Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2023
In antwoord op de vraag van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat informeer ik uw Kamer bij dezen over de mogelijke gevolgen van het feit dat de Kamer de Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie (Kamerstuk 36 197) nog niet heeft behandeld.
Op 24 februari 2022 vielen strijdkrachten van de Russische Federatie Oekraïne binnen. Door diverse gebeurtenissen op de gasmarkt ben ik op 20 juni 2022 overgegaan tot het onmiddellijk afkondigen van het crisisniveau van een vroegtijdige waarschuwing zoals vastgelegd in de Europese verordening gasleveringszekerheid, waarmee het Bescherm- en Herstelplan Gas (BH-G) in werking is getreden1. Ik heb toen diverse maatregelen aangekondigd om zo snel mogelijk de afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen. Een van deze maatregelen was het intrekken van de productiebeperking voor kolencentrales, waarmee deze centrales vanaf dat moment in de gelegenheid waren om zonder beperking elektriciteit te produceren, om zodoende de inzet van gascentrales te beperken. Deze intrekking heb ik gedaan door de NEa een aanwijzing te geven om de productiebeperking niet meer te handhaven en gelijktijdig een wetsvoorstel voor te bereiden ter formalisatie hiervan. Door deze werkwijze konden de centrales direct meer elektriciteit produceren, zonder dat zij hiervoor op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel hoefden te wachten.
Het wetsvoorstel beoogt drie zaken te realiseren:
– ten eerste beoogt het wetsvoorstel de productiebeperking voor kolencentrales met terugwerkende kracht tot 21 juni 2022 voortijdig in te trekken. Feitelijk is de productiebeperking al sinds die datum niet meer van kracht, door de aanwijzing aan de NEa om deze niet meer te handhaven;
– ten tweede beoogt het wetsvoorstel een verduidelijking aan te brengen in de reikwijdte van de in de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie neergelegde productiebeperking voor kolencentrales. Dit kan van betekenis zijn voor de berekening van de reeds aangevraagde nadeelcompensatie;
– ten derde beoogt het wetsvoorstel de delegatiegrondslag voor het in artikel 4a van de wet geregelde sociale fonds voor werknemers van kolencentrales te wijzigen, zodat beter nadere regels voor het fonds kunnen worden gesteld.
Zolang het wetsvoorstel niet in werking is getreden, kan ook de nadere regulering van het sociaal fonds voor de werknemers van de kolencentrales nog niet geformaliseerd worden. Hierbij wil ik wel opmerken dat er op de korte termijn geen werkgelegenheidseffecten worden verwacht in de kolensector. De verwachting was sowieso dat de productiebeperking geen werkgelegenheidseffecten zou hebben, dat is met de afschaffing hiervan in elk geval niet meer het geval. Richting 2030, wanneer er sprake zal zijn van een wettelijk verbod op het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie, zullen de werkgelegenheidseffecten afhangen van, onder andere, de activiteiten die op de locatie worden ontplooid door de exploitanten (zoals biomassacentrales), of elders in het concern. Ter illustratie, met de sluiting van de Hemwegcentrale zijn de meeste medewerkers van Vattenfall die direct werden geraakt door de sluiting van de centrale binnen het concern aan een nieuwe baan geholpen.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten