Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet studiefinanciering 2000 aan te passen vanwege de invoering van nieuwe betaalmethoden in het openbaar vervoer;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
A
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van «reisproduct» wordt «elektronisch product dat studenten kunnen laden op een OV-chipkaart wanneer zij beschikken over reisrecht» vervangen door «reisproduct als bedoeld in artikel 3.25».
2. In de begripsomschrijving van «RSR» vervalt «op de OV-chipkaart».
B
Artikel 3.7 komt te luiden:
1. De reisvoorziening bestaat uit een reisrecht waarmee gedurende een bepaald deel van de week de student geen bedrag of een lager bedrag verschuldigd is aan de vervoersbedrijven, en kan voor groepen studenten bestaan uit een vergoeding in geld.
2. De vorm, wijze van toekenning en de voorwaarden van de reisvoorziening zijn bepaald in en krachtens paragraaf 3.7.
C
Het opschrift van paragraaf 3.7 komt te luiden:
D
In artikel 3.23, tweede lid, onderdeel a, wordt «een daarvoor bestemde OV-chipkaart als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid» vervangen door «het reisproduct, bedoeld in artikel 3.25».
E
Na artikel 3.23 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Voor studenten aan een opleiding binnen Nederland bestaat de reisvoorziening uit een reisrecht gedurende een bepaald deel van de week waarvoor de student geen bedrag of een lager bedrag verschuldigd is aan de vervoersbedrijven.
2. Voor studenten die aanspraak hebben op studiefinanciering voor het volgen van een opleiding buiten Nederland, bestaat de reisvoorziening uit het bedrag, bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.3, eerste lid. In afwijking van de eerste volzin kan een student als bedoeld in de eerste volzin op aanvraag als reisvoorziening een reisrecht ontvangen.
3. Voor studenten aan een opleiding binnen Nederland die een deel van deze opleiding buiten Nederland volgen is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
4. Voor studenten voor wie geen burgerservicenummer kan worden gebruikt in het contact tussen Onze Minister en RSR, bestaat de reisvoorziening uit het bedrag, bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.3, eerste lid.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze van aanvraag en toekenning van de reisvoorziening in geld, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid alsmede regels met het oog op een goede uitvoering van dit artikel.
1. Het reisproduct is een elektronisch product dat studenten met een reisrecht kunnen koppelen aan een drager.
2. Bij ministeriële regeling worden dragers als bedoeld in het eerste lid aangewezen en wordt bepaald op welke wijze het reisproduct gekoppeld wordt aan de drager.
F
Artikel 3.26, eerste lid, komt te luiden:
1. Het reisrecht vangt aan op het moment dat de student overeenkomstig artikel 3.25 het reisproduct heeft gekoppeld aan de drager.
G
Artikel 3.27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het reisproduct wordt door RSR stopgezet op verzoek van Onze Minister of de student op uiterlijk de tiende kalenderdag van de maand waarin:
a. de aanspraak op het reisrecht is beëindigd; of
b. het reisproduct op grond van artikel 3.24, tweede of vierde lid, is vervangen door een reisvoorziening in de vorm van geld.
2. In het tweede lid wordt «Indien het reisproduct niet is stopgezet na de termijn, genoemd in het eerste lid, aanhef, en er gebruik van is gemaakt» vervangen door «Indien gebruik is gemaakt van het reisproduct na het moment, bedoeld in het eerste lid, aanhef».
3. Onder vernummering van het achtste tot het negende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
8. Het reisproduct wordt stopgezet op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.
H
Na artikel 3.27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
I
Artikel 3.29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «niet over een geladen reisproduct beschikt» vervangen door «geen gebruik kan maken van het reisrecht» en wordt «artikel 3.7, tweede lid,» vervangen door «artikel 3.24, tweede lid,».
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «van de OV-chipkaart, bedoeld in artikel 3.26, eerste lid» vervangen door «van de drager, bedoeld in artikel 3.25, eerste lid».
K
In artikel 4.8, tweede lid, wordt «het reisproduct niet op een OV-chipkaart is geladen als bedoeld in artikel 3.26 of is stopgezet als bedoeld in artikel 3.27» vervangen door «het reisproduct niet gekoppeld is aan een drager als bedoeld in artikel 3.25, eerste lid,» en wordt «artikel 3.7, tweede of vierde lid,» vervangen door «artikel 3.24, tweede of vierde lid,».
L
In artikel 5.3, tweede lid, wordt «het reisproduct niet op een OV-chipkaart is geladen als bedoeld in artikel 3.26 of is stopgezet als bedoeld in artikel 3.27» vervangen door «het reisproduct niet is gekoppeld aan een drager als bedoeld in artikel 3.25, eerste lid,» en wordt «artikel 3.7, tweede of vierde lid,» vervangen door «artikel 3.24, tweede of vierde lid,».
M
Artikel 7.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel k wordt «omdat hij het reisproduct niet tijdig heeft stopgezet» vervangen door «omdat hij gebruik heeft gemaakt van het reisproduct na de termijn, genoemd in artikel 3.27, eerste lid».
2. In onderdeel m wordt «artikel 3.7, tweede lid,» vervangen door «artikel 3.24, tweede lid,».
N
Artikel 9.6, derde lid, komt te luiden:
3. Voor de uitvoering van het eerste lid, verstrekt de rechtspersoon die tot taak heeft het beheer van de aan de dragers van het reisproduct gekoppelde reisgegevens, op verzoek van RSR het gegeven of binnen een bepaalde periode gebruik is gemaakt van het reisproduct gekoppeld aan een bepaalde drager.
O
In artikel 13.2a, derde lid, wordt «artikel 3.7, tweede of vierde lid» vervangen door «artikel 3.24, tweede of vierde lid».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,