Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk wordt geacht om het experiment educatieve module om te zetten in een structurele wettelijke regeling met het oog op het doen toenemen van het aantal leraren in het voortgezet onderwijs;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 wordt na onderdeel dd een onderdeel ingevoegd, luidende:
deel van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs van 30 studiepunten dat is gericht op de voorbereiding van het geven van onderwijs in een vak, als bedoeld in artikel 7.12, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
B
Aan artikel 7.11, vijfde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: «In voorkomende gevallen wordt op deze verklaring tevens melding gemaakt van het voldoen aan de bekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 7.10 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.»
C
Na artikel 7.24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Voor de inschrijving voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs met alleen het oogmerk gebruik te maken van de educatieve module geldt als vooropleidingseis, dat:
a. aan de betrokkene de graad Bachelor of Master in het wetenschappelijk onderwijs is verleend; of
b. de betrokkene blijkens een al dan niet in Nederland afgegeven diploma in het bezit is van de kennis, het inzicht en de vaardigheden op het niveau van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs; en
c. de betrokkene voldoet aan de door het instellingsbestuur gestelde eisen.
2. De artikelen 7.30d en 7.30f zijn van overeenkomstige toepassing.
D
Aan artikel 7.32, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: «De inschrijving voor een opleiding geschiedt ook indien een student gebruik wil maken van een educatieve module en alleen met dat oogmerk wenst te worden ingeschreven.»
E
Artikel 7.49a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «premasters» ingevoegd «en educatieve modules».
2. In het eerste lid wordt na «premaster» ingevoegd «en een educatieve module».
3. In het tweede lid wordt na «van een premaster» ingevoegd «of een educatieve module» en wordt na «voor de premaster» ingevoegd «onderscheidenlijk de educatieve module».
4. In het derde lid wordt na «van een premaster» ingevoegd «of een educatieve module», wordt na «van de premaster» ingevoegd «of de educatieve module» wordt na «voor de premaster» ingevoegd «onderscheidenlijk de educatieve module».
F
Artikel 7.49b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «premasters» ingevoegd «en educatieve modules».
2. In het eerste, vierde en vijfde lid wordt na «een premaster» ingevoegd «of een educatieve module».
3. In het zesde lid wordt na »een premaster» ingevoegd «en de vergoeding voor een educatieve module».
G
In artikel 9.15, eerste lid, onderdeel h, wordt «artikel 7.30c» vervangen door «de artikelen 7.24a en 7.30c».
H
Voor hoofdstuk 19 wordt een titel ingevoegd, luidende:
Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet voortgezet onderwijs 2020 houdende de verankering van het experiment educatieve module en enkele andere aangelegen wijzigingen op het gebied van de lerarenopleiding (Stb. 20.., ...) is ingeschreven bij een educatieve module op grond van artikel 27, derde lid, van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs wordt van rechtswege ingeschreven voor een opleiding waartoe deze educatieve module behoort, met dien verstande dat in afwijking van artikel 7.49a en 7.49b de verschuldigdheid en de hoogte van een vergoeding worden bepaald aan de hand van artikel 27, derde lid, van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs, zoals dat luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van artikel I van voornoemde wet.
Artikel 5.2a van de Wet studiefinanciering 2000 komt te luiden:
1. In aanvulling op artikel 5.2, eerste lid, wordt de prestatiebeurs hoger onderwijs op aanvraag eenmalig 1 jaar langer verstrekt, indien de aanvrager een ho-student betreft die:
a. het afsluitende examen van een bacheloropleiding heeft behaald of in het bezit is van een daarmee gelijkgesteld diploma;
b. is ingeschreven bij een aan een hogeschool verbonden opleiding gericht op het beroep van leraar in het voortgezet onderwijs; en
c. niet eerder een opleiding heeft afgerond welke is opgenomen in het onderdeel onderwijs van het register, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de WHW.
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; of» een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. een verklaring afgelegde vakken en opgedane bekwaamheid die is afgegeven op grond van artikel 7.11, vijfde lid, van de WHW, waaruit blijkt dat de leraar voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het onderwijs dat de leraar in dat vak zal geven.
2. In het tweede lid wordt na «de getuigschriften» ingevoegd «en verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d» en wordt na «het betreffende getuigschrift» ingevoegd «of verklaring».
B
Artikel 7.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van het artikel komt te luiden:
2. Het tweede lid wordt vervangen door twee nieuwe leden, luidende:
2. Onverminderd artikel 7.10 is tot het geven van onderwijs in het mavo en de eerste drie leerjaren havo en vwo ook bevoegd degene die blijkens een verklaring als bedoeld in artikel 7.11, vijfde lid, van de WHW of blijkens een certificaat dat is afgegeven op basis van artikel 27, vierde lid, van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs, ten minste 30 studiepunten met goed gevolg heeft besteed aan voorbereiding op het geven van onderwijs in een vak in die leerjaren dat inhoudelijk met zijn opleiding overeenkomt en waaruit blijkt dat de leraar voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het onderwijs dat de leraar in dat vak zal geven.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over welke getuigschriften van de bacheloropleidingen, bedoeld in het eerste lid, en over welke verklaringen en certificaten, bedoeld in het tweede lid, de bevoegdheid verlenen tot het geven van de daarbij aan te wijzen vakken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,