.

9

Kan de Minister reflecteren op de implicaties van het endemisch worden van vogelgriep voor het DGF? Volstaat de vormgeving van dat fonds nog als vogelgriep endemisch wordt?

Antwoord

Het virus is nu al een jaar aanwezig in de wilde vogelpopulaties in Nederland, wat er op wijst dat het virus in dat soort populaties endemisch voorkomt. Het virus is niet endemisch aanwezig in de pluimveehouderij.

Het huidige convenant voor het Diergezondheidsfonds loopt tot eind 2024. De Minister van LNV start tijdig met de onderhandelingen voor het nieuwe convenant. Hierbij zal er zeker aandacht geschonken worden aan de vogelgriepsituatie en de gevolgen ervan voor de pluimveehouderij en de samenleving. De op 11 oktober jl. aangekondigde (Kamerstuk 28 807, nr. 269) intensivering van de aanpak van vogelgriep wordt hierin meegenomen. De Kamer wordt het eerste kwartaal van 2023 hierover geïnformeerd.

10

Wat zijn uw verwachtingen inzake de bijdrage die natuurherstelmaatregelen zullen leveren aan realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen? Welke mogelijkheden ziet u om uw inzicht in de doelmatigheid van het gevoerde natuurherstelbeleid te vergroten?

Antwoord

De natuurherstelmaatregelen in de provinciale uitvoeringsprogramma’s van het Programma natuur zijn opgavegericht. Dat betekent dat ze bijdragen aan de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen. Wat betreft doelmatigheid worden met monitoring de effecten van de genomen maatregelen gevolgd. Ook loopt er onder het Programma Natuur een onderzoeksprogramma naar de effectiviteit van verschillende maatregelen. Dit wordt uitgevoerd door het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN).

Op deze wijze wordt doelmatigheid inzichtelijk en kan de Minister voor Natuur en Stikstof gezamenlijk met de provincies bijsturen op effectiviteit.

11

Hoe bent u tot het besluit gekomen om € 159 miljoen uit de reserve stikstof (Omschakelfonds) in te zetten als dekking voor de uitvoeringskosten van het GLB? Kunt u het bestedingsplan dat daartoe is ingediend bij het Ministerie van Financiën met de Kamer delen? In antwoord op vragen over de ontwerpbegroting merkt u op dat u overweegt om met de Voorjaarsnota 2023 een alternatieve dekkingsbron voor te stellen. Welke dekkingsbronnen overweegt u?

Antwoord

Bij het indienen van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) was het noodzakelijk om een budget voor de uitvoeringskosten van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) beschikbaar te stellen. De dekking voor dit budget komt uit de stikstofenveloppe, Rutte III middelen voor bronmaatregelen voor het Omschakelprogramma (zie Kamerstuk 36 120 XIV, nr. 1). Met de Voorjaarsnota 2023 wordt heroverwogen een alternatieve dekkingsbron voor te stellen.

Voor deze wijziging is geen bestedingsplan aanvullende post opgesteld dat is ingediend bij het Ministerie van Financiën, kan daarom niet met de Kamer gedeeld worden.

De Kamer zal met Voorjaarsnota 2023 geïnformeerd worden of en zo ja welke alternatieve dekkingsbron is gevonden.

12

Ziet u mogelijkheden om in de LNV-begroting meer in samenhang te presenteren wat u beoogt uit te geven aan de aanpak van de stikstofproblematiek?

Antwoord

De aanpak van de stikstofproblematiek kent twee pakketten met beleidsmaatregelen: de structurele aanpak stikstof van 2020 (Kamerstuk 35 334, nr. 82) en de maatregelen die getroffen worden in het kader van het nog vast te stellen Nationaal Programma Landelijk Gebied. Voor de maatregelen van de structurele aanpak stikstof geldt dat deze gericht zijn op het verbeteren van de voor stikstof gevoelige Natura2000 gebieden en het creëren van ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen. De maatregelen voor stikstofreductie hebben betrekking op de sectoren landbouw, industrie en mobiliteit en worden uitgevoerd door de Ministeries van LNV, EZK en IenW. De uitgaven lopen via de desbetreffende begrotingen. De natuurherstelmaatregelen lopen via de begroting van LNV. Om deze reden is als bijlage in de Miljoenennota het Uitgavenoverzicht stikstof opgenomen (Kamerstuk 36 200, nr. 1, bijlage 20). Hierin staan alle maatregelen met de actuele uitgaven en uitgavenramingen en de begroting via welke de uitgaven plaatsvinden. De Minister voor Natuur en Stikstof ziet mogelijkheden tot het meer in samenhang presenteren van de maatregelen van de structurele aanpak door de tabel die nu in de Miljoenennota staat ook in de LNV begroting op te nemen en aan te vullen met de begrotingsartikelen via welke de uitgaven lopen.

Het Nationaal Programma Landelijk Gebied richt zich op de gecombineerde opgaven voor natuur, stikstof, water en klimaat. Naast de reeds beschikbare budgetten voor deze opgaven komt er een transitiefonds landelijk gebied en natuur om aan het realiseren van de opgaven bij te dragen. Uitgaven via het fonds, dat naar verwachting in 2024 operationeel zal zijn, zullen dus zoveel mogelijk bijdragen aan de gecombineerde doelstellingen. Het transitiefonds kent een eigen fondsbegroting en de geraamde en gerealiseerde uitgaven zullen via de begroting en verantwoording van het fonds te volgen zijn. Naast de fondsbegroting zal worden gewerkt met een jaarlijks te actualiseren meerjarenprogramma (MJP) in de vorm van een programmaboek. Op dit moment zijn de budgetten van het in te stellen transitiefonds meegenomen in het Uitgavenoverzicht stikstof in de bijlage van de Miljoenennota.

13

Kunt u toelichten voor welke onderdelen van het LNV-beleid de IBO’s Biodiversiteit en Klimaat relevante inzichten kunnen opleveren? In hoeverre kunnen de uitkomsten van deze IBO’s van invloed zijn op de vormgeving en uitwerking van het Nationaal Programma Landelijk Gebied?

Antwoord

Een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) heeft als doel bouwstenen aan te dragen voor toekomstig beleid. Gelet op de thema’s zijn zowel het IBO Biodiversiteit als het IBO Klimaat relevant voor alle domein van het LNV-beleid. Dat geldt ook voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), dat immers een integrale transitie van het landelijk gebied beoogt. Beide IBO’s zijn in het najaar van 2022 gestart en zullen in de eerste helft van 2023 tot uitkomsten leiden en aan de Kamer worden aangeboden. Op dat moment kan worden beoordeeld welke nieuwe inzichten bruikbaar zijn voor toekomstig beleid.

14

Bent u voornemens om in de toekomst voor LNV relevante indicatoren uit de Monitor Brede Welvaart in uw begrotings- en verantwoordingsstukken op te nemen? Zo ja, op welke termijn verwacht u dit te realiseren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De aandacht voor Brede Welvaart neemt Rijksbreed toe. Ook vanuit LNV is er betrokkenheid bij de ontwikkeling van deze indicatoren. Op een later moment zal worden bezien wat dit betekent voor de begrotings- en verantwoordingsstukken van LNV. De Kamer wordt hier op dat moment over geïnformeerd.

15

Welke stappen gaat u het komende jaar zetten om de SEA te verbeteren?

Antwoord

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) van LNV is opgebouwd vanuit drie thema’s die onder de departementale missie onderscheiden worden: Land- en tuinbouw, Natuur, visserij en gebiedsgericht werken, en Kennis en innovatie. Elk thema kent een aantal centrale doelstellingen. Op het niveau van de centrale doelstellingen wordt in de SEA relevant evaluatieonderzoek weergegeven.

LNV heeft hiermee in de basis een complete SEA, maar heeft de ambitie om nog een kwaliteitsslag te maken op een aantal punten. Het komende jaar werkt LNV aan de verdere verfijning en samenhang van (delen van) de beleidstheorie van de drie thema’s. Daarnaast zal nog de stap gezet worden om de inzichtbehoefte per doelstelling verder uit te werken.

16

Kunt u een toelichting geven op de samenhang tussen de ontwerpbegroting 2023 van het Ministerie van LNV en de aanbevelingen uit 2022 van het Europees Semester?

Antwoord

Er wordt verondersteld dat u de volgende aanbeveling bedoelt (uit: 2022-european-semester-country-report-netherlands, pagina 14):

«Encouraging more sustainable agriculture to reduce soil and water pollution and protect biodiversity by reducing nitrogen emissions.»

In de Ontwerpbegroting 2023 zijn middelen opgenomen voor uitvoering van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en mestbeleid (Kamerstuk 33 037, nr. 431). Het 7e actieprogramma, bijbehorend addendum (Bijlage bij Kamerstuk 33 037, nr. 437) en maatregelen uit de derogatiebeschikking 2022–2025 zijn gericht op verbetering van waterkwaliteit. Op 1 juni 2022 (Kamerstuk 36 120 XIV, nr. 3) is de Kamer per brief met het ingevulde CW 3.1 kader «Beleidskeuzes uitgelegd» geïnformeerd over wijzigingen die bij 1e suppletoire begroting 2022 op de LNV begroting hebben plaatsgevonden. In deze brief (Kamerstuk 36 120 XIV, nr. 3) wordt inzicht gegeven in de meerjarige besteding van middelen voor het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn.

Daarnaast zijn het afgelopen jaar meerdere Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB’s) verschenen waarin uitgaven zijn opgenomen die stikstofreductie moeten bewerkstelligen. Ook het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 (antwoord op vraag 3) is van invloed op bodem & waterkwaliteit en daarmee biodiversiteit.