Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2023
In deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Grinwis en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 99), die betrekking heeft op het bevorderen van de teelt van vezelgewassen, met name in de ecoregeling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Motie teelt van vezelgewassen bevorderen
Tijdens de behandeling van de begroting van LNV is op 8 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 32, item 13) gewijzigde motie van de leden Grinwis en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 99) over het bevorderen van de teelt van vezelgewassen ingediend. De motie vraagt mij om de vergoeding in de ecoregeling voor de eco-activiteit «vezelgewas» te verhogen in regio 1. Ik deel met de indieners van de motie de wens om tot verdere stimulering van het telen van biogrondstoffen voor biobased bouwen te komen. Desondanks ik heb tijdens het debat aangegeven deze motie te moeten ontraden vanwege de uitvoerbaarheid.
In de EU-verordening is bepaald dat uitbetaling voor activiteiten onder de ecoregeling gebaseerd dient te zijn op de berekening van gederfde inkomsten en gemaakte kosten voor het uitvoeren van de eco-activiteit. Voor het telen van vezelgewassen bestaat er vanwege verschillen in de productieomstandigheden, verschil tussen de twee regio’s in de gederfde inkomsten en gemaakte kosten. Deze manier van berekenen is voorgeschreven in de Europese Strategisch Plan Verordening (Verordening 2021/2115), artikelen 31, lid 7, onderdeel b, en 82, en vastgelegd in het Nationaal Strategisch Plan (NSP). Een vergoeding toekennen, die uitgaat boven de voor een regio berekende gederfde inkomsten en gemaakte kosten, zou ongeoorloofde staatssteun impliceren.
Ik zie daarmee juridisch helaas geen ruimte om de vergoeding in regio 1 te verhogen en kan om deze reden de motie niet naar de letter uitvoeren. Ik wil wel benadrukken dat juist door het toepassen van de voorgeschreven rekenmethode, die rekening houdt met de verschillen in kosten in verschillende regio’s, boeren in Nederland in gelijke gevallen gelijk worden behandeld.
Dit neemt niet weg dat ik, zoals ik reeds aangaf, de gedachte achter de motie omarm. Ik wil de mogelijkheden om met het NSP/GLB in te zetten op ondersteuning van de teelt van biogrondstoffen voor biobased bouwen volledig benutten.
Hiertoe worden de kennis- en innovatieregelingen van het GLB aangepast zodat ze ook de teelt van biogrondstoffen voor biobased materialen stimuleren. Binnen de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (SABE) wordt het mogelijk gemaakt om via een voucher onafhankelijk advies te krijgen over de teelt van biogrondstoffen binnen het bestaande SABE-aandachtsgebied «circulair gebruik van gewassen, grondstoffen en nieuwe plantaardige eiwitbronnen».
Ook is het mogelijk om innovaties op het gebied van biobased economie en biobased bouwmaterialen te ondersteunen met de subsidiemodule «Samenwerken aan innovatie door operationele groepen in het kader van EIP» (Europees partnerschap voor innovatie). Met deze subsidiemodule kunnen kennis- en innovatiemiddelen ingezet worden voor de teelt van biogrondstoffen voor biobased bouwmaterialen.
Daarnaast stel ik, ter uitvoering van motie Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 33 576, nr. 291) betreffende de ontwikkeling van een generieke methode voor de certificering van koolstofopslag in biobased bouwmaterialen, budget beschikbaar aan de Stichting Nationale Koolstofmarkt om deze methode te gaan ontwikkelen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema