Kamerstuk 36190-16

Motie van de leden Beckerman en Boulakjar over advies van een onafhankelijk instituut over de vraag of toepassing van de Rotterdamwet als middel van indirect onderscheid objectief gerechtvaardigd is

Dossier: Wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014


43,6 %
56,4 %

Fractie Den Haan

DENK

SGP

Omtzigt

BIJ1

JA21

PvdA

FVD

PvdD

Volt

D66

SP

BBB

CU

Groep Van Haga

VVD

PVV

GL

CDA


Nr. 16 MOTIE VAN DE LEDEN BECKERMAN EN BOULAKJAR

Voorgesteld 21 juni 2023

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat geen enkele evaluatie heeft kunnen aantonen dat toepassing van de artikelen 8 en 9 van de Rotterdamwet effect hebben gehad op het doel van de wet, namelijk het vergroten van de leefbaarheid;

constaterende dat deze onderdelen volgens de regering weliswaar konden leiden tot indirecte discriminatie, maar dit objectief gerechtvaardigd zou zijn mede vanwege het legitieme doel, geschiktheid, subsidiariteit en proportionaliteit;

overwegende dat niet is aangetoond dat het doel is behaald;

overwegende dat het (indirecte) effect van de toepassing van de Rotterdamwet op specifieke groepen op basis van ras, huidskleur of nationale of etnische afkomst nimmer onderwerp is geweest van monitoring en evaluatie;

verzoekt de regering een onafhankelijk gezaghebbend instituut, zoals het College voor de Rechten van de Mens, advies te vragen of dit middel van indirect onderscheid objectief gerechtvaardigd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

Beckerman

Boulakjar