Ontvangen 2 juni 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel C, wordt het voorgestelde artikel 180a, van de Wet op het primair onderwijs, als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van het begrip leerplichtige jongere, komt als volgt te luiden:
leerplichtige ontheemde jongere: jongere als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Leerplichtwet 1969 op wie artikel 5 van die wet niet van toepassing is en op wie de tijdelijke bescherming van toepassing is van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit, of artikel 7 van de Richtlijn van toepassing is of is geweest;
2. De begripsbepaling van het begrip tijdelijke onderwijsvoorziening komt als volgt te luiden:
tijdelijke onderwijsvoorziening: tijdelijke basisschool of tijdelijke uitbreiding van een basisschool, niet zijnde een school voor speciaal basisonderwijs, gericht op het geven en doen geven van onderwijs aan leerplichtige ontheemde jongeren met als doel een zo spoedig mogelijke doorstroom van leerlingen naar een school voor basisonderwijs, school voor speciaal basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs, school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of school voortgezet onderwijs, niet zijnde het onderwijs gegeven aan een tijdelijke onderwijsvoorziening;
3. Er wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071).
B
In artikel I, onderdeel C, wordt het voorgestelde artikel 180b, van de Wet op het primair onderwijs, als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:
b. de wijze waarop de tijdelijke onderwijsvoorziening toewerkt naar de doorstroom van leerlingen naar een school voor basisonderwijs, school voor speciaal basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs, school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voortgezet onderwijs, niet zijnde het onderwijs gegeven aan een tijdelijke onderwijsvoorziening;
2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het zevende en achtste lid, worden na het vierde lid twee leden ingevoegd, luidende:
5. Bij de inrichting van het onderwijs wijkt het bevoegd gezag niet af van het inrichtingsplan.
6. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van het inrichtingsplan.
C
In artikel I, onderdeel C, wordt het voorgestelde artikel 180d, van de Wet op het primair onderwijs, als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «tot het geven» ingevoegd «van».
2. In het vierde lid wordt «de leraar» vervangen door «degene die wordt benoemd of tewerkgesteld».
D
In artikel II, onderdeel C, wordt het voorgestelde 118ta, van de Wet op het voortgezet onderwijs als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van het begrip leerplichtige jongere, komt als volgt te luiden:
leerplichtige ontheemde jongere: jongere als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Leerplichtwet 1969 op wie artikel 5 van die wet niet van toepassing is en op wie de tijdelijke bescherming van toepassing is van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit, of artikel 7 van de Richtlijn van toepassing is of is geweest;
2. De begripsbepaling van het begrip tijdelijke onderwijsvoorziening, komt als volgt te luiden:
tijdelijke onderwijsvoorziening: tijdelijke school of tijdelijke uitbreiding
van een school, niet zijnde een school voor praktijkonderwijs, gericht op
het geven of doen geven van onderwijs aan leerplichtige ontheemde jongeren met als doel een zo spoedig mogelijke doorstroom van leerlingen naar een school voor voortgezet onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, niet zijnde een tijdelijke onderwijsvoorziening.
3. Er wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071).
E
In artikel II, onderdeel C, wordt het voorgestelde artikel 118tb, van de Wet op het voortgezet onderwijs, als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:
b. de wijze waarop de tijdelijke onderwijsvoorziening voortgezet onderwijs
geeft met als doel een zo spoedig mogelijke doorstroom van leerlingen
naar een school voor voortgezet onderwijs, een school voor voortgezet speciaal
onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, niet zijnde het
onderwijs gegeven in een tijdelijke onderwijsvoorziening;
2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het zevende en achtste lid, worden na het vierde lid twee leden ingevoegd, luidende:
5. Bij de inrichting van het onderwijs wijkt het bevoegd gezag niet af van het inrichtingsplan.
6. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van het inrichtingsplan.
F
In artikel II, onderdeel C, wordt het voorgestelde artikel 118tc van de Wet op het voorgezet onderwijs als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt «In afwijking van het bepaalde in titel II, afdeling I, hoofdstuk I, stelt het bevoegd gezag» vervangen door «Het bevoegd gezag stelt».
2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «school voor voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «school voor voortgezet onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs of school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs».
3. Aan het derde lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: «, waarbij kan worden afgeweken van titel II, afdeling I, hoofdstuk I».
G
In artikel II, onderdeel C, wordt in het voorgestelde artikel 118td, derde lid van de Wet op het voorgezet onderwijs, de zinsnede «tijdelijk» vervangen door «tijdelijke».
H
In artikel II, onderdeel C, wordt in het voorgestelde artikel 118te, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de zinsnede «de leraar» vervangen door «degene die wordt benoemd of tewerkgesteld».
I
In artikel II, onderdeel C, vervalt in het voorgestelde artikel 118tf, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs het woord «ook».
J
In artikel II, onderdeel C, wordt in het opschrift van het voorgestelde artikel 180th, de zinsnede «180th.» vervangen door «118th.»
K
In artikel III, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 9.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van het begrip leerplichtige jongere, komt als volgt te luiden:
leerplichtige ontheemde jongere: jongere als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Leerplichtwet 1969 op wie artikel 5 van die wet niet van toepassing is en op wie de tijdelijke bescherming van toepassing is van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit, of artikel 7 van de Richtlijn van toepassing is of is geweest;
2. De begripsbepaling van het begrip tijdelijke onderwijsvoorziening, komt als volgt te luiden:
tijdelijke onderwijsvoorziening: tijdelijke school of tijdelijke uitbreiding van een school, niet zijnde een school voor praktijkonderwijs, gericht op het geven of doen geven van onderwijs aan leerplichtige ontheemde jongeren met als doel een zo spoedig mogelijke doorstroom van leerlingen naar een school voor voortgezet onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, niet zijnde een tijdelijke onderwijsvoorziening.
3. Er wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071).
L
In artikel III, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 9.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt na «de wijze waarop» ingevoegd «de» en wordt «school voor voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «school voor voortgezet onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs of school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.
2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het zevende en achtste lid, worden na het vierde lid twee leden ingevoegd, luidende:
5. Bij de inrichting van het onderwijs wijkt het bevoegd gezag niet af van het inrichtingsplan.
6. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van het inrichtingsplan.
M
In artikel III, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 9.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt «In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, paragrafen 1 en 2 artikel 2.1 en titel II, afdeling I, hoofdstuk I, stelt het bevoegd gezag» vervangen door «Het bevoegd gezag stelt».
2. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt na «voortgezet onderwijs,» de zinsnede «speciaal onderwijs,».
3. Aan het derde lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: «, waarbij kan worden afgeweken van hoofdstuk 2, paragrafen 1 tot en met 3».
N
In artikel III, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 9.7, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het voorgestelde artikel 9.7, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, als volgt te luiden:
2. Een tijdelijke onderwijsvoorziening kan een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, zijn, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 4.16:
2. In het derde lid wordt de zinsnede «tijdelijk» vervangen door «tijdelijke».
O
In artikel III, onderdeel D, wordt in het voorgestelde artikel 9.8, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de zinsnede «degene die wordt aangesteld of benoemd wordt» vervangen door «degene die benoemd wordt».
P
In artikel III, onderdeel D, vervalt in het voorgestelde artikel 9.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, het woord «ook».
Q
Onder vernummering van de artikelen IV en V tot V en VI, wordt een artikel ingevoegd luidende:
ARTIKEL IV. EVALUATIEBEPALING
Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zendt binnen een jaar na het vervallen van het in artikel II, onderdeel D, voorgestelde artikel 9.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk aan de Staten-Generaal.
Met deze nota van wijziging wordt in het wetsvoorstel nadrukkelijker tot uitdrukking gebracht dat de tijdelijke onderwijsvoorzieningen vooral voor ontheemde kinderen bedoeld zijn. Verder wordt met deze nota van wijziging in het wetsvoorstel geregeld dat scholen in beginsel niet van het inrichtingsplan kunnen afwijken en dat – voor zover daartoe wel aanleiding bestaat – zij de Minister van de wijziging van het inrichtingsplan op de hoogte moeten stellen. Ook wordt met deze nota van wijziging een evaluatiebepaling in het wetsvoorstel opgenomen. Verder omvat deze nota van wijziging op enkele ondergeschikte punten technische verbeteringen.
Onderdelen A, D en K over het aanpassen van de begripsbepalingen
De begripsbepalingen in de artikelen 180a WPO, 118ta WVO en 9.4 van de WVO 2020 worden in deze nota van wijziging nader verduidelijkt.
De begripsbepaling van de «leerplichtige jongere» wordt met de voorgestelde wijzigingen aangepast in de «leerplichtige ontheemde jongere». In deze begripsbepaling wordt duidelijker gemaakt dat het wetsvoorstel ziet op leerplichtige ontheemde jongeren op wie niet alleen artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 van toepassing is, maar die ook de tijdelijke bescherming genieten of genoten van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit of artikel 7 van de Richtlijn.
Met het Uitvoeringsbesluit wordt hier gedoeld op het «Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071)».
In verband met de leesbaarheid van de begripsbepaling van de «leerplichtige ontheemde jongere» is er ook een begripsbepaling opgenomen voor het Uitvoeringsbesluit.
Verder is de begripsbepaling van de tijdelijke onderwijsvoorziening aangepast. Hierin is opgenomen dat deze voorziening gericht is op het geven van onderwijs aan «leerplichtige ontheemde jongeren», zodat duidelijker is dat het gaat om onderwijs dat tot doel heeft om deze groep jongeren zo spoedig mogelijk door te laten stromen naar de genoemde scholen.
Wat betreft de genoemde scholen. Voor de WPO zijn in de begripsbepaling van de tijdelijke onderwijsvoorziening een aantal ontbrekende schoolsoorten toegevoegd. In de begripsbepaling staat nu dat het gaat om zo spoedig mogelijke doorstroom van leerlingen naar een school voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs.
Voor de WVO en de WVO 2020 is in de begripsbepaling van de tijdelijke onderwijsvoorziening de doorstroom naar het speciaal onderwijs geschrapt. Vanuit het voortgezet onderwijs is er immers geen doorstroom nodig naar het speciaal onderwijs (PO).
Onderdelen B, E en L over het inrichtingsplan en het melden hiervan
Het bevoegd gezag dient de inrichting van een tijdelijke onderwijsvoorziening onverwijld bij de Minister te melden. Na deze melding zendt het bevoegd gezag vervolgens binnen twee maanden een inrichtingsplan voor de tijdelijke onderwijsvoorziening aan de Minister. Met de wijziging van de artikelen 180b van de PO, 118tb van de WVO en 9.5 van de WVO 2020 wordt expliciet geregeld dat het bevoegd gezag bij de inrichting van het onderwijs niet mag afwijken van het inrichtingsplan. Verder wordt geregeld dat het bevoegd gezag een wijziging van het inrichtingsplan eveneens binnen twee maanden bij de Minister moet melden na het opstellen hiervan.
Onderdelen F en M over de ministeriële regeling over het onderwijsprogramma
In de onderdelen F en K van deze nota van wijziging wordt geregeld dat de ministeriële regeling over de inhoud van het onderwijsprogramma mag worden afgeweken van titel II, afdeling I, hoofdstuk I van de WVO en van hoofdstuk 2, paragrafen 1 tot en met 3 van de WVO 2020. Dit betreft in de WVO de regels voor het openbaar schoolonderwijs en de voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder schoolonderwijs. En in de WVO 2020 de regels over schoolsoorten, doelen en structuren van het voortgezet onderwijs, over de inrichting van het voortgezet onderwijs en over onderwijstijd en vakanties in het voortgezet onderwijs. Met deze wijziging wordt duidelijker gemaakt van welke regels in de ministeriële regeling mag worden afgeweken. Het gaat daarbij niet om een inhoudelijke wijziging, maat uitsluitend om een verplaatsing van de uitzonderingsgrond van het eerste naar het derde lid.
Onderdeel Q over een evaluatiebepaling
In onderdeel Q wordt een evaluatiebepaling ingevoegd. Binnen een jaar na het vervallen van het in artikel II, onderdeel D, voorgestelde artikel 9.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 waarin mogelijk wordt gemaakt dat het bevoegd gezag een tijdelijke onderwijsvoorziening kan inrichten, dient een verslag van deze evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk aan de Staten-Generaal te worden gezonden.
Overige onderdelen
Verder worden in de overige onderdelen van deze nota van wijziging enkele wetstechnische ongerechtigheden recht gezet. Zo wordt in de onderdelen E, F, L en M de abusievelijke verwijzing naar het speciaal onderwijs geschrapt. En wordt in de onderdelen C, H en O de terminologie rondom het aanstellen van onderwijspersoneel in overeenstemming gebracht met de correcte terminologie van de verschillende sectorwetten. In onderdeel N wordt een verwijzing nader gespecificeerd in artikel 9.7 van de WVO 2020 dat over de tijdelijke onderwijsvoorziening als tijdelijke nevenvestiging gaat. In de onderdelen I en P die over het afstandsonderwijs in een tijdelijke onderwijsvoorziening gaan vervalt het aldaar overbodige woord «ook».
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma