Gepubliceerd: 16 februari 2023
Indiener(s): Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36157-7.html
ID: 36157-7
Origineel: 36157-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 februari 2023

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel C, wordt het voorgestelde artikel 391a als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» vervangen door «Bij algemene maatregel van bestuur».

b. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. Bij regeling van Onze Minister die het aangaat kunnen ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen, als bedoeld in het tweede lid, die regelmatig kunnen wijzigen, nadere regels worden gegeven.

B

Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid komt te luiden:

2. Artikel I, onderdeel F en onderdeel 1 van onderdeel H zijn van toepassing op verslagen inzake de winstbelasting die zijn opgesteld over boekjaren die aanvangen op of na 22 juni 2024.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. Artikel II is van toepassing op het opnemen van informatie in het bestuursverslag, het opstellen en openbaar maken van een afzonderlijk jaarlijks verslag en het opstellen en openbaar maken van een of meer daarmee samenhangende verklaringen, die betrekking hebben op boekjaren die aanvangen op of na 22 juni 2024. Artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel II blijft van toepassing op verslagen over betalingen aan overheden die betrekking hebben op boekjaren die ten laatste zijn aangevangen vóór of op 21 juni 2024.

Toelichting

Deze nota van wijziging met toelichting wordt aangeboden in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst).

A

Naar aanleiding van een vraag van de leden van de VVD-fractie in het verslag, is in onderdeel A de delegatiegrondslag voor algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgedeeld in twee afzonderlijke grondslagen. De grondslag voor de ministeriële regeling wordt daarmee alleen opgenomen ten behoeve van de uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen die regelmatig kunnen wijzigen. In het kader van de implementatie van de richtlijn over het verslag inzake de winstbelasting zal deze grondslag gebruikt worden om de zogenaamde zwarte en grijze fiscale EU-lijsten van rechtsgebieden die niet-coöperatief of coöperatief zijn op belastinggebied te publiceren. Beide lijsten met landen worden twee keer per jaar vastgesteld door de lidstaten van de EU als bijlage bij de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken. Deze eventuele wijzigingen kunnen dan bij ministeriële regeling worden verwerkt.

B

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om enkele onvolkomenheden in de inwerkingtredingsbepaling te corrigeren. In het tweede lid van artikel VI was een aantal onderdelen van het wetsvoorstel (onderdelen E, G, H en I) van toepassing verklaard op gegevens en stukken die worden opgesteld over boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2024. Het gaat om onderdelen die betrekking hebben op de jaarrekeningprocedure voor de ondernemingskamer van het Hof Amsterdam. Bij nadere beschouwing blijkt dit uitstel van de toepassing tot 1 januari 2024 niet nodig. Bij deze onderdelen is geen sprake van uitbreiding van bevoegdheden of reikwijdte of van inhoudelijke wijziging, omdat er geen verslagen zijn waarop de huidige tekst van die artikelen niet en de voorgestelde wijzigingen wel van toepassing zijn. Daarom is een verduidelijking vanaf welke boekjaren de wijziging van toepassing zou moeten zijn niet nodig en wordt voorzien in onmiddellijke werking van de nieuwe regels.

Verder wordt het derde lid van artikel VI vervangen. Dat lid verklaarde de artikelen II, III en IV van toepassing op de afzonderlijke jaarlijkse verslagen en daarmee samenhangende verklaringen die worden opgesteld over boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2024. Voor de artikelen III (wijziging van de Wet op het financieel toezicht) en IV (wijziging van de Wet toezicht financiële verslaggeving) is een dergelijke beperking van de toepasselijkheid bij nader inzien niet nodig. Het gaat hier alleen om het vervangen van een verwijzing naar de vervallen artikelen 391 lid 5 en 392a door een verwijzing naar het daarvoor in de plaats komende onderdeel van het nieuwe artikel 391a. Ook hier is dus geen sprake van uitbreiding van bevoegdheden of reikwijdte of van inhoudelijke wijziging.

In artikel II wordt in de Wet op de economische delicten (WED) de strafbaarstelling van het niet openbaar maken van het verslag over betalingen aan overheden vervangen door strafbaarstelling van het niet opnemen van informatie in het bestuursverslag en het niet openbaar maken van alle afzonderlijke jaarlijkse verslagen en verklaringen die zijn bedoeld in artikel 391a lid 2. De strafbaarstelling wordt daardoor verbreed en de mogelijkheden om (strafrechtelijk) te handhaven nemen toe. Vanwege de omstandigheid dat in het jaarrekeningenrecht jaarstukken worden opgesteld over een voorafgaand jaar, kan er onduidelijkheid ontstaan over de toepasselijkheid van dergelijke nieuwe wetgeving. Daarom is een overgangsbepaling opgenomen die verduidelijkt dat deze uitbreiding van toepassing is op verslagen en verklaringen die betrekking hebben op boekjaren die aanvangen op of na 22 juni 2024. Voor deze datum is gekozen vanwege de toepasselijkheid van de verplichting om een verslag inzake de winstbelasting op te stellen, die immers aanleiding is voor de voorgestelde wijziging. Op voorafgaande boekjaren blijft de WED gelden zoals die luidde voor de voorgestelde wijziging.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind