Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken aangaande de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), zoals ik heb toegezegd in het commissiedebat Staats- en bestuursrecht van 8 september jl.1
Daarnaast informeer ik uw Kamer over de wijze waarop ik uitvoering geef aan een tweetal moties: de motie van de leden Ellemeet en Koekkoek over het tegengaan van de onterechte veronderstelling dat veroordeelde jongeren geen VOG kunnen krijgen en de motie van het lid Azarkan over een voorlichtingscampagne voor jongeren over het aanvragen en verkrijgen van een VOG.2 Mede ter uitvoering van deze moties is de communicatie van Justis over de VOG geëvalueerd. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage bij deze brief gevoegd.
Leeswijzer
In deze brief ga ik nader in op de volgende onderwerpen:
1. Cijfermatig overzicht van de VOG in 2022;
2. Doorontwikkeling VOG-systematiek;
3. Inhoudelijke wijzigingen beleidsregels voor VOG-screening;
4. Verbeteren van de communicatie over de VOG;
5. Betrekken van buitenlandse justitiële gegevens bij de VOG-screening;
6. Stand van zaken VOG politiegegevens.
In 2022 werden ruim 1,5 miljoen VOG’s aangevraagd. Dat is opnieuw meer dan voorgaande jaren (7% stijging ten opzichte van 2021). Een aparte vermelding verdienen de cijfers rondom de gratis VOG voor vrijwilligerswerk: ook die laten een stijgende lijn zien. In 2022 ging dit om ongeveer 217.000 aanvragen. Verder is er een beweging naar meer periodiek screenen waarneembaar.
In 2022 zijn 2.700 aanvragen (oftewel 0,18%) geweigerd, vanwege relevante justitiële gegevens die een bezwaar vormden voor het vervullen van de rol of functie waarvoor de VOG was aangevraagd. Bij ongeveer 240.000 aanvragen (15,6%) is ondanks de aanwezigheid van justitiële gegevens de VOG afgegeven, omdat de betreffende strafrechtelijke gegevens niet relevant waren voor de rol of functie waarvoor de VOG was aangevraagd. In 2022 zijn ruim 317.000 aanvragen ingediend door jongeren. In 490 gevallen (0,15%) is een VOG geweigerd. In ruim 29.000 gevallen (9,16%) is een VOG afgegeven ondanks de aanwezigheid van justitiële gegevens.
In de maatschappij bestaat veelal het beeld dat mensen met justitiële antecedenten geen VOG meer kunnen krijgen en daarmee moeilijk aan een baan kunnen komen. Dit kan een belemmering zijn voor re-integratie. Op basis van de bovenstaande cijfers lijkt dit echter niet te stroken met de praktijk.
Bij de VOG-beoordeling wordt een zorgvuldige afweging gemaakt tussen het risico voor de samenleving en het belang van de aanvrager. Onafhankelijke, goed opgeleide deskundigen – de screeners werkzaam bij de screeningsautoriteit Justis – voeren de VOG-beoordeling uit. De systematiek van de VOG waarborgt de privacy en de rechtszekerheid voor de VOG-aanvrager. Bovendien voorkomt dit willekeur. Doordat iedere VOG-aanvraag op dezelfde manier, volgens dezelfde beleidsregels wordt beoordeeld, wordt voorkomen dat een sollicitant bij de ene werkgever wel en bij de andere niet aan de slag kan op een gelijke functie. De VOG-systematiek zoals we die in Nederland kennen is uniek in de Europese Unie. In andere lidstaten wordt screening veelal overgelaten aan de werkgevers, op basis van uittreksels van de justitiële documentatie die de burger zelf opvraagt en aanlevert bij de werkgever.
In Nederland bestaat sinds maart 2023 eveneens de mogelijkheid tot het opvragen van een dergelijk uittreksel, Overzicht Justitiële Gegevens genaamd. Alle geregistreerde justitiële gegevens van de opvrager staan hierin vermeld. Het Overzicht Justitiële Gegevens is uitsluitend bedoeld voor persoonlijk gebruik. Ik acht het niet wenselijk dat werkgevers op basis van een dergelijk overzicht een eigen beoordeling van het strafrechtelijk verleden van de potentiële werknemer maken. Dit brengt het risico van willekeur met zich mee en de privacy en rechtszekerheid van de aanvrager zijn hiermee niet gewaarborgd. Daarom wil ik niet dat het Overzicht Justitiële Gegevens voor screeningsdoeleinden gebruikt wordt. Zoals hierboven aangegeven wordt de screening in Nederland door onafhankelijke deskundigen uitgevoerd. Ik laat in het verlengde hiervan ook niet onderzoeken hoe werkgevers tegenover een «getrapt model» staan, waarbij aangemoedigd wordt dat sollicitanten op vrijwillige basis hun justitiële verleden bespreken met de werkgever.3
Naar een uniform en op risiconiveau toegespitst screeningsbeleid
Ik sta voor een effectieve en doelmatige toepassing van het VOG-instrument. Daarbij is van belang dat de screening aansluit op de aanwezige risico’s in de sector en een toevoeging is naast al geldende integriteitsmaatregelen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de VOG in vergelijkbare sectoren niet altijd op vergelijkbare wijze wordt ingezet.4 Sterk gereguleerde sectoren hebben mogelijk een hoger screeningsniveau dan vergelijkbare sectoren waar lagere, verouderde of helemaal geen regelgeving bestaat voor de VOG-screening.
Ik acht het wenselijk dat bij vergelijkbare risico’s screening op een vergelijkbare manier wordt toegepast. Samen met Justis werk ik aan een risicomethodiek voor de inzet van de VOG. Met een risicomethodiek kan worden bepaald welke vorm van VOG-screening het best past bij verschillende mogelijke maatschappelijke risico’s. Ik zet hierbij in op een leidraad waarin de vorm, mate of frequentie van screening tegen maatschappelijke risico’s wordt afgezet. Wetenschappelijke inzichten over o.a. het risico van recidive zullen worden betrokken bij de ontwikkeling van een dergelijke risicomethodiek.
Specifiek voor de VOG Rechtspersonen (VOG-RP) laat ik in 2023 door Justis de uitvoeringsconsequenties in kaart brengen van het introduceren van toegespitste screeningsprofielen, zoals bij de VOG Natuurlijke Personen (VOG-NP) ook gebruikt worden. Dit onder meer naar aanleiding van de aanbeveling uit onderzoek van Andersson Elffers Felix.5 Op basis van de uitvoeringsconsequenties zal ik besluiten of overgegaan kan worden tot screeningsprofielen voor de VOG-RP.
Ik herzie samen met Justis de beleidsregels van de VOG, zoals aangekondigd in de brief over de Verklaring Omtrent het Gedrag van 8 juni 2021.6 Dit doe ik naar aanleiding van maatschappelijke en strafrechtelijke ontwikkelingen, signaleringen vanuit de uitvoering van de VOG en naar aanleiding van eerder gedane aanbevelingen. Voorbeelden zijn het codificeren van de mogelijkheid om de VOG digitaal af te geven en het aanpassen van de terugkijktermijn bij jeugdige VOG-aanvragers indien sprake is van delicten gerelateerd aan (druggerelateerde) ondermijnende criminaliteit. Ik verduidelijk tevens het kader waarbinnen maatwerk wordt geleverd aan jeugdige VOG-aanvragers indien sprake is van zedendelicten. Uiterlijk juni 2023 worden deze wijzigingen doorgevoerd, waarna ik de gewijzigde beleidsregels ter informatie aan uw kamer zal doen toekomen.
Ook heb ik in dit kader onderzocht of de terugkijktermijn in het geval van zedendelicten die op minderjarige leeftijd gepleegd zijn ingeperkt zou moeten worden. Deze terugkijktermijn is nu twintig jaar. Naar aanleiding van dossieronderzoek is gebleken dat ook aan het eind van deze terugkijktermijn nog zedendelicten worden gesignaleerd die van voldoende ernst zijn om een VOG te weigeren. Indien dergelijke delicten zich herhalen brengt dat grote maatschappelijke schade toe. Om die reden heb ik besloten de huidige terugkijktermijn te handhaven.
Om meer transparantie te bieden aan de organisatie of werkgever die de VOG verlangt heb ik bezien of op de VOG vermeld kan worden welke bronnen zijn geraadpleegd. Dit geeft mogelijk meer inzicht in wat de VOG-screening heeft behelsd. Bij de VOG-screening wordt een beoordeling uitgevoerd op basis van justitiële documentatie. In sommige gevallen zijn politiegegevens ook onderdeel van de beoordeling, zoals bij de VOG politiegegevens. Daarnaast kan in sommige gevallen ook justitiële documentatie van buiten de landsgrens worden betrokken. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een niet-Nederlandse EU-burger met kinderen wil werken in Nederland. Naar aanleiding van deze verkenning verduidelijkt Justis de informatie op de website over het brongebruik bij de VOG-beoordeling. Op het VOG-document zal hiernaar worden verwezen.
Tot slot heb ik, zoals toegezegd, de mogelijkheid tot het aanstellen van een onafhankelijke bezwaarcommissie voor de VOG-procedure onderzocht. Ik heb geconcludeerd dat dit geen toegevoegde waarde heeft. In lijn met de Algemene wet bestuursrecht moet de beslissing op bezwaar door Justis zelf worden genomen. Ik zie geen aanleiding om daarnaast een onafhankelijke bezwaarcommissie in het leven te roepen, aangezien de huidige bezwaarprocedure met voldoende waarborgen is omgeven om de objectiviteit te waarborgen.
De VOG-screening is altijd maatwerk. Dat maakt dat het VOG-beoordelingsproces niet altijd eenvoudig is uit te leggen. Ik vind het belangrijk dat eenieder die met de VOG in aanraking komt, als aanvrager, als werkgever, als professional in de strafrechtketen of als reclasseringsmedewerker, het instrument begrijpt en de mogelijkheden die het biedt onderkent. Daarom zet ik, net als mijn ambtsvoorganger, in op het vergroten van de begrijpelijkheid van de VOG-procedure en het verbeteren van de communicatie rondom de VOG.
De communicatie over de VOG heeft doorlopend aandacht van Justis. De screeningsautoriteit gebruikt daarvoor verschillende kanalen en communiceert gericht aan doelgroepen. Een aantal verbeteringen die Justis heeft doorgevoerd:
− Jaarlijks meerdere online webinars voor verschillende doelgroepen (o.a. professionals in de kinderopvang) waarin interactief de VOG-screening wordt toegelicht;
− Het proactief contact opnemen in de aanvraagprocedure. Justis belt de aanvrager op indien er extra informatie nodig is om de aanvraag goed te kunnen beoordelen;
− Sinds februari 2023 zijn alle beschikkingen die Justis aan VOG-NP aanvragers stuurt op B1 taalniveau. Hiermee zijn de brieven voor een breder publiek goed te begrijpen;
− Tevens worden de beleidsregels van de VOG herschreven, zodat deze begrijpelijker en beter leesbaar worden. Naar verwachting worden de herschreven beleidsregels eind 2023 opgeleverd.
Evaluatie van de communicatie over de VOG
Ondanks bovengenoemde maatregelen blijft het een opgave om het instrument VOG op een voor iedereen begrijpelijke manier uit te leggen. Om die reden heb ik onderzoek laten verrichten naar verbeterpunten in de communicatie over de VOG. Dit doe ik mede naar aanleiding van de motie van de leden Ellemeet en Koekkoek over het tegengaan van de onterechte veronderstelling dat veroordeelde jongeren geen VOG kunnen krijgen en de motie van het lid Azarkan over een voorlichtingscampagne voor jongeren over het aanvragen en verkrijgen van een VOG.7
In dit onderzoek is de effectiviteit van het huidige communicatiebeleid van Justis richting jongeren tot 23 jaar en ex-justitiabelen van 23 jaar en ouder geëvalueerd om te komen tot aanbevelingen ter verbetering van de communicatie richting deze doelgroepen. Daarnaast is ook onderzocht hoe kennis over de VOG bij partners in de strafrechtketen beter geborgd kan worden en of de naamgeving VOG voldoende aansluit bij de inhoudelijke screening en de beleidsdoelen die hiermee worden nagestreefd.
Uit het onderzoek blijkt dat de bekendheid van de VOG onder jongeren tot 23 jaar sterk afhankelijk is van het feit of zij ooit een VOG hebben aangevraagd voor werk of stage. De jongeren die een aanvraag hebben gedaan weten globaal wat de VOG inhoudt. Toch blijken er verschillende vragen en misvattingen te bestaan over de werking van de VOG. Veel jongeren hebben de misvatting dat het voor mensen met justitiële antecedenten lastig of zelfs onmogelijk is om een VOG te krijgen. Ook ex-justitiabelen schatten de kans op een VOG voor mensen met justitiële antecedenten laag in en hebben negatieve associaties met de VOG door eigen ervaring of verhalen die zij horen van de omgeving. Deze verwachting wordt onder andere gevoed door beperkte kennis van de werking van de VOG en de aanname dat de VOG-screening geautomatiseerd plaatsvindt zonder ruimte om gezien te worden als mens.
Professionals en hulpverleners die werkzaam zijn in de strafrechtketen en jobcoaches blijken basiskennis van de werking van de VOG te hebben. Tegelijkertijd wordt een grote kloof waargenomen tussen de boodschap van Justis en de beleving in de praktijk. Omdat het van belang is om de motivatie van ex-justitiabelen hoog te houden worden teleurstellingen en tegenslag zoveel mogelijk gemeden. Zo maakt menig jobcoach vanuit eigen ervaring vooraf een inschatting van de kans op een VOG, waarbij de beleving van een lang traject en lage kans op succes maakt dat de jobcoach sollicitatie voor een functie waar geen VOG voor nodig is stimuleert.
Uit dit onderzoek blijkt tot slot dat de naamgeving van de Verklaring Omtrent het Gedrag geen negatieve invloed heeft op het beeld dat mensen van dit instrument hebben. De naam «VOG» is herkenbaar en wordt niet als afschrikwekkend ervaren. Echter, de gebruikte terminologie «voornemen tot afwijzen» blijkt wel een afschrikwekkend effect te hebben. Hierdoor kan het voorkomen dat een aanvrager geen verdere stappen onderneemt om zijn zaak te bepleiten, zoals het indienen van een zienswijze.
Op basis van deze inzichten wordt aanbevolen om meer in te zetten op inhoudelijke communicatie over het doel en de werking van de VOG via scholen, werkgevers, hulpverleners en jobcoaches. Het is daarbij van belang om uit te leggen dat de VOG-beoordeling maatwerk betreft en dat de potentiële werkgever geen inzage krijgt in justitiële antecedenten van de aanvrager. Ook dient beter uitgelegd te worden hoe Justis komt tot een voornemen tot afwijzen of weigering van de VOG. De huidige strategie om ex-justitiabelen vooral te informeren over de VOG via hulpverleners en professionals wordt onderschreven, maar er valt winst te behalen door meer in te zetten op het benadrukken van het positieve perspectief, door succesverhalen uit de praktijk te belichten. De verandering van de naamgeving van het voornemen tot afwijzen zou overwogen kunnen worden, alsmede het beter informeren over de mogelijkheid om na ontvangst van een dergelijk voornemen in gesprek te gaan met Justis en een zienswijze in te dienen.
De inzichten uit dit onderzoek stroken met signalen die ik ontvang van Justis en geluiden uit het veld. De afgelopen tijd zijn er al stappen ondernomen om de communicatie rondom de VOG te verbeteren, zoals in deze brief omschreven. Dit onderzoek biedt aanknopingspunten om deze inspanningen te intensiveren en gericht te werken aan een correcter beeld van de VOG in de maatschappij. Ik onderschrijf de aanbevelingen van dit onderzoek en vraag Justis deze te verwerken in haar communicatiebeleid omtrent de VOG en daarbij ook expliciet te kijken naar gebruikte terminologie zoals het voornemen tot afwijzen.
Werken wordt niet door landsgrenzen beperkt. Daarom vind ik het van groot belang dat Justis justitiële gegevens uit het buitenland en uit het Caribisch deel van het Koninkrijk bij de VOG-screening in Nederland kan betrekken. Hiertoe onderneem ik onderstaande initiatieven.
Koninkrijk der Nederlanden
Binnen het Koninkrijk der Nederlanden kan grenzeloos gewoond en gewerkt worden. Justis kan op dit moment echter alleen de informatie uit het Justitiële Documentatiesysteem (JDS) van Europees Nederland betrekken bij VOG-aanvragen. Ik laat momenteel een onderzoek uitvoeren door Deloitte Dutch Caribbean naar de mogelijkheden om justitiële gegevens uit te wisselen met het Caribisch deel van het Koninkrijk ten behoeve van de VOG-screening. Het onderzoek moet in 2023 uitmonden in een breed gedragen advies voor toekomstige samenwerking binnen het Koninkrijk waar het gaat om de uitwisseling van justitiële gegevens ten behoeve van de afgifte van een VOG. Op basis van dit advies bepaal ik samen met het Caribisch deel van het Koninkrijk mogelijke vervolgstappen.
Binnen de EU
Op dit moment worden EU-lidstaten bij de VOG-aanvragen voor het werken met kinderen via het European Criminal Record Information System (ECRIS) bevraagd om justitiële gegevens van de aanvrager. Aanvullend zijn in Benelux-verband afspraken gemaakt over het uitwisselen van justitiële gegevens via het ECRIS-netwerk voor bredere werkgelegenheidsscreening. Ik blijf ernaar streven om breder binnen de EU justitiële gegevens uit te wisselen voor bredere werkgelegenheidsscreening. Lidstaten antwoorden op informatieverzoeken conform nationale wetgeving, waarbij een aantal lidstaten geen informatie zal delen voor preventieve doeleinden zoals de VOG. Daarom zet ik in op het maken van werkafspraken met lidstaten om dit toch mogelijk te maken.
Buiten de EU
Zoals gezegd kunnen lidstaten van de EU elkaar via het ECRIS-netwerk vragen om informatie voor het doel «screening voor werken met kinderen». Buiten de EU is er echter geen systeem voor dergelijke gegevensuitwisseling tussen landen. Er zijn op dit moment namelijk geen internationale afspraken over het delen van onherroepelijke veroordelingen voor preventieve doeleinden zoals de VOG-screening voor het werken met kinderen. Veroordelingen voor strafbare feiten uitgesproken door strafrechters van buiten de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) worden daarom, behoudens de gevallen waarin strafoverdracht heeft plaatsgevonden, tot op heden niet betrokken bij de beoordeling van een VOG-aanvraag. Nederland heeft in de meeste gevallen ook geen weet van deze veroordelingen.
Deze situatie vind ik onwenselijk, in het bijzonder als het gaat om veroordelingen voor zedendelicten. Mijn ambtsvoorganger en de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid hebben in 2020 opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om in de toekomst wel onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders die buiten de EU en het VK zijn veroordeeld voor een zedendelict te kunnen betrekken bij de VOG-screening voor werken met kinderen. De afgelopen periode heb ik in nauwe samenwerking met het Openbaar Ministerie, de politie, de Justitiële Informatiedienst, Justis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken de mogelijkheden hiertoe onderzocht. Daarbij heb ik gekeken naar de beschikbaarheid van deze vonnissen bij Nederlandse autoriteiten en naar mogelijkheden om deze vonnissen ook in de gevallen dat ze nu niet beschikbaar zijn toch te verkrijgen en te betrekken bij een VOG-aanvraag.
Om een compleet beeld te krijgen van alle veroordelingen van buiten de EU en het VK zijn afspraken met derde landen nodig, vergelijkbaar met de afspraken die binnen de EU zijn gemaakt. Daarom zet ik in op EU-brede afspraken met derde landen. De verwachting is dat het maken van dergelijke afspraken tijd kost en dat dit niet op korte termijn te realiseren is. Derhalve heb ik andere opties onderzocht om op kortere termijn impact te maken. Daarbij ben ik uitgegaan van situaties waarin Nederlandse overheidsinstellingen al wel over buitenlandse vonnissen (kunnen) beschikken.
In gevallen waarin strafoverdracht plaatsvindt wordt het buitenlandse vonnis bijgeschreven in de justitiële documentatie. Wanneer een verzoek tot strafoverdracht wordt gedaan maar dit verzoek wordt afgewezen, wordt het vonnis echter niet bijgeschreven in de justitiële documentatie. Ik heb onderzocht of het in deze gevallen meerwaarde zou kunnen hebben wanneer dit wel zou gebeuren, zodat deze informatie vervolgens ook bij de VOG-screening zou kunnen worden betrokken. In de periode 2016–2022 zijn vijf verzoeken tot strafoverdracht afgewezen waarbij sprake was van een veroordeling voor een zedendelict buiten de EU. In deze vijf gevallen is besloten tot weigering van het verzoek vanwege het ontbreken van een aantoonbare en voldoende binding van de veroordeelde met Nederland. De kans dat deze veroordeelden naar Nederland zullen terugkeren en hier een VOG zullen aanvragen voor het werken met kinderen wordt daarom als zeer klein gezien.
Ook de politie heeft in sommige gevallen informatie over veroordelingen van Nederlanders uitgesproken in het buitenland. Daarom heeft de politie onderzocht of het voorkomt dat de politie in deze gevallen ook over een vonnis beschikt dat kan worden gebruikt voor preventieve doeleinden, zoals voor de VOG-screening. Dat is enkel het geval als buitenlandse instanties dit vonnis spontaan verstrekken aan bijvoorbeeld een politie liaison of als de politie kennisneemt van publiek beschikbare onherroepelijke vonnissen. Beide situaties doen zich zelden voor.
Tot slot ontvangt het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van het verlenen van consulaire bijstand informatie over buitenlandse veroordelingen. Het vonnis heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet nodig voor het kunnen verlenen van consulaire bijstand. Alleen indien de gedetineerde dit vrijwillig en uit eigen beweging overlegt, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken daarover beschikking. In de praktijk komt dat zeer zelden voor.
Uit het voorgaande blijkt dat Nederlandse autoriteiten slechts in zeer uitzonderlijke gevallen over een onherroepelijk vonnis van buiten de EU beschikken. Geen van de door mij onderzochte routes levert voldoende informatie over onherroepelijke veroordelingen uit het buitenland die te gebruiken is voor de VOG-screening op. Daarom heb ik onderzocht of de aanvrager bij VOG-aanvragen voor het werken met kinderen kan worden gevraagd naar een eventuele buitenlandse veroordeling voor een zedendelict. Als dat het geval zou zijn, zou de aanvrager kunnen worden gevraagd om het vonnis te overleggen. Deze benadering gaat uit van de welwillendheid en eerlijkheid van de aanvrager. Of diegene naar waarheid antwoordt, is niet te controleren. Daar komt bij dat niet alle veroordeelden, ook als zij dat wel zouden willen, in staat zullen zijn een vonnis te overhandigen omdat niet in alle gevallen een vonnis kan worden verkregen in het buitenland. De effectiviteit van deze oplossing acht ik om die redenen zeer beperkt. Deze verhoudt zich daarnaast slecht tot de VOG-systematiek, waarbij Justis een afweging maakt op basis van onafhankelijke en verifieerbare informatie.
Alles overwegende zie ik helaas onvoldoende aanknopingspunten om op korte termijn onherroepelijke veroordelingen voor zedendelicten die zijn uitgesproken door strafrechters van buiten de EU te kunnen betrekken bij de VOG-screening. Ik zal mij daarom blijven inzetten voor EU-brede afspraken voor gegevensdeling met derde landen die aan de rechtsnormen die in de EU gelden voldoen. Daarnaast zal ik, indien nieuwe bilaterale rechtshulpverdragen worden opgesteld of als bestaande verdragen worden gewijzigd, bezien of het mogelijk en wenselijk is om uitwisseling van justitiële gegevens voor preventieve doeleinden daarin op te nemen.
Op 1 juli 2022 is de wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens in werking getreden.8 Sinds die dag is een VOG politiegegevens vereist voor de met de Regeling aanwijzing functies VOG politiegegevens aangewezen kwetsbare functies die een hoge mate van integriteit vereisen. Bij de VOG politiegegevens raadpleegt Justis naast justitiële documentatie ook altijd politiegegevens. De VOG politiegegevens maakt het mogelijk dat politiegegevens zelfstandig een reden kunnen zijn om een VOG te weigeren, ook al is er geen sprake van (relevante) justitiële documentatie. Bij de reguliere VOG kunnen politiegegevens op zichzelf geen aanleiding zijn afgifte van de VOG te weigeren.
Om de inwerkingtreding van deze wet zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen is ervoor gekozen te starten met de aanwijzing van een beperkt aantal functies, bij het Openbaar Ministerie, de Douane, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC's), het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) en buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) met geweldsbevoegdheden. Namens de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de buitengewone opsporingsambtenaren zonder geweldsbevoegdheid zijn er voordrachten ingediend die aanleiding hebben gegeven de regeling te wijzigen. De ontwerpregeling heeft uw Kamer ingezien waarna feitelijke vragen zijn gesteld en beantwoord.9 De gewijzigde regeling zal per 1 mei 2023 in werking treden.10 Op dit moment voer ik gesprekken met andere partijen die eveneens gebruik willen maken van de VOG politiegegevens. Bij eventuele verdere toevoeging van functies aan de regeling houd ik rekening met de uitvoeringscapaciteit die beschikbaar is bij Justis en de politie.
In de periode van 1 juli 2022 tot en met februari 2023 zijn in totaal 5624 aanvragen voor een VOG politiegegevens gedaan. Dit is conform verwachting. Van deze aanvragen werden twintig aanvragen geweigerd (0,36%). Justis heeft de aard van deze weigeringen onderzocht. In twee gevallen is de VOG geweigerd op basis van alleen politiegegevens. In tien gevallen was zowel relevante justitiële documentatie als relevante politiegegevens aanwezig, waarbij geweigerd is op basis van de justitiële documentatie. Zeven aanvragen zijn geweigerd op basis van justitiële documentatie, waarbij geen relevante politiegegevens aanwezig waren. Eén aanvraag betrof een herhaalde aanvraag die al eerder geweigerd was. Van het totaal aantal aanvragen zijn 1084 aanvragen gedaan door personen onder de 24 jaar. Hiervan zijn twee aanvragen geweigerd (0,18%).
De aanvragen VOG politiegegevens die zijn gehonoreerd berusten, doordat beschikbare politiegegevens over de aanvrager werden betrokken bij de beoordeling, op een completer beeld over de aanvrager dan voor de introductie van het instrument mogelijk was. Het weigeringspercentage voor de VOG politiegegevens (0,36%) ligt vooralsnog hoger dan voor de reguliere VOG (0,17%). Het is echter – zo kort na inwerkingtreding – te vroeg om conclusies te trekken op basis van deze beperkte aantallen. De komende tijd zal het aantal aanvragen naar verwachting oplopen tot meer dan 10.000 aanvragen per jaar. Ik monitor doorlopend de ontwikkeling van VOG politiegegevens.
Tot slot
De Verklaring Omtrent het Gedrag staat voor een zorgvuldige afweging tussen het risico voor de samenleving en het belang van de aanvrager. Dat wordt onderstreept door de cijfers uit 2022. Enkele duizenden aanvragen zijn geweigerd, vanwege justitiële gegevens die een bezwaar vormden voor het vervullen van de rol of functie waarvoor de VOG werd aangevraagd. Tegelijkertijd onderstreept het grote aantal VOG’s dat is afgegeven, terwijl de aanvrager wel justitiële antecedenten had, dat de VOG juist een bijdrage kan leveren aan resocialisatie. Hiermee wordt voorkomen dat mensen onterecht worden uitgesloten van werk, stage of vrijwilligerswerk.
Mijn inzet is erop gericht om de VOG verder te verbeteren. Dit doe ik – zoals hierboven uiteengezet – door de VOG meer risicogestuurd in te zetten, de communicatie over de VOG aan te scherpen, mogelijkheden te verkennen om buitenlandse justitiële gegevens bij de VOG te betrekken en de VOG politiegegevens waar van toepassing verder uit te rollen.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind