Kamerstuk 36169-42

Reactie op de motie van het lid Diederik van Dijk c.s. over nadere representativiteitsvereisten verkennen voor belangenorganisaties met een ideëel doel en hiermee de motie-Stoffer c.s. uitvoeren (Kamerstuk 36169-41)

Dossier: Wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet)

Gepubliceerd: 4 april 2024
Indiener(s): Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66)
Onderwerpen: natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36169-42.html
ID: 36169-42

Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2024

In deze brief informeer ik u over de uitvoering van de motie Diederik van Dijk c.s. (Kamerstuk 36 169, nr. 41). In de motie wordt de regering verzocht de motie Stoffer c.s. (Kamerstuk 36 169, nr. 37) over het verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek nadere vereisten aan representativiteit gesteld moeten worden, uit te voeren, en de Kamer binnen zes weken over de verkenning te informeren. Deze motie is op 7 februari 2024 ingediend bij gelegenheid van het tweeminutendebat Nadere vereisten aan representativiteit voor belangenorganisaties met een ideëel doel (Kamerstuk 36 169, nr. 39) en op 13 februari 2024 aangenomen.

Het lid Van Dijk heeft in de tweeminutendebat toegelicht dat hij graag binnen zes weken van mij wil vernemen hoe ik de motie op een goede en ordentelijke wijze ga uitvoeren. Daarbij is door hem aangegeven dat hij zich kan voorstellen dat er meer tijd wordt vrijgemaakt om een robuuste verkenning uit te voeren en dat voor de uitvoering de tijd mag worden genomen. Ik voer de motie uit in het licht van hetgeen ik daarover reeds heb gemeld in het debat en in de eerder naar aanleiding van de motie Stoffer c.s. gewisselde stukken, met inachtneming van hetgeen de indiener hierover heeft opgemerkt.

De verkenning wordt verzocht met het oog op een mogelijke aanscherping van het wettelijke representativiteitsvereiste. Zoals ik eerder aangaf, is een onafhankelijke en wetenschappelijk uitgevoerde wetsevaluatie daarvoor het geëigende middel. Het in de motie genoemde artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek is op 1 januari 2020 gewijzigd door de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Daarbij is ook de representativiteitseis voor belangenorganisaties in de wet vastgelegd. De WAMCA voorziet in een evaluatie door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum (WODC) in 2025, vijf jaar na inwerkingtreding van de wet. In de wetsevaluatie zullen de eisen aan representativiteit van belangenorganisaties gedegen worden onderzocht. Daarbij zal ook gekeken worden naar het geheel aan ontvankelijkheidseisen en naar de eisen die een aantal andere landen stellen aan representativiteit en ontvankelijkheid van belangenorganisaties met een ideëel doel. De verzochte verkenning maakt zo een integraal onderdeel uit van de wetsevaluatie.

Met het oog op het voortvarend uitvoeren van de motie Van Dijk, heb ik besloten om de evaluatie naar voren te halen. Het WODC is druk bezig met het opzetten van het evaluatieonderzoek zodat dit onderzoek al in de tweede helft van 2024 kan worden uitgevoerd.

Daarnaast heb ik een extra monitoringsbijeenkomst georganiseerd op 15 maart jl. om de partijen die in de praktijk werken met de WAMCA te betrekken bij de opzet van de evaluatie. Zoals u weet, organiseer ik jaarlijks monitoringsbijeenkomsten om ervaringen uit te wisselen over de werking van de WAMCA. Op de bijeenkomsten zijn vertegenwoordigers van de eisende partijen, gedaagde partijen, rechtspraak en wetenschap aanwezig om hierover van gedachten te kunnen wisselen. Bij de monitoringsbijeenkomst van september 2023 is aangekondigd dat de volgende monitoringsbijeenkomst in het teken van de aanstaande evaluatie zal worden gezet. In de bijeenkomst kwamen als belangrijkste punten naar voren de doorlooptijden door de langere ontvankelijkheidsfase in de WAMCA, de onduidelijkheden van de WAMCA in hoger beroep en de wenselijkheid van een apart regime voor ideële vorderingen om de toegang tot het recht voor die vorderingen voldoende te waarborgen. Ook werd aandacht gevraagd voor het belang van de WAMCA voor de rechtsstaat.

Zoals hierboven aangegeven, zal het WODC dus nog in 2024 een gedegen wetenschappelijke en onafhankelijke wetsevaluatie starten naar de werking van de WAMCA en in het bijzonder het representativiteitsvereiste en de plek die dit vereiste inneemt in het geheel van de ontvankelijkheidsvereisten voor collectieve actie. Ook de internationale rechtsvergelijking neemt daarin een belangrijke plaats in. Het WODC verwacht dit onderzoek in het voorjaar 2025 te kunnen opleveren.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind