Ontvangen 9 december 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 58y wordt, onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde lid, een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister maakt binnen een redelijke termijn na de aanwijzing van een infectieziekte als behorend tot groep A1, aan beide Kamers inzichtelijk hoe de bestrijding van de epidemie van de betreffende infectieziekte ter hand wordt genomen. Daarbij betrekt Onze Minister de inzet van instrumenten ter voorkoming van verspreiding van de betreffende ziekteverwekker, de mogelijke scenario’s en handelingsperspectieven daarbij en de vooruitzichten.
De indieners achten het van belang dat verschillende punten uit de evaluatie van de coronapandemie hun weg vinden in de Wet publieke gezondheid. Voor de indieners zijn dat in ieder geval het belang van preventie en het voeren van voorspelbaar beleid.
De indieners constateren dat preventieve maatregelen om een infectieziekte te voorkomen zowel de individuele als volksgezondheid ten goede komt. Het voorkomt het nemen van zware collectieve maatregelen en reduceert de collectieve ziektelast. Met dit amendement wordt dit uitgangspunt extra in de wet benadrukt.
Dit amendement beoogt tevens om de regering te verplichten zich in te spannen om een zo consistent mogelijk beleid te voeren gedurende de bestrijding van een infectieziekte. Eerder constateerde de gedragsunit van het RIVM dat het gevoerde beleid op een gegeven moment slecht navolgbaar was voor veel burgers. Dit kwam het draagvlak en naleving aantoonbaar niet ten goede. Met dit amendement schrijft de wet de overheid voor om gedurende een pandemie verschillende scenario’s op te stellen, handelingsperspectieven daarbij te bedenken en zich in te spannen om vooruitzichten te schetsen om de voorspelbaarheid van het gevoerde beleid te bevorderen.
Westerveld Kuiken