Kamerstuk 36200-VII-48

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (portefeuille minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023

Gepubliceerd: 18 oktober 2022
Indiener(s): Kiki Hagen (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36200-VII-48.html
ID: 36200-VII-48

Nr. 48 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 oktober 2022

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 26 september 2022 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 18 oktober 2022 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Hagen

De griffier van de commissie, De Vos

1

Vraag:

Kan in een overzichtelijk schema per doel uit het coalitieakkoord voor het Ministerie van BZK concreet worden aangegeven wat er in 2023 gaat gebeuren om deze doelen te realiseren?

Antwoord:

Eerder hebben de Minister voor VRO, de Staatssecretaris van BZK en ik uw Kamer middels hoofdlijnenbrieven (Kamerstuk II 2021/22, 35 925 – Kamerstuk II 2021/22, 35 925, nr. E. – Kamerstuk II 2021/22, 26 643, nr. 842) en de beleidsagenda die verzonden is bij de ontwerpbegroting (Kamerstuk II 2021/22, 36 200 VII) geïnformeerd over de doelen die voortvloeien uit het Coalitieakkoord die raken aan de beleidsterreinen van het Ministerie van BZK en de beleidsprioriteiten voor 2023. Over de concrete uitwerking en de voortgang van de verschillende doelen bent en wordt u separaat geïnformeerd.

Voor de Minister van VRO geldt dat in het afgelopen jaar in het kader van de Nationale Woon en Bouwagenda vijf van de zes programma’s zijn gepresenteerd. Het zesde programma – Wonen en zorg voor ouderen – wordt in november verwacht. Deze programma’s zorgen voor de realisatie van de drie doelen van het NWBA: beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit. Het jaar 2023 staat in het teken van de verdere uitwerking en uitvoering van deze programma’s. Zo worden er in het kader van het programma Woningbouw onder meer woondeals gesloten, de vijfde tranche van de woningbouwimpuls toegekend en wordt de consultatie van het wetsvoorstel voor de Wet versterken regie volkshuisvesting gestart.

Omtrent het programma Een thuis voor iedereen gaan alle gemeenten aan de slag met het opstellen en regionaal afstemmen van integrale woonzorgvisies. Het doel van het programma Betaalbaarheid is om te zorgen dat meer mensen met lage en middeninkomens aanvaardbare woonlasten krijgen, daarom wordt voor huurders van een corporatiewoning met een laag inkomen in 2023 de huur verlaagd. U wordt in 2023 ook geïnformeerd over de prijsregulering van aanvangshuren en de voortgang op het wetsvoorstel Goed verhuurderschap. Voor Caraïbisch Nederland zal een Beleidsagenda Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening worden opgesteld. Voor de verduurzamingsopgave zal in 2023 worden gestart met het Nationale Programma Lokale Warmtetransitie, de lokale aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma en kunt u de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Instrumenten gemeentelijke warmtetransitie verwachten.

Uw kamer is in mei 2022 middels de ruimtelijke ordeningsbrief geïnformeerd over de wijze waarop regie wordt gevoerd om de ruimte eerlijk en toekomstbestendig toe te delen. Deze aanpak is uitgewerkt in twee programma’s: NOVEX en Mooi Nederland. Het programma NOVEX organiseert dat nationale ambities ruimtelijk passen. Dit gebeurt per provincie, in samenwerking tussen het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. In 2023 moet dit plaats hebben gevonden. Uiterlijk halverwege 2023 moet duidelijk zijn hoe de herinrichting van zestien NOVEX-gebieden gaat zien. De uitwerking van alle ambities van het kabinet samen leidt uiteindelijk tot een aanscherping van de Nationale Omgevingsvisie als geldende Rijksvisie op de ruimte. Deze aanscherping verschijnt naar verwachting in 2024.

54

Vraag:

Hoeveel meerkosten vanwege de gestegen energiekosten hebben gemeenten bij benadering voor energie voor publieke voorzieningen zoals gemeentelijke zwembaden, sportvoorzieningen en scholen?

Antwoord:

De meerkosten vanwege de gestegen energiekosten bij gemeenten zijn moeilijk te duiden, onder andere doordat energieprijzen sterk fluctueren. Er zijn al enkele data beschikbaar, maar er wordt op dit moment nog onderzoek gedaan. De VNG doet sinds 26 september jl. onderzoek naar de energiekosten bij maatschappelijk vastgoed binnen de gemeente.

Met betrekking tot scholen heeft de PO-Raad1 een enquête onder schoolbesturen uitgezet.

Verder vraagt OCW bij schoolbesturen en Energie voor Scholen uit wat de aard is van hun energiecontract en hoe zij met kostenstijgingen omgaan. De verwachting is dat deze onderzoeken voor 1 november gereed zijn, om invulling te geven aan de motie Paternotte.

Het Mulier Instituut heeft de extra kosten voor de sportsector in de breedte in kaart gebracht, verder is bekend dat het bij energie-intensieve sportaccommodaties zoals zwembaden en ijsbanen gaat om een tekort van € 99 mln. voor 2022 en € 278 mln. voor 2023. De Minister van VWS2 geeft aan hier in november op terug te komen, in verband met de motie Heerma.

55

Vraag:

Hoeveel woningen worden (bij benadering) geliberaliseerd en kunt u dit inzichtelijk maken per jaar en per verhuursector (corporatie en particulier)?

Antwoord:

Op basis van de Huurenquête is een indicatie te geven hoeveel corporatiewoningen in de genoemde periode zijn geliberaliseerd. Dit leidt tot het volgende overzicht.

Van juli-juli

2014/

2015

2015/

2016

2016/

2017

2017/

2018

2018/

2019

2019/

2020

2020/

2021

2021/

2022

Aantal woningen

4.800

2.600

2.700

2.100

3.100

2.400

1.900

3.000

Het aantal liberalisaties hangt af van lokale afspraken, de mutatiegraad en beleidskeuzes ten aanzien van onder meer het stimuleren van middenhuurwoningen. Ook kunnen meer opleveringen in het sociale segment ervoor zorgen dat er meer ruimte kan ontstaan voor liberalisaties aan de bovenkant.

Over de particuliere sector zijn geen cijfers bekend van geliberaliseerde woningen.

56

Vraag:

Hoeveel woningen vallen onder de liberalisatiegrens als deze grens opgetrokken zou worden naar 1.000 euro, 1.250 euro en 1.350 euro uitgesplitst per verhuurderstype (corporatie en particulier)?

Antwoord:

De onderstaande tabel toont het aantal woningen met een huur tot de huidige liberalisatiegrens. Hierbij is rekening gehouden met de recent invoering van de cap-op-de-WOZ. Daarnaast toont de tabel het aantal woningen dat extra wordt gereguleerd wanneer de liberalisatiegrens wordt opgetrokken tot € 1.000,-, € 1.250,- en € 1.350,- per maand. Er is een uitsplitsing gemaakt naar corporaties en private verhuurders.

57

Vraag:

Welke (concrete) belemmeringen zijn er bij het optrekken naar de verschillende liberalisatiegrenzen van bijvoorbeeld 1000, 1250 of 1.350 euro per maand?

Antwoord:

Zoals in het Coalitieakkoord afgesproken en opgenomen in het programma Betaalbaar wonen werk ik aan de vormgeving van de regulering van middenhuur. Daarbij vind ik het van groot belang dat de regulering zorgt voor zowel een verbetering van de betaalbaarheid van huren, als dat het voor marktpartijen interessant blijft om te investeren in middenhuurwoningen. Een hogere liberalisatiegrens maakt dat er in eerste instantie meer woningen worden gereguleerd. Tegelijkertijd zorgt een hogere liberalisatiegrens er voor dat het minder aantrekkelijk wordt om te blijven investeren in de bouw van middenhuurwoningen. Ook is er een risico dat meer investeerders hun huurwoningen zullen verkopen. Die combinatie kan ervoor zorgen dat er onder de streep minder middenhuurwoningen beschikbaar komen. Daarom zoek ik bij het bepalen van de grens de juiste balans tussen het verbeteren van de betaalbaarheid enerzijds en het aantrekkelijk houden om te investeren in de bouw nieuwe middenhuurwoningen anderzijds. Ik zal uw Kamer op korte termijn informeren over de contouren van de regulering.

58

Vraag:

Hoeveel huishoudens leven er in energiearmoede en wat zijn de ontwikkelingen voor de komende jaren en kunt u dat per jaar inzichtelijk maken en kunt u daarbij aangeven welke bevolkingsgroepen dit treft (hoeveel gezinnen met kinderen, ouderen boven de 65 jaar, studenten e.d.)?

Antwoord:

Het CPB stresstest van juni 2022 toont aan dat bij blijvend hoge energieprijzen en andere vaste lasten, op termijn tussen de 670.000 en 1,2 miljoen huishoudens te maken kunnen krijgen met problemen bij het betalen van hun maandelijkse lasten. Het CPB heeft ook gekeken naar achtergrondkenmerken van deze groep. Deze groep is echter niet 1-op-1 te vertalen naar het aantal huishoudens dat momenteel leeft in energiearmoede.

Onderzoek van TNO laat zien dat er in 2019 zo’n 550.000 huishoudens in energiearmoede leefden (7% van de Nederlandse huishoudens). Deze huishoudens hebben enerzijds een laag inkomen en anderzijds óf hoge energiekosten óf een woning met een energetisch lage kwaliteit.

Als gevolg van de hoge energieprijzen zal de groep huishoudens die in energiearmoede leeft naar verwachting zijn toegenomen.

Er is op dit moment geen zicht op de precieze aantallen huishoudens die nu leven in energiearmoede. Ook is het lastig een voorspelling te doen voor de komende jaren, onder andere vanwege de onzekerheid en volatiliteit van de energieprijzen. Verwachting is wel dat de maatregel om een energieplafond in te voeren en overige maatregelen van Prinsjesdag gericht op verbetering van de koopkracht een belangrijk dempend effect zullen hebben.

In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat werkt het CBS aan een monitor energiearmoede. Deze monitor zal naar verwachting in het najaar (eind november) gereed zijn. Onderdeel van deze monitor zal een tabellenset zijn met kerncijfers over energiearmoede. Deze tabellen beschouwen verschillende subgroepen (o.a. woningtype, type eigendom, energetische kwaliteit (in percentielen), huishoudtypes, inkomenscategorieën, gemeentes, wijken). De cijfers zullen jaarlijks worden geactualiseerd.

Aanvullend is TNO recentelijk gestart met het landelijke kennis- en ondersteuningsprogramma energiearmoede. Dit programma richt zich op gemeenten en provincies. Onderdeel van het programma zijn o.a. effectmetingen, onderzoek naar werkende aanpakken van energiearmoede en kennisuitwisseling. Bij de uitvoering van het programma wordt nauw samengewerkt met CBS, CPB en RVO. Het programma loopt drie jaar.

59

Vraag:

Hoeveel vennootschapsbelasting (vpb) dragen woningcorporaties de komende jaren af en kunt u dat per jaar inzichtelijk maken en kunt u per jaar daarbij aangeven: hoeveel de ATAD-regeling en hoeveel de afschaffing van de verhuurderheffing daaraan bijgedragen heeft?

Antwoord:

Uit de meeste recente meerjarenbegrotingen (dPi2021) van de corporaties blijkt dat zij de komende jaren tot circa € 1 mrd. per jaar aan uitgaven voor de vennootschapsbelasting voorzien (zie onderstaande tabel). In de prognosecijfers van corporaties wordt geen onderscheid gemaakt welk deel van de uitgaven aan vennootschapsbelasting is toe te rekenen aan de ATAD-regeling. In 2020 bedroeg de gerealiseerde uitgave aan vennootschapsbelasting ruim € 662 mln.

De afschaffing van de verhuurderheffing is echter nog niet verwerkt in de uitgaven voor de vennootschapsbelasting, aangezien de afschaffing op het moment van het opstellen van de meerjarenbegrotingen nog niet in beeld was. Door de afschaffing van de verhuurderheffing zullen de uitgaven van corporaties aan vennootschapsbelasting (ten opzichte van de hieronder gepresenteerde cijfers) naar verwachting gaan toenemen. De afschaffing van de verhuurderheffing zal namelijk zorgen voor een hogere fiscale winst, waardoor corporaties over deze hogere winst vervolgens weer vennootschapsbelasting zijn verschuldigd. Overigens zal de aangekondigde eenmalige huurverlaging voor lage inkomens en stijgende uitgaven weer een dempend effect kunnen hebben op de verschuldigde vennootschapsbelasting.

 

Vennootschapsbelasting

Bron

2020

662.363

dVi2020

2021

683.494

dPi2021

2022

630.765

dPi2021

2023

838.109

dPi2021

2024

951.918

dPi2021

2025

1.040.761

dPi2021

2026

1.074.788

dPi2021

Gerealiseerde (2020) en prognose (2021–2026) uitgaven aan vennootschapsbelasting woningcorporaties (geconsolideerd, x 1.000)

60

Vraag:

Hoeveel belasting op huurinkomsten zal er de komende jaren worden geheven en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Er wordt op dit moment geen overleg gevoerd met de Europese Commissie over het reguleren van de vrije huursector. In tegenstelling tot verhuur van sociale woningen (welke activiteit aangemerkt is als dienst van algemeen economisch belang en – in het verlengde van het EC-besluit uit 2009 – onder voorwaarden onder het DAEB vrijstellingsbesluit kan vallen), is verhuur in de vrije sector geen onderwerp van specifieke afspraken tussen Nederland en de Europese Commissie.

61

Vraag:

Wat zijn de gemiddelde stichtingskosten voor woningcorporaties en wat zijn de verwachte ontwikkelingen? Kunt u dit per jaar inzichtelijk maken en per huishoudgrootte (eenpersoons, tweepersoons, driepersoons, vierpersoons en meerpersoons) en per type woning (eengezinswoning, flatwoning en dergelijke)?

Antwoord:

Uit de Aedes benchmark blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van een huurwoning (o.b.v. realisatie) in 2020 € 187.000 bedroegen. In de benchmark wordt onderscheid gemaakt naar de stichtingskosten per oppervlakte, zie onderstaande figuur. Een uitsplitsing naar type woning en huishoudgrootte maakt geen onderdeel uit van de benchmark.

Figuur: Stichtingskosten corporatiewoning per oppervlakteklasse in 2020

Figuur: Stichtingskosten corporatiewoning per oppervlakteklasse in 2020

Bron: Aedes Benchmark 2021

Uit de meest recente meerjarenbegrotingen (dPi2021) van de corporaties valt af te leiden welke kostenstijging corporaties de komende jaren verwachten bij het realiseren van hun nieuwbouwplannen, zie onderstaande tabel. Dit betreffen de kostenstijging van al hun nieuwbouwplannen. Een nadere uitsplitsing naar type vastgoed (sociale huurwoning, vrije sector huurwoning, parkeerplaatsen, maatschappelijk of bedrijfsmatig vastgoed), wordt niet uitgevraagd bij corporaties.

Kostenstijging t.o.v. voorgaande jaar

2022

4,7%

2023

11,6%

2024

3,3%

2025

1,9%

2026

4,6%

Prognose stichtingskosten (inclusief grond) woningcorporaties per verhuureenheid (DAEB en niet-DAEB geconsolideerd)

62

Vraag:

Hoeveel salaris ontvangen de directie, de raden van bestuur en raden van commissarissen van woningcorporaties?

Antwoord:

In de «Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting» (wordt jaarlijks geïndexeerd) wordt het maximum salaris van raden van bestuur van woningcorporaties per bezoldigingsklasse door de Minister vastgesteld. Deze voldoet aan de Wet Normering Topinkomens. De maximale bezoldiging van commissarissen wordt hiervan afgeleid en vastgesteld in de «Beroepsregel bezoldiging commissarissen».

63

Vraag:

Hoeveel mindervalide woningen hebben woningcorporaties gebouwd en hoeveel zullen ze er de komende jaren bouwen (indien mogelijk per jaar inzichtelijk gemaakt)?

Antwoord:

Het aantal corporatiewoningen voor mindervaliden wordt niet centraal bijgehouden. In de nationale prestatieafspraken die ik met de corporaties heb gemaakt committeren corporaties zich aan het levensloopbestendig maken van bestaande woningen, zodat huurders langer zelfstandig te kunnen wonen. Zij spannen zich daarnaast in voor de bouw van en transformatie naar nultredenwoningen. Daarnaast is afgesproken dat tot en met 2030 in de bestaande bouw of in de nieuwbouw 50.000 geclusterde woonvormen zullen worden gebouwd. Daarmee bouwen corporaties ook voor mindervalide huurders.

64

Vraag:

Hoeveel dakloze mensen hebben woningcorporaties gehuisvest en hoeveel zullen ze er de komende jaren huisvesten (indien mogelijk per jaar inzichtelijk gemaakt)?

Antwoord:

Hoeveel woningen aan dakloze mensen worden toegewezen wordt door woningcorporaties niet bijgehouden. Aedes schat op basis van de corporatiemonitor (corporatiemonitor-dakloosheid (aedes.nl)) dat in 2020 4.800 dakloze mensen zijn gehuisvest. Voor andere jaren zijn nog geen gegevens beschikbaar. Momenteel wordt een monitoringssysteem ingericht om de omvang van alle aandachtgroepen en de omvang van de woonbehoefte en de wachttijd per groep op huisvesting te gaan volgen.

65

Vraag:

Hoe lang zijn de wachtlijsten voor een sociale huurwoning uitgesplitst naar marktregio en wat zijn de verwachtingen voor de komende periode uitgesplitst naar kalenderjaar?

Antwoord:

We beschikken niet over actuele data ten aanzien van de omvang van de wachtlijsten. Het WOON-onderzoek 2021 laat wel een oplopende actieve zoektijd zien ten opzichte van 2018. Dit blijkt uit onderstaande tabel. Een oplopende zoektijd wijst op een grotere schaarste.

Tabel; gemiddelde actieve zoektijd in maanden van verhuisde huishoudens naar corporatiewoning
 

2021

2018

Noord-Nederland

21

19

Oost-Nederland

27

16

West-Nederland

30

22

Zuid-Nederland

23

21

Bron: Woon-onderzoek 2021 en 2018, MinBZK.

In de Nationale prestatieafspraken is een verhoging van de productie van sociale huurwoningen afgesproken. Dit zal op termijn bijdragen aan een vermindering van de inschrijfduur die nodig is om in aanmerking te komen voor een woning. Een tijdpad per jaar kan niet worden gegeven.

66

Vraag:

Hoeveel bewonerscommissies zijn er en hoeveel waren dit in het verleden en hoeveel bewonerscommissies worden er naar verwachting extra opgericht? Kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Het is aan huurders zelf om zich al dan niet in bewonerscommissies (of huurdersorganisaties) te organiseren. Er wordt niet geregistreerd hoeveel bewonerscommissies (en huurdersorganisaties) er zijn en ook niet hoeveel bewonerscommissies er naar verwachting (extra) worden opgericht.

67

Vraag:

Wat is de prognose voor nieuwbouw voor de komende jaren en kunt u daarbij per jaar inzichtelijk maken hoeveel daarvan sociale huur, hoeveel flex, hoeveel middenhuur, hoeveel sociale koop, hoeveel koop van sociaal tot betaalbaar, hoeveel huurwoningen in het segment boven middenhuur en hoeveel koopwoningen boven betaalbaar? Kunt u dat indien mogelijk per regio dan wel per provincie inzichtelijk maken?

Antwoord:

68

Vraag:

Hoeveel tijdelijke woningen gaat u aankopen en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken? Wat is hierbij de gemiddelde kostprijs en wat is de gemiddelde kostprijs per type woning en kunt u aangeven welke afschrijvingsduur u daarbij hanteert?

Antwoord:

Om de bouw van flexwoningen aan te jagen, is het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) onlangs een aanbesteding gestart van 2016 woningen. Dit gaat om gestapelde flexwoningen in vaste configuraties. Daarnaast organiseert de corporatiesector een grotere inkoop. Beide trajecten maken gebruik van eenzelfde programma van eisen waarbij een levensduur van 50 jaar wordt uitgevraagd. Bij het traject van het RVB is gekozen voor snelheid en om niet te wachten op het bekend worden van locaties, daarom zullen per locaties nog afspraken gemaakt moeten worden over het gereedmaken van de locatie. Het is niet de bedoeling om via het RVB ook in de komende jaren woningen te gaan bestellen, de woningen die nu worden besteld zouden in 2023 geplaatst moeten worden. Voor de huidige aanbesteding wordt een plafondprijs aangehouden per perceel van 48 flexwoningen van totaal 4 verschillende groottes en deze bedraagt € 5.098.848 exclusief btw. Er zijn 42 percelen uitgevraagd (wat neerkomt op 2000 woningen). Afhankelijk van de uitkomsten van de aanbesteding en de (tijdige) beschikbaarheid van locaties wordt duidelijk hoeveel woningen er daadwerkelijk geleverd kunnen worden.

69

Vraag:

Hoeveel tijdelijke woningen blijven in een permanente flexibele schil en hoeveel tijdelijke woningen verdwijnen als gevolg van de afschrijvingsduur en kunt u daarbij aangeven wat u onder verdwijnen verstaat?

Antwoord:

Het is de bedoeling dat we met de huidige inzet op flexwoningen, waaronder de bestelling vanuit het RVB en vanuit de corporatiesector, een flexibele schil opbouwen met woningen van goede kwaliteit die maximaal herplaatsbaar en herbruikbaar zijn. In de flexibele schil komen zowel grondgebonden als gestapelde woningen, die minimaal 25 of minimaal 50 jaar meegaan. Zijn de woningen niet meer van afdoende kwaliteit om te gebruiken als woning, dan zijn ze gemakkelijk aanpasbaar voor andere doeleinden of losmaakbaar waardoor de materialen kunnen worden recycled. Het is op dit moment nog niet te zeggen hoeveel tijdelijke woningen er in een permanente flexibele schil blijven.

70

Vraag:

Hoe groot is het woningtekort nu en hoe ontwikkelt zich dat de komende jaren?

Antwoord:

Het statistisch woningtekort wordt nu op nationaal niveau op 315.000 woningen geraamd, dat is -3,9% van de woningvoorraad. Het woningtekort zal naar verwachting in 2023 en 2024 op een iets hoger niveau uitkomen (4,0% van de voorraad) om daarna volgens de prognose terug te lopen naar 2,5% van de woningvoorraad in 2031.

Hierbij is echter nog geen rekening gehouden met een hogere woningbouwproductie op basis van het realiseren van de doelstellingen in het Programma Woningbouw. Verder is er ook nog geen rekening gehouden met de extra bevolkingsgroei als gevolg van onder meer de oorlog in Oekraïne.

71

Vraag:

Hoeveel twintigers en dertigers die geen sociale huurwoning kunnen vinden wonen nu nog (noodgedwongen) thuis?

Antwoord:

Het aantal twintigers en dertigers dat geen sociale huurwoning kan vinden en nu nog thuis woont is ca.110.000

Bron: WoON 2021

72

Vraag:

Hoeveel woningen kunnen er extra gebouwd worden als er net zoveel geld naar de huursector gaat als naar de koopsector in de vorm van onder andere de hypotheekrenteaftrek?

Antwoord:

Deze vraag is niet eenvoudig getalsmatig te beantwoorden. Allereerst wordt ook de (sociale) huursector op verschillende wijze ondersteund. Tevens kan de woningbouwproductie niet simpel weg geworden geëxtrapoleerd, daar spelen verschillende andere aspecten in mee zoals locatie specifieke businesscases, grond, leefbaarheid en arbeidsmarktkrapte.

73

Vraag:

Hoeveel woningen zijn er als gevolg van de verhuurderheffing minder gebouwd?

Antwoord:

De financiën van corporaties zijn niet het enige knelpunt waardoor de bouw van corporaties is achtergebleven. Onder andere woningbouwlocaties, de organisatiecapaciteit van corporaties en de beschikbaarheid van bouwpersoneel zijn andere knellende factoren. Daarom kan de invloed van de verhuurderheffing niet worden bepaald.

74

Vraag:

Hoeveel woningen worden er voor studenten en ouderen extra gebouwd en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Voor studenten is in het Landelijk actieplan studentenhuisvesting afgesproken om 60.000 betaalbare studentenwooneenheden in de periode van 2022 – 2030 bij te bouwen.

Dit zijn zowel zelfstandige als onzelfstandige woningen. De zelfstandige eenheden voor studenten zijn inbegrepen in het totaal van de 900.000 te bouwen huizen

Van de 900.000 woningen die we tot en met 2030 bouwen zijn 250.000 geschikt voor ouderen.

75

Vraag:

Wat is de doelstelling voor het aantal nieuw op te richten wooncoöperaties en wat is de doelstelling voor het aantal nieuwe woningen in coöperatieve woonvorm en wat zijn de verwachtingen ten aanzien van deze doelstellingen indien mogelijk uitgesplitst per jaar en per regio dan wel provincie?

Antwoord

Er is geen specifieke doelstelling voor het aantal nieuwe wooncoöperaties. Wel is in het Coalitieakkoord opgenomen dat ruimte gecreëerd wordt voor alternatieve woonvormen en coöperatieve woonprojecten die door bewoners zelf worden ontwikkeld. Deze woonvormen en woonprojecten kunnen in vele verschijningsvormen worden vormgegeven. Het is aan gemeenten om hier nader invulling aan te geven en keuzes te maken bij nieuwbouw projecten. Op grond van de Woningwet kan ook een woningcorporatie ruimte geven aan een groep bestaande huurders om een wooncoöperatie op te richten.

76

Vraag:

Wat zijn de prognoses voor het aantal transformaties van bedrijfsruimte naar woningen en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Er worden momenteel geen prognoses opgesteld met betrekking tot het aantal transformaties.

Op dit moment worden er jaarlijks ongeveer 10.000 verblijfsobjecten getransformeerd naar woningen. Tot verblijfsobjecten behoren naast bedrijfsruimtes ook kantoren, winkels, sportfaciliteiten etc.

De ambitie is om door te groeien naar een jaarlijkse toevoeging van 15.000 woningen door transformatie. Hiervoor is onder andere de Taskforce versnelling tijdelijke huisvesting in het leven geroepen.

77

Vraag:

Wat is de leegstand per type ruimte (inclusief woonruimte) en hoeveel ruimte in m2 en/of in percentage is hierbij te transformeren naar woningen? En wat is de verwachte ontwikkeling van de leegstand per type ruimte inzichtelijk gemaakt per jaar?

Antwoord:

In de meest recente Leegstandsmonitor (2021) van het CBS zijn gegevens over de leegstand per type ruimte (inclusief woonruimte) op 1 januari 2021 te vinden. Deze gegevens zijn in de tabel hieronder weergegeven.

We hebben geen gegevens over de hoeveelheid ruimte, in m2 en/of in percentage, die te transformeren is naar woningen. Op datawonen.nl staat wel het geschatte aantal nieuwe woningen door transformatie in 2021, namelijk: 10.000.

We hebben geen zicht op de verwachte ontwikkeling van de leegstand per type ruimte per jaar.

Tabel Leegstand per type ruimte op 1 januari 2021

Type

Leegstand in m2

Leegstand als % van het totaal aantal m2

Leegstand in aantal verblijfsobjecten

Leegstand als % van het totaal aantal verblijfsobjecten

Bijeenkomsten

1.126.350

4%

3.120

5%

Gezondheid

220.950

1%

790

4%

Industrie

7.856.210

4%

14.720

8%

Kantoren

3.775.280

7%

8.900

10%

Logies

135.770

3%

970

7%

Niet-woning met meerdere functies

2.301.310

3%

2.810

6%

Onderwijs

484.880

2%

350

3%

Overige

Sport

202.460

2%

300

4%

Totaal logies, bijeenkomsten, onderwijs, gezondheid en sport

2.170.400

2%

5.520

5%

Totaal verblijfsobjecten

39.093.410

3%

229.560

3%

Winkels

2.827.910

6%

10.740

9%

Woningen

20.162.300

2%

186.880

2%

78

Vraag:

Hoeveel leegstand is en wordt er extra aangepakt?

Antwoord:

Het CBS heeft in de leegstandmonitor 2021 aangegeven dat er in 2020 187.000 woningen leeg stonden waarvan 60.000 het jaar daarvoor ook leeg stonden. De leegstand van woningen is volgens het CBS vergelijkbaar met die van 2019. Het grootste deel betrof kortdurende leegstand ten behoeve van nieuwe verhuringen/verkopen en door vernieuwbouw en transformatie. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom woningen langer leeg staan. Bijvoorbeeld omdat er niemand is ingeschreven op een adres wat voor kan komen bij de huisvesting van arbeidsmigranten of bij leegstandbeheer. Ik heb het CBS gevraagd om een aanvullende analyse te maken hoeveel van de door hen genoemde 60.000 woningen daadwerkelijk langdurig leeg staat. Daarnaast zal eind november door het CBS worden gerapporteerd over het aantal leegstaande woningen over 2021 in de Leegstandmonitor 2022. Recent heb ik de handreiking leegstand geactualiseerd met daarin opgenomen de aanvullende wettelijke mogelijkheden die per 1 januari 2022 zijn geïntroduceerd onder de Crisis- en herstelwet. Gemeenten moeten hier nu mee aan de slag zodat leegstand van woningen kan worden betreden. Ik heb de VNG gevraagd dit extra onder de aandacht te brengen bij gemeenten door onder andere het organiseren van kennissessies. Zelf breng ik dit expliciet onder de aandacht via mijn expertteams.

79

Vraag:

Hoeveel woningen worden er gesloopt? En hoeveel woningen worden er gesloopt met een financiële regeling en/of ondersteuning van het Rijk? Kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

In de Inventarisatie Plancapaciteit – voorjaar 2022-- wordt de sloop in de periode 2022 t/m 2030 geraamd op 107.800 woningen. De geraamde sloop is niet per jaar inzichtelijk. Hoeveel woningen onderdeel zijn van een financiële regeling en/of ondersteuning van het Rijk is niet inzichtelijk.

80

Vraag:

Hoeveel sociale huurwoningen in het bezit van woningcorporaties worden er de komende jaren verkocht en hoeveel woningen worden hiervan aan de zittende huurders en hoeveel aan externe partijen verkocht? Kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Op basis van de door corporaties aangeleverde prospectieve informatie is onderstaand overzicht opgesteld over de voorgenomen verkopen van corporatiewoningen in de komende jaren.

 

2022

2023

2024

2025

2026

Individuele verkoop

6.173

6.387

6.437

6.323

6.252

Complex verkoop

11.534

4.539

3.268

2.424

1.957

Totaal

17.707

10.926

9.705

8.747

8.209

Bij de individuele verkopen gaat het grotendeels om verkopen aan natuurlijke personen die daar zelf gaan wonen, waaronder zittende huurders. Bij de complex-verkopen gaat het zowel om verkopen aan andere woningcorporaties als om verkopen aan externe partijen.

81

Vraag:

Hoeveel huishoudens zijn door de «Rotterdamwet» geraakt en hoeveel gezinnen met kinderen zijn daarbij betrokken en hoeveel huishoudens zullen/kunnen door de uitbreiding van deze wet geraakt worden en hoeveel daarvan zijn gezinnen met kinderen? Kunt u dit per gemeente en per artikel (8, 9 en 10) inzichtelijk maken?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK registreert geen gegevens over het aantal huishoudens of het aantal gezinnen met kinderen dat een huisvestingsvergunning aanvraagt. Daarom zijn er ook geen gegevens beschikbaar over het aantal gezinnen met kinderen of huishoudens die door het toepassen van selectieve woningtoewijzing op grond van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) worden geraakt. Evenmin is er een uitsplitsing per artikel beschikbaar.

De betrokken gemeenten registreren wel het aantal aanvragen voor een huisvestingsvergunning en hoeveel daarvan op grond van artikel 8 en/of 10 van de wet worden geweigerd, onder voorwaarden worden verleend (artikel 10) of verleend met voorrang op grond van artikel 9.

Het bureau RIGO Research en Advies heeft de gemeentelijke cijfers gebruikt voor het opstellen van het landelijke evaluatierapport (Kamerstukken II 2020/21, 33 340, nr. 24). Uit deze cijfers komt naar voren dat in de praktijk relatief weinig huisvestingsvergunningen worden geweigerd op grond van artikel 8 en artikel 10. Meestal gaat het om drie tot zes procent van de aangevraagde vergunningen. Veel gemeenten en andere betrokken partijen geven aan dat de toepassing van artikel 8 en 10 een sterk preventieve werking heeft. Woningzoekenden die niet in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning door de selectieve woningtoewijzing reageren volgens de betrokken gemeenten bij voorbaat niet op huurwoningen in de aangewezen gebieden.

82

Vraag:

Kunt u per gemeente inzichtelijk welke voorrangsregels voor artikel 9 van de «Rotterdamwet» gehanteerd worden?

Antwoord:

Voor het inzicht per gemeente welke voorrangsregels door gemeenten voor artikel 9 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) worden toegepast op basis van hun huisvestingsverordeningen, verwijs ik u naar tabel 3–3 op pagina 18 van het landelijke evaluatierapport over de toepassing van selectieve woningtoewijzing op grond van de Wbmgp (Kamerstukken II 2020/21, 33 340, nr. 24). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de volgende kenmerken: soort beroep (maatschappelijke dienstverlening), betaald werk, vrijwilligerswerk, en opleiding (startkwalificatie).

83

Vraag:

Wat zijn de discriminerende effecten van de «Rotterdamwet» en verwacht u daarvan dat ze allemaal geoorloofd zijn en wat zijn de aantoonbare effecten en doet de wet dan wat de wet moet doen?

Antwoord:

Bij de toepassing van selectieve woningtoewijzing op grond van artikel 8, 9 en/of 10 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) speelt godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke andere discriminatoire grond geen enkele rol.

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is destijds uitgebreid stilgestaan bij de mogelijk indirecte discriminerende uitwerking van de toepassing van artikel 8 en 9. Geoordeeld is bij de besluitvorming over het wetsvoorstel dat dit indirecte onderscheid «objectief gerechtvaardigd» is en dat voldaan is aan de voorwaarden om niet in strijd te handelen met het nationale en internationale recht. In dat verband merk ik op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een recente uitspraak met betrekking tot een casus over een weigering van een huisvestingsvergunning (op basis van artikel 8 Wbmgp) ook heeft aangegeven, dat het beleid dat erop gericht is om de instroom van huishoudens zonder inkomen uit werk te beperken in bepaalde aangewezen gebieden, geen discriminatoir karakter heeft (ECLI:NL:RVS:2022:363 d.d. 9 februari 2022). Door deze uitspraak is nog eens bevestigd dat er geen sprake is van discriminatie. Daarnaast kan worden opgemerkt dat in 2017 de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft geoordeeld dat toepassing van artikel 8 van de Wbmgp geen «violation of Article 2 of Protocol No. 4» van het EVRM oplevert (the right to freely choose one’s residence; Garib vs. The Netherlands, EHRM 6 November 2017, case number 43494/09). Later heeft het EHRM in een andere zaak dit oordeel bevestigd (Haddaouchi vs. The Netherlands, EHRM 16 januari 2018, case number 4965/10).

Dit alles neemt niet weg dat selectieve woningtoewijzing voor individuele woningzoekenden ingrijpende gevolgen kan hebben. Daarom wordt dit middel slechts in uitzonderlijke omstandigheden ingezet, en is de inzet met veel waarborgen omgeven. Het belang van de vrijheid van vestiging moet uiteindelijk worden gewogen tegen het belang van leefbaarheid en perspectief van buurten, voor bestaande en voor nieuwe bewoners. Voor een beschrijving van de effecten (kwantitatief en kwalitatief) van de toepassing van selectieve woningtoewijzing op grond van de Wbmgp verwijs ik u naar het landelijke evaluatierapport dat door bureau RIGO Research en Advies is opgesteld en in augustus vorig jaar met een bijbehorende brief aan de Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2020/21, 33 340, nr. 24).

84

Vraag:

Wanneer komt de nieuwe evaluatie van de «Rotterdamwet» en wat zijn de beweegredenen om voor de uitbreiding niet te wachten op de nieuwe evaluatie?

Antwoord:

Vorig jaar augustus is de landelijke evaluatie over de toepassing van selectieve woningtoewijzing op grond van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) aan beide Kamers aangeboden (Kamerstukken II 2020/21, 33 340, nr. 24). Overeenkomstig de bepaling in de Wbmgp wordt iedere vijf jaar aan de Staten-Generaal verslag uitgebracht over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Dat betekent dat u in 2026 de volgende landelijke evaluatie tegemoet kunt zien.

In het evaluatierapport dat u vorig jaar heeft ontvangen zijn door de gemeenten, Aedes en RIGO ook een aantal verbetersuggesties en aanbevelingen voor de wet gedaan om de uitvoering te verbeteren en de effectiviteit te vergroten (zie ook bijlage 2 bij de brief in bovengenoemd Kamerstuk). Later dit jaar zal de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de Kamer berichten over zijn voornemens om de Wbmgp aan te passen naar aanleiding van de evaluatie.

85

Vraag:

Hoeveel huisuitzettingen worden de komende jaren verwacht? Kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Door de inwerkingtreding van de per 1 januari 2021 gewijzigde Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening moeten verhuurders huurachterstanden in een vroeg stadium aan gemeenten melden, waarna de gemeente verplicht is een aanbod tot schuldhulpverlening te doen. Huishoudens met een betaalachterstand op de huur komen daardoor vroeg in beeld bij gemeenten. Deze inspanningen, en alle andere inspanningen van verhuurders, hebben effect: Het aantal huisuitzettingen neemt al jaren achtereenvolgend af.

86

Vraag:

Hoeveel mensen uit de aandachtsgroepen worden de komende jaren gehuisvest als gevolg de afdwingbaarheid/verplichte opname dan wel middels urgentiebepaling? Kunt u dit per jaar inzichtelijk maken en indien mogelijk per gemeente/regio?

Antwoord:

Het is op dit moment nog niet concreet aan te geven hoeveel mensen uit aandachtsgroepen de komende jaren met urgentie gehuisvest gaan worden. In het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting worden aandachtsgroepen opgenomen waaraan alle gemeenten in hun verordening met urgentie woningen gaan toewijzen. De definities van deze groepen worden nu in overleg met de betrokken departementen, mede overheden en de stakeholders opgesteld. Op basis van deze definities wordt een monitor ontwikkeld die zo goed mogelijk in beeld brengt hoeveel mensen uit de aandachtsgroepen huisvesting vinden.

87

Vraag:

Kunt u de inkomsten en uitgaven behorende tot de artikelen 3, 4 en 5 van de beleidsartikelen, opsplitsen in drie verschillende tabellen:

  • 1) Uitgaven en inkomsten die voortvloeien uit het Coalitieakkoord

  • 2) Uitgaven en inkomsten van voor het Coalitieakkoord

  • 3) Uitgaven en inkomsten die bovenop het Coalitieakkoord zijn gedaan.

Antwoord:

Onderstaand zijn de uitgaven voor de artikelen 3, 4 en 5 voor het jaar 2023 uitgesplitst naar de gevraagde categorieën.

88

Vraag:

Wat gaat de koppeling tussen de plannen en de plan van aanpak van dakloosheid (eventueel in combinatie met ander beleid zoals armoedebeleid) opleveren aan huisvesting van aandachtsgroepen en/of aan de vermindering van dakloosheid?

Antwoord:

Dak en thuisloze mensen zijn één van de aandachtsgroepen in het programma «Een thuis voor iedereen». Aan het doel van het programma om voldoende betaalbare woningen te realiseren is de nieuwbouw van 250.000 sociale huurwoningen tot en met 2030 gekoppeld. Hiermee komen meer woningen voor mensen met lage inkomens onder wie mensen die dakloos zijn. In het programma is verder opgenomen dat bepaalde aandachtsgroepen – waaronder een te definiëren groep mensen die dakloos is – een plaats krijgen in een verplichte urgentieregeling van gemeenten op grond van de Huisvestingswet. Daarmee worden ze bij voorrang gehuisvest boven andere woningzoekenden. Ook wordt in het programma «Een thuis voor iedereen» nadruk gelegd op preventie. Bij deze actielijn, die interdepartementaal wordt opgepakt met onder andere het Ministerie van VWS en het Ministerie van SZW, hoort ook de brede schuldenaanpak, participatie, inburgering, de zorg voor veiligheid en de zorg voor jongeren in een kwetsbare positie zodat zij een goede start kunnen maken op de woningmarkt. Daarmee wordt dakloosheid in een vroegtijdig stadium voorkomen. De aanpak van dakloosheid wordt nader uitgewerkt in samenwerking tussen de verschillende ministeries en partijen uit het veld. Daarin wordt ook de koppeling opgenomen tussen de plannen van de verschillende ministeries. Dit plan wordt eind dit jaar naar uw Kamer gestuurd.

89

Vraag:

Hoeveel geld is er nodig om dakloosheid uit te bannen?

Antwoord:

Inzet is om tot en met 2030 900.000 woningen te bouwen, waarvan 250.000 in de sociale huursector. Hiervoor zijn onder andere de middelen voor de woningbouwimpuls (totaal € 1.250 mln.) beschikbaar.

Daarnaast heeft het kabinet middelen beschikbaar gesteld om de transformatie van opvang naar wonen met begeleiding mogelijk te maken. Naast de reguliere

€ 385 mln. die gemeenten voor deze doelgroep beschikbaar krijgen (decentralisatie uitkering van de maatschappelijke opvang -DUMO-), is structureel € 65 mln. beschikbaar gesteld voor de transformatie.

90

Vraag:

Met welke dakloosheidscijfers heeft u rekening gehouden bij de bouw van sociale huurwoningen en indien dit aantal grosso modo 32.000 is met welke cijfers verandert dan de bouw van sociale huurwoningen als het aantal dakloze mensen in werkelijkheid 100.000 is?

Antwoord:

Bij het bepalen van de kwalitatieve woningbehoefte (waaronder sociale huurwoningen) worden daklozen niet apart onderscheiden. Hierdoor is niet vast te stellen welk aandeel daklozen uitmaken van de berekende vraag naar sociale huurwoningen. Mocht het aantal daklozen hoger liggen, dan leidt dit tot een extra druk op de voorraad aan sociale huurwoningen.

Zoals aangekondigd in het programma Een thuis voor iedereen ben ik voornemens met het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting gemeenten midden verplichte woonzorgvisies zichtbaar te maken wat de behoefte is aan huisvesting van aandachtsgroepen, waaronder specifiek die van (dreigend) dakloze mensen. De woonbehoefte krijgt een vertaling in de woningbouwprogrammering.

91

Vraag:

Hoeveel woningen per energielabel zijn er en hoeveel woningen met een slechte energielabel (D of slechter of anders E of slechter) zullen de komende jaren uitgefaseerd worden en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Onderstaande twee tabellen geven indicatief de labelverdeling weer van de woningvoorraad per type eigendom. Dit betreffen afgeronde aantallen die door Kadaster zijn berekend op basis van koppeling van de energielabeldatabase aan de BAG en de BRK. De eerste tabel is een weergave van de woningvoorraad met een geldig geregistreerd energielabel en de tweede tabel betreft een extrapolatie naar de gehele Nederlandse woningvoorraad.

Met het Programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving (Kamerstukken II 2021/22 32 847 nr. 911) is het streven om richting 2030 2,5 miljoen woningen te isoleren met de nadruk op het uitfaseren van de slechte labels (E, F en G). Het is niet mogelijk om dit per jaar inzichtelijk te maken; eigenaar-bewoners besluiten zelf wanneer ze hun woning gaan isoleren. Op basis van de plannen van de gemeenten in het kader van de lokale aanpak zal duidelijk worden wat de planning daarvan voor de komende jaren is. Met verhuurders zijn prestatieafspraken gemaakt over de uitfasering van corporatiewoningen met energielabels E, F en G in 2028. Om wettelijk te borgen dat alle slecht geïsoleerde huurwoningen worden verbeterd, zullen per 1 januari 2030 wettelijke eisen worden gesteld aan (de verhuur van) corporatiewoningen en private huurwoningen.

Tabel 91.1 Aantal woningen met een geregistreerd energielabel per 1 juli 2022 naar labelklasse en type eigendom (aantallen x 1.000)

Labelklasse

Eigenaar bewoner

Investeerder

Corporatiebezit

Overig eigendom

Eigendom niet eenduidig

Totaal

A of beter

566

160

562

46

86

1.420

B

305

64

369

23

20

781

C

497

101

539

40

20

1.198

D

218

57

226

24

9

536

E

145

42

108

18

6

318

F

112

26

45

12

3

198

G

105

34

30

14

4

187

Totaal

1.949

483

1.880

176

148

4.637

Bron: Kadaster, bewerking RVO.

1. Door afronding kunnen de totalen afwijken van de som der delen.

2. Om technische redenen kunnen niet alle woningen met een geldige energielabel aan een type woningeigenaar worden toebedeeld.

Tabel 91.2 Aantal geëxtrapoleerde energielabels Nederlandse woningvoorraad per 1 juli 2022 naar labelklasse en type eigendom (aantallen x 1.000)

Labelklasse

Eigenaar bewoner

Investeerder

Corporatiebezit

Overig eigendom

Eigendom niet eenduidig

Totaal

A of beter

1.084

205

658

90

126

2.165

B

726

86

438

44

29

1.323

C

1.260

145

632

77

31

2.145

D

550

92

264

50

16

972

E

364

68

126

37

10

605

F

295

46

53

27

7

428

G

289

65

35

37

8

434

Onbekend

2

1

1

1

0

5

Totaal

4.570

708

2.207

363

228

8.076

92

Vraag:

Hoeveel woningen met slechte energielabels verdwijnen door sloop en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Het aantal woningen dat jaarlijks gesloopt wordt ligt rond de 10.000 – 13.000 woningen per jaar. Het afgelopen jaar (sept 2021-aug 2022) zijn er iets meer dan 10.000 woningen gesloopt (CBS).

De meeste sloop vindt plaats bij de huursector. Inschatting is dat tussen 2020 en 2030 90.000 corporatiewoningen en ca 40.000 particuliere huurwoningen gesloopt zullen worden. Bij de corporaties bestaat volgens deze inschatting 34% van de sloop uit EFG labels, 27% uit label D woningen, 30% uit label C woningen en 10% uit label B woningen. Bij de private huur is dat 55% voor labels EFG, 24% voor label D, 16% voor label C en 5% voor label B.

Uitgaande van deze schatting is ca 65% van de sloopwoningen een label D, E F of G. Dit betekent dat naar schatting tussen de 6.500 en 8.500 woningen met deze labels per jaar gesloopt zullen gaan worden. Dit is een ruwe schatting.

93

Vraag:

Hoeveel geld is er in 2023 gereserveerd, en structureel, voor het behalen van het doel van 15.000 flexwoningen per jaar?

Antwoord:

In 2022 is er € 25 mln. beschikbaar gesteld om de productie van flexwoningen te stimuleren om zo de productie aan te jagen.

Ook in het kader van de huisvesting van statushouders wordt de bouw van flexwoningen versneld. In de derde incidentele suppletoire begroting is inzicht gegeven in de financiële uitwerking hiervan. Voor 2023 betreft dit:

  • € 8 mln. voor de tijdelijke uitvoeringsorganisatie

  • € 14,3 mln. is gereserveerd op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën voor de financiële herplaatsingsgarantie.

  • € 143,9 mln. aan middelen voor het RVB in 2023, dit budget is voor de realisatie van flexwoningen en de daarbij behorende apparaatskosten. Dit budget omvat daarnaast coördinatiekosten van het RVB voor het laten transformeren van enkele bestaande en te verwerven panden.

Er zijn geen structurele middelen gereserveerd. Wel is er na 2023 € 185,7 mln. voor de financiële herplaatsingsgarantie gereserveerd. Deze middelen staan momenteel op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën en lopen door tot 2037. Voor het RVB is op de begroting voor 2024–2026 tevens circa € 9 mln. beschikbaar voor apparaatskosten voor het laten transformeren van enkele bestaande en te verwerven panden.

94

Vraag:

Wat kost een gemiddelde upgrade naar een betere energielabel? Kunt u dit per slecht energielabel inzichtelijk maken?

Antwoord:

Een indicatie van de gemiddelde investeringen voor het verbeteren van een label door isolatie en aanpassen van het ventilatiesysteem is bepaald met behulp van het dashboard eindgebruikerskosten (TNO, 2021 Dashboard Eindgebruikerskosten – Expertise Centrum Warmte).

De recente prijsstijgingen in de markt zijn nog niet meegenomen; wel zijn de bedragen naar boven toe afgerond op 1000 tallen. De hieronder getoonde investeringen zijn nog niet verminderd met de beschikbare subsidies (30%). Ook de besparingen op de energierekening zijn niet in het investeringsbedrag meegenomen.

In onderstaande tabel staan de investeringen uit het dashboard EGK (Naar boven toe afgerond).

Als maatregelen worden uitgevoerd op natuurlijke momenten liggen de meerinvesteringen lager, zie het onderzoek «Kosten en baten isolatiestandaard en Streefwaarden voor woningen»(TNO, 2021 Dashboard Eindgebruikerskosten – Expertise Centrum Warmte)

Het loont om te kiezen voor isoleren bij natuurlijke momenten zoals onderhoud of een verbouwing. Daarnaast is het verstandig om bij het aanpakken van een bouwdeel een oplossing te kiezen waarmee de woning (in stappen) richting de isolatiestandaard gaat.

Per 3 oktober komt de nieuwe versie van verbeterjehuis.nl online, waarmee het effect van maatregelen en de besparingen ook met de eigen energieprijzen kunnen worden bepaald. Daarnaast kan een maatwerkadviseur inzicht geven in de meest optimale keuze per woning.

95

Vraag:

Hoeveel geld is er in 2023 gereserveerd, en structureel, voor het behalen van het doel van 15.000 transformatiewoningen per jaar?

Antwoord:

Transformatiewoningen komen grotendeels zonder steun tot stand. Daarnaast kan voor het realiseren van woningen die voortkomen uit transformaties gebruik worden gemaakt van diverse regelingen waaronder de Woningbouwimpuls, de Regeling versnellen tijdelijke huisvesting en de Regeling aandachtsgroepen.

Tenslotte wordt nog dit jaar de Transformatiefaciliteit opgehoogd met € 22 mln. en komt dan totaal op € 80 mln. Dit is een revolverend fonds en draagt daarmee structureel bij aan de woningbouwopgave waaronder woningen die voortkomen uit transformaties.

Ook in het kader van de huisvesting van statushouders worden panden getransformeerd. In de brief van 26 augustus (verwijzing) en de 3e incidentele suppletoire begroting (verwijzing) is hier inzicht in gegeven.

96

Vraag:

Hoeveel sociale huurwoningen zijn er op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? Hoe groot zijn de wachtlijsten op deze eilanden?

Antwoord:

Aantal sociale huurwoningen per eiland:

  • Bonaire: ca. 500

  • Sint Eustatius: ca. 100

  • Saba: ca. 50

De wachtlijsten voor een sociale huurwoning per eiland:

  • Bonaire: ca. 1000 huishoudens

  • Sint Eustatius: ca. 120 huishoudens

  • Saba: ca. 60 huishoudens

97

Vraag:

Hoeveel woningen krijgen de komende jaren zonnepanelen op het dak?

Antwoord:

Het is lastig precies aan te geven hoeveel woningen de komende jaren zonnepanelen op het dak krijgen. Inmiddels heeft bijna 20% van de woningen zonnepanelen op het dak.

Uit de Klimaatmonitor blijkt dat het aantal woningen met zonnepanelen afgelopen jaar met 4%punt is toegenomen, dat zijn 320.000 woningen extra.

Als deze trend zich voortzet groeit het aantal woningen met zonnepanelen in 2023 richting de 25%.

98

Vraag:

Hoeveel middenhuurwoningen zijn er op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? Wat zijn de grenzen voor middenhuur op deze eilanden?

Antwoord:

Helaas is er geen informatie beschikbaar op basis waarvan deze vraag kan worden beantwoord.

99

Vraag:

Hoeveel gebruik is er gemaakt van de subsidie SVOH voor particuliere verhuurders van sociale huurwoningen? Hoeveel verhuurders hebben de SVOH aangevraagd? Wat was het gemiddelde bedrag dat zij aanvroegen? Hoeveel geld is er nog beschikbaar in de SVOH?

Antwoord:

Op dit moment zijn in de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) 64 subsidieaanvragen gedaan voor in totaal € 307.000. Het gemiddelde bedrag per aanvraag is € 4.808. Bij de 19 projecten die reeds subsidie hebben ontvangen is het gemiddelde bedrag € 2.418. Het totale subsidiebudget voor de SVOH is € 152 mln. Dat bedrag is dus nog vrijwel volledig beschikbaar.

100

Vraag:

Hoeveel woningen zouden met uitbreiding en vereenvoudiging van het initiatiefrecht verduurzaamd kunnen worden?

Antwoord:

Er is niet aan te geven hoeveel woningen alleen met uitbreiding en vereenvoudiging van het initiatiefrecht zouden kunnen worden verduurzaamd.

Verschillende maatregelen gericht op de huursector zullen de komende jaren leiden tot verduurzaming. Het gaat dan onder andere om het uitfaseren van de energielabels E, F en G voor 2029, en het uiterlijk in 2030 aardgasvrij maken van 450.000 bestaande corporatiewoningen als onderdeel van de wijkgerichte aanpak, zoals is overeengekomen met de landelijke prestatieafspraken (Kamerstukken II 2021/2022, 29 453, nr. 551). Het afzonderlijke effect van uitbreiding van het initiatiefrecht is niet te geven. Overigens is het wetsvoorstel ter aanpassing van het initiatiefrecht nog in ontwikkeling.

101

Vraag:

Hoeveel gebruik is er gemaakt van de flexpoolregeling van ambtenaren? Kan dit uitgesplitst worden naar provincie en gemeente? Hoeveel aanvragen zijn gehonoreerd en hoeveel vragen zijn afgewezen? Graag ook uitgesplitst naar provincie en gemeente.

Antwoord:

In de eerste helft van 2022 heeft RIGO de regeling Flexpools geëvalueerd. Hieruit blijkt dat op dit moment er ruim 150 keer gebruik is gemaakt van de flexpoolregeling. Aangezien de regeling nog loopt is er nog geen uitsluitsel te geven over de precieze verdeling. In het eerste kwartaal van 2023 kan ik u meer uitsluitsel geven over de inzet van de flexpoolregeling.

102

Vraag:

Wat zijn de cijfermatige doelstellingen in het programma Leefbaarheid en Veiligheid en kunt u daarbij per doelstelling aangeven hoeveel geld u daaraan zal besteden en hoe vaak u zult monitoren op de cijfermatige doelstellingen? En hoeveel plannen zullen in dit programma (Leefbaarheid en Veiligheid) samen met bewoners tot stand komen?

Antwoord:

Om de doelen van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid te realiseren, continueren of starten we een partnerschap met 19 gemeenten. De uitvoering op lokaal niveau vindt plaats in allianties met een aanpak die zich kenmerkt door samenwerking met stakeholders in het stedelijk focusgebied, voor en met bewoners. Het herwinnen van vertrouwen van bewoners in de instituties en vice versa is daarbij een van de speerpunten. Bij stakeholders kunt u denken aan bewonersvertegenwoordigers, corporatiebestuurders, schooldirecteuren, de politie en een Rijksvertegenwoordiger.

Om invulling te geven aan het partnerschap Rijk – gemeente worden per focusgebied aparte samenwerkingsafspraken gemaakt, waarmee de inzet van het Rijk en de gemeenten met stedelijke focusgebieden voor dit programma worden vastgelegd.

De gebieden zijn op dit moment bezig met het opstellen van de integrale gebiedsplannen. De vraagstukken van bewoners gelden hier als vertrekpunt, en de vraag welke behoeftes er spelen bij bewoners ligt telkens aan de basis van het integrale gebiedsplan. In het plan geven gemeenten inzage in hoe en waarbij bewoners worden betrokken. Er kan op dit moment, nu de gemeentelijke plannen en relevante departementale regelingen worden opgesteld, nog niet per doelstelling worden aangegeven hoeveel geld per doelstelling zal worden besteed.

Met de tweejaarlijkse rapportage uit de Leefbaarometer ligt er al een stevige basis voor monitoring waarop we verder kunnen bouwen. Tegelijkertijd willen we de cijfermatige ontwikkelingen in kwetsbare gebieden kort-cyclischer kunnen volgen ten behoeve van de halfjaarlijkse voortgangsrapportage aan uw kamer. In samenwerking met de stedelijke focusgebieden ontwerpen we daarom een monitor die aanvullend is op en aansluit bij de Leefbaarometer. De precieze indicatoren van deze kwantitatieve monitoring van de voortgang worden in overleg met de betrokken departementen en afzonderlijkere stedelijke focusgebieden bepaald, waarbij wordt toegewerkt naar gekwantificeerde doelstellingen per gebied in de loop van 2023. Hierover informeren wij uw kamer in het voorjaar van 2023.

103

Vraag:

Hoeveel grond hebben de gemeenten, de provincies, het Rijk, de overige overheidsorganen en woningcorporaties en hoeveel daarvan is bouwgrond dan wel geschikt te maken als bouwgrond en hoeveel grond hebben projectontwikkelaars, bouwbedrijven, speculanten en andere private marktpartijen? Hoe was deze verdeling tussen overheid, woningcorporaties en privaat in het verleden en wat zijn de verwachtingen voor de toekomst?

Antwoord:

Het Kadaster heeft samen met De Volkskrant in 2020 een onderzoek gedaan naar het grondbezit in het buitengebied. Het Rijk bezit hier meer dan 1 miljoen hectare grond en water waarvan meer dan de helft in gebruik voor infrastructuur (inclusief waterwegen). Bijna 330.000 hectare is landbouwgrond of natuur. Hoeveel grond geschikt of geschikt te maken is als bouwgrond is niet bekend.

Uit onderzoek van het Kadaster in samenwerking met Aedes en de Autoriteit Woningcorporaties uit 2022 is gebleken dat woningcorporaties tussen de 1.000 en 1.500 hectare onbebouwde grond bezitten op binnenstedelijke locaties. Daarnaast hebben zij ook nog circa 700 tot 900 hectare grond op buitenstedelijke locaties. Uit onderzoek van het Kadaster uit 2017 bleek dat gemeenten circa 75.000 hectare onbebouwde grond in of nabij de bebouwde kom beschikken.

De 22 grootste ontwikkelaars bezitten gezamenlijk circa 6.000 hectare grond.

Er is beperkt inzicht in de historische ontwikkeling van het grondbezit. Wel is bekend voor welke bedragen gemeenten bouwgrond op hun balans hebben staan. Uit onderzoek van Deloitte3 blijkt dat gemeenten gecorrigeerd voor winstnemingen in 2019 bijna de helft minder bouwgrond op hun balans hadden staan dan in 2010.

104

Vraag:

Hoeveel woningen kunnen er gebouwd worden op grond die planklaar is maar nog niet gebouwd zijn/worden en kunt u dat inzichtelijk maken per eigenaar?

Antwoord:

Uit de Inventarisatie Plancapaciteit Oktober 20214 van ABF blijkt dat er voor 372.300 woningen harde plannen zijn. Het gaat hierbij om plannen die, zonder wijzigingsbevoegdheid, door de gemeenteraad zijn vastgesteld en/of onherroepelijk zijn geworden. Er is geen inzicht hoe deze plannen zijn verdeeld over het type grondeigenaar. Bovendien betekent een hard plan nog niet per definitie dat de bouw van nieuwe woningen kan starten. Het kan zijn dat een bedrijf nog moet worden verplaatst en dat werkzaamheden zoals sanering en het aanleggen van (bouw)wegen nog moet starten.

105

Vraag:

Wat is de gemiddelde grondprijs voor een nieuwe sociale huurwoning, sociale koopwoning, middenhuurwoning en koopwoning vanaf sociale koop tot betaalbare koopgrens (NHG-grens) en hoe zullen deze gemiddelde kostprijzen zich de komende jaren ontwikkelen?

Antwoord:

Grondprijzen worden niet centraal bijgehouden. Bovendien zijn grondprijzen bedrijfsinformatie van ontwikkelaars en maken zij niet bekend welke grondprijs zij zijn overeengekomen. Wanneer de gemeente eigenaar is van de grond, dan hanteert zij haar eigen grondprijsbeleid als uitgangspunt voor de onderhandelingen over gronduitgifte. Voor woningen ten behoeve van de vrije sector (middenhuurwoningen, huurwoningen en koopwoningen) wordt door veruit de meeste gemeenten de grondprijs bepaald op basis van de residuele methode.5 Het verschil tussen de marktwaarde van de woning en de bouwkosten (inclusief kosten ontwikkelaar en een opslag voor winst en risico) is de residuele grondprijs. Deze prijzen wisselen van locatie tot locatie en zijn afhankelijk van het project. Er zijn geen statistieken van de gemiddelde grondprijs in Nederland voor vrijesectorwoningen. Ook is het moeilijk te voorspellen wat de ontwikkeling van de grondprijzen zal zijn aangezien deze afhankelijk zijn van de ontwikkeling van marktwaarden en bouwkosten. Deze zijn niet te voorspellen.

Voor sociale huurwoningen hanteren gemeenten vaak vaste prijzen per woning of per m² gebruiksoppervlak, soms ook nog afhankelijk van het aantal bouwlagen. Gemiddelden voor sociale huurwoningen zijn bijna € 15.000 voor kleine woningen (tot 40 m2) oplopend tot ruim € 25.000 voor grote woningen (boven 80 m2) blijkt uit de benchmark van Aedes6. Voor middenhuur en betaalbare koop wordt doorgaans een iets hogere grondprijs berekend.

106

Vraag:

Hoe vaak is de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) toegepast en waarop en wat zijn de verwachtingen hierbij voor de komende jaren?

Antwoord:

Het Kadaster geeft aan dat vanwege een wijziging in het registratiesysteem van het aantal geregistreerde publiekrechtelijke beperkingen op basis van de Wvg in 2020 het helaas niet (meer) mogelijk is een gemiddelde per jaar op te leveren. Cijfers over de jaren 2020 en ouder kunnen onvolledig zijn, waardoor een eerlijk vergelijking niet langer mogelijk is. Over het jaar 2021 zijn er 191 nieuwe inschrijvingen geweest met betrekking tot de Wvg. Voor het jaar 2022 is dat aantal 47 t/m de maand mei. Hoe vaak dit instrument in de komende jaren zal worden toegepast is niet te voorspellen.

107

Vraag:

Hoe vaak is er onteigend en wat zijn hierbij de verwachtingen voor de komende jaren?

Antwoord:

Tussen 1995 en oktober 2021 zijn er 1614 Koninklijke besluiten (KB) tot onteigening genomen.[verwijzing: Onteigening in Nederland – Kadaster.nl zakelijk). Een KB kan meerdere percelen / grondeigenaren die worden onteigend bevatten. In de periode 1995 – 2001 is er relatief veel onteigend mede vanwege een aantal grote infrastructurele werken maar ook vanwege volkshuisvesting. De laatste jaren ligt het aantal Koninklijke besluiten voor onteigening rond de 20 (met uitschieters naar boven en beneden). Het is niet mogelijk iets te zeggen over het aantal onteigeningen in de aankomende jaren, maar ik heb geen redenen om aan te nemen dat het beeld van de afgelopen jaren zal veranderen.

108

Vraag:

Wat zijn de verwachtingen van het aantal huishoudens met een tijdelijk contract voor de komende jaren en hoeveel mensen dreigen op straat te komen na afloop van het tijdelijk contract?

Antwoord:

Een op de vijf huishoudens die in de afgelopen twee jaar zijn verhuisd, heeft volgens het Woon2021 een tijdelijk huurcontract. Uit de cijfers blijkt daarnaast dat het aandeel huurwoningen dat boven de WWS maximumhuur wordt verhuurd in de particuliere sector is toegenomen van ca. 34% tot ca. 63% sinds de invoering van de tijdelijke huurcontracten. Een belangrijke prikkel voor particuliere verhuurders om generieke tijdelijke contracten te gebruiken in een schaarste woningmarkt is dat de aanvangshuurprijs bij elke mutatie kan worden verhoogd. Door de regulering van de middenhuur in combinatie met het dwingend maken van het WWS waarover ik in het programma Betaalbaar Wonen heb gerapporteerd zal de voornaamste prikkel om generieke tijdelijke huurcontracten af te sluiten worden gedempt aangezien de aanvangshuurprijs dan niet telkens kan worden verhoogd. Aangezien de genoemde maatregelen niet eerder dan 2024 inwerking kunnen treden zal er over 2022 en 2023 naar verwachting een vergelijkbaar gebruik van tijdelijke huurcontracten te zien zijn.

Of iemand dakloos wordt als direct gevolg van het beëindigen van een tijdelijk huurcontract is moeilijk te bepalen. Er kunnen meerdere factoren spelen waarom iemand dakloos wordt. Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 naar uw Kamer gezonden. In deze evaluatie hebben een aantal geïnterviewde stakeholders/personen aangegeven dat er sprake is van onzekerheid over verlenging van de tijdelijke huurovereenkomst dan wel over vervolghuisvesting. De evaluatie gaat niet in op het aantal huurders dat dakloos is geworden na het niet verlengen van een tijdelijk huurcontract.

109

Vraag:

Hoeveel woningen kunnen er nu en op termijn vrijkomen indien de kostendelersnorm in zijn geheel afgeschaft wordt?

Antwoord:

Over deze informatie beschik ik niet. De verwachting is wel dat door de wijziging van de kostendelersnorm voor inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar ertoe zal bijdragen dat meer mensen met een bijstandsuitkering hun woning zullen delen met deze jongeren.

110

Vraag:

Wat zijn uw beweegredenen geweest om bij de hervorming van de huurtoeslag niet te wachten op de impact-analyse van het Nibud?

Antwoord:

De hervorming van de huurtoeslag is aangekondigd in het Coalitieakkoord. Er zijn conceptvoorstellen geconsulteerd en daarop heeft Nibud op mijn verzoek een impactanalyse gemaakt. Zonder conceptvoorstellen had Nibud geen impactanalyse kunnen maken. Het wetsvoorstel voor de hervorming van de huurtoeslag en de impact-analyse van het Nibud liggen samen bij de Raad van State voor advies en kunnen dus in samenhang worden beoordeeld en aan de Kamer worden aangeboden.

111

Vraag:

Bent u het met de impact-analyse van het Nibud met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag eens?

Antwoord:

Het Nibud heeft op mijn verzoek een onafhankelijke impact-analyse gemaakt voor de hervorming van de huurtoeslag. Ik kan mij vinden in de wijze van berekenen door het Nibud. Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld van de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil. De inkomenseffecten dienen integraal te worden gezien met de koopkrachtmaatregelen en de huurverlaging.

Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest actuele cijfers en aantallen.

112

Vraag:

Met welke bedragen en op welke manieren gaat u huurtoeslagontvangers compenseren die volgens het Nibud door uw plannen met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag geraakt worden?

Antwoord:

Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld van de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil.

De inkomenseffecten dienen integraal te worden gezien met de koopkrachtmaatregelen en de huurverlaging

Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest actuele cijfers en aantallen en kunnen wij daarover in debat gaan.

113

Vraag:

Klopt het dat de hervorming van de huurtoeslag (mede) is ingegeven door het feit dat 10% van de huishoudens geen huurtoeslag aanvraagt? Zo ja, klopt het dan dat twee derde van de huurtoeslagontvangers na de hervorming van de huurtoeslag daarvoor de rekening betaalt?

Antwoord:

In het Coalitieakkoord is de ambitie benoemd om op termijn toeslagen af te schaffen. Er moet een eenvoudiger stelsel voor ondersteuning van de mensen met een laag inkomen in de plaats komen. Als stap hiertoe is in het Coalitieakkoord een set maatregelen opgenomen om de huurtoeslag te hervormen.

Er zijn conceptvoorstellen geconsulteerd en daarop heeft Nibud op mijn verzoek een impactanalyse gemaakt. Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld van de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil. Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest actuele cijfers en aantallen.

114

Vraag:

Klopt het dat u in uw berekening met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag uitgegaan bent van een verslechtering (als gevolg van een negatieve inkomenseffect) voor 289.000 huishoudens en klopt het dat volgens de impact-analyse van het Nibud het aantal huishoudens dat de minimaal onvermijdbare uitgaven niet kan betalen zal oplopen naar bijna 1 miljoen huishoudens? Wat is/zijn de verklaring(en) voor dit grote verschil?

Antwoord:

In de geconsulteerde conceptvoorstellen is in kaart gebracht wat de inkomenseffecten zijn voor huurtoeslagontvangers. Op basis daarvan was de inschatting dat 289.000 huishoudens een negatief inkomenseffect zouden hebben. Ik heb zoals aan uw Kamer toegezegd Nibud gevraagd een onafhankelijke impactanalyse te maken. Het Nibud concludeert dat bijna 1 miljoen huishoudens een negatief inkomenseffect hebben (dat betekent niet dat al deze huishoudens de onvermijdbare uitgaven niet meer kunnen betalen). Dit verschil wordt voornamelijk verklaard doordat het Nibud geen rekening heeft gehouden met de inkomensafhankelijke huurverlaging die in de prestatieafspraken met Aedes, VNG en Woonbond is afgesproken.

115

Vraag:

Heeft u bij hervorming van de huurtoeslag rekening gehouden met het feit dat er reeds een grote groep huishoudens (naar het nu blijkt uit de impact-analyse van het Nibud 38% van de huurtoeslagontvangers) de minimaal onvermijdbare uitgaven niet kan betalen?

Antwoord:

In het Coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» is de hervorming van de huurtoeslag aangekondigd. Er zijn conceptvoorstellen geconsulteerd en daarop heeft Nibud op mijn verzoek een impactanalyse gemaakt. Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld van de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil. Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest actuele cijfers en aantallen en kunnen we daarover in debat gaan.

116

Vraag:

Wat zijn de volgende stappen die u gaat ondernemen na het ontvangen van de impact-analyse van het Nibud met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag?

Antwoord:

Het wetsvoorstel en de impact-analyse van het Nibud liggen voor advies bij de Raad van State. Op het advies van de Raad van State kan ik niet vooruitlopen.

117

Vraag:

Is de impact-analyse van het Nibud voldoende aanleiding om de negatieve punten uit de hervorming van de huurtoeslag te verwijderen?

Antwoord:

Het wetsvoorstel en de impact-analyse van het Nibud liggen voor advies bij de Raad van State. Op het advies van de Raad van State kan ik niet vooruitlopen. Als het wetsvoorstel naar uw Kamer is gezonden, ga ik daarover graag in debat.

118

Vraag:

Wat kost de huurtoeslag op de servicekosten?

Antwoord:

Er werd vorig jaar ca. € 105 mln. aan huurtoeslag verstrekt als gevolg van servicekosten.

119

Vraag:

Hoeveel betalingsachterstanden en hoeveel huisuitzettingen verwacht u na de hervorming van de huurtoeslag als gevolg van het negatieve inkomenseffect voor huurtoeslagontvangers die meer verdienen dan 120% van het sociaal minimum en een huur betalen tussen 550 euro en 763 euro en heeft u deze kosten meegenomen in uw analyse/berekening of zijn deze kosten voor de maatschappij in een andere analyse/berekening meegenomen en hoeveel bedragen deze kosten voor de maatschappij?

Antwoord:

Het ontstaan van betalingsachterstanden is niet alleen het gevolg van de hoogte van de woonlasten maar ook van de hoogte van het inkomen en de hoogte van andere (noodzakelijke) uitgaven. Het is daarom niet mogelijk om in te schatten of en hoeveel betalingsachterstanden en huisuitzettingen het gevolg zijn van wijzigingen in de huurtoeslag.

120

Vraag:

Hoeveel huishoudens mogen er volgens u maximaal negatief geraakt worden door de hervorming van de huurtoeslag?

Antwoord:

Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld van de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil. De inkomenseffecten dienen integraal te worden gezien met de koopkrachtmaatregelen en de huurverlaging. Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest actuele cijfers en aantallen en kunnen we daarover in debat gaan.

121

Vraag:

Hoe verklaart u het verschil tussen het positieve effect in de impact-analyse van het Nibud met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag namelijk gemiddeld 21 euro per maand en uw positieve effect van gemiddeld 63 euro per maand?

Antwoord:

Het positieve inkomenseffect van 63 euro per maand in de geconsulteerde conceptvoorstellen was inclusief de verhoging van het wettelijk minimumloon, terwijl het cijfer van het Nibud exclusief dit effect is. Het verschil tussen de bovenstaande cijfers wordt ook deels verklaard door het feit dat het Nibud geen rekening heeft gehouden met de inkomensafhankelijke huurverlaging.

122

Vraag:

Klopt het dat u de verhoging van het wettelijk minimumloon in de berekening van het inkomenseffect als gevolg van de hervorming van de huurtoeslag verwerkt heeft en hoe heeft u het hoge inflatiecijfer bij de berekening van dit inkomenseffect verwerkt?

Antwoord:

In de conceptvoorstellen die geconsulteerd zijn werd nog uitgegaan van de op dat moment beoogde verhoging van het wettelijk minimumloon in de jaren 2024, 2025 en 2026 waarmee het een mitigerend effect had op de negatieve inkomenseffecten van de huurtoeslag hervorming. Inmiddels zijn op Prinsjesdag verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld staat dus niet stil. Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de actuele cijfers en aantallen.

123

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel sociale huurwoningen er momenteel minimaal energielabel C hebben?

Antwoord:

Uit de basisregistraties, welke voor het maken van tabel 91.2 zijn gebruikt, kan niet worden afgeleid om welk type huurwoning het gaat en of het sociale verhuur of verhuur in de vrije sector betreft, indicatief kan wel worden afgeleid wat het type eigenaar van een huurwoning is. Uit de tabel blijkt dat van de circa 2,2 miljoen corporatiewoningen er, op basis van extrapolatie van de gelabelde woningvoorraad, per 1 juli 2022 ca. 1,7 miljoen minimaal energielabel C hebben.

124

Vraag:

Kunt u aangeven hoelang een nieuwe sociale huurwoning gemiddeld sociale huurwoning blijft tot deze over wordt geheveld naar de private sector? En zitten hier qua steden uitschieters in?

Antwoord:

Ik heb geen inzicht in hoe lang een sociale huurwoning gemiddeld tot de sociale huurvoorraad behouden blijft. Woningcorporaties hebben geen doelstelling om sociale huurwoningen op termijn te liberaliseren, maar doen dit wanneer dit past in de lokale context en de eigen portefeuillestrategie. Gemeenten kunnen sturen op de instandhoudingstermijn via een doelgroepenverordening. De huidige instandhoudingstermijn van sociale huur in het Besluit ruimtelijke ordening is ten minste tien jaar na ingebruikname, maar het staat gemeenten om een langere termijn te kiezen. Daarnaast is het momenteel aan gemeenten om een instandhoudingstermijn in een verordening op te nemen. Niet elke gemeente kiest hiervoor, waardoor de instandhoudingstermijn ook niet in elke gemeente van toepassing is. Ik werk de komende tijd een nieuwe definitie sociale huur uit die beoogt de instandhoudingstermijn te verlengen, zodat woningen langjarig beschikbaar zijn voor de doelgroep. Deze definitie landt in het Wetsvoorstel versterking Regie op de Volkshuisvesting.

125

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel woningen er in 2022 zijn gebouwd onder de prijs van de Nationale Hypotheek Garantie, ook procentueel ten opzichte van het totaal aantal woningen dat is bijgebouwd?

In 2022 zijn van januari tot en met juli 2022 43.026 nieuwbouwwoningen opgeleverd (excl transformatiewoningen). In diezelfde periode zijn 11.786 nieuwbouwwoningen aangeschaft onder de NHG-kostengrens. Daarmee is op 27% van de opgeleverde nieuwbouwwoningen een hypotheek afgesloten met NHG garantie (Bron: NHG, 2022).

126

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel woningen er in 2023 zullen worden gebouwd onder de prijs van de Nationale Hypotheek Garantie, ook procentueel ten opzichte van het totaal aantal woningen dat wordt bijgebouwd?

Antwoord:

Hoeveel nieuwbouwwoningen er in 2023 precies gebouwd gaan worden is niet bekend. Vanuit de inventarisatie plancapaciteit is bekend welke woningbouwplannen gepland staan voor de periode 2022–2025. Informatie over het prijssegment van deze woningbouwplannen is onderdeel van de inventarisatie, echter niet van alle plannen zijn gegevens bekend. Verbetering van de kwaliteit van de aangeleverde woningbouwplannen is onderdeel van het verbetertraject Interbestuurlijke Monitoring waar ik momenteel aan werk.

127

Vraag:

Welk percentage van de woningen die in 2022 zijn gebouwd onder de prijs van de Nationale Hypotheek Garantie wordt bewoond door mensen die recht hebben op tegemoetkomingen, zoals de huurtoeslag?

Antwoord:

Hoeveel nieuwbouwwoningen er in 2023 precies gebouwd gaan worden is niet bekend. Vanuit de inventarisatie plancapaciteit is bekend welke woningbouwplannen gepland staan voor de periode 2022–2025. Informatie over het prijssegment van deze woningbouwplannen is onderdeel van de inventarisatie, echter niet van alle plannen zijn gegevens bekend. Verbetering van de kwaliteit van de aangeleverde woningbouwplannen is onderdeel van het verbetertraject Interbestuurlijke Monitoring waar ik momenteel aan werk.

128

Vraag:

Hoeveel huurinkomsten hebben particuliere verhuurders jaarlijks?

Antwoord:

Uit het WoON-onderzoek 2021 blijkt dat private verhuurders

(zowel privépersonen die woningen verhuren als institutionele verhuurders van pensioenfondsen) per woning gemiddeld € 807 netto huurinkomsten ontvangen per maand – oftewel, € 9.684 per jaar.

Bron: Kernpublicatie van het WoON2021-onderzoek | Rapport | Home | Volkshuisvesting Nederland

129

Vraag:

Hoeveel investeren particuliere verhuurders jaarlijks in het bouwen van nieuwe woningen?

Antwoord:

Op basis van de beschikbare cijfers uit bijvoorbeeld het WoON 2021 en de Huurenquête is het niet mogelijk om een compleet en betrouwbaar beeld te schetsen over hoeveel nieuwe woningen er door particuliere verhuurders worden gebouwd.

130

Vraag:

Hoeveel investeren particuliere verhuurders jaarlijks in het verduurzamen van bestaande woningen?

Antwoord:

Het is niet bekend hoeveel particuliere verhuurders jaarlijks investeren in de verduurzaming van bestaande woningen. Uit het WoON-onderzoek van 2021 blijkt wel dat particuliere verhuurders de afgelopen jaren aan de slag zijn gegaan met de verduurzaming van hun bezit: 66% van de private huurwoningen had in 2021 een energielabel en van de private huurwoningen met energielabel had 66% een «groen energielabel» (A, B of C). In 2018 was dat nog 58%. Het gemiddelde aardgasverbruik in private huurwoningen is tussen 2018 en 2021 met 330 m3 afgenomen.

De precieze investeringsbedragen die gepaard gaan met deze verduurzaming zijn echter niet bekend.

131

Vraag:

Welk deel van hun jaarlijkse huurinkomsten wordt door particuliere verhuurders geïnvesteerd in het bouwen van nieuwe woningen?

Antwoord:

Op basis van de beschikbare cijfers uit bijvoorbeeld het WoON 2021 en de Huurenquête is het niet mogelijk om een compleet en betrouwbaar beeld te schetsen over hoeveel huurinkomsten particuliere verhuurders jaarlijks hebben. Daarom kan niet becijferd worden welk deel van hun jaarlijkse inkomsten geïnvesteerd wordt in het bouwen van nieuwe woningen.

132

Vraag:

Welk deel van hun jaarlijkse huurinkomsten wordt door particuliere verhuurders gestoken in het verduurzamen van bestaande woningen?

Antwoord:

Uit het WoON-onderzoek 2021 blijkt dat private verhuurders (zowel privépersonen die woningen verhuren als institutionele verhuurders van pensioenfondsen) per woning gemiddeld € 807 netto huurinkomsten ontvangen per maand – oftewel, € 9.684 per jaar. Het is niet mogelijk om te berekenen welk deel van deze inkomsten worden besteed aan de verduurzaming, omdat de totale investeringen in verduurzaming van de private huursector niet bekend zijn (zie vraag 130).

133

Vraag:

Hoeveel belasting hebben particuliere verhuurders het afgelopen jaar betaald over de huurinkomsten?

Antwoord:

Op basis van de beschikbare cijfers uit bijvoorbeeld het WoON 2021 en de Huurenquête is het niet mogelijk om een compleet en betrouwbaar beeld te schetsen over hoeveel huurinkomsten particuliere verhuurders jaarlijks hebben. Derhalve is het ook niet mogelijk om aan geven hoeveel belasting particuliere verhuurders hebben betaald.

134

Vraag:

Op welke regeling/tranche doelt u met de volgende zinsnede: «Ook komt er een nieuwe tranche voor aandachtsgroepen»?

Antwoord:

Hier wordt gedoeld op de Meerjarige regeling specifieke uitkeringen aandachtsgroepen.

135

Vraag:

Kunt u specificeren wat de extra middelen zijn die beschikbaar komen ten behoeve van het versneld realiseren van flexwoningen? Betreft dit alleen geld of ook ambtelijke capaciteit?

Antwoord:

In de derde incidentele suppletoire begroting is inzicht gegeven in de financiële uitwerking van het huisvestingspakket van de asielopvang. Voor 2023 betreft dit:

  • € 8 mln. gereserveerd voor de tijdelijke uitvoeringsorganisatie

  • € 14,3 mln. is gereserveerd op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën voor de financiële herplaatsingsgarantie

  • € 143,9 mln. middelen voor het RVB, dit budget is voor de realisatie van flexwoningen en de daarbij behorende apparaatskosten. Dit budget omvat daarnaast coördinatiekosten van het RVB voor het laten transformeren van enkele bestaande en te verwerven panden.

Voor het uitvoeren van de verschillende maatregelen is ook ambtelijke capaciteit nodig. Voor het RVB is op de begroting voor 2024–2026 circa € 9 mln. beschikbaar voor apparaatskosten voor het laten transformeren van enkele bestaande en te verwerven panden. Daarnaast is in 2022 er € 25 mln. beschikbaar gesteld om de productie van flexwoningen te stimuleren om zo de productie aan te jagen.

136

Vraag:

Wat is de stand van zaken van het verplichten van makelaars om gebruik te maken van de gecertificeerde biedtool?

Antwoord:

Begin dit jaar is samen met de makelaarsorganisaties NVM, VBO en Vastgoedpro een verbeterplan ondertekend. Doel van dat verbeterplan is om het koopproces transparanter te maken. In het verbeterplan hebben de makelaarsorganisaties aangegeven met een automatisch biedlogboek te gaan werken. Per 1 juli dit jaar is dit nu mogelijk voor alle makelaars die bij een brancheorganisatie zijn aangesloten. Per 1 januari 2023 stellen de brancheorganisaties het ook daadwerkelijk aan hun leden verplicht. Dit najaar wordt uw kamer geïnformeerd over de contouren van een wet «eerlijk kooproces». De verplichting tot het gebruik van het biedlogboek wordt hierin meegenomen. Hierdoor worden ook makelaars die niet zijn aangesloten bij een brancheorganisatie verplicht met een biedlogboek te gaan werken.

137

Vraag:

Hoe gaat het optimaal benutten van de natuurlijke momenten voor verduurzaming actief onder de aandacht worden gebracht bij woningeigenaren?

Antwoord:

De natuurlijke momenten die we optimaal willen benutten als het gaat om verduurzaming van woningen zijn de vervanging van de CV-ketel, en andere investeringen in een woning zoals bij aankoop.

Middels subsidie, voorlichting en de aankondiging van normering worden bewoners en gebouweigenaren gestimuleerd om bij vervanging van een cv-ketel een duurzamer alternatief te kiezen.

Dit jaar is samen met de sector een actieplan hybride warmtepompen opgesteld. Communicatie richting woningeigenaren is hierin een belangrijk onderdeel, met name het bieden van betrouwbare informatie die leidt tot meer inzicht in de geschiktheid van de (hybride) warmtepomp voor de woning. Een publiekscampagne hierover wordt nog dit jaar gestart.

Een belangrijk instrument voor verduurzaming bij aankoop en verhuur van woningen is het energielabel. Hierop zijn verbetermogelijkheden opgenomen voor de woning. Tevens wordt op het energielabel doorverwezen naar www.verbeterjehuis.nl, waar woningeigenaren terecht kunnen voor inzicht in de besparingseffecten van maatregelen en verdergaand inzicht in welke verbetering(spakketten) mogelijk zijn. Daarnaast zijn in het convenant koopketen met de partijen in die keten afspraken gemaakt over het stimuleren van verduurzaming tijdens het aankoopproces van woningen. Zo is afgesproken dat hypotheekadviseurs op de mogelijkheden voor financiering van verduurzamingsmaatregelen wijzen en taxateurs de energetische prestatie van de woning in het taxatierapport opnemen. Tot slot wordt op verschillende manieren algemene communicatie over verduurzaming op natuurlijke momenten voor woningeigenaren zoveel mogelijk bevorderd, zoals door ondersteuning van makelaars en taxateurs hierin.

138

Vraag:

Heeft u scherp wat de exacte woonwensen van ouderen zijn? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, hoe gaat u hier achter komen?

Antwoord:

Er zijn de afgelopen jaren veel onderzoeken naar woonwensen van ouderen verschenen. Uit het Woon 2021 blijkt bijvoorbeeld dat van de alleenstaande 65+-ers die actief op zoek zijn naar een nieuwe woning 85% naar een appartement wil verhuizen. Voor paren van 65 jaar en ouder die actief op zoek zijn naar een nieuwe woning geldt dat 65% naar een appartement wil verhuizen.

139

Vraag:

Hoeveel woningen worden met de woningbouwimpuls extra gerealiseerd en welke woningen in welke prijssegmenten (uitgesplitst in koop en huur) zullen dit worden en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

De woningbouwimpuls draagt bij aan de realisatie van ca. 140.000 woningen, waarvan 65% betaalbaar (28% sociale huur, 20% middenhuur, 17% betaalbare koop) en 35% ongereguleerd/overig7. De productie per jaar zal niet inzichtelijk gemaakt worden omdat de planningen voor deze grootschalige projecten indicatief is. Wel zijn er harde kaders om binnen drie jaar te starten met de bouw en het project in het 10e jaar af te ronden.

140

Vraag:

Hoeveel en welke gemeenten zullen van de woningbouwimpuls gebruik maken?

Antwoord:

De Wbi levert een bijdrage aan 93 projecten verdeeld over 72 gemeenten. Op de website VolkshuisvestingNederland.nl en op de website van RVO staan overzichten van alle gemeenten en projecten die Wbi middelen ontvangen.

141

Vraag:

Welke bouwbedrijven en projectontwikkelaars zijn er bij de woningbouwimpuls betrokken/maken gebruik van de woningbouwimpuls?

Antwoord:

De Wbi is een subsidie voor gemeenten en niet voor projectontwikkelaars. Het betreft momenteel 93 projecten die allemaal uiteindelijk door marktpartijen gerealiseerd worden. Veel (deelprojecten) daarvan zijn reeds gecontracteerd maar er zijn ook veel deelprojecten waarvan de onderhandelingen tussen gemeenten en marktpartijen nog lopen. Een overzicht van betrokken marktpartijen is dus niet te geven.

Deze marktpartijen maken verder geen gebruik van de Wbi omdat de Wbi alleen ingezet kan worden voor publieke investeringen (zie voorwaarden Besluit Wbi). Tekorten op vastgoedexploitaties kunnen met de Wbi niet afgedekt worden.

142

Vraag:

Hoeveel mensen uit de aandachtsgroepen en mensen met een beperking worden door de woningbouwimpuls extra gehuisvest?

Antwoord:

Het huisvesten van specifieke doelgroepen is een aangelegenheid waar gemeenten de regie over voeren omdat de opgaven lokaal ook verschillen. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om de betaalbare voorraad in de Wbi projecten naar eigen inzicht te vullen. Via de woondeals wordt daarbij wel vastgelegd dat op gemeentelijk/regionaal niveau de bredere doelstellingen gehaald worden.

143

Vraag:

Op grond van welke argumenten is in het Nationaal Isolatieprogramma alleen voor 2023 een bedrag opgenomen terwijl de lokale aanpak woningisolatie die ook onderdeel is van dit programma zich wel over meerdere jaarschijven uitstrekt?

Antwoord:

Het Nationaal Isolatieprogramma betreft inderdaad een meerjarige aanpak. In het Nationaal Isolatieprogramma (zie de bijlage bij Kamerstukken II 2021/2022 30 196 nr. 787) is de meerjarige reeks opgenomen.

Het budget van het Nationaal Isolatieprogramma is indicatief verdeeld over verschillende actielijnen (zie de bijlage bij Kamerstukken II 2021/2022 30 196 nr. 791). Besluitvorming over de definitieve toekenning van de middelen in het Klimaatfonds zal nog plaatsvinden.

Het bedrag dat is opgenomen voor 2023 betreft een een kasschuif. Om een versnelling te bewerkstelligen in de verduurzamingsaanpak onder regie van gemeenten en te voorkomen dat er een dip in de meerjarige reeks komt, wordt € 62,5 mln. van 2027 naar 2023 geschoven (Kamerstukken II 2022/2023 36 200 VII nr. 2).

144

Vraag:

Ten aanzien van bodemmaterialen; dit betreft de definitieve afrekening van de bevoorschotting in 2021 aan het Rijksvastgoedbedrijf. Het gaat hier om de meerontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen. Waar zijn de reguliere opbrengsten voor bodemmaterialen begroot en kunt u een specificatie geven van de meeropbrengsten in 2022 en de argumenten waarom in de rest van de jaarschijven hier geen bedrag voor is opgenomen?

Antwoord:

De reguliere opbrengsten voor bodemmaterialen vallen onder de generale ontvangsten. Deze middelen zijn begroot op beleidsartikel 9.2 van de begroting van BZK en maken onderdeel uit van de structurele ontvangstenraming. Aan het einde van het jaar wordt bezien wat de daadwerkelijke ontvangsten van bodemmaterialen zijn en daarmee de hoogte van de mogelijke meeropbrengsten. Voor 2022 is er € 16,5 mln. begroot voor bodemmaterialen. Het ontvangstenbudget kan bij 2e suppletoire begroting worden bijgesteld. De daadwerkelijke ontvangsten over 2022 worden toegelicht in het jaarverslag.

145

Vraag:

Kan per woningmarktregio het aantal sociale huurwoningen over de afgelopen tien jaar worden weergegeven?

Antwoord:

In onderstaande tabel vindt u het overzicht van de aantallen sociale huurwoningen in bezit van corporaties en particuliere verhuurders over de afgelopen tien jaar per woningmarktregio.

Regio

2012

2013

2014

2015

2016

Groningen

86.300

87.300

88.100

90.900

90.400

Leeuwarden

48.100

48.400

48.000

48.300

47.500

Heerenveen

40.600

40.500

40.600

40.800

40.200

Emmen

42.000

40.800

40.800

41.000

40.600

Zwolle

56.400

56.600

56.500

57.300

57.300

Enschede

78.800

78.900

78.200

80.700

78.200

Lelystad

34.000

34.000

34.000

34.500

34.500

Apeldoorn

55.800

55.900

55.400

55.500

56.400

Doetinchem

25.000

25.200

24.700

25.300

24.900

Arnhem

56.100

56.700

56.400

56.900

56.900

Nijmegen

58.600

59.500

59.600

62.500

62.900

Ede

42.600

43.000

43.000

45.300

44.800

Amersfoort

34.900

35.000

34.900

34.800

34.600

Utrecht

110.600

112.000

111.000

113.200

112.000

Alkmaar

862.00

85.700

86.100

86.300

86.200

Amsterdam

375.700

374.500

372.700

378.000

372.500

Gouda

38.600

39.000

39.300

39.800

39.700

Leiden

47.800

48.400

48.500

48.900

48.400

Den Haag

161.300

161.900

161.900

164.000

162.200

Rotterdam

257.100

255.500

253.800

256.200

251.000

Dordrecht

52.700

53.000

52.400

52.300

51.900

Middelburg

40.500

40.800

40.600

40.600

40.500

Roosendaal

37.300

37.500

37.600

37.800

37.300

Breda

49.300

50.300

51.700

51.900

51.500

Tilburg

51.700

51.900

53.300

53.800

52.900

's Hertogenbosch

46.800

47.900

47.300

47.900

47.600

Oss

29.000

29.200

29.200

29.000

29.400

Eindhoven

91.300

92.000

93.100

93.200

92.700

Venlo

47.000

47.300

47.500

47.600

47.500

Sittard

58.600

58.700

59.200

59.900

59.500

Maastricht

29.100

29.700

30.200

30.000

29.800

           

Totaal

2.269.900

2.277.200

2.275.400

2.304.500

2.281.700

Regio

2017

2018

2019

2020

2021

Groningen

90.100

88.200

89.200

88.900

88.500

Leeuwarden

47.300

47.500

48.500

48.400

48.300

Heerenveen

40.000

39.900

40.200

40.100

39.900

Emmen

40.500

40.600

41.900

41.400

40.800

Zwolle

57.400

57.900

59.400

59.600

60.200

Enschede

78.900

77.500

78.100

77.900

77.900

Lelystad

34.400

34.500

34.900

35.000

35.200

Apeldoorn

56.500

56.400

57.400

57.500

57.400

Doetinchem

25.000

25.100

25.600

25.600

25.600

Arnhem

56.800

57.400

57.700

57.800

58.000

Nijmegen

60.800

61.100

61.500

61.500

61.500

Ede

43.500

44.400

45.800

45.800

46.200

Amersfoort

34.500

34.600

35.100

35.300

35.700

Utrecht

112.000

111.800

113.000

113.100

114.100

Alkmaar

86.200

84.200

87.100

86.800

86.000

Amsterdam

369.500

371.100

372.600

371.300

373.200

Gouda

39.800

39.800

39.800

39.900

39.900

Leiden

48.800

48.500

49.200

49.200

49.200

Den Haag

162.000

159.800

162.400

163.100

162.900

Rotterdam

250.500

250.600

251.900

252.300

252.500

Dordrecht

51.600

51.300

51.100

50.600

50.600

Middelburg

40.300

40.100

39.800

39.600

39.200

Roosendaal

37.400

37.400

37.700

37.800

37.400

Breda

51.200

51.300

51.900

51.700

51.600

Tilburg

52.900

53.400

54.200

54.200

54.400

's Hertogenbosch

47.300

47.600

48.100

48.100

48.100

Oss

29.400

29.700

30.700

31.000

31.100

Eindhoven

92.700

92.100

94.400

95.000

95.300

Venlo

47.500

46.400

47.500

47.300

47.500

Sittard

59.300

59.100

59.300

59.400

58.200

Maastricht

29.900

29.200

29.500

29.200

29.300

           

Totaal

2.273.700

2.268.400

2.295.400

2.294.200

2.295.500

.=146

Vraag:

Kan per woningmarktregio het aantal vrije huurwoningen over de afgelopen tien jaar worden weergegeven?

Antwoord:

In onderstaande tabel vindt u het overzicht van de aantallen vrije sector huurwoningen over de afgelopen tien jaar per woningmarktregio.

Regio

2012

2013

2014

2015

2016

Groningen

36.900

38.600

41.500

40.300

41.300

Leeuwarden

16.800

17.800

19.100

19.400

20.600

Heerenveen

10.800

11.100

11.600

11.700

12.200

Emmen

12.300

11.800

13.000

13.400

13.600

Zwolle

21.700

22.400

22.800

22.400

23.200

Enschede

25.400

27.000

28.500

26.200

28.600

Lelystad

10.600

11.800

13.100

13.200

12.700

Apeldoorn

19.800

20.600

22.000

22.400

22.400

Doetinchem

9.800

10.400

11.500

11.300

11.800

Arnhem

22.700

24.100

25.500

25.900

26.400

Nijmegen

19.900

21.000

22.100

22.400

22.600

Ede

13.500

18.000

19.500

18.300

19.300

Amersfoort

13.900

14.300

15.100

15.100

15.300

Utrecht

46.500

50.000

53.700

52.300

55.300

Alkmaar

26.200

28.100

30.400

31.100

31.800

Amsterdam

169.600

175.100

182.400

181.200

189.600

Gouda

12.900

13.300

13.700

13.800

14.000

Leiden

20.600

21.500

22.500

21.500

23.100

Den Haag

80.400

83.200

87.300

87.300

90.500

Rotterdam

78.600

82.600

86.100

85.100

89.700

Dordrecht

13.300

13.600

14.300

14.000

14.500

Middelburg

17.900

17.800

18.900

18.700

18.600

Roosendaal

9.600

9.800

10.500

10.900

11.000

Breda

17.100

17.900

18.500

19.000

19.300

Tilburg

17.100

18.200

19.600

20.200

21.400

's Hertogenbosch

14.000

14.100

15.700

15.900

16.000

Oss

8.700

9.400

10.200

10.800

10.800

Eindhoven

28.000

29.600

31.300

32.300

34.000

Venlo

17.900

19.000

19.000

19.800

20.500

Sittard

22.300

23.300

23.700

24.800

25.500

Maastricht

17.300

18.500

18.700

19.300

19.500

Totaal

852.100

893.800

941.800

939.700

975.200

Regio

2017

2018

2019

2020

2021

Groningen

43.400

43.400

44.300

46.500

50.900

Leeuwarden

21.100

20.800

20.500

22.200

23.400

Heerenveen

12.600

11.900

11.700

12.000

12.700

Emmen

13.800

13.700

12.400

12.900

14.000

Zwolle

24.100

22.700

22.200

23.200

24.300

Enschede

29.100

27.700

30.000

31.000

32.700

Lelystad

13.400

13.300

12.200

12.900

14.100

Apeldoorn

23.700

22.300

22.300

23.200

24.500

Doetinchem

12.100

11.500

11.300

11.600

11.800

Arnhem

27.800

26.800

26.800

27.500

29.200

Nijmegen

23.400

22.800

23.100

23.900

25.200

Ede

20.200

19.100

18.700

19.500

20.500

Amersfoort

15.900

15.700

15.400

15.300

16.500

Utrecht

56.900

58.200

57.800

61.200

65.400

Alkmaar

32.700

33.100

29.900

31.300

34.200

Amsterdam

196.000

196.200

204.100

215.100

222.000

Gouda

14.500

14.700

14.800

15.300

16.000

Leiden

23.800

24.900

25.500

26.900

28.900

Den Haag

94.200

97.800

97.200

100.000

106.200

Rotterdam

90.400

90.900

87.400

91.600

96.400

Dordrecht

15.000

14.200

13.800

14.700

15.400

Middelburg

19.500

18.800

17.100

17.400

18.800

Roosendaal

11.700

12.200

10.500

10.900

11.500

Breda

20.700

21.000

19.700

20.600

21.800

Tilburg

22.300

22.300

23.000

23.900

25.700

's Hertogenbosch

17.100

17.300

17.300

18.200

19.000

Oss

11.300

10.300

11.600

11.900

12.500

Eindhoven

35.700

36.700

37.600

39.500

41.700

Venlo

21.200

21.500

20.300

21.000

21.800

Sittard

26.200

25.000

25.000

25.400

26.900

Maastricht

20.400

20.700

20.900

21.200

22.200

Totaal

1.010.200

1.007.600

1.004.200

1.047.800

1.106.300

147

Vraag:

Kan per woningmarktregio het aantal koopwoningen over de afgelopen tien jaar worden weergegeven?

Antwoord:

In onderstaande vindt u het overzicht van de aantallen koopwoningen over de afgelopen tien jaar per woningmarktregio.

Regio

2012

2013

2014

2015

2016

Groningen

172.100

172.500

172.900

173.200

174.100

Leeuwarden

103.900

105.000

105.100

105.300

105.500

Heerenveen

91.600

92.100

91.900

92.300

92.700

Emmen

96.600

95.400

95.600

95.700

96.000

Zwolle

139.000

140.400

140.600

141.400

142.500

Enschede

152.300

153.400

153.700

154.600

155.100

Lelystad

83.100

83.200

83.600

84.100

84.500

Apeldoorn

114.900

115.600

116.400

117.300

118.900

Doetinchem

71.500

72.400

72.800

73.200

73.500

Arnhem

101.900

102.900

103.000

103.400

104.300

Nijmegen

108.400

109.500

109.900

110.900

112.000

Ede

97.100

98.700

99.700

101.000

102.400

Amersfoort

79.900

80.800

81.300

82.100

82.800

Utrecht

204.800

207.100

207.700

209.100

211.500

Alkmaar

205.700

207.000

208.000

209.300

210.700

Amsterdam

482.800

489.800

494.200

500.900

507.400

Gouda

88.600

89.600

90.400

91.300

92.400

Leiden

97.300

98.000

98.300

100.000

101.200

Den Haag

235.300

236.900

238.000

239.800

241.800

Rotterdam

302.200

305.000

307.400

309.400

311.300

Dordrecht

90.000

90.600

91.300

92.000

92.900

Middelburg

111.100

110.500

110.400

111.000

111.700

Roosendaal

82.900

83.800

83.900

84.000

84.300

Breda

107.300

108.400

109.200

110.200

111.100

Tilburg

100.500

101.600

102.100

102.500

103.300

's Hertogenbosch

97.800

99.000

99.600

100.500

101.900

Oss

80.100

81.000

81.600

82.200

82.800

Eindhoven

187.600

189.000

189.900

191.100

192.400

Venlo

127.200

127.700

128.800

128.700

129.000

Sittard

121.300

121.300

121.900

121.600

121.400

Maastricht

48.200

48.700

49.000

48.800

49.000

           

Totaal

4.182.900

4.216.800

42.383.00

4.267.000

4.300.400

Regio

2017

2018

2019

2020

2021

Groningen

174.900

177.500

180.500

181.200

181.900

Leeuwarden

105.900

107.300

109.500

109.900

110.500

Heerenveen

93.000

94.600

96.600

97.000

97.600

Emmen

95.600

96.000

97.800

97.900

98.200

Zwolle

143.500

146.600

149.900

151.400

153.200

Enschede

154.800

158.600

160.800

161.700

162.500

Lelystad

84.800

85.600

88.600

89.700

91.100

Apeldoorn

119.400

122.000

124.500

125.700

126.900

Doetinchem

73.700

74.700

75.900

76.200

77.000

Arnhem

104.400

106.300

108.800

109.500

110.200

Nijmegen

112.600

115.800

118.300

119.300

120.600

Ede

103.200

105.100

107.700

109.700

110.900

Amersfoort

83.400

84.700

87.000

87.700

88.300

Utrecht

213.900

214.900

223.300

224.700

225.800

Alkmaar

211.900

215.800

220.200

221.700

223.400

Amsterdam

511.000

520.900

532.500

535.600

538.300

Gouda

93.500

95.100

97.600

98.600

99.900

Leiden

102.300

102.800

105.000

105.900

106.700

Den Haag

244.000

245.300

252.500

253.900

255.400

Rotterdam

312.000

314.700

323.900

326.300

327.700

Dordrecht

93.500

95.300

97.200

98.000

98.900

Middelburg

111.700

113.500

116.200

116.400

117.200

Roosendaal

84.600

84.700

87.600

88.200

89.000

Breda

111.500

113.200

115.800

116.300

117.000

Tilburg

103.600

105.400

107.500

108.200

108.900

's Hertogenbosch

102.500

104.000

106.600

107.900

108.800

Oss

83.200

85.000

86.000

86.800

87.500

Eindhoven

193.400

197.100

200.500

202.000

204.000

Venlo

129.300

131.000

133.400

134.200

135.200

Sittard

121.400

123.200

125.000

124.900

125.200

Maastricht

49.200

50.200

51.300

51.400

51.700

Totaal

4.321.900

4.386.800

4.487.900

4.517.900

4.549.500

148

Vraag:

Kan per woningmarktregio de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning over de afgelopen tien jaar worden weergegeven?

Antwoord:

Het rapport Stand van de woonruimteverdeling (Rigo, 2019) maakt gebruik van informatie uit de woonruimteverdeelsystemen (o.a.Woningnet). Dit is de meest recente en enige informatie dat inzicht geeft over de duur van de wachttijd (of inschrijfduur) naar regio (niet voor alle regio’s is informatie beschikbaar). De wachttijd is de periode vanaf inschrijving als woningzoekende tot de toekenning van een woning. De zoektijd is de periode vanaf de eerste zoekactie (reactie op een advertentie) tot aan de toekenning van een woning. De wachttijd is langer dan de zoekduur omdat mensen bij inschrijving vaak nog geen dringende verhuiswens hebben en eerst inschrijfduur willen opbouwen. In onderstaande tabel zijn de wachttijden van de woonruimteverdeelsystemen opgenomen van woningen die in 2017 werden verhuurd. Wat betreft de zoektijd per regio is er recentere informatie beschikbaar uit WoON2018 en WoON2021. Het gaat hier om de actieve zoektijd van huurders die in de afgelopen twee jaar zijn verhuisd naar een corporatiewoning.

Regio

Wachttijd 2017 (jaar)

 

Woningwetregio

Gemiddelde zoektijd (jaar) WoON2021

Gemiddelde zoektijd (jaar) WoON2018

Achterhoek

3,4

 

Friesland

1,3

1,5

Almelo

2

 

Groningen Drenthe

1,3

1,2

Almere

8,6

 

Noord-Holland Noord

2,2

1,2

Arnhem Nijmegen

13,7

 

Zwolle/Stedendriehoek

1,8

0,9

Den Bosch

7,3

 

Metropoolregio Amsterdam

2,2

1,7

Drechtsteden

5,1

 

Amersfoort/Noord-Veluwe/Zeewolde

3,8

1,8

Eemvallei

6,8

 

Holland Rijnland

4,2

1,2

Groningen

4,1

 

Oost-Nederland

1,1

1,1

Haaglanden

3,8

 

U16

2,0

2,0

Hengelo

4,5

 

Food Valley

1,8

1,0

Holland Rijnland

6,1

 

Haaglanden/Midden-Holland/Rotterdam

2,1

1,5

Lelystad

5,8

 

Arnhem Nijmegen

2,1

1,2

Limburg

3,8

 

Woongaard

1,3

0,4

Meijerijstad e.o.

6,3

 

Drechtsteden/Hoeksche Waard/Goeree Overflakkee

1,5

1,2

Noord Kennemerland

6,5

 

Noordoost Brabant

1,3

2,1

Noord Veluwe

13,3

 

West-Brabant en Hart van Brabant

1,9

1,8

Regio Amstredam

8,9

 

Zeeland

1,0

0,8

Regio Utrecht

8,9

 

Metropoolregio Eindhoven

2,0

1,2

Rijnmond

4,6

 

Limburg

1,4

1,1

Stedendriehoek Apeldoorn Deventer Zutphen

6,5

 

Bron: WoON2021 en WoON2018

 

West Brabant

6,8

       

Woongaard (Gorinchem e.o.)

4,7

       

Zuid Kennemerland

7,3

       

Zuidoost Brabant

3,8

       

Zwolle

5,5

       

Bron: Stand van de woonruimteverdeling (Rigo, 2019)

   

149

Vraag:

Kan per woningmarktregio het aantal toegevoegde, gesloopte en verkochte sociale huurwoningen over de afgelopen tien jaar worden weergegeven?

Antwoord:

In onderstaande tabellen zijn de voorraadmutaties (nieuwbouw, aankoop, sloop en verkoop) opgenomen van sociale huurwoningen in de DAEB tak. Voorraadmutaties van sociale huurwoningen in de niet-DAEB tak worden niet apart geregistreerd en zijn hierdoor niet meegenomen in de tabellen.

De aan- en verkooptransacties van sociale huurwoningen tussen corporaties onderling worden niet apart geregistreerd. Dit betekent dat onderlinge transacties zowel in het overzicht van aankoopaantallen terugkomen als in het overzicht van het aantal verkochte sociale huurwoningen. Per saldo is de voorraad sociale huur in de jaren 2012–2018 afgenomen, maar groeit het aantal sociale huurwoningen sinds 2019 weer.

150

Vraag:

Kan in een schema de woonquote (c.q. huurquote) ontwikkeling over de afgelopen tien jaar worden weergegeven voor sociale huurwoningen, vrije sector huurwoningen en koopwoningen?

Antwoord:

In onderstaande tabel zijn de koop-, huur- en woonquote over de afgelopen tien jaar weergegeven voor koopwoningen, sociale huurwoningen en vrije sector huurwoningen. Sociale huurwoningen zijn de woningen tot de liberalisatiegrens. Vrije sector huurwoningen zijn de woningen boven de liberalisatiegrens.

Voor de koop- en woonquote van koopwoningen is een dalende trend zichtbaar. Dit geldt ook voor de huur- en woonquote van sociale huurwoningen, sinds 2015. Voor huurwoningen in de vrije sector is een dalende lijn zichtbaar tot 2018. In 2021 zijn zowel de huur- en woonquote gestegen.

   

2021

2018

2015

2012

Koop

Koopquote

16,5%

18,8%

19,1%

23,7%

 

Woonquote

22,4%

25,6%

26,2%

31,6%

Sociale huur

Huurquote

23,3%

23,5%

24,3%

21,7%

 

Woonquote

31,6%

33,7%

34,6%

32,2%

Vrije sector

Huurquote

33,6%

31,7%

32,9%

33,4%

 

Woonquote

39,0%

38,1%

40,0%

40,7%

151

Vraag:

Kan per woningmarktregio het (geschatte) tekort aan aantallen sociale huurwoningen worden weergegeven? En hoe heeft dit tekort zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld?

Antwoord:

Om de spanning op de woningmarkt te meten, wordt als indicator het zogeheten statistisch woningtekort gehanteerd. Het woningtekort is geen «hard» gegeven, omdat dit niet geregistreerd wordt. Om die reden wordt er een schatting gemaakt middels het Primos model. Dit tekort geeft in het kort het verschil weer tussen de vraag naar woningen en het beschikbare aanbod van woningen en wordt in negatieve getallen uitgedrukt. Het statistisch woningtekort is een kwantitatief cijfer en wordt voor 2022 geraamd op -315.000 woningen (-3,9% van de woningvoorraad). Hierbij is het niet mogelijk onderscheid te maken naar eigendomsverhouding.

Toelichting:

Het prognosemodel Socrates geeft geen inzicht in het kwalitatieve woningtekort. Socrates geeft inzicht in de gewenste nieuwbouwverdeling naar eigendom, vorm en prijsklassen. Uit de Socrates 2022 uitkomsten komt wel naar voren dat 2/3 deel van de nieuwbouw in het betaalbare segment gebouwd zou moeten worden, waarvan 27% gereguleerde huurwoningen voor de komende 9 jaar (2022 tot en met 2030).

152

Vraag:

Wat zijn (naar schatting) de huidige stichtingskosten voor een nieuwbouwwoning (van grond tot realisatie)? Kan dit worden uitgesplitst naar sociale huurwoningen, vrije sector huurwoningen en koopwoningen?

Antwoord:

Uit de meest recente meerjarenbegrotingen (dPi2021) van de corporaties blijkt dat de stichtingskosten per verhuureenheid gemiddeld € 180.264 en € 213.983 bedragen voor respectievelijk de DAEB en niet-DAEB tak in 2021. Bij nieuwbouw koop liggen de stichtingskosten gemiddeld op € 315.772 in 2021.

Een nadere uitsplitsing naar type vastgoed (sociale huurwoning, vrije sector huurwoning, parkeerplaatsen, maatschappelijk of bedrijfsmatig vastgoed) is niet te maken aangezien dit niet wordt uitgevraagd bij corporaties. Tegelijkertijd bouwen corporaties voornamelijk huurwoningen, waardoor de stichtingskosten per verhuureenheid in de DAEB en niet-DAEB tak een redelijke indicatie geven van de stichtingskosten per sociale en vrije sector huurwoning.

Prognose stichtingskosten (inclusief grond) van nieuwbouw per verhuureenheid in de DAEB tak, niet-DAEB tak en nieuwbouw koop.

153

Vraag:

Wat gebeurt er concreet voor huurders in de vrije sector die door de stijgende energierekening en inflatie in de financiële problemen dreigen te komen? Voor welke regelingen (huurverlaging, huurtoeslag of anderszins) komen zij in aanmerking?

Antwoord:

Door de stijgende energierekening en hoge inflatie dreigen steeds meer mensen in de problemen te komen. Dit kunnen ook huurders van vrije sector woningen zijn. Met het prijsplafond op energie helpt het kabinet om de lasten ook voor deze groep te verlichten. Mensen met een laag inkomen kunnen tevens beroep doen op de energietoeslag die ze bij hun gemeente kunnen aanvragen.

De maximale huurprijsstijging in de vrije sector is tot mei 2024 wettelijk beperkt. Ik werk aan een wetwijziging die het mogelijk maakt voor 2023 en 2024 de maximale huurverhoging onder inflatieniveau vast te stellen en te koppelen aan de loonontwikkeling. Voor een huurverlaging zoals deze naar verwachting per 1 juli 2023 wordt doorgevoerd komt deze doelgroep niet in aanmerking. Deze is bedoeld voor mensen met een laag inkomen die in een corporatiewoning wonen. Met het voornemen om de algemene maximum huurgrens af te schaffen in de huurtoeslag zouden ook huurders van vrije sector woningen, indien hun inkomen binnen de gestelde grenzen valt, een beroep kunnen doen op huurtoeslag. Dit loopt mee in de hervorming van de huurtoeslag zoals voorgesteld in het Coalitieakkoord. De hiervoor benodigde wetswijziging ligt momenteel voor bij de Raad van State en wordt naar verwachting voor het eind van dit jaar aan Uw Kamer toegestuurd.

154

Vraag:

Kan een actueel overzicht gegeven worden van het aantal woningen per woningmarktregio uitgesplitst naar type woning (sociale huurwoning, vrije sectorwoning, koopwoning)? Kan hierbij ook een onderscheid per prijscategorie worden gemaakt (sociale huurwoningen tot aftoppingsgrens, vrije sector tot 1.000 euro, betaalbare koopwoningen)?

Antwoord:

In de onderstaande tabel vindt u een actueel overzicht van het aantal woningen uitgesplitst per regio, per gevraagde prijscategorie: sociale huurwoningen tot de aftoppingsgrens, vrije sector tot 1.000 euro (betaalbare koopwoningen). Onder betaalbare koopwoningen worden woningen bedoelt met een waarde tot aan de NHG grens.

Woningmarktregio (woningwet)

Koop t/m NHG

Sociale huur < aftoppingsgrens

Particuliere huur tot 1000

Friesland

57.300

73.700

26.700

Groningen Drenthe

98.900

122.800

59.900

Noord-Holland Noord

60.600

60.700

28.300

Zwolle/Stedendriehoek

78.100

105.800

46.100

Metropoolregio Amsterdam

135.100

360.700

217.400

Amersfoort/Noord-Veluwe/Zeewolde

39.200

50.200

19.200

Holland Rijnland

27.900

65.000

33.200

Oost-Nederland

73.500

96.000

34.700

U16

56.800

100.800

62.500

Food Valley

25.900

32.800

12.700

Haaglanden/Midden-Holland/Rotterdam

180.900

389.400

195.100

Arnhem Nijmegen

58.900

101.000

47.700

Woongaard

29.800

43.000

18.400

Drechtsteden/Hoeksche Waard/Goeree Overflakkee

36.200

50.800

9.600

Noordoost Brabant

42.200

67.600

28.200

West-Brabant en Hart van Brabant

84.200

125.300

51.700

Zeeland

33.700

35.400

15.000

Metropoolregio Eindhoven

50.600

91.600

39.600

Limburg

104.800

127.200

65.200

0

0

0

Totaal

1.274.700

2.099.800

1.011.000

Bron: WoON2021

155

Vraag:

Kan een actueel overzicht gegeven worden van goedkope en dure scheefwoners? Kan dit uitgesplitst worden naar type woning (sociale huurwoning, vrije sector woning, koopwoning)?

Antwoord:

Onder de sociale huurwoningen worden de huurwoningen met een huur tot de liberalisatiegrens bedoeld.

Onder de vrije sector huurwoningen worden de huurwoningen met een huur boven de liberalisatiegrens bedoeld.

Onder dure scheefheid worden huishoudens met een laag inkomen die behoren tot de doelgroep van de huurtoeslag en wonen in een huurwoning met een huur boven de aftoppingsgrens.

Onder goedkope scheefheid worden huishoudens met een midden- of hoog inkomen in een huurwoning onder de liberalisatiegrens.

Scheefheid huurwoningen, goedkoop en duur

Type verhuurder

Dure scheefheid

Goedkope scheefheid

corporatie huur

217.000

151.000

private huur

136.000

59.000

     

Totalen

353.000

210.000

Bron: WoON2021

156

Vraag:

Wat is de (geschatte) gemiddelde vloeroppervlakte van bestaande woningen en wat is de (geschatte) gemiddelde vloeroppervlakte van nieuwbouwwoningen? Kan dit uitgesplitst worden naar sociale huurwoning, vrije sectorwoning en koopwoning?

Antwoord:

Uit het WoON2021 blijkt dat de gemiddelde vloeroppervlakte van bestaande sociale huurwoningen 85 m2is, van bestaande vrije sector huurwoningen 97 m2 en van bestaande koopwoningen 141 m2. De gemiddelde vloeroppervlakte van nieuwbouwwoningen kan niet worden bepaald aan de hand van de beschikbare data. Er is hierbij geen onderscheid te maken naar bestaande woningen en nieuwbouwwoningen. Om een beeld te geven van de recent gebouwde woningen is de gemiddelde vloeroppervlakte van woningen met een bouwjaar vanaf 2010 bepaald. Hierbij hebben de sociale huurwoningen een gemiddeld vloeroppervlakte van 78 m2, de vrije sector woningen een gemiddeld vloeroppervlakte van 93 m2 en de koopwoningen een gemiddeld vloeroppervlakte van 150 m2.

Resultaten:

 

Gemiddelde gebruiksoppervlakte bestaande woningen

Gemiddelde gebruiksoppervlakte woningen vanaf 2010

Sociale huurwoningen

85 m2

78 m2

Vrije sector huurwoningen

97 m2

93 m2

Koopwoningen

141 m2

150 m2

Bron:

WoON2021

157

Vraag:

Kan per studentenstad het huidige aantal studentenwoningen worden weergegeven en kan hierbij ook het huidige tekort weergegeven worden? Kan ook per studentenstad het concrete doel voor het aantal nieuw te realiseren studentenwoningen voor 2023, 2024 en 2025 worden weergegeven?

Antwoord:

Hieronder ziet u per studiestad het aantal studentenwoningen en harde bouwplannen die tot nu toe bekend zijn. Het huidige aanbod en tekort is niet opgenomen voor de kleinere steden omdat de onzekerheidsmarges hier groot zijn. Daarnaast worden er studentenwoningen toegevoegd door het beter benutten van de bestaande voorraad zoals door het stimuleren van hospita-achtige constructies en splitsing van woningen.

Studiesteden

Aanbod ’21-’22

Tekort ’21-’22

Harde bouwplannen 2022 t/m 2029

Amsterdam

59.145

– 5.955

2.455

Arnhem

   

0

Breda

   

0

Delft

17.500

– 1.055

1.010

Den Haag

21.495

– 1.075

0

Ede

   

0

Eindhoven

14.935

– 1.050

820

Enschede

   

445

Groningen

40.630

– 2.585

770

Haarlem

   

90

Leeuwarden

   

190

Leiden

16.280

– 2.910

1.960

Maastricht

18.030

– 250

970

Nijmegen

18.775

– 2.325

305

Rotterdam

32.960

– 2.720

680

's-Hertogenbosch

   

225

Tilburg

   

545

Utrecht

30.240

– 5.730

1.090

Wageningen

   

1.245

Zwolle

   

0

Bron: ABF Research

158

Vraag:

Wat is de actuele gemiddelde tijd tussen het plannen van een woning en de oplevering?

Antwoord:

Het proces van eerste idee tot oplevering van een woning duurt gemiddeld tien jaar, waarvan de daadwerkelijke bouw gemiddeld twee à drie jaar duurt.

159

Vraag:

Kan over de afgelopen tien jaar weergegeven worden wat de (geschatte) ontwikkelingen zijn ten aanzien van de gemiddelde winst die een projectontwikkelaar heeft gemaakt op de realisatie van een woning?

Antwoord:

Projectontwikkelaars geven geen cijfers over de gemiddelde winst per woning. Op basis van de cijfers van het CBS is wel de conclusie te trekken dat de verkoopprijs van een nieuwbouwwoning (sinds 2015 met meer dan 85%) veel harder is gestegen dan de bouwkosten (sinds 2015 met bijna 40%). Dat duidt erop dat met name de grondprijzen voor vrije sector nieuwbouwwoningen zijn gestegen. Dit zegt nog niets over de winst van de projectontwikkelaar. Dit is afhankelijk voor welke prijs de ontwikkelaar de grond heeft kunnen inkopen. Een analyse van onderzoeksbureau Stadkwadraat geeft aan dat de kosten voor grondverwerving in de afgelopen tijd zijn toegenomen, en onderhand de grootste kostenpost zijn in een grondexploitatie.

160

Vraag:

Wordt er met de Europese Commissie overleg gevoerd over het reguleren van een deel van de vrije huursector? Wat zijn de op dit moment de afspraken tussen Nederland en de Europese Commissie op dit vlak en op welke wijze is aanpassing van deze afspraken nodig om de plannen voor de regulering van een deel van de vrije sector mogelijk te maken?

Antwoord:

Er wordt op dit moment geen overleg gevoerd met de Europese Commissie over het reguleren van de vrije huursector. In tegenstelling tot verhuur van sociale woningen (welke activiteit aangemerkt is als dienst van algemeen economisch belang en – in het verlengde van het EC-besluit uit 2009 – onder voorwaarden onder het DAEB vrijstellingsbesluit kan vallen), is verhuur in de vrije sector geen onderwerp van specifieke afspraken tussen Nederland en de Europese Commissie.

161

Vraag:

Welk percentage van de woningen in de vrije sector is (naar schatting) in bezit van corporaties, welk deel in bezit van institutionele beleggers en welk deel in het bezit van particuliere beleggers? Kan de ontwikkeling van deze bezitsverhouding over de afgelopen tien jaar worden weergegeven voor zover bekend?

Antwoord:

In onderstaande tabel zijn de percentages weergegeven van de ontwikkeling van woningen in de vrije sector uitgesplitst naar de gevraagde groepen.

WoON jaartal

Corporaties

Institutionele beleggers

Particulieren

2021

28%

29%

43%

2018

37%

30%

34%

2015

43%

29%

28%

2012

44%

30%

26%

Bron: WoON 2012, 2015, 2018, 2021

162

Vraag:

Kan een overzicht gegeven worden van de hoogte van de liberalisatiegrens in andere EU-lidstaten en de omvang van de gereguleerde huursector in die landen?

Antwoord:

Uit het rapport Europese vergelijking staatssteun en inkomensgrenzen sociale huisvesting (SEO, 2021) blijkt dat in de vergelijking tussen Nederland en andere Europese lidstaten er grote variatie is in kenmerken van sociale huisvesting, zoals onder andere in de wijze van afbakenen. Voor Nederland geldt dat de omvang van de sociale huursector afgebakend wordt via de liberalisatiegrens. Deze bepaalt of een huurwoning binnen de sociale huur of de vrije sector valt. Dit is vrijwel uniek in Europa. Hierdoor is het niet mogelijk om een overzicht te geven van de hoogte van de liberalisatiegrens in andere EU-lidstaten en de omvang van de gereguleerde huursector in die landen.

163

Vraag:

Kan schematisch weergegeven worden hoe groot de doelgroep is voor sociale huurwoningen over de afgelopen tien jaar?

Antwoord:

In onderstaand schema is de doelgroep opgenomen. Hierin is weergegeven hoeveel huishoudens een inkomen hebben op of onder de DEAB-inkomensgrens, ongeacht of zij daadwerkelijk is een sociale huurwoning wonen of niet. Een deel van de doelgroep woont in een koopwoning, of in de vrije sector.

2011

2014

2019

2020

3.217.501

3.526.081

3.572.304

3.944.042

Bron: WoON 2021, 2018, 2015 en 2012

164

Vraag:

Op welke wijze wordt bij de bepaling van het aantal benodigde sociale huurwoningen rekening gehouden met de inflatieontwikkelingen waardoor de doelgroep mogelijk wordt vergroot?

Antwoord:

Jaarlijks wordt met het Primos model de totale woningbehoefte geraamd, en met het Socrates-model de kwalitatieve woningbehoefte (waaronder de behoefte aan sociale huurwoningen) geactualiseerd. Hierbij wordt ook gekeken naar de (reële) inkomensontwikkeling van huishoudens. Hierin wordt dus ook het effect van de inflatie meegenomen.

Socrates is een scenario-model dat een inschatting geeft van de kwalitatieve woningbehoefte en het kwalitatieve bouwprogramma op basis van demografische ontwikkeling, inkomensontwikkelingen, woonvoorkeuren uit het WoON, het kwantitatieve woningbouwprogramma, boven inflatoire huurverhogingen, corporatie- en toewijzingsbeleid

165

Vraag:

Wat gebeurt er met het budget «Binnenstedelijke Transformatiefaciliteit»? Welke beleidsdoelen en effecten worden verwezenlijkt met het inzetten van deze post?

Antwoord:

Met het budget voor de transformatiefaciliteit worden binnenstedelijke transformatieprojecten ondersteund met een lening. Deze lening is bedoeld voor ontwikkelaars en voor de financiering van de voorfase van projecten waar veelal nog geen of weinig sprake is van planologische zekerheid (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning). De binnenstedelijke transformatie opgave levert meer woningen op en draagt bij aan de leefbaarheid en vitaliteit van gebieden.

De Transformatiefaciliteit is revolverend. Dat betekent dat de afgeloste leningen weer ingezet worden voor het verstrekken van nieuwe leningen aan nieuwe projecten.

166

Vraag:

Hoe is de financiering van de post «Grootschalige woningbouwgebieden» ingeregeld (aangezien in voorgaande jaren deze post niet opgenomen is in de begroting)?

Antwoord:

Ten behoeve van de gebiedsontwikkeling t.b.v. de grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties is eenmalig € 475 mln. beschikbaar gesteld in 2023. Deze middelen zullen in 2023 uitgekeerd worden als er overeenstemming is met de regio’s over de bestemming van deze middelen. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van een specifieke uitkering.

167

Vraag:

Hoe verhoudt de teruglopende uitgave aan de woningbouwimpuls (budget uitgeput in 2024) zich tot de woningbouwdoelstelling van 100.000 woningen per jaar?

Antwoord:

De doelstelling 100.000 per jaar staat overeind, niet ieder project heeft een woningbouwimpuls nodig. Daarnaast wordt er ook andere ondersteuning geboden vanuit het bredere programma Woningbouw om dit doel te bereiken.

168

Vraag:

Hoeveel vocht- en schimmelwoningen worden met het Volkshuisvestingsfonds (bij benadering) aangepakt en hoeveel vocht- en schimmelwoningen blijven er dan nog over en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

In de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds is in totaal € 412 mln. besteed. Aanvragen konden ingediend worden voor de volgende drie bouwactiviteiten; 1) renovatie, 2) transformatie en 3) sloop-nieuwbouw.

Binnen de activiteit «renovatie» was er ruimte voor activiteiten waarbij de energieprestatie van het gebouw met ten minste 3 energielabelstappen verbetert, of waarbij de energieprestatie tot ten minste label B wordt verbeterd, en die ook kunnen zijn gericht op:

  • 1) het aanpakken van achterstallig onderhoud; of

  • 2) het aanpakken van schimmelproblematiek.

In totaal zijn er met het Volkshuisvestingsfonds middelen verstrekt voor de renovatie van 20.410 woningen. Gemeenten hebben voor circa 13.000 woningen aangegeven dat hierbij sprake is van een slecht binnenmilieu, dit betreft onder anderen schimmelproblematiek.

Daarnaast komt onderhoud en de kwaliteit van corporatiewoningen nadrukkelijk aan bod in de Nationale prestatieafspraken die in juni zijn ondertekend door IPO, Aedes, Woonbond en de VNG. Door het afschaffen van de verhuurdersheffing per 1 januari groeit de investeringsruimte van de corporaties, zodat er extra middelen beschikbaar komen o.a. voor verduurzaming en leefbaarheid. Corporaties committeren zich eraan dat er vanaf 2026 geen woningen meer zijn met een slechte staat van onderhoud (categorie 5 of 6), tenzij er voor deze woningen concrete sloopplannen zijn. Om de kwaliteit, gezondheid en veiligheid van de corporatievoorraad verder te verbeteren investeren corporaties tot en met 2030 jaarlijks € 200 miljoen extra in woningverbetering, met een focus op een versnelde aanpak van vocht en schimmel, loden leidingen, asbest en brandveiligheid.

169

Vraag:

Hoeveel woningen met loden-leidingen worden met het Volkshuisvestingsfonds(bij benadering) aangepakt en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Het doel van het Volkshuisvestingsfonds was het investeren in leefbaarheid en verduurzaming van de woningvoorraad in de meest kwetsbare gebieden. In totaal zijn er middelen verstrekt voor de renovatie van 20.410 woningen. Hierbij worden verschillende problemen aangepakt zoals, constructieve problematiek, achterstallig onderhoud, ongezonde binnenmilieus, energieprestaties en fysieke toegankelijkheid.

De aanpak problematiek rondom loden-leidingen kan met de middelen van het Volkshuisvestingsfonds worden opgepakt maar is geen specifiek speerpunt van het Volkshuisvestingsfonds. Ik kan om deze reden geen specifiek aantal woningen benoemen waar de middelen zijn benut voor het aanpakken van loden leidingen. Wel is het mogelijk dat gemeenten bij het aanpakken van het ongezonde binnenmilieu ook het aanpakken van loden-leidingen hierbij betrekken, dit is echter niet cijfermatig vastgelegd.

In de nationale prestatieafspraken is overeengekomen, dat corporaties tot en met 2030 jaarlijks € 200 mln. extra investeren in woningverbetering, met een focus op een versnelde aanpak van vocht en schimmel, loden leidingen, asbest en brandveiligheid.

170

Vraag:

Hoeveel woningen worden met het Volkshuisvestingsfonds (bij benadering) gerenoveerd en verduurzaamd en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

In de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds is in totaal € 412 mln.besteed. In totaal zijn er middelen verstrekt voor de renovatie van 20.410 woningen.

Hierbij is een harde eis dat bij de activiteit renovatie de woningen met ten minste 3 energielabelstappen verbeterd worden, of tot ten minste label B. Er is gekozen voor label B omdat hiermee voldaan wordt aan de ondergrens van veel alternatieve warmtebronnen waar deze woningen in de energietransitie op aangesloten kunnen worden. Voorwaarde voor het verstrekken van middelen was dat de uitvoering binnen twee jaar na toekenning van de uitkering opgestart zou worden. Binnen 10 jaar na uitkering zouden de ingrepen afgerond moeten worden.

In hun aanvraag voor het Volkshuisvestingsfonds hebben gemeenten per periode van 2 jaar aangegeven hoeveel woningen zullen worden gerenoveerd. In de periode tot 2023 wordt circa 8% van het totaal aantal woningen gerenoveerd, in de periode tussen 2024 en 2026 is dat circa 35%, in de periode van 2027 en 2029 is dat circa 37% en in de periode van 2030 tot 2031 is dat circa 18%.

171

Vraag:

Hoeveel sociale huurwoningen worden met het Volkshuisvestingsfonds bij benadering gesloopt en hoeveel sociale huurwoningen verdwijnen hiermee daadwerkelijk en hoeveel woningen en welke woningen komen daarvoor in de plaats terug en kunt u deze cijfers per jaar inzichtelijk maken?

Antwoord:

Met de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds zijn middelen uitgekeerd voor de sloop van 1250 woningen. Hiervoor worden er bij benadering 2000 woningen teruggebouwd. In hun aanvragen hebben gemeenten onderbouwd waarom specifieke woningen worden gesloopt en welke woningen er zullen worden teruggebouwd. Om te specificeren hoeveel sociaal huurwoningen zullen worden gesloopt en welke woningen daarvoor zullen worden teruggebouwd zal een korte inventarisatie worden gedaan. Ik zal u hier in mijn volgende Kamerbrief met betrekking tot het Volkshuisvestingsfonds informeren over het resultaat hiervan, ik verwacht u deze brief voor het einde van het jaar te sturen.

172

Vraag:

Hoeveel woningen worden met het Volkshuisvestingsfonds gesplitst en hoeveel woningen samengevoegd?

Antwoord:

In de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds is in totaal € 412 mln. besteed. Aanvragen konden ingediend worden voor de volgende drie bouwactiviteiten; 1) renovatie, 2) transformatie en 3) sloop-nieuwbouw. Het splitsen of samenvoegen van woningen was geen specifiek onderdeel van de activiteiten van de eerste tranche van het Volkshuisvestingsfonds, dit is dus ook niet cijfermatig bijgehouden. Onder de noemer van renovatie was het splitsen of samenvoegen van woningen wel mogelijk met de middelen van het Volkshuisvestingsfonds.

173

Vraag:

Hoeveel woningen worden met het Volkshuisvestingsfonds aangekocht?

Antwoord:

In de eerste tranche van het Volkshuisvestingsfonds was inponding een van de mogelijke activiteiten die kon worden opgevoerd door gemeenten. Dit betreft het aankopen of verwerven van een woning door een persoon of rechtspersoon ten behoeve van de herstructurering van deze woning, dit gebeurt meestal door corporaties en gemeenten. Met de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds worden circa 1.000 woningen ingepond.

174

Vraag:

Hoeveel woningen komen er met het Volkshuisvestingsfonds extra bij als gevolg van transformatie?

Antwoord:

Met de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds zijn er middelen uitgekeerd voor de transformatie van 40 woningen.

175

Vraag:

Hoeveel woningen worden extra met het Volkshuisvestingsfonds gebouwd?

Antwoord:

Met de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds worden er bij benadering 790 woningen extra gebouwd. Dit aantal bestaat uit 40 woningen voortkomend uit transformatie en 750 woningen die worden toegevoegd aan de woningvoorraad voortkomend uit sloop/nieuwbouw.

176

Vraag:

Hoeveel huurders weten de gang naar de Huurcommissie extra te vinden door het nog laagdrempeliger maken van de Huurcommissie en hoeveel geld is daarmee gemoeid?

Antwoord:

Verschillende activiteiten worden ondernomen om de laagdrempeligheid van de gang naar de Huurcommissie te vergroten. Hiertoe is onder andere een klantcontactcentrum vormgegeven en in het nieuwe zaaksysteem is een klantportaal gecreëerd voor huurders en verhuurders. Daarmee krijgen zij inzicht in de voortgang van hun geschil en kunnen zij stukken uploaden en inzien. Standaard verzoekschriften zijn opgesteld, de communicatie is naar B1 niveau gebracht en binnenkort gaat onze nieuwe website live.

In de jaren 2023 en verder wordt op deze punten nader ingezet om de laagdrempeligheid verder te vergroten. Hiertoe is vanuit het programma Werk aan Uitvoering (WaU) circa € 1 mln. extra per jaar vrijgemaakt. Hoeveel extra huurders en verhuurders hiermee bereikt worden is niet aan te geven. Er is wel een duidelijke stijging waarneembaar in het aantal unieke bezoekers van onze website. Dit zal echter naar verwachting ook zijn relatie hebben met het huidig economisch klimaat.

177

Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van de achterstanden bij de Huurcommissie?

Antwoord:

In 2020 zijn achterstanden ontstaan die in 2021 helemaal zijn weggewerkt. De werkvoorraad is toen gedaald van 9.400 zaken begin dat jaar naar circa 3.400 zaken aan het einde van het jaar. Een gezonde werkvoorraad ligt tussen de 3.500 en 2.500 zaken, al naar gelang de instroom en bezetting van de Huurcommissie. Met een gezonde werkvoorraad moet het mogelijk zijn de doorlooptijden te behalen zoals wettelijk bepaald. Daarmee krijgen huurders en verhuurders snel duidelijkheid in hun geschil. Een tijdige en kwalitatieve uitspraak is de primaire focus van de Huurcommissie. Deze gezonde werkvoorraad is onderhand behaald, er is geen sprake meer van achterstanden.

178

Vraag:

Hoeveel jongeren tussen 18 en 23 jaar zouden huurtoeslag ontvangen als de leeftijdgrens van 23 jaar naar 18 jaar verlaagd zouden?

Antwoord:

Op dit moment ontvanger circa 60.000 jongerenhuishoudens huurtoeslag. Door een verlaging van de leeftijdsgrens van 23 naar 18 jaar zullen hier circa 7duizend jongerenhuishoudens bij komen.

179

Vraag:

Hoeveel jongeren zouden huurtoeslag ontvangen als de leeftijdgrens van 21 jaar naar 18 jaar zou gaan?

Antwoord:

De verlaging van de leeftijdsgrens van 23 naar 21 jaar is onderdeel van de huurtoeslag hervorming. Een verdere verlaging van de leeftijdsgrens naar 18 jaar zal het aantal jongerenhuishoudens met recht op huurtoeslag doen toenemen met circa 3.000.

180

Vraag:

Hoeveel dakloosheid onder jongeren kan er voorkomen worden als de leeftijdgrens voor de huurtoeslag verlaagd wordt van 23 jaar naar 18 jaar?

Antwoord:

Het al of niet dakloos zijn van jongeren hangt van vele factoren af. Daarom is het niet aan te geven wat het effect is van het verlagen van de leeftijdsgrens voor jongeren. Wel zal het verlagen van de leeftijdsgrens naar 21 jaar bijdragen aan de betaalbaarheid van het wonen voor jongeren.

181

Vraag:

Kunt u toelichten waarom er minder geld naar de Dienst van de Huurcommissie gaat per 2023, terwijl vanaf 2023 een groter deel van de huurwoningen gereguleerd gaat worden en dus ook meer huurders toegang krijgen tot de Huurcommissie?

Antwoord:

De regulering van het middensegment zal naar verwachting plaatsvinden in het jaar 2024. Dit vraagt inderdaad om een uitbreiding in de capaciteit van de Dienst. In de offerte over het jaar 2023 zullen deze financiële effecten inzichtelijk worden gemaakt tezamen met de voorzienbare effecten van de huidige economische situatie. Ik ben voornemens de Kamer voor de het WGO Wonen en Ruimtelijke Ordening te informeren over de economische effecten die van invloed zijn op de Dienst. De financiële effecten zullen onderdeel uitmaken van de voorjaarsbesluitvorming. Ik draag daarbij zorg voor dat de Huurcommissie haar taak kan blijven uitvoeren.

182

Vraag:

Waarom is er geen geld gereserveerd voor de NHG risicovoorziening na 2022?

Antwoord:

Jaarlijks wordt in de begroting de feitelijke afdracht van de vergoeding door NHG aan het Rijk verwerkt op basis van de daadwerkelijke cijfers. Er wordt niet vooraf een raming opgesteld.

183

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel mensen in Nederland met een minimumloon geen sociale huurwoning hebben en daardoor geen aanspraak kunnen maken op de huurtoeslag?

Antwoord:

In WoON 2021 is niet exact te bepalen wie een minimum loon heeft.

Wel is bekend welke huishoudens op of onder het minimum inkomen van de huurtoeslag zit.

Wat globaal overeenkomt met het sociaal minimum, zoals aangereikt door het Ministerie van SZW.

In het programma Betaalbaar wonen blijkt dat huishoudens met een inkomen tot 120% van het minimum inkomen huurtoeslag de meeste betaalrisico's hebben. Het aantal huishoudens dat boven de liberalisatiegrens woont of een koopwoning bezit is weergegeven in onderstaande tabel.

Categorie

Woning voorraad > liberalisatiegrens

Woningvoorraad koopwoningen

Totaal

Minima soc.min-120% ht-inkomen

59.100

324.600

383.600

Bron: WoON 2021

184

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel lage midden inkomens (onder de grens van 40.765 euro) geen sociale huurwoning hebben en daardoor geen aanspraak kunnen maken op de huurtoeslag?

Antwoord:

Op basis van het WoON2021 blijkt dat alle huishoudens met een inkomen vanaf 120% van het minimum inkomen huurtoeslag (zie vraag 183), tot de DAEB inkomensgrens voor het toewijzen van sociale huurwoningen kunnen worden gedefinieerd als lage midden inkomens.

In onderstaande tabel vind u voor deze groep de verdeling:

Categorie

Woning voorraad > liberalisatiegrens

Woningvoorraad koopwoningen

Totaal

Huishoudens met een inkomen vanaf 120% min. Ink. HT t/m DAEB inkomensgrens

160.500

920.900

1.081.400

Bron: WoON2021

185

Vraag:

Wat is de gemiddelde wachttijd voor de behandeling van een zaak bij de Huurcommissie?

Antwoord:

Omdat de Huurcommissie momenteel een gezonde werkvoorraad heeft en er geen achterstanden zijn, kunnen geschillen in principe direct in behandeling worden genomen. Een wachttijd voor behandeling is er dus niet.

Als bedoeld wordt de gemiddelde doorlooptijd dan is in onderstaande tabel de gemiddelde doorlooptijd gegeven van de drie belangrijkste geschilsoorten en verzetzaken die zijn afgerond in 2022.

Geschilsoort

doorlooptijd in dagen

Huurprijsgeschillen

99

Servicekostengeschillen

145

Huurverhogingszaken

21

Verzetzaken

79

186

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel sociale huurwoningen er in 2022 zijn bijgebouwd?

Antwoord:

In oktober a.s. worden bestuurlijke afspraken met de provincies gemaakt over het aantal te realiseren woningen. Hierbij zal, in lijn met de Nationale prestatieafspraken woningcorporaties, onder andere worden gestuurd op de realisatie van 250.000 sociale huurwoningen door woningcorporaties. Op dit moment zijn hier geen aantallen voor beschikbaar. Het is onderdeel van de afspraken met gemeenten en provincies om dit wel inzichtelijk te maken in de monitoring plancapaciteit woningbouw.

187

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel sociale huurwoningen er in 2023 zullen worden bijgebouwd?

Antwoord:

Op dit moment zijn hier geen aantallen voor beschikbaar.

In oktober a.s. worden bestuurlijke afspraken met de provincies gemaakt over het aantal te realiseren woningen. Hierbij zal, in lijn met de Nationale prestatieafspraken woningcorporaties, onder andere worden gestuurd op de realisatie van 250.000 sociale huurwoningen door woningcorporaties. Ook spreek ik daarbij per provincie af hoeveel sociale huurwoningen zij per jaar zullen bouwen. Ik zal uw kamer na het afsluiten van de afspraken hierover informeren.

188

Vraag:

Wat is de definitie van een «betaalbare woning»?

Antwoord:

Er bestaat geen definitie van een betaalbare woning op formeel wetsniveau. In het Besluit Woningbouwimpuls 2020 is wel een definitie van «betaalbare woning» opgenomen. Dezelfde definitie is ook in de nationale bouw en woonagenda opgenomen. Betaalbare huurwoningen zijn woningen met een huur van 1.000 euro per maand of minder; sociale huurwoningen zijn daarmee per definitie betaalbaar. Betaalbare koopwoningen zijn woningen tot aan de NHG-grens (355.000 euro in 2022). In kader van de motie Bisschop kom ik in het voorjaar van 2023 terug op een mogelijke nadere uitsplitsing binnen het betaalbare segment.

189

Vraag:

Kan per provincie een actueel overzicht gegeven worden van de harde en zachte plancapaciteit? Kan hierbij ook worden aangegeven hoeveel van deze harde en zachte plancapaciteit zich bevindt in een kwetsbaar gebied (bijvoorbeeld vanwege de ligging onder of rond zeeniveau of in een «diepe kuil» die mogelijk nodig is voor waterberging)?

Antwoord:

Onderstaande tabel bevat het gevraagde overzicht van plancapaciteit per provincie.

Provincie

Netto plancapaciteit

Harde plancapaciteit

Groningen

23.300

5.200

Friesland

16.200

8.300

Drenthe

12.100

4.900

Overijssel

47.200

16.500

Flevoland

51.100

18.700

Gelderland

103.000

36.500

Utrecht

115.400

41.200

Noord-Holland

245.500

80.900

Zuid-Holland

246.600

66.100

Zeeland

10.300

6.500

Noord-Brabant

141.000

51.300

Limburg

22.300

8.700

Het Ministerie van I&W is, in overleg met het Ministerie van BZK, bezig om in beeld te brengen welke delen van Nederland kwetsbaar zijn vanuit het perspectief van de brede opgaven die de ruimtelijke inrichting van Nederland bepalen in het algemeen en Water en Bodem Sturend in het bijzonder in relatie tot de harde en zachte plancapaciteit. Per locatie zal vervolgens door de gemeenten/provincies moeten worden bepaald hoe groot de kwetsbaarheid is en welke mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn. Aan de brede ruimtelijke opgave zal het kabinet in het najaar invulling geven.

190

Vraag:

Hoeveel procent van de nieuwbouwplannen zijn op dit moment (naar schatting) «betaalbare woningen»?

Antwoord:

In de Inventarisatie Plancapaciteit – voorjaar 2022 staat dat 49% van de 1.000.000 woningen die momenteel zijn opgenomen in woningbouwplannen in het betaalbare segment valt. Daarbij moet worden vermeld dat er voor 28% van de woningen nog geen prijssegment beschikbaar is. Dat komt omdat gemeenten prijssegmentering niet altijd opnemen in de ruimtelijke plannen.

In de bestuurlijke afspraken met de provincies en de regionale Woondeals wordt gestuurd op de realisatie van twee derde betaalbare huur- en koopwoningen.

191

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel er vorig jaar procentueel is teruggevorderd op de huurtoeslag ten op zichte van de totaal uitgekeerde huurtoeslag?

Antwoord:

In 2021 is ca. 9.5% van het bedrag aan uitgekeerde huurtoeslag teruggevorderd

192

Vraag:

Kunt u aangeven wat het gemiddelde teruggevorderde bedrag was van de huurtoeslag vorig jaar?

Antwoord:

Het gemiddelde terugvorderingsbedrag over 2021 is circa € 587. Dit bedrag kan nog wijzigen, omdat ca. een kwart van de aanvragen nog definitief toegekend moet worden.

193

Vraag:

Kan een zo actueel mogelijk overzicht gegeven worden van het aantal woningen per energielabel? Kan dit worden uitgesplitst naar sociale huurwoning, vrije sector huurwoning en koopwoning?

Antwoord:

Zie tabel 91.1 voor de aantallen per type eigendom per 1 juli 2022 van geregistreerde geldige energielabels en tabel 91.2 voor de extrapolatie naar de hele woningvoorraad.

Uit de basisregistraties kan niet worden afgeleid om welk type huurwoning het gaat en of het sociale verhuur of verhuur in de vrije sector betreft, indicatief kan wel worden afgeleid wat het type eigenaar van een huurwoning is. Hiervoor maakt Kadaster onderscheid tussen corporatiebezit en investeerders. In het totaal aantal particuliere huurwoningen schaart het CBS alle huurwoningen die niet van een corporatie zijn of waarvan niet vastgesteld kan worden wie de eigenaar is, dit betreft dus ook »Overig eigendom» en »Eigendom niet eenduidig».

194

Vraag:

Hoeveel woningen hebben (naar schatting) op dit moment wel een energielabel en hoeveel woningen hebben nog geen energielabel?

Antwoord:

Tabel 91.1 en 91.2 maken inzichtelijk dat van de circa 8 miljoen woningen in Nederland er nu 4,6 miljoen een energielabel hebben die naar type eigenaar kan worden ingedeeld. Doordat niet alle woningen met een geldig energielabel aan een type woningeigenaar kunnen worden toebedeeld ligt het daadwerkelijke aantal labelregistraties hoger. Naar verwachting hebben rond de 3,3 miljoen woningen nog geen geldig energielabel.

195

Vraag:

Kan een overzicht gegeven worden van alle bestaande subsidies en leningen vanuit de rijksoverheid die beschikbaar zijn voor woningeigenaren, verhuurders en huurders om hun woning(en) te verduurzamen?

Antwoord:

Bijgevoegd treft u een overzicht aan van regelingen die in 2022 open zijn (of waren), inclusief een onderverdeling naar doelgroep en type.

Regeling

Type

Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE)

Koop/(verhuur

subsidie

Proeftuin aardgasvrije wijken (PAW)

Koop/(ver)huur

subsidie

Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH)

Koop

Subsidie

Nationaal Warmtefonds

Koop

Lening (publiek-privaat fonds)

Subsidieregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH)

Huur

Subsidie

Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP)

Huur

Subsidie

Regeling Vermindering Verhuurderheffing (RVV-V)

Huur

Fiscaal

Lokale Aanpak Nationaal Isolatie Programma (NIP)

Koop/huur

Subsidie (via SPUK)

Beschikking middelen aanpak energiearmoede

Koop/huur

Subsidie (via SPUK)

Renovatieversneller

Huur

Subsidie

Regeling Reductie Energiegebruik Woningen (RREW)

Koop/huur

Subsidie (via SPUK)

Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)

Huur

Subsidie

In dit overzicht zijn de bestaande reeksen van het Nationaal Isolatieprogramma (NIP) verdeeld over verschillende regelingen. Dat zijn de ISDE, SEEH en de lokale aanpak Nationaal Isolatie Programma.

De invulling van de in het Coalitieakkoord benoemde reeksen in het Klimaatfonds voor de gebouwde omgeving zijn nog niet opgenomen. De indicatieve reeks voor en Hybride Warmtepompen wordt op dit moment uitgewerkt. Voor de indicatieve verdeling van het NIP voor de komende jaren over verschillende actielijnen verwijs ik u naar de bijlage bij Kamerstukken II 30 196 nr. 791.

196

Vraag:

Wat zijn de gemiddelde kosten die nodig zijn voor het realiseren van een labelsprong?

Antwoord:

Zie antwoord 94.

197

Vraag:

Kunt u aangeven hoeveel sociale huurwoningen er in 2022 zijn verduurzaamd tot minimaal energielabel C?

Antwoord:

Per 1 juli 2022 hadden 1.728.000 woningen van woningcorporaties minimaal energielabel C, op basis van extrapolatie van de gelabelde woningvoorraad. Per 1 januari 2022 waren dit er 1.701.000. Op basis van deze cijfers zijn naar verwachting 27.000 woningen van woningcorporaties in de eerste helft van 2022 verduurzaamd tot minimaal energielabel C.

198

Vraag:

Kunt u specificeren waaraan de subsidie voor het Warmtefonds wordt besteed? Zijn dit bijvoorbeeld organisatiekosten of is het geld wat terugkomt in de vorm van een lening?

Antwoord:

De subsidie voor de Stichting Nationaal Warmtefonds wordt door de stichting op verschillende manieren ingezet, afhankelijk van de doelgroep. Voor doelgroepen met leenruimte en lage risico’s wordt de subsidie uitgegeven als lening en komt die weer terug naar de stichting in de vorm van aflossingen door de woningeigenaar of Vereniging van Eigenaren (VvE). De subsidie wordt door de stichting aangevuld met budget uit de markt. Voor deze groep woningeigenaren en VvE’s worden de organisatiekosten van het fonds uit de rente-inkomsten (van woningeigenaren en VvE’s) betaald. Een uitzondering binnen deze groep vormt het deel van de subsidie dat vanaf dit najaar gebruikt zal worden om woningeigenaren met een laag inkomen, leningen aan te bieden met 0% rente. Omdat bij deze groep 0% rente wordt gevraagd, worden de organisatiekosten voor hen uit de subsidie betaald.

Voor woningeigenaren zonder leenruimte, met een notering bij het Bureau Krediet Registratie of een hoge leeftijd zijn de voorwaarden van de financiering aanzienlijk verzacht, zodat zij verantwoord kunnen lenen. Zoals aangegeven in de brief van 13 mei 2020 (TK 2019–2020, 32 847/32 813, nr. 646), zal het budget dat voor deze doelgroepen voor een deel revolveren en voor een deel opgaan aan kosten. De subsidie van het Rijk wordt voor deze doelgroepen deels ingezet om de organisatiekosten te dekken en deels uitgegeven als lening. Ook het budget dat aan deze groepen als lening wordt uitbetaald, komt deels niet terug.

199

Vraag:

Is bekend hoeveel m2 gronden een woonbestemming hebben, maar waarvoor (bijvoorbeeld door speculatie) nog geen concrete plannen zijn?

Antwoord:

Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 104 zijn er voor 372.300 woningen harde plannen. Het is niet bekend in hoeverre de grond voor deze plannen ook al bouwrijp is en er daadwerkelijk concrete plannen zijn om te starten met de woningbouw. Uit onderzoek van Stec naar ongebruikte grondposities8 in 2020 is gebleken dat vertraging van harde plannen in circa 40% van de plannen optreedt. In 10% van die vertraagde plannen wordt speculatieve overwegingen vermoed als reden voor de vertraging.

200

Vraag:

Is bekend hoelang grond gemiddeld braak ligt tussen het moment waarop de grond een bestemming wonen krijgt en het moment waarop begonnen wordt met de bouw?

Antwoord:

Doorlooptijd van een ruimtelijke plannen is gemiddeld 7 tot 10 jaar9 is uit onderzoek gebleken maar in veruit de meeste gevallen zal de grond in eerste instantie worden door geëxploiteerd op basis van zijn oorspronkelijke functie. Daarna wordt de grond ook nog vaak tijdelijk geëxploiteerd totdat de omgevingsvergunning voor de nieuw toebedachte functie rond is of totdat de werkzaamheden voor het bouwrijp maken (onder andere sloop) starten.

201

Vraag:

Kan (globaal) weergegeven worden hoeveel grondoppervlakte in Nederland in bezit is van de overheid, hoeveel grond in bezit is van particulieren en hoeveel grond van private partijen?

Antwoord:

Bij het antwoord op vraag 103 heb ik aangegeven dat het Rijk circa 1.000.000 hectare in het buitengebied bezit. In bestaand bebouwd gebied is doorgaans circa 40% openbare ruimte, vaak in bezit bij de gemeente, en het overige in bezit bij particulieren en bedrijven. Hier hebben wij geen statistieken van.

202

Vraag:

Kan worden toegelicht hoe tot het bedrag van 114 miljoen is gekomen bij het inverdieneffect in de huurtoeslag door het vervroegen van de inkomens afhankelijke huurtoeslag?

Antwoord:

In de Nationale Prestatieafspraken tussen, Aedes, Woonbond, VNG en het kabinet was een huurverlaging voor sociale minima wonend in corporatiewoningen aangekondigd voor 2024. Om de koopkrachtdaling in 2023 al te verzachten, wordt deze huurverlaging al in 2023 uitgevoerd. Huurder ontvangen een huurtoeslagbedrag dat gebaseerd is op hun verlaagde huur. Dit leidt tot minder uitgaven huurtoeslag (inverdieneffect is een halfjaarseffect).Omdat de huur boven deze verlaagde huur slechts deels door huurtoeslag werd vergoed, heeft de verlaging tot effect dat de huurder met een verlaagde huur per saldo minder huur betaalt.

203

Vraag:

Hoeveel woningen worden met de extra gelden voor het Nationaal Isolatieprogramma geïsoleerd?

Antwoord:

Om (kwetsbare) huishoudens te ondersteunen bij het nemen van energiebesparende maatregelen stelt het kabinet in 2023 en 2024 in totaal € 300 mln. (extra) beschikbaar voor het Nationaal Isolatieprogramma. Het is de intentie om deze middelen zoveel als mogelijk in te zetten voor de lokale aanpak. Hiermee kunnen gemeenten in 2023 en 2024 inzetten op een extra versnelling van het aanpakken van de slechtst geïsoleerde woningen in wijken met relatief veel energiearmoede. Met de middelen kunnen gemeenten bewoners ontzorgen bij het isoleren van de woning. Hierdoor wordt naar verwachting bij 40.000 tot 60.000 woningen een versnelling bereikt, mede afhankelijk van het investeringsbedrag.

Vooralsnog wordt, van de in totaal € 300 mln., € 37,5 mln. in 2023 en € 37,5 mln. in 2024 extra aan gemeenten beschikbaar gesteld via de regeling lokale aanpak in 2023 en 2024. Daarnaast wordt een deel van het budget ingezet via de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE). In de lokale aanpak worden immers ook ISDE middelen ingezet. Ook wordt een deel van het budget ingezet voor het faciliteren van de lokale aanpak voor de ondersteuning van bewonersinitiatieven en voor een natuurinclusieve isolatieaanpak. Bij voorjaarsbesluitvorming zal de precieze verdeling van de overige middelen worden gemaakt. Het ligt in de rede dat een aanzienlijk deel van het budget dan zal worden ingezet voor de ISDE. Gemeenten kunnen namelijk in de lokale aanpak kwetsbare huishoudens ondersteunen bij het aanvragen van ISDE.