Ontvangen 29 juni 2023
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel C, wordt artikel 391a als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt «of lid 2».
2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3a. Het ontwerp van een krachtens lid 2 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Dit amendement regelt dat voor een krachtens artikel 391a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen algemene maatregel van bestuur een zware voorhangprocedure geldt in plaats van de voorgestelde lichte voorhangprocedure.
In de memorie van toelichting wordt beschreven dat deze implementatiewet wordt aangegrepen om andere, toekomstige richtlijnen snel te kunnen implementeren zonder dat daar een wetswijziging voor nodig is. De indieners hebben begrip voor de noodzaak tot urgentie bij het implementeren van richtlijnen zoals de CSRD. Tegelijkertijd hechten de indieners veel waarde aan de mogelijkheid tot parlementaire controle op de wijze van implementatie van dergelijke richtlijnen.
Om aan beide uitgangspunten recht te kunnen doen, stellen de indieners het bovenstaande amendement voor. Hiermee wordt een algemene maatregel van bestuur, waarmee een andere richtlijn geïmplementeerd wordt, eerst voorgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Indien de wijze van implementatie geen aanleiding geeft tot nadere opmerkingen, kan dit zonder noemenswaardige vertraging doorgaan. Indien die aanleiding wel bestaat, bijvoorbeeld omdat de Nederlandse implementatie veel verder strekt dan op basis van de richtlijn noodzakelijk is, hebben de Staten-Generaal middels dit amendement de mogelijkheid om wetgeving te verkiezen boven een algemene maatregel van bestuur als instrument.
Idsinga Inge van Dijk Stoffer