Gepubliceerd: 29 juli 2022
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36120-XIII-3.html
ID: 36120-XIII-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 juli 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 14 juni 2022 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 27 juli 2022 zijn ze door de Minister van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke

1

Hoeveel datacenters zijn er in de planning?

Antwoord

In de Kamerbrief van december 2021 (Kamerstukken 32 813, nr. 968) is aangegeven dat op basis van de informatie van TenneT en de NFIA er circa 20 tot 25 projecten lopen voor de vestiging en uitbreiding van datacenters in Nederland. Dit betreffen datacenters van uiteenlopende grootte die in verschillende fases van voorbereiding zitten; van zeer globale tot meer concrete plannen. Het gaat om projecten in onder andere de regio’s Noord-Holland, Flevoland en Groningen. Het is onzeker of deze datacenters zich ook daadwerkelijk zullen vestigen in Nederland en zo ja, op welke termijn. Meer specifieke informatie ten aanzien van de locatie van de projecten en aanvragen voor aansluitingen op het elektriciteitsnet is bedrijfsvertrouwelijk en mag niet door de NFIA en TenneT worden gedeeld.

2

Wat is de planning met betrekking tot noodzakelijke dataopslag voor de overheid?

Antwoord

De Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering is verantwoordelijk voor de dataopslag van de rijksoverheid in Nederland.

3

Wat is de planning met betrekking tot noodzakelijke dataopslag voor particulieren?

Antwoord

De rijksoverheid heeft geen planning met betrekking tot noodzakelijke data opslag voor particulieren. Een recente studie van Buck Consultants International (BCI) geeft aan dat in vergelijking met andere Europese landen de Nederlandse datacentercapaciteit relatief groot is in verhouding tot de binnenlandse vraag.1 Het rapport van BCI concludeert dat de Nederlandse digitaliseringstransitie op de korte termijn geen gevaar loopt als de datacentercapaciteit in Nederland niet of beperkt wordt uitgebouwd. Hierbij is gekeken vanuit het perspectief van de gebruikers in Nederland; Nederlandse bedrijven en organisaties. Op termijn is het van belang dat de datacentercapaciteit in Europa blijft groeien, zodat Europese gebruikers, waaronder Nederlandse gebruikers, voldoende datacapaciteit blijven behouden.

4

Wat voor impact heeft de beslissing van TenneT om te stoppen met nieuwe aansluitingen in Noord-Brabant en Limburg op de uitgaven van de SDE++?

Antwoord

De kasuitgaven van de SDE++ betreffen de subsidie-uitgaven aan gerealiseerde projecten. Het kan zo zijn dat een project met een SDE-beschikking uiteindelijk niet gerealiseerd kan worden door dit besluit. Hierdoor worden de kasuitgaven in eerste instantie iets lager. In latere openstellingsrondes wordt vervolgens weer rekening gehouden met dit vrijgevallen budget en de niet gerealiseerde CO2-reductie, waardoor het openstellingsbudget, en daarna de kasuitgaven, weer hoger uitvallen.

5

Hoe ziet u toe op een spoedige uitvoering van de Nationaal Groeifonds (NGF)-projecten, en hoe beoordeelt u of er vanuit NGF-projecten voldoende bijdrage komt aan strategische doelen (in het bijzonder met betrekking tot AI/digitalisering en de doelen van de Groeiagenda)?

Antwoord

De Ministers die financiële middelen voor NGF-projecten op hun departementale begroting ontvangen, zijn verantwoordelijk voor het (doen) uitvoeren van deze projecten. Vanuit mijn rol als ontvangend Minister van NGF-middelen voor departementale EZK-projecten werk ik voor de uitvoering nauw samen met RVO. Als ontvangend Minister kan ik de financiële middelen voor departementale NGF-projecten echter pas inzetten na parlementaire instemming van de begroting en dus niet direct na kabinetsbesluit over toegekende projecten. Om te zorgen voor een zo spoedig mogelijke uitvoering bereid ik parallel aan dit parlementaire autorisatieproces subsidieverlening voor volgens de bestaande wettelijke regels en processen. De ervaringen en lessen die EZK al sinds ronde 1 heeft opgedaan in de uitvoering, worden actief gedeeld met de andere departementen om spoedige uitvoering ook daar te bevorderen.

In de Groeistrategie werd geconstateerd dat er aanleiding is voor extra investeringen van incidentele aard op het gebied van kennisontwikkeling en R&D en innovatie om het duurzaam verdienvermogen te versterken (Kamerstuk 29 696, nr. 7). Dat zijn dan ook de twee pijlers van het Nationaal Groeifonds. De commissie sluit voor de pijler R&D en innovatie in belangrijke mate aan bij het missiegedreven innovatiebeleid als uitgangspunt, waarbij ook digitalisering een expliciet thema is. Middels het NGF wordt een stevige impuls gegeven aan het benutten van kansen door digitalisering in de vorm van reeds toegekende projecten en programma’s, o.a. AiNed, Health-RI en Quantum Delta NL. Deze en andere R&D en innovatie projecten en programma’s leveren ook een belangrijke bijdrage aan de strategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, onderdeel van de Groeistrategie. Met de investeringen uit de eerste en tweede ronde voor de pijlers Kennisontwikkelng en R&D en innovatie, oplopend tot 8 mld euro, wordt een grote bijdrage geleverd aan de doelen van de Groeistrategie.

6

Heeft u een indicatie van het aantal bedrijven dat met de Brexit Adjustment Reserve wordt geholpen en kunt u aangeven wanneer zij deze middelen kunnen verwachten?

Antwoord

Het is nu nog te vroeg om in te schatten hoeveel bedrijven geholpen gaan worden met de middelen uit de Brexit Adjustment Reserve (BAR). Op 16 mei jl. is als eerste BAR-instrument het Brexit-gerelateerde EU handelsprogramma van start gegaan. De aanmeldingen hiervoor komen inmiddels binnen.

De twee bedrijfslevenregelingen die zijn ontwikkeld om bedrijven tegemoet te komen in de aanpassingskosten voor de Brexit, wachten nog op goedkeuring door de Europese Commissie. Dat geldt ook voor de regelingen die specifiek voor de visserijsector zijn opgesteld. Zodra de regelingen zijn goedgekeurd en opengesteld, kunnen bedrijven hun aanvragen indienen.

7

Hoe beïnvloedt de keuze van de Onyxcentrale om toch langer open te blijven de uitgave van € 585 miljoen voor de maatregel kolencentrales?

Antwoord

De keuze om geen gebruik te maken van de subsidie en toch langer open te blijven zorgt ervoor dat de Onyxcentrale onder de productiebeperking is komen te vallen. De reservering voor de subsidie vervalt dus, maar er zal wel sprake zijn van nadeelcompensatie in het kader van de productiebeperking. Recent heeft het kabinet besloten dat de tijdelijke productiebeperking wordt ingetrokken per

21 juni 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 312). Daarom zal slechts het tot dan geleden nadeel aan Onyx worden vergoed. Hoe hoog dat exact is, is nu niet te zeggen. Bij de beoordeling hiervan wordt het ministerie ondersteund door een extern adviesbureau. Ook zal de Europese Commissie beoordelen of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun.

8

Hoe beïnvloeden eventuele opheffingen van de beperking productie kolencentrale de uitgave van € 585 miljoen voor de maatregel kolencentrales?

Antwoord

Bij de opheffing van de productiebeperking kolencentrales per 21 juni 2022 valt een gedeelte van de nadeelcompensatie vrij, maar niet geheel. Een deel van het budget moet namelijk al als nadeelcompensatie worden betaald aan de kolencentrales die tot het moment van eventuele intrekking al nadeel hebben ondervonden van de maatregel. Gezien de marktprijzen zal het geleden nadeel in de eerste helft van het jaar ook al substantieel kunnen zijn.

Zie voor het effect van de huidige hoge energieprijzen op de verplichtingen van artikel 4 het antwoord op vraag 26.

9

Rijmt het uitgeven van de begrotingsreserve duurzame energie aan de productiebeperking in kolencentrales met de oorspronkelijke doelstelling van de begrotingsreserve?

Antwoord

De begrotingsreserve voor duurzame energie en klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie en het bevorderen van CO2-reductie. De productiebeperking van de kolencentrales heeft als doel om de CO2-uitstoot fors te reduceren om onder andere te voldoen aan het Urgendavonnis (TK, 32 813, nr. 644). Deze maatregel past dus binnen de doelstelling van de begrotingsreserve.

10

Is het mogelijk om het ijkmoment voor de hoogte van het bedrag van de compensatie van kolencentrales in het kader van de productiebeperking te wijzigen?

Antwoord

Nee, dit is niet mogelijk. De wijze waarop het nadeel wordt berekend, waaronder de bepaling van het ijkmoment, is vastgelegd in het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales, dat is voorgehangen bij uw Kamer (Kamerstukken II, 2020/2021, 35 668, nr. 46) voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet eind december 2021.

11

Hoeveel geld wordt in totaal besteed aan de productiebeperking van de kolencentrales?

Antwoord

Er is in totaal door de drie eigenaren van de kolencentrales (Uniper, RWE en Onyx) tezamen voor circa € 1,9 mld aan nadeelcompensatie aangevraagd voor de productiebeperking in de jaren 2022-2023-2024. De Europese Commissie zal beoordelen of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Zonder goedkeuring van de Europese Commissie kan de nadeelcompensatie niet worden betaald. Ik kan daarom op dit moment niet zeggen of de volledig aangevraagde nadeelcompensatie ook zal worden verleend. U bent over de productiebeperking en de kosten hiervan met Kamerbrief 20 juni geïnformeerd (Kamerstuk 29 023, nr. 312)).

12

Welke evaluaties zijn er met betrekking tot het werk van de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en welke conclusies worden daarin getrokken over het aantal gecreëerde banen dankzij de komst van bedrijven uit het buitenland?

Antwoord

Op 17 april 2020 is de eerste externe beleidsevaluatie van de NFIA met uw Kamer gedeeld (TK 32 637, nr. 415). De evaluatie betreft de periode 2010–2018 en is uitgevoerd door een consortium van MIR, SEOR, Erasmus School of Economics en KU Leuven. Uit de evaluatie komt naar voren dat er legitimiteit is voor een investeringsagentschap als de NFIA en dat het aannemelijk is dat de NFIA grotendeels doeltreffend is. De Kamerbrief van 17 april 2020 bevat de belangrijkste uitkomsten van de evaluatie en hoe de aanbevelingen hieruit worden opgepakt.

Bij de evaluatie is ook gekeken naar de jaarlijkse resultaten van de NFIA. De resultaten die NFIA rapporteert, zijn gebaseerd op het aantal directe banen en het investeringsbedrag die buitenlandse bedrijven binnen 3 jaar in Nederland verwachten te realiseren. Het gaat daarbij om buitenlandse bedrijven die bij hun investeringsbeslissing voor Nederland zijn ondersteund door de dienstverlenging van de NFIA. Internationaal is dit een gebruikelijke methodiek voor investeringsagentschappen om over hun resultaten te presenteren. In de evaluatieperiode 2010–2018 was NFIA betrokken bij 1.800 bevestigde projecten van buitenlandse bedrijven met in totaal 60.000 verwachte banen en een verwacht investeringsbedrag van 15 miljard euro.

In de evaluatie is vervolgens ook gekeken in hoeverre deze verwachtingen ook zijn gerealiseerd. Hieruit komt naar voren dat na 3 jaar gemiddeld 90% van het verwachte aantal banen en 23% van het verwachte investeringsbedrag (na 6 jaar loopt dit op tot 69%) terug te vinden zijn in de CBS-statistiek. Het onderzoeksconsortium geeft aan dat er verschillende redenen mogelijk zijn waarom de prognoses niet volledig worden gerealiseerd, zoals zelfoverschatting bij bedrijven (ondanks verzoek van NFIA tot conservatieve schattingen), bedrijfseconomische omstandigheden of ontwikkelingen in het vestigingsklimaat.

Ook geeft het onderzoeksconsortium aan dat de jaarlijkse resultaten van NFIA, inclusief de realisatie na drie jaar, geen inzicht geven in de doeltreffendheid van de NFIA. Ook zonder een NFIA zouden er buitenlandse bedrijven voor Nederland als vestigingslocatie kiezen. Voor het bepalen van deze doeltreffendheid is daarom van belang of het acquisitiewerk van de NFIA leidt tot extra investeringen van buitenlandse bedrijven (extra investeringen ten opzichte van het scenario dat Nederland geen NFIA zou hebben) en of deze investeringen een toegevoegde waarde hebben voor onze economie.

Desondanks vind ik het wel interessant om inzicht te hebben in de mate waarin de verwachte aantallen banen en investeringsbedragen na 3 jaar worden gerealiseerd. Daarom is het voornemen om dit onderdeel ook in de volgende evaluatie van de NFIA terug te laten komen.

13

Welke onderzoeken lopen er naar het werk van de NFIA en wanneer zal de Kamer deze ontvangen?

Antwoord

Het functioneren van de NFIA dient, net als andere beleidsinstrumenten, elke vier tot vijf jaar te worden geëvalueerd. Aangezien de laatste evaluatie in 2020 is afgerond, zal in 2024–2025 de volgende evaluatie worden uitgevoerd en aan uw Kamer verstuurd.

Tussentijds wordt de voortgang op de verschillende onderdelen van het werk van de NFIA periodiek gemonitord in overleggen tussen de opdrachtgevers (Ministerie van EZK en BZ) en NFIA. De Invest in Holland-strategie 2020–2025 is hierbij het uitgangspunt. Deze strategie is op 17 april 2020 met uw Kamer gedeeld (TK 2020D14882). \. Ik ben voornemens uw Kamer in het derde kwartaal van 2022 te informeren over het acquisitiewerk van de NFIA en de voortgang van deze strategie.

14

Wat ligt ten grondslag aan de eenmalig zeer hoge voorziene uitgaven in het project Groenvermogen in 2023 (235 miljoen)?

15

Wat ligt ten grondslag aan de eenmalig hoge voorziene uitgaven van 235 miljoen in het project Groenvermogen in 2023?

Antwoord 14 en 15

De ca. € 235 mln die als mutatie voor 2023 zichtbaar wordt in de 1e suppletoire begroting is het saldo van de onvoorwaardelijke toekenning van € 250 mln voor Groenvermogen II in het kader van de tweede ronde Nationaal Groeifonds en een kasschuif op de reeds eerder toegekende middelen voor Groenvermogen I. De toegekende € 250 mln voor Groenvermogen II is bestemd voor uitgaven in een meerjarig kasritme voor een regeling in 2023 voor versnelde opschaling van groene waterstof (>100 MW) en groene chemie. De verwachting is dus niet dat deze middelen volledig in 2023 tot uitgaven leiden. Het kasritme zal op een later moment in de begroting worden aangepast zodra de regeling verder is uitgewerkt. Voor Groenvermogen II is nog eens € 250 mln voorwaardelijk toegekend. Mits de commissie Nationaal Groeifonds deze zomer hierover positief adviseert wordt deze € 250 mln nog aan voornoemde regeling in 2023 toegevoegd (dat zou neerkomen op een tender van in totaal € 500 mln).

16

Wat is de achterliggende reden dat deze suppletoire begroting het budget van de TRSEC met 175 miljoen verhoogd en geeft dit ruimte om de voorwaarden te verruimen?

Antwoord

De TRSEC wordt per 1 januari 2022 vervangen door de Subsidieregeling Evenementengarantie 2022 (SEG), waar ook de Aanvullende Tegemoetkoming Evenementen (ATE) in zal opgaan. Het budget van de ATE in 2022 van € 125 mln. wordt daarom overgezet naar de SEG. Daarnaast is er in verband met de openstelling in 2021 van de TRSEC nog een budget nodig van circa € 50 mln in 2022 (vanwege de uitbetalingen die nog doorlopen). Tezamen leidt dit tot een verhoging van het budget van de SEG (ten opzichte van het eerdere budget voor de TRSEC) van € 175 mln. Deze verhoging leidt niet tot verruiming van de voorwaarden die eerder met de Kamer zijn gecommuniceerd.

17

Kunt u een overzicht geven van hoe het TRSEC-budget tot nu toe in de sector is weggezet?

Antwoord

Van 534 aangevraagde subsidies is voor 316 aanvragen subsidie toegekend, voor een totaal bedrag van € 217 mln. Hiervan is € 149 mln ook reeds vastgesteld. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitvoering van de TRSEC door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

De verdeling van het aantal TRSEC-verleningen over evenementtypes en bezoekersaantallen is als volgt. 79,4% van de TRSEC-verleningen bestaat uit festivals, 10,7% uit concerten, 4,9% uit sportevenementen en 1,3% uit zakelijke evenementen (congressen en beurzen). De overige 3.7% bestaat uit kerstmarkten, circussen, indoor dance evenementen en gecombineerde evenementen. Met betrekking tot bezoekersaantallen heeft 21,5% van de evenementen waaraan TRSEC is verleend maximaal 5.000 bezoekers, 26,5% van de evenementen 5.000 tot 10.000 bezoekers, 29,6% 10.000 tot 20.000 bezoekers en 22,4% meer dan 20.000 bezoekers.

TRSEC financieel overzicht
 

Aantal

Bedrag

Aantal aanvragen

534

 

Verleningen

316

€ 216.883.076

** Waarvan alleen garantstelling

105

€ 67.807.633

** Waarvan vastgesteld en betaald/nog te betalen

211

€ 149.075.443

Afgewezen

211

€ 97.242.836

Ingetrokken door aanvrager

7

€ 4.532.715

18

Heeft u – conform advies van de Algemene Rekenkamer – scenario’s ontwikkeld m.b.t. de voorgestelde verruiming van het budget voor Agentschap Telecom? Zo ja, wat zijn de kernaannames achter deze verruiming?

Antwoord

De budgetwijziging in de 1e suppletoire begroting is onafhankelijk van het advies van de Algemene Rekenkamer (in hun rapport over het Verantwoordingsonderzoek bij EZK-jaarverslag 2021) tot stand gekomen, omdat het advies van de Rekenkamer bij de besluitvorming en het opstellen van de

1e suppletoire begroting nog niet bekend was. Desalniettemin herkent EZK de groeiende uitdagingen op het terrein van Agentschap Telecom, en het feit dat nationale ontwikkelingen en ontwikkelingen op het terrein van Europese wetgeving kunnen leiden tot extra toezichtstaken. De voorgestelde verruiming is bedoelt voor opdrachten in het veiligheidsdomein (waaronder de Cyber Security Act) en voor dekking van uitvoeringskosten van de frequentieveilingen.

Omdat, zoals ook geconstateerd door de Algemene Rekenkamer, er vanuit verschillende ontwikkelingen op Europees en nationaal terrein nieuwe taken op Agentschap Telecom afkomen zullen het departement en het agentschap de toekomstige behoefte van Agentschap Telecom nader bespreken en uitwerken in driehoeksverband (opdrachtgever-opdrachtnemer en eigenaar).

19

Met welke extra capaciteit (in fte) correspondeert de verruiming van het budget van Agentschap Telecom en hoe gaat u die invullen gegeven een (groot) tekort aan gekwalificeerde onderzoekers en inspecteurs (AR, 2022)

Antwoord

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 18 is er geen directe relatie tussen de voorgestelde budgetwijziging en het advies van de Algemene Rekenkamer, omdat het advies van de Algemene Rekenkamer ten tijde van de besluitvorming over de 1e suppletoire begroting nog niet bekend was. De budgetwijziging ziet, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 18, op een bredere inzet van Agentschap Telecom dan geschetst in het advies van de Algemene Rekenkamer.

Voor wat betreft het advies van de Algemene Rekenkamer is de hieraan te relateren toegekende capaciteit in fte per jaar in beeld gebracht. Naast budget voor capaciteit is ook een budget toegekend voor materiële uitgaven. De budgetten voor 2023 en 2024 zijn mede bedoeld voor de scenario-ontwikkeling als bedoeld in het AR-rapport.

 

2023

2024

2025

2026

Structureel

Capaciteit (fte)

2

2

7

7

7

Materiële uitgaven (mln €)

0,4

0,2

0,7

0,7

0,7

Tot op heden zijn al de door Agentschap Telecom opengestelde vacatures ingevuld met op cybersecurity gekwalificeerde inspecteurs. Dit type professionals komt echter niet voor in de standaard opleidingen en vergt daardoor een grotere inspanning in de werving, en ook hier ziet Agentschap Telecom bij het stellen van vacatures de krapte op de arbeidsmarkt toenemen. Door het bieden van maatschappelijk relevant werk, passende arbeidsvoorwaarden, ruimte voor persoonlijke groei en inhoudelijk zeer uitdagende onderwerpen is onze inzet er op gericht ook komende vacatures te bezetten met gekwalificeerd nieuw personeel. Dit onderwerp wordt in bredere zin meegenomen in de Nederlandse Cybersecurity Strategie (NLCS), waar EZK en Agentschap Telecom beiden bij betrokken zijn. Een van de pijlers van de strategie raakt direct aan het ontwikkelen van hoogwaardige kennis en specialistische cybersecurity vaardigheden.

20

Kunt u nader toelichten wat de reden/oorzaak was dat zoveel verplichtingenruimte van het toekomstfonds in 2021 niet is benut?

Antwoord

De eindejaarsmarge over het jaar 2021 van het Toekomstfonds was in totaal € 93,1 mln. Dit bedrag is opgebouwd uit middelen die niet zijn verplicht en middelen die nodig zijn voor revolverende beleidsinstrumenten. De eindejaarsmarge wordt grotendeels bepaald door niet benutte middelen voor het Innovatiekrediet (€ 31,8 mln) en de Seed capital regeling (€ 24,7 mln). Voor beide regelingen geldt dat zij een revolverend karakter hebben, waardoor terug ontvangsten over de jaren heen fluctueren. Beide regelingen hadden in 2021 hogere ontvangsten dan begroot wat terugkomt in de eindejaarsmarge.

Naast de niet benutte middelen die via reguliere eindejaarsmarge zijn meegenomen, zijn de uitgaven voor de coronaregelingen gecorrigeerd. De grootste posten die vorig jaar niet zijn besteed zijn het Deep Tech Fund (DTF)

€ 175 mln) en het Dutch Future Fund (DFF) (€ 25 mln). Dit kwam onder andere omdat beide fondsen later dan gepland gelanceerd zijn.

21

Kunt u een overzicht geven van de budgetten van het toekomstfonds die de afgelopen 5 jaar zijn blijven liggen en doorgeschoven?

Antwoord

De instrumenten met het grootste aandeel in de doorgeschoven eindejaarsmarge middelen van de afgelopen vijf jaar vallen onder het Dutch Venture Initiative (zowel I als II), de Seed regeling en het Innovatiekrediet. Dit zijn allen revolverende middelen waarvan het moeilijk in te schatten is wanneer er kas uitgaven zijn of kas ontvangsten. Hierdoor vindt fluctuatie plaats over de jaren wat effect heeft op de eindejaarsmarge.

Overzicht realisatie Toekomstfonds

Jaar in € 1.000

2017

2018

2019

2020

2021

Realisatie uitgaven

€ 130.371

€ 124.189

€ 124.308

€ 440.276

€ 328.336

Realisatie Ontvangsten

€ 52.632

€ 31.440

€ 33.448

€ 60.150

€ 82.025

Eindejaarsmarge

€ 105.199

€ 93.551

€ 138.778

€ 97.047

€ 93.124

Verhoging Coronamiddelen

     

€ 92.850

€ 200.000

22

Zijn er naar uw inschatting extra inspanningen nodig, en zo ja op welke wijze zou u daaraan gevolg geven, om ervoor te zorgen dat de middelen van het Toekomstfonds dit jaar wel worden verplicht?

Antwoord

De beschikbare middelen van het Toekomstfonds worden jaarlijks zo efficiënt mogelijk ingezet voor de verschillende beleidsinstrumenten die onder dit beleidsartikel verantwoord worden. Deze beleidsinstrumenten worden periodiek geëvalueerd en, indien nodig, aangepast om aan te sluiten bij marktontwikkelingen. Veel van deze instrumenten hebben een revolverend karakter wat betekent dat er sprake is van terug ontvangsten. Vanwege het risicovolle karakter van de investeringen kennen de terug ontvangsten enige onzekerheid. Ook worden er binnen het Toekomstfonds langjarige verplichtingen aangegaan waarbij het ritme van kasuitgaven niet vooraf vast staat. Dit, in combinatie met de onzekere terug ontvangsten, betekent dat er onvermijdelijk sprake is van een overlopende uitgaven en ontvangsten. De eindejaarsmarge zorgt ervoor dat overlopende middelen doelmatig ingezet kunnen worden.

Uiteraard wordt getracht de eindejaarsmarge niet hoger te laten zijn dan noodzakelijk vanuit prudent begrotingsbeleid. In voorkomende gevallen is het soms gewenst de budgetten over meerdere jaren te spreiden uit oogpunt van de liquiditeitsbehoefte van de regelingen en fondsen, maar is dit niet in alle gevallen in te passen in het uitgavenplafond. Dit kan er toe leiden dat er in enig jaar kasbudget niet volledig wordt uitgeput. Op dit moment wordt niet voorzien dat extra inspanningen nodig zijn om de middelen te verplichten.

23

Waar is de berekening van 5 miljard subsidie voor kernenergie op gebaseerd?

24

Hoe zal de 5 miljard subsidie voor kernenergie precies besteed worden?

Antwoord 23 en 24

In het coalitieakkoord is een reservering van 5 miljard euro voor kernenergie opgenomen. Dit bedrag is gebaseerd op de aanname dat voor het versterken van de kennisinfrastructuur, de bedrijfsduurverlenging van Borssele en de voorbereiding van de bouw van twee nieuwe kerncentrales de nodige investeringen gedaan moeten worden.

Deze investeringen zien met name op de financiële arrangementen die nodig zijn om nieuwe kerncentrales te realiseren. Daarnaast moeten de nodige onderzoeken worden uitgezet voor de diverse trajecten. Ook moet voldoende aandacht zijn voor de uitvoering van de ambities van het kabinet.

Voor bedrijfsduurverlening en voorbereiding van de bouw van twee nieuwe kerncentrales dient bijvoorbeeld ook voldoende capaciteit bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVR) beschikbaar te zijn, zodat de vergunningverlening voor beide trajecten zorgvuldig en met voldoende voortgang kan verlopen. De Minister voor Klimaat en Energie zal de Kamer nog voor de zomer een brief toesturen over de invulling van het proces.

25

Loopt de energiebehoefte voor de warmtepompverplichting synchroon aan de verzwaring van het net?

Antwoord

Netbeheerders zijn voortdurend bezig om het elektriciteitsnet te verzwaren. Hierbij gaat het ook om verzwaringen voor de gebouwde omgeving. Voor consumenten en klein zakelijke gebruikers (zgn. kleinverbruikers) is er vooralsnog in de meeste gevallen ruimte op het net om extra capaciteit in te passen. Ik constateer echter dat de knelpunten in de gebouwde omgeving, ook voor het laagspanningsnet, toenemen. (Kamerstuk 2022 Z12117)

26

Hebben de hoge energieprijzen nog positieve of nadelige gevolgen voor de € 14,7 miljard aan verplichtingen die in 2022 worden aangegaan?

Antwoord

Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 32 heeft bijna 80% van de 14,7 miljard euro betrekking op de SDE++ regeling. Voor het verplichtingenbedrag hebben de hoge energieprijzen geen gevolgen want dit is gebaseerd op de beschikkingen die worden afgegeven in 2022 op de SDE++ openstelling van 2021 en 2022. De beschikkingen van de SDE++ zijn gebaseerd op de maximaal uit te betalen subsidie (worst case) en dat verandert niet door de hoge energieprijzen. Voor de kasuitgaven van de SDE++ regeling heeft dit wel grote gevolgen. De SDE++ vergoedt namelijk het verschil tussen de kostprijs van de hernieuwbare energie of de te verminderen CO2-uitstoot en de (mogelijke) opbrengsten, de zogenaamde onrendabele top. Door de hoge energieprijzen stijgen de opbrengsten van de projecten en daalt de subsidie. Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 37 is op basis van de nieuwste ramingen van RVO, die uitgaan van de gestegen energie- en ETS-prijzen, de inschatting dat het bedrag aan in 2022 uit te keren subsidievoorschotten op met name SDE- en SDE+-subsidiebeschikkingen veel lager zal zijn dan waar bij de Ontwerpbegroting 2022 rekening gehouden was. Conform bestaande afspraken zal daarom het gehele bedrag van de niet-bestede subsidiegelden in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort worden. Deze storting zal verwerkt worden in de 2e suppletoire begroting en wordt daarmee ook zichtbaar in de Ontwerpbegroting 2023.

27

Kunt u aangeven welke gevolgen een scenario met lang aanhoudende, hoge energieprijzen heeft voor de inkomsten en uitgaven op artikel 4?

Antwoord

Zoals aangeven bij het antwoord op vraag 26 zullen de SDE++ uitgaven lager zijn als gevolg van de hoge energieprijzen. Dit geldt ook voor de voorgangers van de SDE++ regeling, de SDE en SDE+. Het totaal aan geraamde uitgaven voor SDE, SDE+ en SDE++ beslaat in 2022 78% van de totale uitgaven van artikel 4. Voor de overige uitgaven op artikel 4 is het lastig om in te schatten welke gevolgen een scenario met lang aanhoudende, hoge energieprijzen heeft. Dit scenario zou enerzijds kunnen betekenen dat er minder (subsidie)uitgaven nodig zijn voor reductie van broeikasgassen omdat de hoge energieprijzen zorgen voor een sterkere prikkel voor de reductie van emissies. Anderzijds kunnen lang aanhoudende, hoge energieprijzen mogelijk ook ander beleid noodzakelijk maken zoals onlangs de maatregelen voor gasopslag of de compensatie van consumenten. Voor de inkomsten op artikel 4 is de verwachting dat deze niet heel erg geraakt zullen worden door een scenario met lang aanhoudende, hoge energieprijzen.

28

Hoeveel fte wordt op het ministerie ingezet voor respectievelijk kernenergie, energiebesparing in de industrie en duurzame energie?

Antwoord

Bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt circa 280 fte ingezet binnen het Directoraat Generaal Klimaat en Energie. Dit is inclusief openstaande vacatures en de programmadirectie kernenergie (20 fte). Het is praktisch niet mogelijk om een exact onderscheid te maken tussen duurzame energie fte’s en andere zaken, zoals Klimaatbeleid, netbeheer en de elektriciteitsmarkt, omdat deze onderwerpen soms breder zijn dan duurzame energie of indirect bijdragen aan de duurzame energiedoelstellingen.

29

Kunt u inzichtelijk maken hoe het bedrag voor het opschalingsinstrument waterstof tot stand is gekomen?

Antwoord

Het bedrag van 134,6 miljoen euro voor 2022 dat in de 1e suppletoire begroting zichtbaar wordt als mutatie op het «opschalingsinstrument waterstof» bestaat bijna volledig uit de middelen die vanaf de aanvullende post zijn overgeheveld naar de begroting van EZK ten behoeve van het door GasUnie aan te leggen waterstoftransportnet. Hiertoe is bij augustusbesluitvorming in 2021 in totaal maximaal 750 miljoen euro gereserveerd op de aanvullende post op de begroting van Financiën. Op basis van een door EZK opgesteld bestedingsplan zijn deze middelen bij de 1e suppletoire begroting in 2022 volledig overgeheveld naar de begroting van EZK in een meerjarig kasritme tot 2030.

30

Is het budget dat wordt vrijgemaakt voor de IPCEI Waterstof voldoende om alle rondes van de IPCEI Waterstof van dit jaar succesvol te doorlopen?

Antwoord

Het budget dat in de eerste suppletoire begroting is vrijgemaakt is niet voldoende om alle rondes van IPCEI Waterstof van dit jaar succesvol te doorlopen. Daarom onderzoek ik of middelen uit het Klimaatfonds kunnen worden ingezet voor golf 2 en latere golven. Naar verwachting zijn de middelen voor golf 2 (verduurzaming industrie) en golf 3 (infrastructuur en opslag) dit jaar al nodig om subsidieregelingen te kunnen openen. Om deze reden onderzoek ik of de middelen dit jaar nog kunnen worden aangewend. Het kabinet zal nog voor de zomer hier een besluit over nemen.

31

Hoe kan het dat er onvoldoende budget was vrijgemaakt voor het opschalingsinstrument waterstof en de IPCEI Waterstof?

Antwoord

In de begroting van 2022 heeft het toenmalige demissionaire kabinet 35 miljoen euro vrijgemaakt voor de eerste golf IPCEI-waterstof. Ten tijde van het opstellen van de begroting voor 2022 werd nog gewacht op het aantreden van een nieuw kabinet ten aanzien van ingrijpende investeringen in de opschaling van waterstofproductie. Deze projecten hebben een subsidiebehoefte van meer dan een miljard euro.

32

Kunt u specificeren uit welke posten de € 14,7 miljard euro aan verplichtingen bestaat die u op artikel 4 in 2022 verwacht aan te gaan?

Antwoord

In onderstaande tabel is de voor 2022 beschikbare 14,7 miljard euro gespecificeerd naar de verschillende instrumenten uit de budgettaire tabel op pagina 26, gerangschikt van groot naar klein (budgetten kleiner dan 5 miljoen euro zijn samengevoegd onder de post «Overige uitgaven»).

Bedragen x € 1 mln

Verplichtingenbudget 2022

SDE ++

11.583

Opschalingsinstrument waterstof

1.002

Vulmaatregelen gasopslagen

623

ISDE-regeling

257

SDE +

205

Demonstratieregeling Klimaat en Energie Innovatie (DEI+)

157

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

149

Doorsluis COVA-heffing

111

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

102

Bijdrage RVO

92

Overige Subsidies

71

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

50

Garanties aardwarmte

44

Lening Gasunie t.b.v. WarmtelinQ

38

IPCEI waterstof

35

TNO

33

Onderzoek en opdrachten

32

Subsidie ondersteuning verduurzaming MKB

26

Bijdrage NEa

12

Caribisch Nederland

10

Bijdrage aan Nuclear and Research Group (NRG)

7

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

5

Overige uitgaven

30

Eindtotaal

14.672

Voor de SDE++ geldt dat het beschikbare verplichtingenbudget zowel bedoeld is voor de af te geven subsidiebeschikkingen op basis van de openstelling 2021 als voor de openstelling 2022.

Uit het opschalingsinstrument waterstof worden zowel de investeringen voor de waterstof-backbone («Hyway27») als de regeling voor het opschalingsinstrument zelf gefinancierd.

Uit het SDE+-budget worden geen nieuwe beschikkingen voor de SDE+ afgegeven (de regeling is vervangen door de SDE++), maar worden alleen verplichtingen aangegaan die betrekking hebben op het flankerende beleid rond SDE (bijvoorbeeld bijdragen aan upgrade Defensie-radar, Rekenmeesterfunctie PBL, stimulering zon-PV op Rijksdaken) en Wind op Zee (bijvoorbeeld locatieonderzoeken, beheerskosten Rijkswaterstaat, MIVSP, WOZEP).

Het budget voor overige subsidies heeft voor het allergrootste deel betrekking op het subsidiedeel van de aanleg van de WarmtelinQ.

Het budget voor Onderzoek en opdrachten is bestemd voor onderzoek, planschade-uitkeringen, uitgaven voor projecten in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR), kennis en innovatie rond nucleaire technologie en de reservering voor nationale en internationale procedures rond de wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie.

Onder de post Overige uitgaven worden veelal kleinere verplichtingen aangegaan voor de bijdragen aan diverse agentschappen en diensten, energiebesparing, CCS, de uitkoopregeling, ondersteunende projecten voor het Klimaatakkoord (voorlichtingscampagnes e.d.), contributies aan internationale energie- en klimaatorganisaties en mijnbouwbouwonderzoek.

33

Kunt u aangeven of u nog maatregelen hebt gemaakt om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de € 14,7 miljard aan verplichtingen verder te vergroten, n.a.v. de opmerkingen van het PBL hierover?

Antwoord

Ervan uitgaande dat er met «de opmerkingen van het PBL» wordt gedoeld op de opmerkingen in de reflectie van PBL op de leefomgevingsthema’s in het coalitieakkoord, dient te worden opgemerkt dat de reflectie van PBL betrekking heeft op de voorstellen uit het coalitieakkoord en niet op het gehele bestaande klimaat en energie instrumentarium op het artikel 4 van EZK begroting. PBL signaleert dat in het coalitieakkoord vaak wordt gekozen voor het subsidie-instrument. Subsidies kunnen goed deel uitmaken van een beleidsmix, maar er kleven ook nadelen aan. Bij klimaat bestaat het risico dat door subsidies de daadwerkelijke kosten niet zichtbaar worden in prijzen, waardoor de vraag naar bepaalde niet-duurzame producten en materialen niet afneemt. In het ontwerp beleidsprogramma klimaat (Kamerstuk 32 813, nr. 1049), dat de uitwerking van het klimaatbeleid uit het Coalitieakkoord bevat, zijn naast subsidiemaatregelen ook normerende en beprijzende instrumenten opgenomen. Het ontwerpbeleidsprogramma wordt de komende maanden onderworpen aan een analyse in samenwerking met externe onderzoeks- en planbureaus. Deze analyse moet in kaart brengen welke aanvullingen op het beleidsprogramma denkbaar zijn om de reductiedoelen te realiseren, en opties voorbereiden voor besluitvorming door het kabinet, inclusief uitvoeringsaspecten en wetstechnische aspecten. De maatregelen die in kaart worden gebracht zullen geen vrijblijvend karakter hebben en moeten het doelbereik dichterbij brengen. Dit betekent dat normerend beleid een belangrijk onderwerp zal zijn van de gevraagde doorlichting.

34

Hoe wordt erop toegezien dat de € 750 mln voor de realisatie van het Waterstoftransportnet adequaat wordt besteed?

Antwoord

De dochteronderneming van Gasunie, HyNetwork Services (HNS), zal als taak krijgen het landelijk transportnet te ontwikkelen en te beheren. De Minister voor Klimaat en Energie is voornemens deze taak te formaliseren middels het belasten van HNS met een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB). De gereserveerde middelen van maximaal 750 miljoen euro zijn gekoppeld aan de uitvoering van deze dienst.

Op basis van de uitgangspunten zoals verwoord in de Kamerbrief over de ontwikkeling van het transportnet, zal MKE een subsidiebeschikking opstellen voor HNS. Hierbij wordt uiteraard rekening gehouden met de staatssteun vereisten vanuit de Europese Commissie.

De subsidie zal in fasen worden verstrekt op basis van een meerjarige projectbegroting van Gasunie. In de nog te verstrekken subsidie zal de mogelijkheid worden ingebouwd eventueel te veel verstrekte subsidie terug te vorderen (claw back) evenals verschillende doelmatigheidsprikkels (w.o. een doelmatigheidstoets per investering). Gasunie dient jaarlijks te rapporteren over de ontwikkeling van het transportnet en gerealiseerde uitgaven, inclusief een prognose voor verwachte investeringen en uitgaven en eventuele herijking van de begroting. Het Ministerie van EZK en het Ministerie van Financiën zullen hier, respectievelijk als beleidsverantwoordelijke en aandeelhouder van Gasunie toezien op de doelmatigheid van uitgaven.

35

Welk effect hebben de huidige hoge energieprijzen op de verplichtingen van artikel 4 en in het specifiek de kolenmaatregelen?

Antwoord

Zie voor het effect van de huidige hoge energieprijzen op de verplichtingen van artikel 4 het antwoord op vraag 26.

Specifiek voor de kolenmaatregelen kan worden opgemerkt dat de hoge energieprijzen betekenen dat de energiesector nu zeer winstgevend is. Daarom is het ingrijpen in de energiesector met de wettelijke productiebeperking ook financieel kostbaar omdat bij deze maatregel er nadeelcompensatie benodigd is gedurende de periode 1 januari 2022 tot 21 juni 2022. Tegenover deze nadeelcompensatie staat dat er in deze periode CO2-reductie bij kolencentrales is gerealiseerd. De nadeelcompensatie moet zo nauwgezet mogelijk het nadeel van de partijen reflecteren.

36

Welk effect zou een besluit om de kolencentrales tijdelijk te openen hebben op de vrijgemaakte middelen voor de kolenmaatregelen?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 8.

37

Hoe verhoudt de onttrekking aan de begrotingsreserve zich tot de gelijktijdige aankondiging dat naar verwachting dit jaar nog een «aanzienlijke storting» in de reserve zal worden gedaan?

Antwoord

De onttrekking van in totaal € 1.572 mln vloeit voort uit de afspraken die gemaakt zijn in de Startnota van het huidige kabinet (pag. 46) over het «leegboeken» van de reserve duurzame energie en klimaattransitie. De middelen zijn toegevoegd aan het SDE++-budget en via kasschuiven verdeeld over de jaren 2027 e.v. Dit is gedaan om de reserve niet te groot te laten worden, maar de middelen alvast toe te voegen aan de jaren waarin ze nodig zijn volgens de meest recente ramingen.

Op basis van de nieuwste ramingen van RVO, die uitgaan van de gestegen energie- en ETS-prijzen, is de inschatting dat het bedrag aan in 2022 uit te keren subsidievoorschotten op met name SDE- en SDE+-subsidiebeschikkingen veel lager zal zijn dan waar bij de Ontwerpbegroting 2022 rekening gehouden was. Conform bestaande afspraken zal daarom het gehele bedrag van de niet-bestede subsidiegelden in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort worden. Deze storting zal verwerkt worden in de 2e suppletoire begroting en wordt daarmee ook zichtbaar in de Ontwerpbegroting 2023.

38

Kunt u een overzicht geven van de ramingen van de totale kosten voor schade en herstel in Groningen van de afgelopen 5 jaar?

Antwoord

In 2017 was er geen raming van de totale kosten voor schade en versterken. Begin 2018 is de afhandeling van schade onder publieke regie gebracht. Vanaf dat moment is de afhandeling van schade overgegaan naar de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) met ondersteuning van RVO. TCMG voerde deze taak uit tot de instelling van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) medio 2020.

In 2018, 2019 en 2020 werd enkel een raming op de begroting opgenomen voor één jaar. In onderstaande tabel is de stand per begroting weergegeven (ontwerpbegroting/OB, 1e suppletoire begroting/VJN, 2e suppletoire begroting/NJN). In de kolom MJN is weergegeven wat de stand was bij de presentatie van de ontwerpbegroting van het volgende jaar.

Tabel: geraamde uitgaven per begroting (bedragen x € 1 miljoen)
   

OB

VJN

MJN

NJN

2018

Schadevergoedingen

   

43

43

Uitvoeringskosten

   

47

28

2019

Schadevergoedingen

58

58

58

129

Uitvoeringskosten

42

82

91

87

2020

Schadevergoedingen1

50

160

553

623

Uitvoeringskosten

95

140

155

159

X Noot
1

= in de ontwerpbegroting 2020 werd de totale omvang van de schadevergoedingen in dat jaar op € 50 mln geraamd. In de eerste suppletoire begroting is de raming bijgesteld naar € 160 mln. In dat jaar is ook besloten tot het uitkeren van vergoedingen voor waardedaling en immateriële schade. Deze posten zijn bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2021 aan de begroting toegevoegd. De € 553 mln die is opgenomen in kolom «MJN» bestaat uit € 250 mln voor uitkeringen voor fysieke schade, € 298 mln voor waardedaling en € 5 mln voor immateriële schade. Bij Najaarsnota zijn de uitkeringen voor fysieke schade met € 70 mln omhoog bijgesteld naar € 320 mln. De bedragen voor waardedaling en immateriële schade bleven gelijk.

In 2020 is gestart met de uitvoering van de versterkingsoperatie. In de tweede suppletoire begroting werd hiervoor een bedrag opgenomen van € 297 mln voor versterkingskosten en € 54 mln voor uitvoeringskosten.

Vanaf 2021 worden de uitgaven voor schade en versterken meerjarig geraamd. Daaraan voorafgaand is in 2018 een globale schatting gemaakt van de verwachte meerjarige uitgaven voor schade en versterken. De uitgaven werden toen geschat op € 3,5 tot 5,5 mld (Kamerstukken II 2018–2019, 33 529, nr. 524). Bij de VJN van 2021 is de eerste meerjarige raming voor schade en versterken opgenomen. De totale kosten van schade en versterken werden op dat moment geraamd op € 8,8 mld incl. btw voor de periode van 2021 tot en met 2027 (Kamerstukken II 2020–2021, 35 850, nr. 1, bijlage 6).

Bij de Miljoenennota is de raming bijgesteld vanwege een aangepaste werkwijze bij het IMG voor de afhandeling van fysieke schade. De totale kosten voor schade en versterken werden toen geraamd op € 8,4 mld voor de periode 2022 tot en met 2028. Bij de VJN van dit jaar is de raming opnieuw bijgesteld. De kosten voor schade en versterken worden geraamd op € 9,6 mld voor de periode van 2022 tot en met 2028 (Kamerstukken II 2021–2022, 36 120, nr. 1, bijlage 4).

39

Kunt u aangeven in welk scenario, met welke aannames, de netto kosten van het Norg akkoord substantieel hoger dan wel lager uitpakken?

Antwoord

De vergoeding voor het Norg akkoord is in grote mate afhankelijk van de gasprijs. De vergoeding is namelijk vooral bedoeld voor de inkoop van gas om Norg te vullen (zie ook het antwoord op vraag 41). Wanneer de gasprijs omhoog gaat, zal de vergoeding voor het Norg akkoord hoger uitvallen. Gaat de gasprijs omlaag, dan zal ook de vergoeding voor het Norg akkoord omlaag gaan.

40

Kunt u aangeven van welk scenario, met welke aannames, u bent uitgegaan dat de kapitaalstortingen voor EBN meerjarig substantieel naar beneden konden worden bijgesteld?

Antwoord

De eerste raming van de kapitaalinjectie is aan het begin van 2021 opgesteld. Op dat moment was de gasprijs laag, was de verwachting dat de winst van EBN beperkt zou zijn (in 2020 was er sprake van een verlies van € 364 mln) en werd er in de komende jaren geen dividenduitkering van EBN aan EZK verwacht.

In de huidige raming van de kapitaalinjectie aan EBN is rekening gehouden met een hogere omzet voor EBN (door de hoge gasprijs), waardoor EBN (beter) in staat is om een deel van de kosten voor schade en versterken uit het lopende resultaat te dekken. Aanname is dat EBN bijvoorbeeld in 2022 € 300 mln uit het lopende resultaat kan dekken, voor het overige deel wordt de voorziening aangesproken. Zie onderstaande tabel.

In dit scenario wordt de voorziening pas in 2028 uitgeput, en is pas vanaf dat jaar een kapitaalinjectie aan de orde. In de komende jaren zal jaarlijks de raming bijgesteld worden. Dat kan leiden tot aanpassingen.

Betaling uit resultaat lopend jaar (x € 1 miljoen)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

300

200

200

200

200

150

41

Kunt u uiteenzetten waar de extra middelen voor het Norg-akkoord aan besteed worden?

Antwoord

De vergoeding bestaat uit vier elementen: de inkoopkosten voor het gas dat opgeslagen wordt in de gasopslag Norg, de daarbij behorende transportkosten, de kosten door het wegvallen van flexibele inzet van Norg en gederfde inkomsten door het wegvallen van optimalisatiemogelijkheden bij de verkoop van gas door GasTerra. Het belangrijkste onderdeel van de vier elementen van de vergoeding bestaat uit de inkoop van in totaal 11,9 mld Nm³ hoogcalorisch gas. Dit gas wordt geconverteerd naar pseudo-Groningengas en vervangt de winning van Groningengas. Aangezien de vergoeding afhankelijk is van de gasprijs van het betreffende gasjaar is de raming nog met veel onzekerheid omgeven.