Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering inzake de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023 (Kamerstuk 36 200 VII). Een van de vragen luidde:
Kunt u alle (ambtelijke) communicatie, stukken, nota’s, conceptversies, gespreksverslagen en andere bescheiden inzake de totstandkoming van het Nationaal Programma tegen discriminatie aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
In antwoord op deze vraag heb ik aangegeven dat ik u separaat de verslagen van de stuurgroep aanpak discriminatie en racisme, het interdepartementale overleg antidiscriminatie en de klankbordgroep zou doen toekomen (Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden, 7 oktober 2022, Kamerstuk 362 00 VII, nr. 12, antwoord op vraag 11). Bij dezen stuur ik u de gevraagde informatie toe. Met het toesturen van de verslagen ga ik ervan uit dat uw Kamer een beeld heeft van de totstandkoming van het Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme 2022 (hierna: Nationaal Programma).
Naast deze vraag heeft u in de set schriftelijke vragen voor de begrotingsbehandeling ook gevraagd of ik de concepten van het Nationaal Programma openbaar wil maken. In het antwoord dat ik u stuurde op de vraag over de concepten is per abuis een deel van het antwoord weggevallen, waardoor het antwoord lijkt te impliceren dat ik uw informatieverzoek als een Woo-verzoek zie. Dat is niet het geval. Wel ga ik hierna alsnog in op het verstrekken van concepten in het kader van dit informatieverzoek.
De totstandkoming van het Nationaal Programma is een proces waarin veel partijen met elkaar samengewerkt hebben. Uit de verzoeken van uw Kamer leid ik af dat u inzicht wilt hebben in dat proces. Uit de verslagen blijkt hoe dat proces gelopen is. Zo is de NCDR na zijn start vrij snel begonnen met het voeren van gesprekken met organisaties en mensen. Deze mensen en organisaties heeft hij vervolgens samengebracht in townhallsessies.
Tegelijkertijd is er gestart met het verzamelen van de stand van zaken en ambities bij de departementen van tientallen thema's en is een framework gemaakt. Het samenbrengen van de input uit de townhallsessies, het overzicht van het lopende beleid en nieuwe plannen heeft de basis van het Nationaal Programma gevormd. Hier is meerdere keren over gesproken, zowel in de stuurgroep aanpak discriminatie en racisme als in het interdepartementale overleg antidiscriminatie (IDOA) en een speciaal ingerichte klankbordgroep (dat enkele keren samenviel met het IDOA). Ook is tussen de NCDR en individuele organisaties (zoals departementen en andere overheidsorganisaties) gesproken over onderdelen van het Nationaal Programma.
In de overleggen is naast de inhoud en het proces ook gesproken over wat precies in het Nationaal Programma thuishoort, wat de departementen zelf nog naar buiten kunnen brengen en wie waar verantwoordelijk voor is.
Dit proces heeft geleid tot het programma dat er nu ligt. Een Nationaal Programma, dat we gezamenlijk een groeimodel hebben genoemd, omdat het geen eindstation is, maar een start. De ambities zijn groot en dit eerste Nationaal Programma gaat helpen bij het invulling geven aan die ambities. Bij de totstandkoming van dit Nationaal Programma stond het bijeenbrengen van verschillende bestaande en nieuwe maatregelen op het terrein van meerdere departementen voorop. Mensen moeten in zo'n proces vrijelijk kunnen discussiëren, uitproberen, voorstellen doen en soms zelf van mening mogen verschillen zonder het idee te hebben dat in een dergelijke fase hun woorden hetzelfde gewogen worden als bij de definitieve versie. Overigens is het zo dat door de veelheid van betrokken organisaties er een veelheid aan concepten en input bestaat. Dat hoort ook bij een proces als dit, waarbij in feite het net zo breed mogelijk is opgehaald.
Ik ga ervanuit dat door het verstrekken van de verslagen en de bovenstaande toelichting u een beeld heeft gekregen van de totstandkoming van het Nationaal Programma.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot