Gepubliceerd: 7 juni 2022
Indiener(s): Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: hoger onderwijs onderwijs en wetenschap spoor verkeer
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36126-3.html
ID: 36126-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Door de introductie van nieuwe betaalvormen in het openbaar vervoer zal de OV-chipkaart in haar huidige vorm vervallen. De huidige regelgeving rondom het studentenreisproduct biedt echter geen mogelijkheid om de nieuwe betaalvormen te gebruiken voor het studentenreisproduct.1 Daarom is het noodzakelijk om de wet te wijzigen.

Met dit wetsvoorstel wordt de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000) gewijzigd, zodat studenten met een studentenreisproduct gebruik kunnen maken van de nieuwe wijzen van OV-betalen. Daarnaast worden de passages rondom het studentenreisproduct techniekonafhankelijker geformuleerd zodat de wet voldoet aan de voorziene en mogelijke andere toekomstige OV-betaalvormen.

1.1 Aanleiding

In 2015 is de Tweede Kamer door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat geïnformeerd over de Visie OV Betalen.2 Dit betrof een verkenning naar de OV-betaaltechnieken van de toekomst, aangezien de techniek van de huidige OV-chipkaart toen al tegen de grenzen van haar mogelijkheden aanliep.

Op 11 mei 2021 is de Tweede Kamer door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat per brief geïnformeerd over de nieuwe betaalvormen voor het openbaar vervoer. In die brief staat als planning dat deze nieuwe betaalvormen gefaseerd ingevoerd zullen worden tussen 2021 en eind 2023. Wanneer het nieuwe systeem zich bewezen heeft, zal de OV-chipkaart zoals die nu bestaat tot eind 2023 te gebruiken zijn.3 Daarna dienen alle reizigers gebruik te maken van de nieuwe betaalvormen.

1.2 Nieuwe OV-betaalvormen

Met de nieuwe OV-betaalvormen worden nieuwe «dragers» geïntroduceerd waarmee reizigers kunnen inchecken. Een abonnement om mee te kunnen reizen in het openbaar vervoer – zoals het studentenreisproduct – wordt gekoppeld aan een online account, dat op zijn beurt gekoppeld is aan een backoffice. Een reiziger kan zelf bepalen met welke drager hij dit account wil gebruiken. Op dit moment is voorzien dat een dergelijke drager voor het studentenreisproduct een nieuwe reispas of de eigen telefoon kan zijn. Mogelijk worden daar in de toekomst nog meer dragers aan toegevoegd.

Met het bovengenoemde verandert ook de techniek achter het inchecken met een studentenreisproduct (of ander reisabonnement). Het studentenreisproduct wordt niet langer op een OV-chipkaart geladen, maar wordt bijgehouden in een backoffice. Wanneer een reiziger incheckt, maakt de incheckapparatuur contact met de backoffice om te controleren of de reiziger over een studentenreisproduct in zijn account beschikt. Als dat het geval is, kan de reiziger met het studentenreisproduct in het openbaar vervoer reizen.

1.3 Aanpassing WSF 2000

Voorgaande heeft tot gevolg dat ook studenten gebruik zullen moeten gaan maken van één of meerdere nieuwe OV-betaalvormen. Op grond van de WSF 2000 kunnen studenten in aanmerking komen voor een reisvoorziening. Voor studenten die in Nederland studeren bestaat de reisvoorziening uit een reisrecht in de vorm van een studentenreisproduct dat kan worden geladen op een OV-chipkaart. Vanwege de invoering van het nieuwe betaalsysteem, zal de huidige techniek met laden van producten op een OV-chipkaart verdwijnen. De wet dient daarop te worden aangepast, zodat studenten gebruik kunnen maken van het nieuwe OV-betaalsysteem om te reizen met en te betalen voor het openbaar vervoer.

De techniek die met het nieuwe betaalsysteem gepaard gaat, heeft tot gevolg dat studenten het studentenreisproduct niet altijd meer zelf hoeven stop te zetten, en het stopzetten geschiedt niet meer bij een daarvoor bestemde ophaalautomaat. Ook hierop dient de wet te worden aangepast.

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

2.1 Doel van het wetsvoorstel

Doel van het wetsvoorstel is het zoveel mogelijk techniekonafhankelijk formuleren van de bepalingen van de WSF 2000 die betrekking hebben op het studentenreisproduct, zodat de wet het gebruik van de mogelijkheden die het nieuwe OV-betalen biedt niet in de weg staat. Daarnaast worden ook de bepalingen rondom het stopzetten van het studentenreisproduct aangepast. De nieuwe techniek rondom het OV-betalen heeft namelijk ook tot gevolg dat studenten het studentenreisproduct niet meer zelf hoeven stop te zetten bij een ophaalautomaat wanneer zij geen reisrecht meer hebben.4

De aanpassingen in de wet zijn wijzigingen die de techniek rondom het studentenreisproduct en de drager daarvan betreffen. Er worden met dit wetsvoorstel geen inhoudelijke wijzigingen voorgesteld die zien op het reisrecht zelf, zoals de duur van het reisrecht of de momenten waarop een student gratis dan wel met korting mag reizen. Er verandert ook niets in de wijze waarop studenten hun studentenreisproduct aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO).

2.2. Actualiseren en toekomstbestendig maken van de wet

Naast de noodzaak om de bepalingen van de WSF 2000 aan te passen aan het nieuwe OV-betaalsysteem, wordt met dit wetsvoorstel getracht de wet toekomstbestendiger te maken. Dit wordt gedaan door specifieke technische onderdelen, zoals de beschikbare dragers en de wijze van stopzetten, bij ministeriële regeling te bepalen. Op het moment dat er voor studenten nieuwe dragers bij komen of er andere technische wijzigingen plaatsvinden in de OV-betaalsystemen, kan de wet- en regelgeving rondom de reisvoorziening (indien nodig) sneller worden aangepast. Op die manier kan ervoor worden gezorgd dat studenten snel van de nieuwe techniek en hun reisrecht gebruik kunnen (blijven) maken. Daarnaast sluit deze verdeling van onderwerpen over de verschillende niveaus van wetgeving beter aan bij de verdeling van onderwerpen over de verschillende niveaus van regelgeving die volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving passend is.5 De hoofdlijnen van het toekennen van het reisrecht zijn op deze manier op het niveau van wetgeving geregeld en de technische uitwerking wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

2.3 Minder OV-boetes

Studenten kunnen als onderdeel van de studiefinanciering in aanmerking komen voor een reisvoorziening. Op dit moment geldt dat studenten het studentenreisproduct zelf stop dienen te zetten bij een daarvoor bestemde ophaalautomaat, wanneer zij geen recht meer hebben op het studentenreisproduct. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de duur van de reisvoorziening is verlopen,6 de studiefinanciering wordt stopgezet,7 of wanneer een student in het buitenland gaat studeren en daarvoor de reisvoorziening in geld wenst te ontvangen.

Wanneer het studentenreisproduct niet tijdig wordt stopgezet en daarna met het studentenreisproduct wordt gereisd, is de (oud-)student een zogenoemde «OV-boete» verschuldigd. Met de techniek die met het nieuwe betaalsysteem gepaard gaat, zet de (oud-)student het studentenreisproduct bij het beëindigen van het reisrecht niet meer zelf stop bij een ophaalautomaat.8 In plaats daarvan wordt het studentenreisproduct automatisch stopgezet via de backoffice op het moment dat DUO aan de Regisseur Studenten Reisrecht (hierna: RSR) doorgeeft dat de betreffende student niet meer over reisrecht beschikt. Dit betekent dat de dalende lijn in het aantal OV-boetes naar verwachting door zal zetten.9

De introductie van bovengenoemde techniek betekent niet dat alle OV-boetes zullen verdwijnen of dat studenten geen eigen verantwoordelijkheid meer hebben bij het reizen met hun studentenreisproduct. Bij gebruik van het studentenreisproduct zonder reisrecht zal DUO OV-boetes blijven opleggen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een student in het hoger onderwijs niet wordt ingeschreven bij een opleiding, omdat hij niet aan de vooropleidingseisen voldoet maar al wel van DUO een reisvoorziening toegekend heeft gekregen naar aanleiding van een aanvraag. Als de student in die periode wel met het studentenreisproduct heeft gereisd, ontvangt hij een of meerdere ov-boetes.10 Het blijft voor de student daarom altijd mogelijk om het studentenreisproduct zelf stop te zetten, bijvoorbeeld wanneer hij (maar DUO nog niet) weet dat hij over een bepaalde periode geen reisrecht heeft (omdat DUO hierover nog niet is geïnformeerd door de onderwijsinstelling).

2.4 Overgangsperiode

Door de vervoerders wordt er naar gestreefd de OV-chipkaart als mogelijkheid voor OV-betaling te beëindigen per 1 januari 2024. Om de overgang naar nieuwe betaalvormen voor studenten soepel te laten verlopen en uitvoeringsrisico’s zoveel mogelijk te voorkomen, is de wens om studenten stapsgewijs over te laten stappen naar de nieuwe betaalvormen. Omdat de huidige WSF 2000 enkel recht geeft op een reisrecht in de vorm van een (studenten)reisproduct op een OV-chipkaart, dient de wet ook in deze overgangsfase reeds te zijn aangepast aan de nieuwe technologie. Gedurende de overgangsperiode zijn er dus zowel studenten die gebruikmaken van de oude OV-chipkaart als studenten die (ook) gebruikmaken van de nieuwe vormen voor OV-betalen. Studenten die nog een OV-chipkaart hebben met een geldig studentenreisproduct kunnen daar gebruik van blijven maken totdat deze wordt uitgefaseerd. Op grond van het voorgestelde artikel 3.25 WSF 2000 en de techniekonafhankelijke manier waarop de wijzigingen van de WSF 2000 zijn vormgegeven, kan de overgang van het oude naar het nieuwe systeem van OV-betalen worden geregeld bij ministeriële regeling waardoor overgangsrecht in dit voorstel niet nodig is.

3. Verhouding tot Wet personenvervoer 2000

Deze wijziging van de WSF 2000 raakt aan de Wet personenvervoer 2000. De Wet Personenvervoer 2000 regelt de mogelijkheden voor betalingen in het openbaar vervoer.

Op dit moment is de OV-chipkaart de drager van het elektronisch vervoerbewijs. In het nieuwe OV-betaalsysteem bevindt het vervoerbewijs zich niet meer in de chip van de OV-chipkaart, maar in het centrale backofficesysteem. Inchecken met een drager blijft nodig, omdat dan authenticatie plaatsvindt. Dat wil zeggen dat in de backoffice gecontroleerd wordt of de reiziger het recht heeft om te reizen. Als er een reisrecht is, wordt het elektronische vervoerbewijs aangemaakt en vastgelegd in de backoffice. Mijn ambtsgenoot van Infrastructuur en Waterstaat onderzoekt in hoeverre de nieuwe vormen van OV-betalen voldoen aan de wettelijke definitie van elektronisch vervoerbewijs zoals gebruikt in de Wet (en het Besluit) personenvervoer 2000. Mogelijk moet deze wet aangepast worden voordat het huidige OV betaalsysteem uitgezet wordt.

4. Gevolgen voor de doelgroep

4.1 Algemeen

Voor studenten betekent onderhavige wetswijziging dat het gebruik van het reisrecht er fysiek anders uit gaat zien (namelijk een andere drager dan zij tot nu toe gewend waren), maar dat er inhoudelijk niets aan het reisrecht verandert. Studenten krijgen waarschijnlijk wel meerdere mogelijkheden om het reisrecht in fysieke vorm te gebruiken. Op dit moment is de OV-chipkaart de enige optie voor studenten om hun reisrecht binnen Nederland te gebruiken. Straks kunnen zij waarschijnlijk kiezen voor een nieuwe kaart of het reizen via een mobiele telefoon. Mogelijk worden daar in de toekomst nog meer dragers aan toegevoegd.

Het verkrijgen van het studentenreisproduct (nadat DUO het reisrecht heeft toegekend) verandert straks in positieve zin voor studenten. Op dit moment moeten zij een persoonlijke OV-chipkaart aanvragen, indien zij die nog niet in hun bezit hebben, en zelf het studentenreisproduct op de kaart laden bij een daarvoor bestemde ophaalautomaat. In de nieuwe situatie dienen zij slechts de drager te koppelen aan hun studentenreisproduct via de website studentenreisproduct.nl. RSR verzorgt vervolgens de vereiste koppeling tussen het reisrecht en het account van de student. De student kan de gekozen drager(s) zelf koppelen aan zijn account. Daardoor wordt het gebruiksgemak vergroot.

Voor het gebruikmaken van het studentenreisproduct geldt dat de student met de nieuwe betaalvormen nog steeds aan het begin en einde van de rit, respectievelijk in- en uit moet checken bij een daarvoor bestemd apparaat.

Het stopzetten van het studentenreisproduct wordt, zoals hiervoor beschreven, eenvoudiger. Nadat DUO aan RSR heeft doorgegeven dat het reisrecht van een student is verlopen, wordt het studentenreisproduct automatisch stopgezet. De student zet het studentenreisproduct dus niet langer zelf stop bij een ophaalautomaat. Daarmee vermindert ook het risico op OV-boetes aanzienlijk.

De student behoudt daarnaast de mogelijkheid om het studentenreisproduct zelf stop te zetten. Dit kan de student doen via de website studentenreisproduct.nl

 

Huidige situatie

Nieuwe situatie

Aanvraagfase

Student vraagt het studentenreisproduct aan bij DUO.

Blijft hetzelfde

 

Student heeft een OV-chipkaart nodig en dient deze aan te schaffen, indien niet in bezit.

Student kan zelf (binnen de beschikbare mogelijkheden) kiezen voor een drager, bijvoorbeeld de telefoon of de nieuwe reispas (in geval van zo’n nieuwe reispas, dient de student die zelf aan te vragen, zoals nu ook het geval is met de persoonlijke OV-chipkaart).

 

Student moet zijn reisrecht via www.studentenreisproduct.nl koppelen aan zijn persoonlijke OV-chipkaart

Student moet zijn reisrecht via www.studentenreisproduct.nl koppelen aan een drager.

 

Student gaat naar een fysieke ophaalautomaat om het studentenreisproduct op de OV-chipkaart te laden.

Deze stap vervalt.

Gebruiksfase

Student moet in- en uitchecken om te reizen

Blijft hetzelfde.

 

Als een student ervoor kiest te wisselen van een week-product naar een weekend-product (of andersom), dan moet hij dit aangeven in MijnDUO en vervolgens naar een fysieke ophaalautomaat om het nieuwe product op te halen.

De student vraagt de wissel aan in MijnDUO. De student gaat hiervoor niet meer langs een fysieke ophaalautomaat. RSR koppelt de wissel aan de bij RSR bekende drager waarna de student hier gebruik van kan maken.

Beëindigingsfase

Student dient het studentenreisproduct stop te zetten bij een fysieke ophaalautomaat.

Nadat DUO aan RSR heeft doorgegeven dat het reisrecht is verlopen, wordt het reisproduct automatisch stopgezet.

Student heeft tevens de mogelijkheid om zelf online stop te zetten via www.studentenreisproduct.nl.

4.2 Gevolgen voor het doenvermogen

Studenten hoeven minder handelingen uit te voeren om gebruik te kunnen maken van hun reisrecht. Voor veel zaken is het bovendien niet langer nodig om fysiek naar een ophaalautomaat te gaan. Uit onderzoek naar de OV-boetes is gebleken dat met name deze stap een drempel was bij het stopzetten van het reisproduct. De stap naar een ophaalautomaat sloot niet goed aan bij de belevingswereld van veel studenten, die gewend zijn dergelijke zaken online te kunnen regelen. Doordat deze stap vervalt, heeft het nieuwe OV-betaalsysteem een positief effect op het doenvermogen. Als gevolg daarvan zal het aantal OV-boetes waarschijnlijk afnemen.

4.3 Gevolgen voor de regeldruk

In paragraaf 4.1 is een tabel opgenomen waarin staat wat er voor (oud-)studenten gaat veranderen als wordt overgegaan van de huidige situatie naar de nieuwe situatie. Vanuit het perspectief van de regeldruk voor (oud-)studenten, geldt dat sommige handelingen veranderen, maar waarschijnlijk dezelfde regeldruk met zich meebrengen (bijvoorbeeld de stap waarin het reisrecht gekoppeld wordt via de website www.studentenreisproduct.nl).

Er zijn drie stappen waar wel iets verandert in de regeldruk voor (oud-)studenten:

  • de student hoeft zijn studentenreisproduct niet meer op zijn persoonlijke OV-chipkaart te laden bij een fysieke ophaalautomaat;

  • de student hoeft bij een wissel tussen een week- en weekendproduct niet meer langs een fysieke ophaalautomaat; en

  • de (oud-)student hoeft zijn studentenreisproduct niet meer stop te zetten bij een fysieke ophaalautomaat.

Deze drie stappen leiden tot minder regeldruk voor studenten. Elk van deze drie stappen bespaart de (oud-)student 10 minuten tijd, en de wissel van weekend naar week en vice versa komt bij sommige studenten meer dan eens voor.

Op basis van ervaringsgegevens uit 2020 en 2021, is de inschatting dat er jaarlijks:

  • ongeveer 350.000 keer een bezoek aan een fysieke ophaalautomaat bespaard wordt om een studentenreisproduct op een persoonlijke OV-chipkaart te laden;

  • ongeveer 50.000 keer een bezoek aan een fysieke ophaalautomaat bespaard wordt om een wissel tussen een week- en weekendproduct te realiseren; en

  • ongeveer 250.000 keer een bezoek aan een fysieke ophaalautomaat bespaard wordt om een studentenreisproduct stop te zetten.

Deze gegevens leiden tot de volgende regeldrukvermindering, waarbij een uurtarief van € 15,– is gerekend11:

Handelingen

inhoudelijke nalevingskosten

administratieve lasten

Totale regeldrukkosten

 

eenmalig

structureel

eenmalig

structureel

eenmalig

structureel

Niet meer activeren studentenreisproduct bij fysieke ophaalautomaat

     

€ – 892.500

 

€ – 892.500

Niet meer wisselen studentenreisproduct bij fysieke ophaalautomaat

     

€ – 127.500

 

€ – 127.500

Niet meer stopzetten studentenreisproduct bij fysieke ophaalautomaat

     

€ – 637.500

 

€ – 637.500

Totaal

         

€ – 1.657.500

5. Gevolgen voor Caribisch Nederland, privacy en gendergelijkheid

Dit wetsvoorstel heeft geen specifieke gevolgen voor Caribisch Nederland. Studenten afkomstig uit Caribisch Nederland die in het Europees deel van Nederland studeren en op grond van de WSF 2000 aanspraak maken op een studentenreisproduct, zullen ook gebruik gaan maken van de nieuwe vormen van OV-betalen.

De WSF 2000 regelt de informatie-uitwisseling tussen DUO en RSR. Dit wetsvoorstel brengt geen wijziging in deze informatie-uitwisseling.

Dit wetsvoorstel heeft ook geen gevolgen voor gendergelijkheid.

6. Uitvoering

6.1 Gevolgen voor de uitvoering door DUO

DUO heeft aangegeven dat het voorstel uitvoerbaar is. DUO heeft drie scenario’s uitgewerkt voor de implementatie van het voorstel.12 Gekozen is voor het scenario waarin DUO niks wijzigt in de wijze van gegevensuitwisseling en alleen kosten maakt voor het informeren van studenten over de nieuwe betaalwijzen in het openbaar vervoer. Het is immers van belang dat studenten weten waar ze aan toe zijn en zonder problemen gebruik kunnen maken van hun reisrecht. Ook de communicatie over het studentenreisproduct op de OV-chipkaart (huidige situatie), bijvoorbeeld op de website, moet worden aangepast naar de nieuwe situatie. Zie voor de toelichting hierbij paragraaf 9.2.

6.2 Gevolgen voor de uitvoering door RSR

De uitvoering van dit wetsvoorstel betekent ook dat RSR wijzigingen door moet voeren in haar processen. RSR geeft aan dat zij op schema liggen om deze wijzigingen gereed te hebben bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

6.3 Gevolgen voor de communicatie richting studenten

Tijdige communicatie aan huidige en toekomstige studenten is noodzakelijk. In deze communicatie wordt duidelijk gemaakt wat er verandert voor de student, wanneer dat gebeurt, en of de student zelf actie dient te ondernemen. Daarbij wordt tevens duidelijk gemaakt dat aan de inhoud van het reisrecht zelf geen wijziging wordt aangebracht. Deze communicatie dient door verschillende partijen, waaronder DUO, RSR en de vervoerders, te worden verstrekt. De communicatie zal zorgvuldig op elkaar worden afgestemd.

7. Financiële gevolgen

De financiële gevolgen van dit wetsvoorstel volgen uit de wijzigingen die DUO moet doorvoeren om te zorgen dat studenten de nieuwe dragers kunnen gebruiken. Daarnaast dienen de studenten zorgvuldig geïnformeerd te worden over de nieuwe vormen van OV-betalen. De kosten hiervoor worden geraamd op circa € 450.000. Er is afgesproken met de vervoerders dat zij deze kosten zullen dekken.

8. Inwerkingtreding

Het streven is om het wetsvoorstel begin 2023 in werking te laten treden. Op deze manier kunnen studenten stapsgewijs overstappen naar de nieuwe betaalvormen.

9. Advies en consultatie

9.1 Openbare internetconsultatie

Het wetsvoorstel is van 22 november 2021 tot en met 31 december 2021 opengesteld voor internetconsultatie. Er is één openbare reactie binnengekomen en die is van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb). De LSVb geeft aan in algemene zin blij te zijn met het voorstel, maar heeft nog een aantal vragen.

Zij vraagt naar de situaties waarin studenten nog zelf hun studentenreisproduct moeten stopzetten. Een voorbeeld hiervan is opgenomen in de toelichting van het wetsvoorstel (zie paragraaf 2.3) en hier zal te zijner tijd ook aandacht aan gegeven worden in de communicatie vanuit DUO.

Daarnaast vraagt de LSVb of het mogelijk is in de wet expliciet rekening te houden met situaties waarin een student een OV-boete oploopt als gevolg van een administratieve fout bij DUO of de onderwijsinstelling. Zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 15 oktober 202113 is toegezegd, is het streven dat DUO in 2022 een werkwijze implementeert waarbij OV-boetes worden kwijtgescholden als een student zich bij DUO meldt en DUO vervolgens (met bewijs van de student) vaststelt dat de OV-boete inderdaad het gevolg is van trage administratie van de onderwijsinstelling. Uiteraard zal DUO ook OV-boetes kwijtschelden als deze het gevolg zijn van een administratieve fout bij DUO. Het bovenstaande heeft niet tot wijzigingen in het wetsvoorstel geleid.

Vervolgens vraagt de LSVb op basis waarvan wordt besloten hoe de stapsgewijze overgang naar de nieuwe betaalvormen eruit gaat zien. Ze doet daarbij de suggestie om nieuwe studenten als eerste in aanmerking te laten komen voor de nieuwe betaalvormen. Op dit moment wordt gewerkt aan een strategie voor een zo goed mogelijke overgang naar de nieuwe betaalvormen en de suggestie van de LSVb zal hier in mee worden genomen.

Tot slot vraagt de LSVb of een wissel tussen een week- en weekendproduct nog steeds op de eerste dag van de volgende maand in gaat. Allereerst is het goed te vermelden dat een wissel momenteel niet ingaat op de eerste dag van de volgende maand. Op dit moment geldt dat het gewisselde abonnement binnen vijf werkdagen na verwerking van de aanvraag door DUO klaar staat bij een ophaalautomaat. Bij het nieuwe systeem hoeft de student niet meer naar de ophaalautomaat en kan de totale doorlooptijd mogelijk zelfs worden verkort.14

Een andere respondent vroeg tijdens internetconsultatie of in het wetsvoorstel voldoende onderscheid wordt gemaakt tussen reisrecht en reisproduct. Het klopt dat er een verschil is tussen de verschillende begrippen (reisrecht, reisproduct, en ook reisvoorziening). Wettelijk gezien is op grond artikel 1.1 van de WSF 2000 een reisvoorziening een voorziening bedoeld in artikel 3.7 en paragraaf 3.7 van de WSF 2000. Dit kan worden verstrekt in de vorm van een geldelijke vergoeding (bijvoorbeeld wanneer iemand in het buitenland studeert), maar standaard in de vorm van een reisrecht (zie artikel 3.7, eerste lid, WSF 2000). Het reisrecht wordt in artikel 1.1 gedefinieerd als het recht om te reizen, namelijk een reisrecht gedurende een bepaald deel van de week waarvoor de student geen bedrag of een lager bedrag verschuldigd is aan de vervoersbedrijven. De duur van de reisvoorziening begint (ongeacht of je er gebruik van maakt of niet) te lopen vanaf het moment dat studiefinanciering wordt ontvangen, tot de maximale duur van de reisvoorziening (in beginsel maximaal vijf jaar), het recht om gratis of met korting te reizen (reisrecht) vangt aan op het moment dat het reisproduct is gekoppeld aan de OV-chipkaart (huidige vorm) dan wel aan de drager (wetsvoorstel). Het voorstel en de toelichting zijn hiervoor niet aangepast.

9.2 Uitvoeringstoets

DUO heeft een uitvoeringstoets uitgebracht en daarin aangegeven dat het wetsvoorstel uitvoerbaar is. Hiervoor zijn drie varianten uitgewerkt – een minimaal scenario, een maximaal scenario en een tussenscenario. De scenario’s variëren qua inzet tussen de 5.000 en 16.500 uren, wat neerkomt op incidentele uitvoeringskosten tussen de € 450.000 en € 7 miljoen. Deze bedragen zijn inclusief de kosten voor de aanpassing van de IT-systemen, waardoor de bedragen niet één-op-één met elkaar te vergelijken zijn. DUO geeft aan dat er geen structurele kosten zijn.

In het maximale scenario worden alle gegevensuitwisselingen tussen DUO en RSR realtime, waardoor op ieder moment gegevens uitgewisseld kunnen worden. In het tussenscenario wordt dit slechts voor een deel van de gegevensuitwisselingen gedaan. Hiervoor zou DUO ook zijn IT-systemen moeten aanpassen. Een dergelijke realtime uitwisseling is echter niet noodzakelijk voor het uitvoeren van het wetsvoorstel. Met de huidige werkwijze van gegevensuitwisseling – namelijk tweemaal daags in bulk – kan het voorliggende wetsvoorstel ook worden uitgevoerd. Hierdoor blijft alleen wel het aantal fouten dat ontstaat in de huidige werkwijze bestaan.

In het minimale scenario wordt de wijze van gegevensuitwisseling niet aangepast, maar zal er (net als bij de andere twee scenario’s) wel geïnvesteerd moeten worden in het informeren van studenten over de nieuwe betaalwijzen in het openbaar vervoer. Het is van belang dat studenten weten waar ze aan toe zijn en zonder problemen gebruik kunnen maken van hun reisrecht. Ook de communicatie over het studentenreisproduct op de OV-chipkaart (huidige situatie), bijvoorbeeld op de website, moet worden aangepast naar de nieuwe situatie.

Gelet op de andere grote projecten die DUO op korte termijn moet uitvoeren, wordt op dit moment gekozen voor de minimale variant. Deze variant beslaat naar verwachting 5.000 uren, wat leidt tot incidentele uitvoeringskosten van € 450.000.

9.3 Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft in zijn advies te kennen gegeven geen aanvullende opmerkingen of vragen te hebben en geeft een positief advies over het voorliggende wetsvoorstel. Het college heeft het volgende dictum gegeven: indienen.

II. Artikelsgewijs

Artikel I. Wijziging Wet studiefinanciering 2000

Artikel I, onderdeel A (artikel 1.1 WSF 2000)

Met de invoering het nieuwe OV-betaalsysteem in het openbaar vervoer komt de OV-chipkaart in zijn huidige vorm als betaalwijze in het openbaar vervoer te vervallen. De verwijzingen hiernaar in de begripsomschrijvingen van «reisproduct» en «RSR» moeten daarom worden aangepast.

Artikel I, onderdeel B (artikel 3.7 WSF 2000)

Dit artikel regelt de hoofdlijnen van de reisvoorziening. De verdere vorm, wijze van toekenning en voorwaarden van de reisvoorziening wordt met dit wetsvoorstel zoveel mogelijk samengebracht in paragraaf 3.7. De huidige inhoud van artikel 3.7 wordt met dit wetsvoorstel grotendeels verplaatst naar artikel 3.24.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3.23 WSF 2000)

Artikel 3.23 regelt het gebruik van het burgerservicenummer in het contact tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met RSR. Dit artikel wordt technisch aangepast vanwege het vervallen van de huidige versie van de OV-chipkaart als betaalmethode in het openbaar vervoer.

Artikel I, onderdelen E en O (artikel 3.24 en artikel 13.2a WSF 2000)

Artikel 3.7 (oud) is grotendeels verplaatst naar artikel 3.24. Dit betreft een redactionele wijziging. De vorm, wijze van toekenning en voorwaarden van de reisvoorziening worden met dit wetsvoorstel zoveel mogelijk samengebracht in paragraaf 3.7.

De wijziging in artikel 13.2a betreft een technische aanpassing, namelijk een verwijzing naar dit verplaatste artikel.

Artikel I, onderdeel E (artikel 3.25 WSF 2000)

Dit artikel geeft in het eerste lid aan dat het reisproduct een elektronisch product is. Studenten kunnen het reisproduct gebruiken op een drager indien zij beschikken over reisrecht.

Het tweede lid regelt ten eerste dat bij ministeriële regeling de dragers worden aangewezen. Op deze manier wordt geregeld dat bij ministeriële regeling eenvoudig wijzigingen van de betaalsystematiek in het openbaar vervoer beschikbaar kunnen worden gesteld aan studenten met een reisrecht. Ten tweede regelt het tweede lid dat bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijzen de drager aan het reisproduct kan worden gekoppeld. Hierdoor kan de nieuwe wijze van OV-betalen bij ministeriële regeling worden geregeld alsmede de huidige en toekomstige methoden van OV-betalen. Op grond van dit artikel kan de overgang van het oude naar het nieuwe systeem van OV-betalen worden geregeld bij ministeriële regeling waardoor overgangsrecht in dit voorstel niet nodig is.

Artikel I, onderdeel F (artikel 3.26 WSF 2000)

Met het vervallen van de OV-chipkaart als OV-betaalmethode, moet artikel 3.26, eerste lid, worden aangepast. Het huidige eerste lid regelt dat het reisrecht van de student start als het geactiveerd is op een persoonlijke OV-chipkaart. Het nieuwe eerste lid regelt dat het reisrecht aanvangt op het moment dat het reisproduct door de student gekoppeld is aan de drager.

Artikel I, onderdeel G (Artikel 3.27 WSF 2000)

In het nieuwe OV-betaalsysteem kunnen zowel studenten zelf als DUO (namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) RSR verzoeken het reisproduct stop te zetten. In het nieuwe systeem zal in de meeste gevallen DUO het verzoek doen voor het stopzetten van het reisproduct indien de student hier geen aanspraak meer op maakt. In sommige gevallen zal de student zelf dit verzoek moeten doen. Dit is met name het geval als de student met terugwerkende kracht wordt uitgeschreven. DUO kan dit alleen achteraf constateren en het verzoek tot stopzetting van het reisproduct niet tijdig doen. Het eerste lid is hierop aangepast.

Het tweede lid is om deze reden ook aangepast. Aangezien DUO ook het verzoek tot stopzetting kan geven, wordt voor het eventuele opleggen van de OV-boete alleen gekeken naar het feit of de student gebruik heeft gemaakt van het reisproduct nadat de student hier geen aanspraak meer op heeft.

Het achtste lid (nieuw) regelt dat de wijze waarop het reisproduct wordt stopgezet bij ministeriële regeling wordt bepaald. Hierdoor wordt de wet op dit onderdeel techniekonafhankelijk.

Artikel I, onderdeel H (artikel 3.28 WSF 2000)

Dit artikel regelt dat studenten in andere gevallen dan de in artikel 3.27, eerste lid, onder a en b, bedoelde gevallen kunnen verzoeken tot het stopzetten van het reisproduct. Studenten kunnen dit bijvoorbeeld doen om ervoor te zorgen dat de prestatiebeurswaarde van de reisvoorziening niet (langer dan nodig) wordt opgeboekt.

Artikel I, onderdeel I (artikel 3.29 WSF 2000)

Dit artikel wordt technisch gewijzigd. In het eerste lid wordt opgenomen dat voor de eventuele vergoeding gekeken wordt naar of de student ten onrechte geen gebruik kan maken van zijn reisrecht. De huidige terminologie ziet namelijk op de huidige OV-chipkaart die wordt afgeschaft. Tevens wordt in dit lid de verwijzing naar artikel 3.7 vervangen door een verwijzing naar artikel 3.24. In het derde lid wordt de verwijzing naar de OV-chipkaart gewijzigd in een verwijzing naar de drager van het reisproduct.

Artikel I, onderdeel J (artikel 3.30 WSF 2000)

Het opschrift van dit artikel is gewijzigd om het overeen te laten komen met de inhoud van het artikel. Dit betreft een redactionele wijziging.

Artikel I, onderdelen K en L (artikelen 4.8 en 5.3 WSF 2000)

Deze artikelen worden technisch aangepast vanwege het vervallen van de OV-chipkaart als betaalmethode in het openbaar vervoer en de verplaatsing van de inhoud van artikel 3.7 naar artikel 3.24. Met de nieuwe wijze van OV-betalen moet gekeken worden naar de koppeling van het reisproduct aan een drager. Bij ministeriële regeling wordt geregeld op welke wijze het reisproduct gekoppeld kan worden aan de drager (artikel 3.25, tweede lid, WSF 2000).

Artikel I, onderdeel M (artikel 7.1 WSF 2000)

Dit artikel wordt technisch gewijzigd. Op deze wijze sluit de terminologie in onderdeel k weer aan bij artikel 3.27, eerste lid. Ook wordt de verwijzing naar artikel 3.7 aangepast naar een verwijzing naar artikel 3.24.

Artikel I, onderdeel N (artikel 9.6 WSF 2000)

Dit artikel wordt technisch gewijzigd vanwege het vervallen van de OV-chipkaart in zijn huidige vorm als betaalmethode in het openbaar vervoer.

Artikel II

Verwezen wordt naar paragraaf 8 van het algemeen deel.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf