Inhoudsopgave
I. |
ALGEMEEN |
1 |
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel |
2 |
3. |
Budgettaire aspecten |
7 |
4. |
Doenvermogen |
7 |
5. |
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven |
8 |
6. |
Uitvoeringskosten Belastingdienst/Toeslagen |
8 |
7. |
Advies en consultatie |
8 |
8. |
Evaluaties |
8 |
II. |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING |
8 |
Als gevolg van de uitbraak van de COVID-19-pandemie zijn sinds maart 2020 verschillende maatregelen genomen om de financiële gevolgen hiervan te verzachten. Hierbij is onder meer de invordering van belasting- en toeslagschulden gepauzeerd om mensen tijdens de coronapandemie niet (verder) in eventuele financiële moeilijkheden te brengen. De invorderingsactiviteiten van de Belastingdienst/Toeslagen zijn in eerste instantie gepauzeerd van maart 2020 tot augustus 2020. Daarna zijn er weer betalingsherinneringen en aanmaningen verstuurd. Naar aanleiding van de motie Azarkan van 15 december 2020 zijn betalingsherinneringen en aanmaningen vanwege de aanhoudende COVID-19-pandemie en nieuwe maatregelen opnieuw stilgelegd.1In de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane van 31 maart 20222 is beschreven hoe de Belastingdienst/Toeslagen, nu de coronamaatregelen voorlopig zijn afgebouwd, de invordering van toeslagschulden geleidelijk gaat hervatten. Deze hervatting is gericht op ruim een miljoen burgers (1.042.599 burgers op peildatum 17 januari 2022) met gepauzeerde toeslagvorderingen. Deze burgers hebben gezamenlijk een schuld van ruim € 1 miljard (€ 1.004.253.173). De hervatting van de invordering is gestart vanaf medio april 2022, waarbij burgers eerst gefaseerd geïnformeerd worden over de pauze en hun openstaande vorderingen. In genoemde Kamerbrief is ook ingegaan op het voornemen om geen invorderingsrente te rekenen bij de gepauzeerde terugvorderingen die alsnog moeten worden voldaan. Aangekondigd is dat hiervoor een wetsvoorstel zal worden ingediend. Dit wetsvoorstel ligt thans voor.
Indien iemand een toeslag geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen, wordt er rente (invorderingsrente) in rekening gebracht bij te late betaling. Dit wetsvoorstel regelt dat in afwijking van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) aan burgers bij wie de invordering van toeslagschulden is opgeschort wegens de COVID-19-pandemie de mogelijkheid wordt geboden om de openstaande terugvordering zonder invorderingsrente te voldoen. Dit wordt hieronder verder toegelicht.
Bestaande wettelijk kader
Bij overschrijding van de wettelijke betalingstermijn van een toeslagschuld is een belanghebbende (burger) rente verschuldigd. Hierbij zijn de bepalingen uit de Invorderingswet 1990 (IW 1990) van overeenkomstige toepassing verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen is hiermee aangesloten op de wetgeving die geldt voor de invordering van rijksbelastingen. Invorderingsrente wordt in rekening gebracht na overschrijding van de betalingstermijn over het tijdvak waarin de schuld invorderbaar is geworden tot en met de dag voorafgaand aan die van de betaling.3
Tijdelijke verlaging percentage van de invorderingsrente vanwege COVID-19
Om de financiële gevolgen van de COVID-19-pandemie voor burgers en ondernemers te verzachten is vanaf maart 2020 de invordering van belastingen en toeslagschulden opgeschort. Daarnaast is besloten om het percentage van de belastingrente en het percentage van de in rekening te brengen invorderingsrente voor zowel belastingen als toeslagen vanaf 23 maart 2020 tijdelijk te verlagen naar 0,01%.4
De Verzamelspoedwet COVID-19 heeft voorzien in een wettelijke mogelijkheid om de tijdelijke verlaging van de invorderingsrente naar 0,01% te kunnen continueren. Sindsdien wordt het percentage van de invorderingsrente bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Dit percentage geldt voor zowel belasting- als toeslagschulden.
In de Kamerbrief van 26 november 2021 inzake aanvullende aanpassingen in het steunpakket in het vierde kwartaal heeft het kabinet aangegeven dat het percentage van 0,01% van de in rekening te brengen invorderingsrente zal gelden tot en met 30 juni 2022.5 Op 1 juli 2022 wordt de invorderingsrente verhoogd naar 1%. Vervolgens wordt de rente in drie stappen van één procentpunt verhoogd naar het (voorafgaand aan de aanpassingen in het kader van het steunpakket) gebruikelijke percentage van 4%. Daarbij wordt de rente op 1 januari 2023 op 2% vastgesteld, op 1 juli 2023 op 3% en vervolgens op 1 januari 2024 op 4%. De tijdelijkheid van deze maatregel is afhankelijk gesteld van de ontwikkelingen rondom de COVID-19-crisis. Het kabinet heeft zich eerder op het standpunt gesteld dat noodzakelijke en passende (fiscale) vervolgmaatregelen zullen worden getroffen indien de situatie daartoe noopt.6 De gefaseerde verhoging van de invorderingsrente is gecodificeerd in het Besluit van 17 december 2021 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Stb 2021, 657).
Hervatten van de invordering
Gezien de verschillen in de aard en oorzaak van belasting- en toeslagschulden kent de Belastingdienst/Toeslagen een andere aanpak bij de hervatting van de invorderingsactiviteiten dan de Belastingdienst. Toeslagen hebben als doel om vitale voorzieningen zoals zorg, wonen en de zorg voor kinderen betaalbaar te maken. Hierdoor kunnen financieel kwetsbare burgers afhankelijk zijn van meerdere toeslagen. Door de huidige toeslagensystematiek die gebaseerd is op voorschotten, is het risico op een cumulatie van terugvorderingen (door meerdere toeslagen en meerdere wijzigingen in de persoonlijke of financiële situatie) groot, juist bij burgers die het meest afhankelijk zijn van deze toeslagen. Omdat burgers gedurende de als gevolg van de COVID-19-pandemie gepauzeerde invorderingsactiviteiten, op het eventueel ontvangen van een terugvorderingsbeschikking na, niet persoonlijk geïnformeerd zijn over de gepauzeerde terugvordering, is het risico van een opstapeling van terugvorderingen extra groot. Om een passende opstart van de invorderingsactiviteiten van toeslagschulden te realiseren, waarbij wordt voorkomen dat mensen door de gepauzeerde invorderingsactiviteiten (verder) in de problemen raken, is daarom in 2021 een onderzoek uitgevoerd onder de doelgroep met gepauzeerde toeslagvorderingen. Dit heeft geresulteerd in de rapportage Doenlijk Invorderen.7 De aanpak bij de hervatting van de invorderingsactiviteiten van de Belastingdienst/Toeslagen is vervolgens gebaseerd op de aanbevelingen uit deze rapportage. Gezien deze aanpak is er door de Belastingdienst/Toeslagen een ander tijdpad aangehouden bij de hervatting van de invorderingsactiviteiten ten aanzien van toeslagschulden dan door de Belastingdienst ten aanzien van belastingschulden, waarvan de invordering al in september 2021 is hervat. De Belastingdienst/Toeslagen is vanaf 20 april 2022 begonnen met de eerste stappen van de hervatting, beginnend bij het informeren van burgers. De andere aanpak en het daarbij horende tijdspad rechtvaardigen een andere aanpak wat betreft het in rekening brengen van invorderingsrente.
Met dit wetsvoorstel wordt beoogd dat bij toeslagterugvorderingen waarvan de invordering in verband met de COVID-19-pandemie is opgeschort de stapsgewijze verhoging van het percentage van de invorderingsrente niet van toepassing zal zijn. Hierdoor ontstaat een betere aansluiting van het renteregime bij toeslagschulden bij de hervatting van de invorderingsactiviteiten. De aanpak van de hervatting van de invorderingsactiviteiten met betrekking tot toeslagschulden zal hieronder nader worden toegelicht.
Aanpak hervatting invorderingsactiviteiten Toeslagen
In de brief van 31 maart 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de hervatting van de invorderingsactiviteiten.8 De invordering wordt gefaseerd opgestart, zodat er ruimte ontstaat voor begeleiding voor burgers die dat nodig hebben.
Burgers die zich hebben gemeld bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) worden niet betrokken in de opstart. Bij deze mensen blijft de invordering gepauzeerd tenminste zolang hun zaak in behandeling is bij UHT.
De Belastingdienst/Toeslagen biedt aan alle burgers waarbij de invordering van de terugvorderingen in verband met de COVID-19-pandemie was opgeschort, bij de hervatting van de invorderingsactiviteiten een hernieuwde betaaltermijn aan om deze terugvorderingen te voldoen. Hierbij worden zij allereerst schriftelijk geïnformeerd over de hervatting van de opgeschorte invordering en de terugvorderingen die de betreffende burger nog niet heeft betaald. Daarna volgt een brief met een hernieuwde betaaltermijn van vier weken en het aanbod om deze terugvordering(en) (gebundeld) te voldoen door middel van een betalingsregeling. De Belastingdienst/Toeslagen zal de ambtshalve betalingstermijn van vier weken, dan wel de gelegenheid tot verder uitstel van betaling door middel van een betalingsregeling bij geen reactie van de belanghebbende nog maximaal tweemaal aanbieden met een betalingstermijn van beide keren zeven dagen. Daarna vervalt het aanbod en wordt de invordering van de betreffende vorderingen hervat binnen het reguliere invorderingsproces en zal er invorderingsrente verschuldigd zijn.
Bij deze aanpak is een goede dienstverlening, bijvoorbeeld het beantwoorden van vragen en het informeren over de betalingsregeling, van groot belang. Om deze goede dienstverlening aan te kunnen bieden wordt de invordering gefaseerd hervat. De Belastingdienst/Toeslagen hanteert bij de hervatting zodoende een andere aanpak, met een ander tijdspad dan de Belastingdienst die de invordering van belastingschulden al in september 2021 heeft hervat. Dit betekent dat, anders dan bij belastingschulden, de invordering van een deel van de toeslagschulden in juli nog gepauzeerd is en dat de invordering van deze toeslagschulden ná 1 juli 2022 pas gefaseerd start en het nieuwe aanbod tot betaling (in termijnen) na die datum zal worden aangeboden.
Het voorgaande maakt het mogelijk om bij de hervatting van de als gevolg van de COVID-19-pandemie opgeschorte invordering van toeslagschulden niet mee te gaan in het renteregime zoals dat geldt voor belastingschulden en voor het reguliere invorderingsproces van toeslagschulden. Zo wordt voorkomen dat burgers, waarbij de invordering van overheidswege is opgeschort zonder dat zij daarover zijn geïnformeerd, worden geconfronteerd met invorderingsrente over de nog onbetaalde toeslagschuld die (mede) als gevolg van die opschorting is opgelopen.
Aanbod afbetalen gepauzeerde vordering zonder invorderingsrente
Voorgesteld wordt om aan burgers waarbij de invordering is opgeschort de mogelijkheid te bieden om de openstaande terugvordering binnen de hernieuwde betaaltermijn van vier weken te voldoen zonder dat daarbij over de terugvordering invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Daarnaast wordt voorgesteld aan deze burgers de mogelijkheid te bieden om de terugvordering waarvan de invordering was opgeschort, te voldoen door middel van een betalingsregeling van 24 maanden, zonder dat over de termijnen invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Als de belanghebbende niet reageert wordt dit aanbod nog tweemaal gedaan met in beide gevallen een betaaltermijn van zeven dagen.
Deze betaalmogelijkheden worden specifiek (opnieuw) aangeboden in het kader van de hervatting van de opgeschorte invorderingsmaatregelen. Zo wordt gestimuleerd dat burgers de openstaande vorderingen alsnog voldoen. Hierdoor wordt voorkomen dat deze vorderingen worden opgepakt op precies hetzelfde punt van de (dwang)invordering, als waar deze vorderingen zich bevonden voorafgaand aan de pauzering van de invordering. Daardoor wordt verdere schuldophoping met bijkomende kosten en onoverzichtelijke invorderingssituaties zoveel mogelijk tegengegaan.
Dit wetsvoorstel regelt dat in deze gevallen geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Het wordt niet passend geacht om burgers bovenop de nog te betalen toeslagschuld te confronteren met extra kosten in de vorm van invorderingsrente, waardoor de schuld verder oploopt en mogelijk moeilijker is te voldoen. Vooral burgers die financieel afhankelijk zijn van meerdere toeslagen en die gezien de huidige toeslagensystematiek veel terugvorderingen ontvangen, waarbij gedurende de opgeschorte invordering een grotere opeenstapeling van terugvorderingen is ontstaan, worden met het rekenen van invorderingsrente extra geraakt. Dit kan de geldzorgen bij burgers die al financiële krapte ervaren vergroten.
Met deze, uitsluitend in het kader van de hervatting van de invorderingsactiviteiten ten aanzien van toeslagschulden geboden mogelijkheid om de verschuldigde terugvordering binnen een nieuwe betalingstermijn of via een betalingsregeling te voldoen, worden de hiervoor geschetste problemen zoveel mogelijk weggenomen.
Dit wetsvoorstel ziet uitsluitend op terugvorderingen met een dagtekening van 28 februari 2022 of eerder, waarvan de betalingstermijn is verstreken. Dit komt overeen met de terugvorderingen waarvan de invordering is opgeschort vanwege de COVID-19-pandemie. Het wetsvoorstel ziet dus niet op de terugvorderingen waarbij de wettelijke betalingstermijn nog niet is verstreken, terugvorderingen die tijdens de opschorting zijn betaald, terugvorderingen waarvoor nog uitstel van betaling geldt op grond van betalingsproblemen, een ingesteld bezwaar of beroep of vanwege een ingediend herzieningsverzoek, of terugvorderingen waarbij de invordering nog is opgeschort vanwege het moratorium in het kader van de hersteloperatie. Ook de terugvorderingen waarvoor geen verdere invorderingsactiviteiten meer plaatsvinden, omdat zij deel uitmaken van een schuldsaneringstraject of een faillissement, maken geen deel uit van de terugvorderingen waarvoor de invordering wordt hervat en waarop dit wetsvoorstel ziet. Deze burgers ontvangen dan ook geen aanbod in het kader van de hervatting van de invordering. In deze gevallen wordt het reguliere proces voor de betreffende situaties gevolgd en wordt dus weer rente gerekend.
Het aanbod om de terugvordering alsnog ineens of via de aangeboden betalingsregeling zonder invorderingsrente te voldoen betreft een aanbod met een termijn van vier weken. De Belastingdienst/Toeslagen kan bij brief dan nog tweemaal ambtshalve uitstel aanbieden van zeven dagen. Indien de burger daarna nog niet betaalt of het aanbod dan nog niet accepteert, of indien hij de geaccepteerde betalingsregeling niet nakomt, wordt de invordering vervolgd in de fase waarin deze zich voorafgaand aan de opschorting bevond. In dat geval zal op basis van de huidige wetgeving over de (dan nog) openstaande terugvorderingen de reguliere invorderingsrente, die de aankomende twee jaar weer oploopt tot 4%, worden berekend. Hiermee wordt voorkomen dat burgers geen prikkel ervaren om gebruik te maken van de bij de hervatting van de invordering geboden mogelijkheden omdat aan hen geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht.
Geen rente in plaats van (voortzetting van) 0,01%
Zoals hiervoor aangegeven kiest het kabinet ervoor om voor een afgezonderde groep terugvorderingen afwijkend om te gaan met de invorderingsrente. Systeem- en uitvoeringstechnisch is het niet mogelijk om een differentiatie in hoogte van de invorderingsrente toe te passen. Wel is het uitvoeringstechnisch mogelijk om voor toeslagschulden of een specifieke groep toeslagschulden volledig af te zien van het in rekening brengen van invorderingsrente. Vandaar dat, anders dan sinds 23 maart 2020 het geval is, het kabinet de mogelijkheid voorstelt om géén invorderingsrente in rekening te brengen in plaats van 0,01% of een percentage van 0,00%. Het niet in rekening brengen van invorderingsrente is bovendien duidelijker voor een burger, dan een percentage van 0,01% of 0%. Burgers moeten immers geïnformeerd worden over deze percentages terwijl in de praktijk geen rente in rekening wordt gebracht.
Periode waarbinnen afbetaald kan worden zonder invorderingsrente
Bij de drie betaaltermijnen die de belanghebbende ontvangt als hij niet reageert (28 dagen, plus tweemaal zeven dagen) wordt opgemerkt dat de Belastingdienst/Toeslagen tijd nodig heeft om na de betreffende termijnen de betalingen te controleren en vervolgbrieven te genereren en te verzenden. De Belastingdienst/Toeslagen houdt bijvoorbeeld op het moment dat de betalingstermijn verlopen is, rekening met enkele dagen coulance voordat een volgende brief wordt verzonden om te voorkomen dat deze betaling en de volgende brief elkaar kruisen. Ook zijn er enkele dagen nodig voor de verwerking in de systemen en het genereren en verzenden van de volgende brief. In de praktijk betekent dit dat de periode vanaf de dagtekening van de eerste brief met het betalingsaanbod tot het moment dat een belanghebbende niet reageert en terugvalt in het reguliere proces, 90 dagen beslaat, waarbinnen een betaling plaats kan vinden zonder dat invorderingsrente over de vordering gerekend wordt.
Een voorbeeld: de burger ontvangt op 1 augustus de eerste brief met de betaaltermijn van 28 dagen. Op 29 augustus vervalt zijn betaaltermijn. De Belastingdienst/Toeslagen wacht dan zes dagen en voert na zeven dagen de controle uit of er betaald is (5 september). Vervolgens duurt het enkele dagen om de volgende brief te genereren, te verwerken en te verzenden. Deze brief heeft daarom een dagtekening van 14 dagen later (19 september). Hetzelfde gebeurt na het vervallen van deze nieuwe betaaldatum van 7 dagen op 26 september. 21 dagen later (17 oktober) valt zodoende de laatste brief op de mat, waarin de burger nogmaals een betaaltermijn van zeven dagen krijgt. Indien die datum is verstreken wacht de Belastingdienst/Toeslagen opnieuw zes dagen en zal de vordering op de zevende dag na het vervallen van de betalingstermijn op 24 oktober worden teruggezet in het reguliere proces, waardoor vanaf 30 oktober invorderingsrente gerekend zal worden over de betreffende vordering. Enkele handelingen binnen dit proces kunnen mogelijk niet geautomatiseerd uitgevoerd worden. Daarvan wordt onderzocht of dit geautomatiseerd kan, bijvoorbeeld het aanzetten van invorderingsrente op het moment dat de vordering wordt teruggezet in het reguliere proces. Deze handelingen kunnen slechts uitgevoerd worden op werkdagen, waardoor de totaalperiode waarin iemand de mogelijkheid heeft om te betalen zonder invorderingsrente vanaf dagtekening van het eerste betalingsaanbod maximaal 93 dagen kan bestrijken.
Het niet rekenen van invorderingsrente over de gepauzeerde invorderingen bij toeslagvorderingen leidt tot een incidentele derving van ontvangsten bij de betrokken departementen. Het kabinet verhoogt vanaf 1 juli 2022 de rente stapsgewijs naar 4% in 2024. Het kabinet stelt voor om geen invorderingsrente te rekenen voor de in het kader van de COVID-19-pandemie gepauzeerde invorderingen bij de Belastingdienst/Toeslagen. Dit betekent dat de rente over deze invorderingen achterwege blijft en aldus niet meeloopt met de stapsgewijze verhoging. In onderstaande tabel is per stapsgewijze verhoging geraamd hoeveel de derving is per toeslagdepartement en in totaal bij het niet rekenen van invorderingsrente. Met het achterwege laten van de rente over de gepauzeerde vorderingen, blijft ook de invorderingsrente die van de periode ervoor nog openstond op de gepauzeerde invorderingen achterwege. Bij een deel zal ook sprake zijn van hoge oninbaarheid (hoe ouder de invordering, hoe hoger de oninbaarheid wordt geschat). Na zes jaar wordt uitgegaan van een oninbaarheid van 100%. Daarom is de berekening beperkt tot het verschil ten opzichte van de stapsgewijze verhoging van de Belastingdienst. In de berekening is tevens rekening gehouden met een percentage invorderingen waarvoor geen betalingsregeling wordt overeengekomen en er daarmee wel rente wordt gerekend over de invordering. De verwerking van de inkomstenderving vindt plaats in de eerste suppletoire begrotingen van 2022 van de betrokken departementen en de Voorjaarsnota van 2022. Het tekort dat ontstaat door de derving van rente-inkomsten die het uitgavenkader raakt zal gedekt worden door een overboeking van artikel 10 van de begroting IX Financiën naar de betreffende toeslagdepartementen.
Invorderingsrente |
1 jul ’22 |
1 jan ’23 |
1 juli ’23 |
1 jan ’24 |
totaal |
---|---|---|---|---|---|
Minder ontvangsten totaal |
1,8 |
3,6 |
5,5 |
7,4 |
18,3 |
Derving ontvangsten SZW |
0,8 |
1,5 |
2,4 |
3,2 |
7,8 |
Derving ontvangsten VWS |
0,4 |
0,8 |
1,3 |
1,8 |
4,3 |
Derving ontvangsten BZK |
0,6 |
1,2 |
1,8 |
2,5 |
6,1 |
Het wetsvoorstel beoogt dat burgers waarbij de invordering van de toeslagschuld van overheidswege is opgeschort, zonder dat de betreffende burgers daarover zijn geïnformeerd, niet geconfronteerd worden met invorderingsrente die in rekening gebracht wordt over die toeslagschuld.
Door deze burgers de mogelijkheid te bieden om hun toeslagschuld alsnog binnen een nieuwe betalingstermijn dan wel door middel van een betalingsregeling van 24 maanden te voldoen, zonder dat over deze terugvordering(en) invorderingsrente in rekening wordt gebracht, wordt het alsnog voldoen van de toeslagschuld doenlijker en overzichtelijker voor de burger.
Verder verlaagt dit voorstel de financiële druk die gepaard gaat met een terugvordering. De verwachting is dat dit ook de psychologische stress reduceert die hierbij kan ontstaan, en dat hiermee het doenvermogen van mensen minder wordt belast ten opzichte van de situatie waarbij er wel invorderingsrente in rekening zou worden gebracht.
Desalniettemin kan het aanvragen van een betalingsregeling of het terugbetalen van een vordering een belasting zijn voor het doenvermogen van mensen, zeker wanneer zij stress ervaren door de terugvordering en eventuele andere omstandigheden die het doenvermogen kunnen inperken. Het is dan ook belangrijk dat het gemak waarmee de betalingsregeling kan worden aangevraagd helder wordt gecommuniceerd.
Het voorstel leidt niet tot administratieve lasten voor burgers of bedrijfsleven, omdat het afzien van invorderingsrente geen gevolgen heeft voor aanvraag- of betalingsprocedures. De burger zal met lagere lasten worden geconfronteerd door het achterwege laten van de invorderingsrente.
Uit de uitvoeringstoets9 van de Belastingdienst/Toeslagen volgt dat de werkzaamheden die in de systemen verricht moeten worden door de Belastingdienst/Toeslagen om de invorderingsrente achterwege te kunnen laten, zijn op te vangen binnen het reguliere proces. Er zijn daarom geen personele- en materiële kosten aan verbonden die zouden leiden tot extra uitvoeringskosten.
De in dit wetsvoorstel getroffen wijzigingen hebben geen of geringe gevolgen voor de regeldruk. De maatregelen uit dit wetsvoorstel zijn voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR heeft het wetsvoorstel niet geselecteerd voor een formeel advies.
Gelet op het spoedeisende karakter van dit wetsvoorstel hebben internetconsultatie en formele consultaties niet plaatsgevonden.
Na afloop van de opstart van de invorderingsactiviteiten zullen de aanpak en resultaten van de opstart geëvalueerd worden. De in dit wetsvoorstel opgenomen wijziging is onderdeel van deze bredere opstart van de invorderingsactiviteiten, en zal onderdeel uitmaken van de evaluatie van de gehele opstart.
Artikel I
Artikel I (artikel 29a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)
Voorgesteld wordt om na artikel 29 Awir een artikel 29a in te voegen inzake het niet rekenen van rente bij de hervatting van de invordering van toeslagschulden. Zoals in het algemene deel van deze memorie is uiteengezet, wordt voorgesteld om ambtshalve uitstel van betaling te verlenen aan een specifieke groep belanghebbenden omschreven in artikel 29a, eerste lid, Awir. Het betreft belanghebbenden met verschuldigde bedragen aan terugvorderingen waarvan de beschikking tot terugvordering een dagtekening heeft van 28 februari of eerder, waarvan de betalingstermijn, bedoeld in artikel 28 Awir, is verstreken, waarop geen uitstel van betaling krachtens artikel 31 Awir van toepassing was en waarop het moratorium, bedoeld in artikel 49i, negende lid, Awir, niet van toepassing was. Zoals toegelicht in het algemene deel van deze memorie betreft dit de terugvorderingen van toeslagschulden waarvan de invordering door de Belastingdienst/Toeslagen tijdens de COVID-19-pandemie tijdelijk is opgeschort.
Het uitstel van betaling wordt ambtshalve per brief verleend door de Belastingdienst/Toeslagen. Belanghebbenden hoeven hier geen verzoek voor in te dienen. Belanghebbenden krijgen uitstel van betaling tot en met vier weken na dagtekening van de hiervoor genoemde brief. Tevens worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld tot verder uitstel van betaling volgens de krachtens artikel 31 Awir geldende regels. Hierdoor kunnen belanghebbenden een terugvordering in maandelijkse termijnen betalen, mits voldaan wordt aan door de Belastingdienst/Toeslagen nader te stellen voorwaarden. Het kan hierbij gaan om een standaardbetalingsregeling overeenkomstig artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen waarbij het verschuldigde bedrag aan terugvordering in 24 maanden wordt terugbetaald. Als een belanghebbende financieel niet in staat is om de maandelijkse aflossing te voldoen, kan hij een persoonlijke betalingsregeling aanvragen. Hierbij wordt rekening gehouden met de betalingscapaciteit van de belanghebbende. De ambtshalve betaaltermijn van vier weken, dan wel de gelegenheid tot verder uitstel van betaling krachtens artikel 31 Awir, wordt bij geen reactie van de belanghebbende per brief verder uitgesteld met tweemaal zeven dagen.
In het voorgestelde artikel 29a, tweede lid, Awir is bepaald dat in afwijking van artikel 29 Awir geen rente is verschuldigd over een terugvordering als bedoeld in het voorgestelde artikel 29a, eerste lid, Awir. Hierbij dient de belanghebbende het bedrag van de terugvordering voor het aflopen van de gestelde betaaltermijn van de brieven van de Belastingdienst/Toeslagen te betalen of binnen de door de Belastingdienst/Toeslagen gestelde maandelijkse betalingstermijnen. Wanneer er niet voor afloop van de ambtshalve gestelde betaaltermijn wordt betaald, het (herhaalde) aanbod van een betalingsregeling niet wordt aangenomen of de betalingsregeling tussentijds wordt beëindigd doordat niet binnen de door de Belastingdienst/Toeslagen gestelde maandelijkse betalingstermijnen is betaald, wordt teruggevallen op hetgeen bepaald is in artikel 29 Awir. Er wordt dan over de alsdan nog openstaande toeslagschuld rente berekend.
Artikel II
Artikel II (artikel 29a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)
Op 1 januari 2026 zijn de in het voorgestelde artikel 29a, eerste lid, Awir bedoelde terugvorderingen waarover op grond van het voorgestelde artikel 29a, tweede lid, Awir geen invorderingsrente wordt berekend niet meer aan de orde. Vanaf 2026 zijn er geen vorderingen meer die opgestart zijn of die nog afbetaald worden door middel van een betalingsregeling zonder rente. Artikel 29a Awir kan daarom met ingang van 1 januari 2026 vervallen. Artikel II strekt hiertoe.
Artikel III
Artikel III (inwerkingtreding)
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Voorgesteld wordt dat de Wet geen rente bij hervatting invordering toeslagschulden in werking treedt op 1 juli 2022. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2022, treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 juli 2022.
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries