Vastgesteld 11 oktober 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 15 september 2022 voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Bij brief van 10 oktober 2022 zijn ze door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Smals
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Vraag 1
Welke stappen neemt u om de hoeveelheid incidentele suppletoire begrotingen terug te brengen en de mutaties meer via het reguliere begrotingsproces te laten lopen?
Antwoord op vraag 1:
Om de hoeveelheid incidentele suppletoire begrotingen te beperken heb ik er binnen mijn departement nog eens expliciete aandacht op gevestigd om mutaties waar mogelijk via het reguliere begrotingsproces te laten lopen. Daarbij is afgesproken om in het geval er een incidentele suppletoire begroting noodzakelijk is, deze te voorzien van een bijgesloten brief met een uitgebreide toelichting aan uw Kamer over de noodzaak en toelichting van een eerdere uitvoering van de desbetreffende maatregelen dan door beide Kamers kan worden geautoriseerd als sprake is van toepassing van artikel 2.27, tweede lid, CW.
Vraag 2
Wat is de reden dat mutaties voor 2023 en daaropvolgende jaren verwerkt worden in deze incidentele suppletoire begroting en niet bij de Miljoenennota in de begroting voor 2023?
Antwoord op vraag 2:
Met de zevende incidentele suppletoire begroting 2022 besluit uw Kamer uitsluitend over de wijziging van de lopende begroting (2022). Voor de volledigheid heb ik de meerjarencijfers gepresenteerd in de zevende incidentele suppletoire begroting 2022. De beslissing over 2023 en verdere jaren maakt geen onderdeel uit van deze beslissing maar wordt verwerkt en geautoriseerd bij begroting van VWS voor 2023. Daarbij geldt overigens wel dat de meerjarenreeks dan minder zichtbaar is in het grotere geheel van de ontwerpbegroting en er daarom voor is gekozen om ook in de zevende incidentele suppletoire begroting 2022 deze nadrukkelijk te presenteren.
Vraag 3
Kunt u aangeven waarom de aanschaf van nieuwe, bivalente vaccins niet in eerdere begrotingen is meegenomen, gezien het feit dat er al geruime tijd sprake is van de komst van een aangepast vaccin?
Antwoord op vraag 3:
Er is allereerst in overleg met de vaccinproducenten gekeken naar omruilen van vaccins (van monovalente naar bivalente). Dit was mogelijk doordat er in eerdere begrotingsstukken middelen beschikbaar waren gesteld voor de aanschaf van vaccins (2eISB 2022 en 4e ISB). Er is echter in de zevende incidentele suppletoire begroting 2022 voorzien dat er nog verplichtingenruimte tekort zou kunnen worden gekomen om de gehele bevolking van een aangepast vaccin te kunnen voorzien. Bovendien was op dat moment pas bekend dat de aangepaste vaccins zeer waarschijnlijk rond de zomer beschikbaar zouden komen en er contracten zouden worden aangeboden via de Europese Commissie.
Vraag 4
Komt het bedrag van € 125 miljoen voor de mogelijke aanschaf van extra vaccins die zijn aangepast aan de Omikronvariant boven op de eerder dit jaar gesloten overeenkomst met de leveranciers van de vaccins?
Antwoord op vraag 4:
In de zevende incidentele suppletoire begroting 2022 is rekening gehouden met het scenario waarbij de gehele bevolking in een eventuele najaarscampagne gevaccineerd zou kunnen worden met een vernieuwd bivalent vaccin. Er is daarbij rekening gehouden met de mogelijkheid dat slechts één van de fabrikanten hun aangepaste vaccin tijdig zou kunnen registreren en leveren. In dit geval zouden extra middelen beschikbaar zijn om meer vaccins van deze fabrikant te kopen. Op deze manier konden we de kans vergroten dat de najaarscampagne met aangepaste vaccins voor iedereen mogelijk zou zijn. Dit besluit heeft het kabinet genomen in samenspraak met het RIVM.
Beide fabrikanten hebben begin september markttoelating verkregen, en tijdig geleverd, waardoor het mogelijk is om de najaarscampagne uit te voeren met een aangepast vaccin onder de eerder afgesloten contracten, zonder extra aan te kopen. Dit was mogelijk doordat er met de fabrikanten afspraken konden worden gemaakt voor een ruil van vaccins. Dit betekent dat de € 125 miljoen die gereserveerd staat, terugvloeit naar de schatkist. Dit wordt in de tweede suppletoire begroting 2022 verwerkt.
Vraag 5
Is bij de neerwaartse bijstelling van € 633 miljoen ten aanzien van het testbeleid rekening gehouden met een eventuele najaarsgolf, waardoor het aantal afgenomen testen wellicht weer zal toenemen?
Antwoord op vraag 5:
Dit betreft een bijstelling van € 633,3 miljoen voor testen voor de eerste maanden van 2022. In de begroting was rekening gehouden met een afname van 100 duizend testen per dag in de periode van 1 januari tot en met april 2022. Echter, er zijn in die periode minder PCR-, antigeentesten afgenomen dan geraamd. Daarnaast vindt een deel van de betalingen aan laboratoria voor de analyse van PCR-testen plaats in 2023 in plaats van 2022. Om die redenen kan een deel van het budget nu vrijvallen. Er zijn voldoende middelen beschikbaar in de rest van het jaar voor het testbeleid conform de huidige prognose.
Vraag 6
Kunt u een nadere toelichting geven op de lagere uitgaven bij de post «Onderzoek inzake COVID-19»?
Antwoord op vraag 6:
De lagere uitgaven zijn te verklaren naar aanleiding van de inrichting van een Clinical Trial Unit, die valt binnen het FAST traject (Future Affordable and Sustainable Therapies) dat via ZonMw loopt. Dit betreft de inrichting van een klinische onderzoeksruimte specifiek voor corona. Doordat het onderzoeksprogramma later van start gaat valt er € 5 miljoen vrij in 2022.
Vraag 7
Hoe verhouden de neerwaartse bijstelling van € 633 miljoen ten aanzien van het testbeleid en de opwaartse bijstelling van € 170 miljoen voor activiteiten met betrekking tot testen en traceren zich tot elkaar?
Antwoord op vraag 7:
De kosten van de LCCB voor de activiteiten in verband met testen en traceren zijn geactualiseerd op basis van nieuwe uitvoeringsinformatie. Op basis daarvan ontvangt de LCCB over 2022 additioneel € 170 miljoen, dit betreft middelen voor de uitvoering van de taken door de LCCB voor het gehele jaar 2022. De bijstelling van € 633 miljoen betreft een neerwaartse bijstelling op basis van realisatiecijfers van januari t/m april 2022 en is gebaseerd op het verschil tussen het maximaal aantal gecontracteerde testen per dag bij laboratoria en het daadwerkelijk aantal afgenomen testen.
Vraag 8
Kunt u toelichten hoe de opwaartse bijstelling van € 170 miljoen zich verhoudt tot het met terughoudendheid in uitvoering nemen van lopend beleid dat ten grondslag ligt aan die wijziging zoals beschreven in het eerste lid van artikel 2.27 Comptabiliteitswet 2016?
Antwoord op vraag 8:
De opdracht aan de LCCB liep reeds en in die zin is er sprake van lopend beleid waar de LCCB conform zijn opdracht ook uitgaven voor kan maken. Er is voorzien in benodigd budget en daarmee een bijstelling van het benodigde budget op basis van kosteninzicht uit de maanden januari tot en met maart 2022.
Vraag 9
Kunt u de benodigde aanpassingen rondom de Beleidsregel VIPP OPEN specifieker toelichten? Om welke toe te voegen subsidiabele activiteiten, verantwoordingseisen en deadlines gaat het? Kunt u daarnaast toelichten waarom de deadlines moeten worden aangepast en hoe ervoor gezorgd gaat worden dat gestelde deadlines haalbaar en realistisch zijn?
Antwoord op vraag 9:
Op grond van de Beleidsregel subsidiering Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional (VIPP) OPEN (hierna: de beleidsregel) kan subsidie worden verstrekt aan de gebruikersstichting LEGIO en aan de penvoerders van regionale coalities in de huisartsenzorg. Dit met het oog op de verdere intensivering van de informatie-uitwisseling tussen huisartsen en patiënten door middel van een portaal of persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO).
Aanvullende subsidiabele activiteiten
Gedurende de looptijd van VIPP OPEN is de rol van de Dienstverlener Zorgaanbieder (DVZA) in de praktijk anders ingevuld dan is beoogd. In de visie van het Informatieberaad zorg en Stichting MedMij is de DVZA-rol beperkt tot het ontsluiten van medische gegevens, waarbij eenzelfde soort koppelvlak gebruikt kan worden voor alle bronsystemen van huisartsen. Een koppelvlak is het geheel van afspraken over het proces, de betekenis, de schrijfwijze en de techniek, die nodig zijn om twee partijen elektronisch te laten samenwerken. In de praktijk blijkt echter dat veel integrators, die de DVZA-rol invullen voor bronsystemen van zorgaanbieders, specifieke koppelvlakken hebben ontwikkeld en beheren voor de individuele bronsystemen. Hierdoor hebben huisartsen duurdere IT-componenten nodig om de medische gegevens gestandaardiseerd (conform het MedMij Afsprakenstelsel) te ontsluiten. De ontwikkel- en beheerskosten voor die DVZA-rol worden door de integrator doorberekend aan de (ICT-leveranciers van de) huisartsen.
Door deze situatie is het probleem ontstaan dat huisartsen door het specifieke koppelvlak met de DVZA geen vrije keuze hebben met betrekking tot de DVZA-rol, en worden zij geconfronteerd met beheerskosten voor de DVZA, zonder dat zij invloed hadden op de hoogte van de kosten. Vanwege deze zogeheten vendor lock-in wordt de mogelijkheid tot het overstappen naar een andere DVZA-leverancier bemoeilijkt en wordt de doelstelling op het gebied van duurzame interoperabiliteit tussen bronsystemen en de persoonlijke gezondheidsomgeving niet behaald.
De aanvullende subsidiabele activiteiten hebben als doel om de ontstane problemen op te lossen. Gebruikersstichting LEGIO zal onderzoek doen naar een mogelijke technische aanpassing van de huisarts- en ketenzorg informatiesystemen en deze technische aanpassing vervolgens laten ontwikkelen en implementeren door de ICT-leveranciers. Daarnaast zal gebruikersstichting LEGIO de beheerskosten van de DVZA die voortvloeien uit de oorspronkelijke activiteiten binnen VIPP OPEN inventariseren en afspraken maken met de partijen die betrokken zijn bij het betalen of in rekening brengen van deze beheerskosten, totdat de structurele technische aanpassing is geïmplementeerd.
Verduidelijking verantwoordingseisen en aanpassing deadlines
Bij de uitvoering van VIPP OPEN zijn er veel ketenpartners betrokken. De onderlinge afhankelijkheid is daarbij groot. Een vertraging bij een van de betrokken organisaties in de keten kan een kettingreactie tot gevolg hebben. Gedurende de looptijd van VIPP OPEN heeft de praktijk de juridische realiteit van de Beleidsregel VIPP OPEN ingehaald.
Zo bleken de registratie van de huisartsenpraktijk op de zorgaanbiederslijst (ZAL) en de administratieve vereisten waaraan de praktijk moest voldoen heel complex en tijdrovend. Een huisartsenpraktijk is daarbij afhankelijk van meerdere externe partijen zoals HIS- en DVZA-leveranciers, Stichting MedMij, VZVZ, en meerdere uitvoeringsorganisaties van de overheid voor de UZI-middelen, DigiD en de registratie voor de toegang verlening service (hierna: TVS).
Daarnaast was het voor de regionale coalities onmogelijk om aan een aantal van de verantwoordingseisen te voldoen. Zo kan de werking van online inzage niet getoetst worden op het niveau van de praktijk en zijn er nog geen andere bronnen beschikbaar (afgezien van de huisartsenzorg) om met een PGO-gegevens op te halen. De verantwoordingseisen (waaronder een deadline) voor de regionale coalities zijn daarom aangepast in lijn met de praktijk.
Ook zijn de activiteiten voor ontwikkelvragen twee en drie voor ICT-leveranciers later gestart dan gepland vanwege ontstane vertraging door de COVID-19 pandemie en de TVS-voorziening. De eerdere deadline hiervoor is daarom ook verschoven.
De regionale coalities zijn goed op weg om de deadlines te halen. Ik heb voortdurend overleg met het programmabureau OPEN dat de regionale coalities ondersteund en houd de voortgang nauw in de gaten.
Vraag 10
Waarom wordt de investering in de standaardisatie van gegevensuitwisseling geregeld via deze incidentele suppletoire begroting, in plaats van via de reguliere begrotingscyclus?
Antwoord op vraag 10:
De uitwerking van de plannen die in de zevende incidentele suppletoire begroting zijn verwerkt bleek dusdanig complex van aard dat het bestedingsplan voor de investering niet voor de voorjaarsnota gereed was. Indien gekozen was voor verwerking bij najaarsnota was de vertraging in de uitvoer van de plannen onevenredig groot geweest. Om deze reden is gekozen voor verwerking in de zevende incidentele suppletoire begroting 2022. Met de voorgenomen indiening van de meerjarige uitwerking voor de middelen uit het Coalitieakkoord voor de standaardisatie van de gegevensuitwisseling, welke voorzien is bij de Voorjaarsnota 2023, wordt beoogd incidentele begrotingsverzoeken op dit onderwerp voortaan te voorkomen.
Vraag 11
Kunt u toelichten wat de reden is voor het toevoegen van de kosten voor standaardisatie gegevensuitwisseling aan deze incidentele suppletoire begroting? Waarom was het niet mogelijk om deze te verwerken bij de Voorjaarsnota, of eventueel bij de Najaarsnota? Kunt u aangeven waarom u dan geen verzoek tot versnelde behandeling heeft gedaan, maar wederom een beroep doet op de uitzonderingsgrond?
Antwoord op vraag 11:
Het gebruik van de uitzonderingsgrond is in dit geval noodzakelijk geweest vanwege het zeer krappe tijdsschema waarbinnen de middelen besteed moeten worden en omdat sprake was van nieuw beleid, temeer er bij eerste suppletoire begroting nog geen overeenstemming was binnen het kabinet omtrent de besteding van de middelen en de tweede suppletoire begroting pas rond december in het lopende jaar aan uw Kamer wordt verzonden. Daarnaast is gekozen voor de uitzonderingsgrond vanwege het grote belang wat het verbeteren van gegevensuitwisseling in de zorg heeft.
Vraag 12
Kunt u toelichten waarom uitstel van deze maatregelen totdat het parlement daarmee heeft ingestemd, het belang van het Rijk zou schaden?
Antwoord op vraag 12:
Indien niet was gekozen voor verwerking in de zevende incidentele suppletoire begroting 2022, hadden de ontwikkelingen rondom standaardisering van gegevensuitwisseling vertraging opgelopen die het kabinet niet wenselijk heeft geacht. De doelstelling die beoogd is in het Coalitieakkoord op dit onderwerp wordt bereikt door het uitvoeren van diverse thema’s die volgordelijk van elkaar afhankelijk zijn. Vertraging zou de uitvoering van het Coalitieakkoord vertragen. Gegeven dat standaardisering van gegevensuitwisseling in alle domeinen in het zorgveld relevant is, ook om de zorg in de toekomst houdbaar te houden en cliënten en patiënten inzicht te bieden in hun patiëntendossier was een start van de inzet van middelen in 2022 wenselijk.