Kamerstuk 36100-XVII-8

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021 (Kamerstuk 36100-XVII-1)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021

Gepubliceerd: 15 juni 2022
Indiener(s): Prenger , Jorien Wuite (United Democrats)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-XVII-8.html
ID: 36100-XVII-8

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 juni 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 18 mei 2022 over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021 (Kamerstuk 36 100 XVII, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wuite

Adjunct-griffier van de commissie, Prenger

1

Wat zijn de vijf dodelijkste ziekten in ontwikkelingslanden?

Antwoord

De belangrijkste doodsoorzaken in lage inkomenslanden zijn volgens het Institute for Health Metrics and Evaluation (IHME)1 omstandigheden die leiden tot neonatale sterfte, lage luchtweginfecties, hartinfarcten, diarree en malaria.

Zie ook het antwoord op vraag 72.

2

Hoeveel OS-geld heeft Nederland over 2021 uitgegeven aan Ethiopië, Kenia, Somalië, Eritrea en Djibouti?

Antwoord

In totaal heeft Nederland over 2021 ruim EUR 208 miljoen uitgegeven in Ethiopië, Kenia en Somalië, Eritrea en Djibouti. Het betreft hier zowel de directe door BZ naar land geoormerkte ODA uitgaven als de raming van de uitgaven via regionale of wereldwijde bijdragen aan b.v. multilaterale instellingen of internationale ngo’s.

 

ODA uitgaven

Djibouti

199.782

Eritrea

489.079

Ethiopië

107.272.448

Kenia

64.498.593

Somalië

35.844.984

Totaal

208.304.887

3

Waarom zijn de Theories of Change aangepast op basis van de nieuwe BHOS-nota? Waarom is dit pas in 2021 aangepast? De nota was toch al jaren bekend?

Antwoord

De Theories of Change zijn in 2018 opgesteld naar aanleiding van de BHOS nota «investeren in perspectief». Het afgelopen jaar is de Theory of Change voor private sectorontwikkeling geactualiseerd. Deze wordt in het licht van de nieuwe beleidsnota nogmaals bezien en zal online bekend worden gemaakt zodra deze is gepubliceerd.

4

Waarom zijn alleen afwijkingen groter dan EUR 5 miljoen toegelicht? Hoe zou het beeld zijn als afwijkingen groter dan EUR 1 miljoen worden toegelicht?

Antwoord

Voor het toelichten van de mutaties wordt gebruik gemaakt van de staffel zoals voorgeschreven door de Rijksbegrotingsvoorschriften waarbij de omvang van het begrotingsartikel doorslaggevend is voor toelichting.

De grens van EUR 5 miljoen heeft alleen betrekking op de toelichting op de landenprogramma’s en is in lijn met de toezegging aan uw Kamer over het Jaarverslag en de Slotwet 2012. Hiermee licht BHOS meer toe dan voorgeschreven in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Het blijkt dat de grens van EUR 5 miljoen ertoe leidt dat dat de meest betekenisvolle afwijkingen worden toegelicht.

5

Uit welk begrotingsartikel zijn de 105 miljoen voor ACT-A gefinancierd? Is dit ten koste gegaan van andere (juridische) verplichtingen op de begroting of is dit gefinancierd uit het laten oplopen van het begrotingstekort?

Antwoord:

Uitgaven voor ACT-A zijn onderdeel van artikel 3.1. De extra middelen voor ACT-A zijn gedekt vanuit de eigen begroting en toegevoegd aan dit begrotingsartikel. Dit is niet ten laste gegaan van andere (juridische) verplichtingen, maar is gefinancierd uit o.a. onverdeelde middelen (verdeelartikel 5.4) ten gevolge van de BNI-bijstelling en uitgestelde betalingen van activiteiten onder artikel 3.3.

6

Welke 36 ontwikkelingslanden werden ondersteund door de Global Financing Facility for Every Woman Every Child (GFF) en hoe werden daar gezondheidssystemen in versterkt?

Antwoord

De Global Financing Facility for Every Woman Every Child (GFF) werkt in de volgende landen:

Malawi

Senegal

Bangladesh

Ghana

Mali

Sierra Leone

Burkina Faso

Guatemala

Mauritanië

Somalië

Cambodja

Guinea

Mozambique

Tajikistan

Kameroen

Haïti

Myanmar

Tanzania

Centraal Afrikaanse Republiek

Indonesië

Niger

Uganda

Afghanistan

Ethiopië

Tsjaad

Kenia

Nigeria

Vietnam

Ivoorkust

Liberia

Pakistan

Zambia

Democratische Republiek Congo

Madagaskar

Rwanda

Zimbabwe

De GFF kenmerkt zich door een sterke focus op landenniveau. Voor elk land wordt samen met de overheid van het betreffende land, nationale belanghebbenden, VN organisaties en maatschappelijke organisaties een specifieke investment case gemaakt. De investment case beoogt uiteindelijk betere resultaten op het gebied van de gezondheid voor vrouwen, kinderen en jongeren. Om dit te bereiken wordt eerst een analyse gemaakt van de onderliggende oorzaken van knelpunten in de zorg voor vrouwen, kinderen en jongeren. De interventies die in de investment case zijn opgenomen zijn sterk afhankelijk van de nationale context en kunnen daarom verschillen tussen landen. Oplossingen liggen op het brede terrein van gezondheidssystemen en omvatten verbetering van informatiesystemen, verbetering van de betaalbaarheid van zorg door middel van bijvoorbeeld cash transfers of verzekeringen en kwaliteitsverbetering van basisgezondheidszorg en distributiesystemen.

7

Kunt u uiteenzetten hoeveel vluchtelingen en ontheemden zich in 2021 bevonden in het eigen land of de eigen regio ten opzichte van het aantal vluchtelingen dat is gevlucht naar EU-lidstaten?

Antwoord

Volgens recente informatie van de VN vluchtelingenorganisatie UNHCR was eind 2021 het aantal gedwongen ontheemden (intern ontheemden en vluchtelingen) wereldwijd gestegen tot 90 miljoen en is inmiddels het recordaantal van 100 miljoen behaald ten gevolge van o.a. de crises in Ethiopië, Afghanistan en Oekraïne. Volgens UNHCR’s Global Trends in Forced Displascement 2020 rapport (gepubliceerd medio juni 2021) waren er eind 2020 meer dan 48 miljoen intern ontheemden (ontheemd in eigen land) en 26,4 vluchtelingen (ontheemd niet in eigen land); 73% van deze vluchtelingen verbleven in buurlanden en daarmee in de eigen regio. Het nieuwe Global Trends rapport met cijfers voor 2021 wordt medio juni 2022 verwacht.

Het officiële aantal vluchtelingen in de EU is voor 2021 nog niet bekend. In 2020 waren er ongeveer 2,5 miljoen vluchtelingen in de EU. In totaal hebben de EU-landen in 2021 aan ongeveer 257.000 personen bescherming verleend (inclusief vluchtelingenstatus, subsidiaire en humanitaire bescherming (zie Statistieken over migratie naar Europa | Europese Commissie).

8

Op welke manier heeft Nederland directer sturing kunnen geven aan programma’s die Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) namens Nederland uitvoert? Wat zijn de resultaten hiervan? Hoeveel vreemdelingen zijn met behulp van IOM daadwerkelijk teruggekeerd? Hoe is gemonitord of de re-integratie na terugkeer goed verloopt?

Antwoord

In 2021 is een nieuw migratiesamenwerkingspartnerschap tussen Nederland en IOM van start gegaan, genaamd COMPASS (Cooperation on Migration and Partnerships for Sustainable Solutions initiative). Dit partnerschap bundelt de samenwerking op bescherming, vrijwillige terugkeer en herintegratie, tegengaan mensenhandel en -smokkel en dataverzameling en onderzoek onder één structuur, en vervangt de verschillende losse migratieprojecten van IOM die Nederland financierde. Dit stelt Nederland in staat om prioriteiten te stellen en samen met IOM te bepalen waar Nederlandse financiering de grootste toegevoegde waarde heeft, maar ook om deze doelen en de werkwijzen tijdens de implementatie gezamenlijk aan te passen wanneer bijvoorbeeld een veranderende context of nieuwe inzichten hierom vragen. Met Nederlandse financiering heeft IOM afgelopen jaar onder andere bijna 58.000 migranten toegang tot directe hulp en bescherming gegeven.

Met hulp van IOM zijn daarnaast afgelopen jaar 755 migranten teruggekeerd naar het land van herkomst vanuit transitlanden. COVID-19 en reisbeperkingen hadden effect op de terugkeermogelijkheden in deze periode. Vrijwillige terugkeer vanuit Nederland wordt niet vanuit de BHOS-begroting gefinancierd, maar door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). In 2021 zijn 1502 migranten met ondersteuning van IOM vanuit Nederland vertrokken.

De herintegratie van migranten via IOM, zowel vanuit Nederland als vanuit transitlanden, wordt vanuit de BHOS begroting gefinancierd. Afgelopen jaar zijn er 1700 migranten ondersteund bij hun herintegratie. IOM monitort na terugkeer of de herintegratie goed verloopt in het land van herkomst, door middel van individueel case management inclusief follow-up enquêtes. Ook financiert Nederland onderzoek naar factoren die bijdragen aan succesvolle, duurzame herintegratie.

9

Op welke manier is tijdens de pandemie extra aandacht besteed aan assistentie en bescherming van kwetsbare migranten? Om hoeveel migranten gaat het hier?

Antwoord

Door de COVID-19 pandemie waren veel grenzen tijdelijk gesloten. Hierdoor kwamen veel migranten vast te zitten in transitlanden, waar de kans op uitbuiting, mishandeling of misbruik groot is. NL financiert programma’s van UNHCR en IOM in Libië, Tunesië en Niger om deze kwetsbare migranten te ondersteunen. In de rapportageperiode zijn in totaal 84.365 migranten en vluchtelingen ondersteund met opvang, bescherming en assistentie. Daarvan ontvingen 56.200 mensen psychosociale hulp. IOM bood met steun van NL noodhulp aan 10.983 gestrande migranten in de woestijn van Niger. UNHCR beoordeelde in Tunesië voor meer dan 1.619 mensen of zij in aanmerking kwamen voor een vluchtelingenstatus.

Deze lopende programma’s zijn waar nodig aangepast aan de omstandigheden rondom COVID-19, bijvoorbeeld door het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen, het invoeren van quarantaine maatregelen zodat migranten veilig en gezond konden terugkeren en het bieden van voorlichting over COVID-19 om de verspreiding van het virus tegen te gaan.

10

Welke resultaten van de landenspecifieke EU-Actieplannen voor de belangrijkste landen van herkomst en transit heeft u in 2021 reeds waargenomen?

Antwoord

Migratiedialogen met prioritaire landen zijn door de formulering van EU-Actieplannen geïntensiveerd. Stappen zijn onder Frans voorzitterschap in 2022 verder gezet om de plannen te operationaliseren en concrete acties uit te voeren. Hiervoor is een coördinatiemechanisme opgezet (Mocadem). Gelieerd aan dit proces wordt ook het visuminstrument ingezet om terugkeersamenwerking met derde landen te verbeteren. Zo heeft de Raad in november 2021 de eerste negatieve visummaatregelen onder art.25bis van de Visumcode aangenomen tegen Gambia. Gezien het gevoelige karakter van de Actieplannen zijn deze van vertrouwelijke aard. Nederland verwelkomt de inspanningen van de Commissie en zet conform motie van het lid Brekelmans2 in op verdere operationalisering van de Actieplannen op alle terreinen om partnerschappen met landen van herkomst en transit te verstevigen, waarbij van belang is dat Raad sturing houdt over de invulling ervan. Nederland benadrukt richting de Commissie het belang van open communicatie en transparantie wanneer het gaat om de Actieplannen en de manier waarop de brede partnerschappen met derde landen worden vormgegeven.

11

Welke resultaten van het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument heeft u in 2021 reeds waargenomen?

Antwoord

Enerzijds loopt de implementatie van migratieprogrammering onder het EU Trustfonds voor Afrika (EUTF) nog door tot 2025. Voor behaalde resultaten onder het EUTF tot nu toe, verwijs ik uw Kamer naar de website.3 Nieuwe programmering op het gebied van migratie zal vanuit het het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) worden gefinancierd. Het NDICI trad op 14 juni 2021 in werking, nadat de Raad en het Europees Parlement op respectievelijk 27 mei en 9 juni groen licht gaven.

Hoewel het instrument officieel met terugwerkende kracht van toepassing was vanaf 1 januari 2021, werden de programmeringsdocumenten veelal pas in de tweede helft van 2021 in beheerscomités aan de lidstaten ter goedkeuring voorgelegd. In de NDICI verordening is voorzien dat indicatief 10% van de fondsen wordt ingezet voor acties ter ondersteuning van management en governance van migratie en gedwongen ontheemding, passend binnen bredere doelstellingen van de verordening. Daarnaast kunnen ook acties voor de aanpak van grondoorzaken worden gefinancierd. Nederland heeft zich succesvol hard gemaakt voor het verankeren van voldoende flexibele migratiefinanciering in de programmering, om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen en crises. In het Meerjarige Indicatieve Programma voor de regio Sub Sahara Afrika4, is bijvoorbeeld beschreven wat de plannen zijn voor de komende jaren en de financiering die hiervoor beschikbaar is. Na de goedkeuring van de programmering is een aanvang gemaakt met de uitvoering van programma’s. Resultaten van programma’s onder het NDICI zijn voor 2021 om die reden nog niet te geven.

12

Kan er meer uitleg gegeven worden over de inzet op vrijwillige terugkeer en hoe dit er in de praktijk concreet uitziet?

Antwoord

De inzet op vrijwillige terugkeer verloopt via verschillende routes. Ten eerste financiert NL assistentie bij vrijwillige terugkeer via IOM. Vanuit de BHOS-begroting wordt terugkeer vanuit transitlanden gefinancierd. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) financiert de ondersteuning van vrijwillige terugkeer via IOM vanuit NL.

Naast directe ondersteuning van vrijwillige terugkeer financiert NL ook capaciteitsopbouw van nationale autoriteiten in herkomst- en transit landen om vrijwillige terugkeer te faciliteren. Zo financiert NL het International Centre for Migration Policy Development (ICMPD) voor assistentie aan Turkije bij het verbeteren van de mechanismen en capaciteit voor vrijwillige terugkeer en herintegratie en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) voor assistentie aan Irak bij het verbeteren van wet- en regelgeving voor terugkeer en herintegratie.

13

Hebben de bewustwordingscampagnes het gewenste effect om irreguliere migratie te remmen?

Antwoord

Door bewustwordingscampagnes zijn potentiële migranten beter geïnformeerd over de risico’s van irreguliere migratie, alternatieven in eigen land en de realiteit in het land van bestemming. Op basis van deze informatie kunnen ze een beter geïnformeerde keuze maken en zien ze mogelijk af van irreguliere migratie.

Het meten van de effecten van deze campagnes blijkt in de praktijk echter moeilijk. Als iemand verklaart zijn migratieplannen te hebben veranderd, is dit mogelijk een effect van de campagne, maar ook andere omstandigheden spelen een rol. Binnen onze programma’s wordt hier voortdurend onderzoek naar gedaan. Bijvoorbeeld de organisatie IOM stelde binnen haar campagne Migrants as Messengers in West-Afrika voorafgaand en na afloop van de activiteiten vragen aan de migranten. Deze metingen wezen uit dat 56% van de respondenten aantoonbaar betere kennis heeft van de risico’s van irreguliere migratie zoals mensenhandel en -smokkel. 94% van de respondenten heeft na de voorlichting gezegd plannen te willen heroverwegen (opgeven, uitstellen of nog overdenken).

Uit bestaand onderzoek zijn reeds veel lessen te leren over wat wel en niet werkt binnen bewustwordingscampagnes. Zo weten we dat afschrikboodschappen niet werken, dat het cruciaal is dat migranten de bron van informatie vertrouwen en dat boodschappen over risico’s meer effect hebben als ze worden gecombineerd met alternatieven voor migratie.

Momenteel evalueert het Center for Evaluation and Development vier door NL gefinancierde campagnes, die worden uitgevoerd door de organisaties IOM, Seefar, de Danish Refugee Council en Internews. Geleerde lessen uit deze evaluatie worden in september 2022 verwacht, en zullen de opzet van toekomstige programma’s beïnvloeden.

14

Heeft Nederland al geld toegezegd aan noodhulpprogramma's voor de crisis in de Hoorn van Afrika?

Antwoord

Ja. In 2022 wordt noodhulp in de Hoorn ondersteund door middel van een bijdrage aan het door OCHA beheerde humanitaire landenfonds voor Somalië en door ondersteuning van de respons van de Dutch Relief Alliance (DRA) in Somalië en Ethiopië. Deze bijdragen komen bovenop de meerjarige, ongeoormerkte bijdragen aan verschillende VN-organisaties, het wereldwijde humanitaire VN-noodfonds CERF en de Rode Kruisbeweging. Met middelen uit CERF werden tot op heden o.a. de hulpverlening in Djibouti en Eritrea ondersteund. Recent zijn de bijdragen aan CERF en het Wereldvoedselprogramma (WFP) gezamenlijk met EUR 47 miljoen verhoogd ten behoeve van mitigatie van de gevolgen van de crisis in Oekraïne op de wereldwijde voedselcrisis waarbij specifiek de Hoorn van Afrika de aandacht heeft.

15

Kan er een overzicht worden gegeven in welke landen de 10 miljoen kleine boeren worden ondersteund met ecologische verduurzaming van de voedselproductie? Zo ja, kunnen de 10 miljoen kleine boeren worden uitgesplitst over de landen?

Antwoord

Ondersteuning van kleinschalige voedselproducenten vindt met name, maar niet uitsluitend, plaats in de landen waar de Nederlandse ambassades met gedelegeerde middelen inzetten op voedselzekerheid: Bangladesh, Benin, Burkina Faso, Burundi, Egypte, Ethiopië, Jordanië, Kenia, Mali, Mozambique, Niger, Nigeria, Oeganda, Palestijnse Gebieden, Rwanda, Soedan, Zuid-Soedan. Voor de voedselzekerheidsresultaten per land van de ambassadeprogramma’s verwijs ik graag naar de website Resultaten Ontwikkelingssamenwerking in Beeld (www.nlontwikkelingssamenwerking.nl).

Uitsplitsing van het totaal aantal van 10 miljoen over de landen is niet mogelijk op basis van beschikbare cijfers, omdat ook internationale en multilaterale programma’s onderdeel uitmaken van de inzet en resultaten daarvan niet per land worden gerapporteerd.

16

Kan er een overzicht worden gegeven in welke landen de 8,5 miljoen mensen zijn bereikt voor verbetering van hun voedselsituatie? Zo ja, kunnen de 8,5 miljoen mensen worden uitgesplitst over de landen?

Antwoord

Met activiteiten ter verbetering van de voedselsituatie worden met name, maar niet uitsluitend, mensen bereikt in de landen waar de Nederlandse ambassades met gedelegeerde middelen inzetten op voedselzekerheid: Bangladesh, Benin, Burkina Faso, Burundi, Egypte, Ethiopië, Jordanië, Kenia, Mali, Mozambique, Niger, Nigeria, Oeganda, Palestijnse Gebieden, Rwanda, Soedan, Zuid-Soedan. Voor de voedselzekerheidsresultaten per land van de ambassadeprogramma’s verwijs ik graag naar de website Resultaten Ontwikkelingssamenwerking in Beeld (www.nlontwikkelingssamenwerking.nl).

Uitsplitsing van het totaal aantal van 8,5 miljoen over de landen is niet mogelijk op basis van beschikbare cijfers, omdat ook internationale en multilaterale programma’s onderdeel uitmaken van de inzet en resultaten daarvan niet per land worden gerapporteerd.

17

Wat is de bijdrage aan SDG 2 (Zero hunger) die het kabinet in 2030 wil leveren? Kan een meerjarig overzicht worden gegeven tot aan 2030 om SDG 2 te halen?

Antwoord

Conform de kamerbrief «Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet» (Kamerstuk 33 625, nr. 280) ambieert het kabinet de volgende bijdrage aan SDG 2:

  • 1. Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen jonge kinderen over de periode 2016–2030.

  • 2. Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016–2030.

  • 3. Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016–2030.

Op dit moment meten we nauwkeurig hoeveel ondervoede kinderen, kleinschalig producerende boer(inn)en en hectare land worden bereikt dankzij de Nederlandse financiering. Maar is het nog niet mogelijk om een meerjarig overzicht te geven van de effecten van dat bereik in termen van SDG 2 doelen. Zoals in het jaarverslag vermeld zal daartoe de methodologie van resultaatmeting de komende jaren verder worden ontwikkeld, zodat een goed beeld kan worden gegeven van de gerealiseerde, duurzame veranderingen en hun bijdrage aan de doelen van SDG 2.

18

Beter beschermd en hiermee ook ontbossing voorkomen of beter beschermd maar desondanks geen ontbossing voorkomen?

Antwoord

Via de ondersteuning van programma’s in bosrijke landschappen investeerde Nederland in de bescherming van divers en koolstofrijk bos, en droeg hiermee bij aan het voorkomen van ontbossing, meer opslag van broeikasgassen, en grotere weerbaarheid van ecosystemen en mensen. Er wordt gerapporteerd over de hectares bos die duurzaam beheerd worden, dus in stand blijven en waarmee ontbossing wordt voorkomen. Onderdeel van duurzaam beheer kan zijn dat er soms toch bomen worden gekapt voor gebalanceerd landgebruik.

19

Hoe worden bosbesturen gecontroleerd?

Antwoord

Nederland richt zich op bosbestuur – internationaal aangeduid als «forest governance» – in de zin van het geheel van wet- en regelgeving, handhaving en inspraak van belanghebbenden en niet specifiek op lokale comités die eventueel betrokken zijn bij het beheer van het bos. Bosbestuur is de verantwoordelijkheid van de nationale en lokale autoriteiten. Hoe de «checks and balances» in elkaar zitten, verschilt van land tot land. Nederlandse inzet is gericht op het ondersteunen van de meest kwetsbaren in die processen en het inclusiever maken van die processen.

20

Bestaan bosbesturen voornamelijk uit de lokale bevolking?

Antwoord

Idealiter komen bij bosbestuur de belangen van verschillende gebruikers samen bij de beslissingen over behoud en gebruik van het bos. Nu zijn veelal de grote spelers betrokken. De lokale gemeenschap inclusief inheemse groepen en kleine boeren is helaas in veel gevallen nog onvoldoende vertegenwoordigd en heeft weinig middelen om zijn belangen te doen gelden. Onze ondersteuning is er op gericht dat te verbeteren.

21

Hoeveel projecten zijn er in 2021 gefinancierd door Invest International? Wat voor soort projecten waren dit?

Antwoord

Sinds het van start gaan van Invest International op 1 oktober 2021 zijn in 2021 zeven projecten gefinancierd.

In het kader van de investeringstaak van Invest International (inzet middelen uit het kernkapitaal) gaat het om twee projecten, te weten een bankfaciliteit waarmee kleine transacties voor het MKB in Westelijk Afrika worden gefaciliteerd en de financiering van een exportfaciliteit ten behoeve van een Nederlands MKB-bedrijf dat zich richt op toepassing van (duurzamer) gasbeton.

In het kader van de ontwikkelingstaak van Invest International (ondersteuning van projectontwikkelingsactiviteiten) zijn drie projecten gefinancierd. Het gaat om een project van een Nederlands bedrijf voor duurzame energie in India, een bijdrage voor de ontwikkeling van acht provinciale drinkwatervoorzieningen in Laos en een project dat bijdraagt aan schoon drinkwater en sanitatie in Burkina Faso.

Tenslotte is in het kader van de regelingentaak (uitvoering van bepaalde subsidieregelingen voor het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) een project gefinancierd in Bangladesh op het gebied van overstromingspreventie en is een schenkingsovereenkomst afgesloten ten behoeve van een klimaatadaptatie project in de Vinh Long provincie in Vietnam.

22

Worden de bouwstenen voor IMVO-wetgeving (Kamerstuk 26 485, nr. 377) als zodanig de basis voor de nationale IMVO-wetgeving die momenteel wordt voorbereid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De bouwstenen waren in de eerste plaats bedoeld voor beïnvloeding in de EU. Ze zijn daartoe in een non-paper verwerkt, dat met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 26 485, nr. 77). In het wetgevende Commissievoorstel voor de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) zien we de inzet van Nederland op verschillende onderdelen terug. De positie van het kabinet over het voorstel voor de CSDDD is middels een BNC-fiche met uw Kamer gedeeld Kamerstuk 22 112, nr. 3393). Met het oog op een gelijk speelveld met omringende landen en vooruitlopend op implementatie van EU-regelgeving zal het voorstel van de Europese Commissie als basis dienen voor het nationale wetsvoorstel en is het streven beide voorstellen parallel op te laten lopen. Voor verdere toelichting verwijs ik graag naar de brief inzake het nationale wetgevingstraject die op 27 mei 2022 met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 26 485, nr. 398).

23

Wanneer verwacht u dat het IMVO-steunpunt en het instrument voor sectorale samenwerking gereed zullen zijn?

Antwoord

Het instrument voor sectorale samenwerking is naar verwachting zomer 2022 gereed. Het streven is om het IMVO-steunpunt in september 2022 van start te laten gaan.

24

Waarom is de publicatie van de Uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) vertraagd?

Antwoord

Het identificeren van de juiste acties om de toepassing van ISV te stimuleren en de partijen betrokken bij overheidsinkoop zo goed mogelijk te ondersteunen, en het afstemmen hiervan met de betrokken partijen nam meer tijd in beslag dan oorspronkelijk verwacht.

25

Wanneer is «in de loop van 2022»?

Antwoord

Het kabinet streeft er naar om de Uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) voor het zomerreces aan de Tweede Kamer te sturen.

26

Welke rol heeft de Nederlandse overheid in de onderhandelingen voor het nieuwe IMVO-convenant voor kleding en textiel?

Antwoord

De overheid sluit conform de motie van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 33) aan bij de gesprekken over de Next Generation Agreement (NGA) en verwerkt de ervaringen hiervan in de ontwikkeling van het nieuwe instrument voor sectorale samenwerking. De NGA-partijen en de overheid verkennen ook mogelijke samenwerking op duurzaamheids- en ontwikkelingssamenwerkingsthema’s als leefbaar loon en kinderarbeid, circulaire economie en andere milieuthema’s. De overheid neemt niet als partij deel aan de NGA.

27

Wat is de stand van zaken van de ontwikkeling van beleidsmaatregelen ter mitigatie van risico’s van ongewenste strategische afhankelijkheden zoals eerder aangekondigd (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 54)?

Antwoord

Het beleid om de risico’s van strategische afhankelijkheden te mitigeren wordt primair vormgegeven in EU-verband, vanwege het belang van de interne markt, de marktmacht die de EU kan uitoefenen en de noodzaak van een gezamenlijke Europese strategie richting andere grootmachten. Uitgangspunt blijft dat open markten diversificatie faciliteren en daarmee de weerbaarheid vergroten. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de positieve handelsagenda: handelsakkoorden die markttoegang vergroten en diversificatiemogelijkheden bevorderen. Daarnaast wordt gewerkt aan de versterking van de positie van de EU binnen strategische waardeketens, met behulp van IPCEI’s (Important Projects of Common European Interest). Ook heeft de Europese Commissie een voorstel gelanceerd voor een EU Chips Act

Ter versterking van het geopolitiek handelingsvermogen van de EU heeft de Europese Commissie een wetsvoorstel voor een anti-dwang instrument gepubliceerd. Dit biedt de EU de mogelijkheid om maatregelen te nemen wanneer een derde land economische dwang uitoefent tegen de EU of een lidstaat. De Europese Commissie heeft ook een nieuw instrument voorgesteld tegen buitenlandse subsidies die het gelijke speelveld op de interne markt verstoren.

Voor het adresseren van strategische afhankelijkheden van kritieke grondstoffen zijn het EU Action Plan on Critical Raw Materials, de European Raw Materials Alliance, en strategische partnerschappen omtrent grondstoffen met derde landen (tot dusver Oekraïne en Canada) leidende EU-kaders. Het kabinet zet komende tijd in op het concreet vormgeven van nationaal grondstoffenbeleid dat aansluit op het EU beleid en tegelijkertijd in nauwe verbinding staat met het nationale programma circulaire economie.

Samen met het bedrijfsleven en kennisinstituten werkt het kabinet verder aan het identificeren van specifieke Nederlandse risicovolle strategische afhankelijkheden. Er is aandacht voor strategische afhankelijkheden bij verschillende vakministeries, zoals in het kader van het industriebeleid, leveringszekerheid van medische producten, energieleveringszekerheid en voedselzekerheid (mede in het kader van de oorlog in Oekraïne). Op 22 november 2021 is uw Kamer per brief geïnformeerd over het beleid met betrekking tot strategische afhankelijkheden (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 54) naar aanleiding van de moties van de leden Alkaya en Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 26), van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 35 663, nr. 15) en van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2383). In de BHOS beleidsnota zal ik nader ingaan op grondstoffenbeleid, diversificatie van handelspartners en de interdepartementale lange termijn visie op handelsketens. Samen met mijn collega’s van EZK en I&W werk ik aan een grondstoffenstrategie die uw Kamer voor het einde van het jaar zal toegaan.

28

Welke en hoeveel middelen van het BHOS-instrumentarium zijn ingezet om het MKB via Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen te ondersteunen?

Antwoord

Van de publiek-private samenwerkingsbegroting is vanaf april 2020 voor twee jaar EUR 2.000.000 ingezet voor het Trade Relations Programma dat door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en de drie Mainports is uitgevoerd. Daar is n.a.v. de motie van het lid Amhaouch5 voor 2022 uit dezelfde begroting EUR 200.000 aan toegevoegd.

29

Hoeveel van de circa 1000 gesprekken met mkb’ers hebben geleid tot het verzilveren van internationale kansen?

Antwoord

De gesprekken hebben tot doel individuele mkb-bedrijven vanuit de regio te ondersteunen met internationaal zakendoen. Ecorys heeft de tevredenheid van gesproken mkb’ers onderzocht6. Van de onderzochte bedrijven heeft 88% het contact positief tot zeer positief ervaren. Bij meer dan de helft (51%) van de bedrijven heeft het contact impact gehad op hun internationalisering. Bijvoorbeeld doordat ze hun strategie hebben aangepast of via Trade en Innovate NL nieuwe contacten hebben gelegd waardoor deze mkb’ers kansen kunnen verzilveren.

30

Welke concrete acties heeft u ondernomen om het beleidsstreven van 25% vrouwelijke deelnemers bij handelsmissies te bereiken? En geldt dit streven ook voor andere handelsbevorderende activiteiten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Om minstens 25% vrouwelijke deelname aan handelsmissies met bewindspersonen te bereiken, worden vorm, inhoud en de wijze van werving aangepast. Inspanning wordt bijvoorbeeld geleverd voor genderbalans in sprekers, panels en missieleiders, maar ook worden gerichte uitnodigingen verspreid onder relevante (vrouwen)netwerken. Om zo veel mogelijk vrouwen te bereiken is de campagne «Groei over Grenzen» opgezet. Onderdeel hiervan is een goed bekeken online vlogreeks waarin rolmodellen en kwartiermakers praktijkverhalen en hun ervaringen met ons handelsinstrumentarium delen.

BZ en RVO organiseren regelmatig bijeenkomsten met vrouwennetwerken om ons contact met de doelgroep verdiepen. Hier staat het onderwerp handelsmissies op de agenda en bespreken we hoe deze nog beter op de behoeftes van vrouwelijk ondernemers kunnen worden aangepast. Via dezelfde netwerken inspireren en informeren we vrouwelijk ondernemers met ambities over de grens over wat we als overheid voor hen kunnen betekenen. Hoewel er geen specifiek streefgetal aan andere instrumenten dan missies verbonden is, ligt focus in deze activiteiten nadrukkelijk op het brede handelsinstrumentarium en niet alleen op missies.

31

Waarom is er maar eenmalig voor extra middelen gezocht voor startup liaison officers (SLO’s), terwijl de doelgroep de dienstverlening waardeert? Hoe is de continuïteit geborgd?

Antwoord

Het kabinet hecht belang aan de meerjarige continuering van de functie startup liaison officer op de voor startups belangrijkste posten. Hiermee wordt aangesloten bij de aanbevelingen van de mid term review die in 2021 is uitgevoerd naar deze functie. De invulling hiervan wordt meegenomen in de door het kabinet aangekondigde versterking van het postennet.

32

Blijft de taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika in 2022 bestaan om nu, zonder reisbeperkingen, de samenwerkingen nog meer uit te breiden?

Antwoord

Ja, de taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika wordt voortgezet. In de afgelopen maanden vonden drie uitgaande missies en twee inkomende missies plaats gericht op Afrikaanse markten. Daarnaast wordt een aantal missies voorbereid voor de periode na de zomer. De missies zijn gericht op bestaande én nieuwe kansentrajecten voor het mkb in de beloftevolle Afrikaanse markten onder de vlag van deze taskforce.

33

Wat zijn beloftevolle Afrikaanse markten?

Antwoord

Dit zijn de landen die het kabinet en private partners zien als de meest interessante Afrikaanse markten voor het mkb om mee te handelen of in te investeren, op basis van het handels- en investeringsklimaat en de omvang van de kansen in die markten. Deze beloftevolle Afrikaanse markten zijn op dit moment: Marokko, Egypte, Kenia, Zuid-Afrika, Nigeria, Ghana, Ivoorkust en Senegal.

34

Waarom is de indicator «verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid» opgenomen als de streefwaarde nog vastgesteld moet worden?

Antwoord

In de BHOS begroting (Kamerstuk 35 925 XVII) voor 2022 (p. 22–23) is aangegeven dat de indicator voor het resultaatgebied «Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid» is gewijzigd om deze in lijn te brengen met de resultatenkaders «Versterking Maatschappelijk Middenveld» en «Vrouwenrechten en Gendergelijkheid» als onderdeel van de strategische partnerschappen binnen het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld (2021–2025).

In diezelfde begroting is aangegeven dat de streefwaarde in overleg met de partners nog zou worden vastgesteld. Het vaststellen van streefwaarden is een secuur proces dat gebeurt op basis van partnerschap documenten (baseline studies). Deze waren eerder niet beschikbaar. De streefwaarde, die inmiddels op basis van de partnerschap documenten is vastgesteld, zal worden opgenomen in de begroting voor 2023.

35

Waarom is de indicator «rechten» opgenomen als de streefwaarde nog vastgesteld moet worden?

Antwoord

In de BHOS begroting voor 2022 is aangegeven dat de streefwaarde in overleg met de partners nog zou worden vastgesteld. Het vaststellen van streefwaarden is een secuur proces dat gebeurt op basis van partnerschap documenten (baseline studies). Deze waren eerder niet beschikbaar.

De streefwaarde, die inmiddels op basis van de partnerschap documenten is vastgesteld, zal worden opgenomen in de begroting voor 2023.

36

Waarom is de indicator «bevorderen internationaal ondernemerschap» opgenomen als de streefwaarde nog vastgesteld moet worden?

Antwoord

De begrotingsindicator «internationaal ondernemerschap» kent vanaf de eerste meting geen streefwaarde. Het is een cijfer dat export relateert aan inzet op een select aantal handelsbevorderende instrumenten en geeft een beeld van geregistreerde positieve exporttoename. Er zijn geen exacte waarden aan te verbinden, omdat uiteindelijke export van bedrijven door vele factoren wordt beïnvloed en het exportresultaat dus niet direct te koppelen is aan het ingezette handelsinstrumentarium (beperkte causaliteit).

37

Klopt het dat sinds 2019 er geen beleidsdoorlichtingen meer zijn geweest? Zo ja, wat is daarvan de reden?

Antwoord

Dat klopt. De beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel 1 stond aanvankelijk gepland voor 2020 maar is mede door de COVID-pandemie vertraagd en is in maart 2022 naar uw Kamer gestuurd (Zie Kamerstuk 34 124, nr. 25).

Door de introductie van de Strategische Evaluatie Agenda bij de begroting van 2021 zijn de geplande beleidsdoorlichtingen voor de andere beleidsartikelen op de BHOS begroting omgezet in Periodieke Rapportages voor beleidsthema’s, conform de concept RPE 2022 (zie Kamerstuk 31 865, nr. 203). Het betreft twee Periodieke Rapportages voor twee beleidsthema’s van begrotingsartikel 2 (beide gepland voor 2023), een Periodieke Rapportage voor het beleidsthema Sociale Vooruitgang dat samenvalt met begrotingsartikel 3 (2025, zie ook Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 8) en een Periodieke Rapportage voor het beleidsthema «Vrede, Veiligheid en Duurzame Ontwikkeling» dat samenvalt met begrotingsartikel 4 (2023).

38

Wat is de betekenis van de EUR 3,192 miljard aan uitstaande garanties (t) en/of wisselfinancieringen (de verhouding t.o.v. andere jaren; is het hoog/laag)?

Antwoord

Het op artikel 1 uitstaande bedrag betekent dat de Staat aangesproken kan worden om deze bedragen uit te betalen als de onderliggende financiële transactie mislukt, bijvoorbeeld wanneer een crediteur niet betaalt.

Voor de garantieverplichtingen die uitstaan op artikel 5 ten behoeve van de regionale ontwikkelingsbanken (Asian Development Bank, African Development Bank en Inter-American Development Bank) betreft dit het niet gestorte deel van het aandelenkapitaal. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen kan om storting van het volledige garantiekapitaal gevraagd worden (zie ook pg. 86 MvT). De gerapporteerde waarde toename van deze garanties aan ontwikkelingsbanken is toe te schrijven aan de valutakoersontwikkelingen. De stand van de garanties is verder stabiel en verandert verder alleen in omvang ingeval van nieuwe aandelenaankoop. Sinds hun oprichting in de jaren ’60 is bij alle drie deze regionale ontwikkelingsbanken nog nooit het niet gestorte aandelenkapitaal opgeëist.

De openstaande garanties/wisselfinancieringen voor de risicoregelingen uit artikel 1 (FOM, DRIVE, DGGF en DTIF) zijn per saldo met EUR 171.000 afgenomen. Het niveau van de openstaande garanties voor de instrumenten FOM, DTIF, DRIVE en DGGF is in lijn met voorgaande jaren en valt binnen de grenzen van de vermelde garantieplafonds. Het garantieplafond van FOM wordt jaarlijks bijgesteld, vanwege de aflopende transacties. De overige plafonds zijn in overleg met het Ministerie van Financiën tot stand gekomen.

39

Zijn de revolverende fondsen op bladzijde 34–35 alle revolverende fondsen van BHOS?

Antwoord

Ja, dit zijn alle revolverende fondsen.

40

Heeft u de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, met name aanbeveling 3 en 4, uit het onderzoek «Zicht op revolverende fondsen van het Rijk» Bijlage bij Kamerstuk 31 865, nr. 133 (2019, blz. 54) overgenomen? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar de brieven aan de Tweede Kamer van 4 juni 2019 (Kamerstuk 31 865, nr. 146) en 9 november 2021 (Kamerstuk 31 865, nr. 202).

41

In welke mate komen de uitgezette middelen ook daadwerkelijk terug in deze fondsen?

Antwoord

De mate waarin uitgezette middelen terug komen in de fondsen verschilt per fonds. Dit is onder andere afhankelijk van de gekozen ontwikkelingsdoelen, de sectoren en landen, de mate van ontwikkeling van de markt en de noodzaak voor projectontwikkeling voor opbouw van de portfolio. Voor fondsen die leningen verstrekken met een lange looptijd (bijvoorbeeld het DGGF en DTIF, die leningen verstrekken van zeven tot acht jaar) is het pas na langere tijd mogelijk om vast te stellen in welke mate middelen terug komen. In het overzicht van revolverende fondsen in het jaarverslag is de beoogde mate van revolveerbaarheid opgenomen.

42

Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat revolverende financiering leidt tot verstoring van de marktverhoudingen en tot ongeoorloofde staatssteun?

Antwoord

Revolverende fondsen worden alleen opgezet indien de betreffende financieringen niet door de markt worden aangeboden. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat voor reguliere financieringsinstellingen het risicoprofiel te hoog is of de omvang van de kredieten te klein. Daarbij wordt door de uitvoerder getoetst of de voorwaarden van de financieringen niet concurreren met voorwaarden van commerciële aanbieders. Het Ministerie ziet hierop toe. Overigens wordt het risico op marktverstoring al deels gemitigeerd doordat de middelen uiteindelijk worden geacht terug te vloeien.

Bij het opzetten van revolverende fondsen wordt ook standaard getoetst op ongeoorloofde staatssteun aan de uitvoerder van het fonds. Van ongeoorloofde staatssteun op het niveau van de financiering van revolverende fondsen aan klanten is over het algemeen geen sprake, omdat de financieringen vanuit de revolverende fondsen overwegend aan klanten buiten de Europese Unie plaatsvindt.

43

Op welke wijze is de democratische verantwoording en controle geborgd van de besteding van het publieke geld in deze revolverende fondsen?

Antwoord

Democratische verantwoording en controle is voor revolverende fondsen niet wezenlijk anders dan voor andere manieren van besteding van publiek geld. Zie ook antwoord vraag 40.

44

Zijn er begrotingsposten waarop al twee begrotingsjaren of meer onderbesteding is?

Antwoord

Het ODA-budget wordt ieder jaar uitgeput, zowel het ODA budget op de BHOS-begroting als Rijksbreed. Het ODA-budget wordt meestal beperkt overschreden. 2020 was hier een uitzondering op door een meevaller in de uitgaven voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers (EUR 28,4 miljoen) die in de tweede suppletoire begroting van 2020 is verwerkt en via de HGIS-eindejaarsmarge is toegevoegd aan 2021.

Het non-ODA budget op de BHOS-begroting kende een beperkte onderuitputting van ongeveer EUR 8 miljoen in zowel 2020 als 2021. De onderuitputting in 2020 is via de HGIS-besluitvorming ingezet voor de Dubaï Expo en IMVO op de BHOS-begroting in de jaren 2021 t/m 2024. In 2021 betreft de onderuitputting een lagere realisatie op humanitaire hulp non-ODA voor de bosbranden in Albanië en toegenomen ontvangsten op artikel 1 (internationaal ondernemen) en artikelonderdeel 5.23 (rente-ontvangsten vanuit een achtergestelde converteerbare schuldenfaciliteit).

In zijn algemeenheid geldt dat wanneer er sprake is van onderuitputting of overschrijding van het BHOS-budget (zowel ODA als non-ODA) in enig jaar, dit op de gebruikelijke manier via de HGIS-eindejaarsmarge en -besluitvorming wordt verrekend met de budgetten in de drie jaren erna.

Daarnaast vindt indien nodig gedurende het jaar herprioritering plaats als er versnelling of vertraging optreedt bij individuele programma’s/projecten. Als hier sprake van is wordt uw Kamer hierover op de geëigende begrotingsmoment geïnformeerd.

45

Zijn er begrotingsposten op de begrotingen van andere departementen, die thematisch raken aan de doelen van uw departement, waarop al twee begrotingsjaren of meer onderbesteding is?

Antwoord

In de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) worden de uitgaven van de verschillende ministeries op het gebied van buitenlandbeleid gebundeld, waarmee de onderlinge samenhang geïllustreerd wordt.

Onderbesteding van begrotingsposten bij andere departementen die onderdeel zijn van de HGIS zijn zichtbaar in de respectievelijke departementale jaarverslagen en het HGIS-jaarverslag.

De volgende begrotingsposten kende de afgelopen twee jaar de grootste onderuitputting binnen de HGIS:

  • De apparaatsuitgaven op de BZ-begroting. Dit had met name te maken met lagere uitgaven als gevolg van COVID 19. Hier stonden tegenvallende visa ontvangsten tegenover, doordat er ook minder reisbewegingen waren en een koersverlies door positieve koersontwikkelingen ten opzichte van de euro.

  • Het Budget Internationale Veiligheid op de Defensie begroting. Dit komt met name doordat de vrije ruimte/voorziening BIV/HGIS niet volledig is aangewend voor het aangaan van nieuwe missies of verlenging van bestaande missies. De druk op dit budget neemt inmiddels weer toe, o.a. vanwege de oorlog in Oekraïne.

In zijn algemeenheid geldt dat wanneer er sprake is van onderuitputting of overschrijding van HGIS-budgetten op de departementale begrotingen, dit op de gebruikelijke manier via de HGIS-eindejaarsmarge en -besluitvorming wordt verrekend met de budgetten op deze begrotingen in de drie jaren erna.

46

Kunt u inzicht geven in het percentage van de bestedingen dat is uitgegeven via lokale partners, uitgesplitst per beleidsartikel?

Antwoord

Onderstaande tabel geeft per beleidsartikel alle uitgaven en percentages ten laste van de BHOS begroting 2021 (Kamerstuk 35 570 XVII) naar lokale en andere partners weer. Het betreft hier de uitgaven die Nederland direct aan lokale partners uitgeeft. De bedragen zijn in miljoenen Euro’s.

 

Lokale partners

Overige partners

Beleidsartikel

       

1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

11

0,3%

539

16,9%

2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

6

0,2%

751

23,6%

3 Sociale vooruitgang

36

1,1%

790

24,8%

4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

8

0,2%

777

24,4%

5 Multilaterale samenwerking en overige inzet

0

0,0%

271

8,5%

Totaal

61

1,9%

3,127

98,1%

47

Wanneer wordt de herziening van het Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven gepubliceerd?

Antwoord

Het kabinet verwacht het herziene Nationale Actieplan voor Mensenrechten en het Bedrijfsleven (NAP) deze zomer naar de Kamer te sturen.

48

Bedoelt u met de «bouwstenen voor IMVO wetgeving» de bouwstenen zoals beschreven in de brief van 5 november 2021 (Kamerstuk 26 485,nr. 377)? Zo nee, waarom niet en welke bouwstenen bedoelt u dan?

Antwoord

Ja, het klopt dat met de «bouwstenen voor IMVO wetgeving» de bouwstenen worden bedoeld zoals beschreven in Kamerstuk 26 485, nr. 377.

49

Hoeveel handelsbevorderende activiteiten hebben plaatsgevonden in 2021? Kunt u een overzicht geven van al deze activiteiten en daarbij opnemen of zij fysiek, hybride of digitaal zijn gehouden?

Antwoord

Handelsbevordering 2021

Aantal

Fysiek

Hybride

Digitaal

Vraagbeantwoording (incl. telefonie, chat)

17.323

X

Landeninfo op Maat

3.830

X

Zakenpartnerscan op Maat

720

X

Website RVO – aantal bezoekers

2.389.450

X

App NL Exporteert – gebruikers

6.000

X

International Business Academy – platformbezoekers

10.000

X

Evenementen

12

X

X

Business events incl. kansenseminars

131

X

X

X

Missies met Bewindspersoon (zie separate rapportage aan TK)

9

X (1-Expo Dubai)

X (8)

Missies zonder Bewindspersoon

14

X (4)

X (10)

Strategische Beurzen

53

X

 

X

Trade & Innovate Webinars

89

X

Trade & Innovate Digitale Missies

23

X

Trade Relations Account gesprekken

644

X

X

Vouchers Starters Int Business

1.127

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Marktstudies

27

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Partners Int Business collectieve trajecten

55

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Demonstratieprojecten

43

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Haalbaarheidsstudies

12

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Investeringsvoorbereidingsprojecten

19

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Dutch Trade & Investment Fund financieringen aangegaan

6

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

50

Hoeveel procent van de ondernemers aanwezig bij de handelsbevorderende activiteiten was vrouw? Kunt u dit uitsplitsen naar fysieke, hybride en digitale activiteiten?

Antwoord

In het jaar 2021 vonden missies met bewindspersonen grotendeels digitaal plaats. Hier was gemiddeld 19% van de deelnemers vrouw.

De enige fysieke missie in 2021, naar Expo Dubai onder leiding van de Minister voor BHOS, telde 23% vrouwelijke deelnemers. Bij start- en scale up missies, die veelal zonder bewindspersoon plaatsvinden, was afgelopen jaar 24% vrouw.

51

Welke rol had IMVO in de voorbereiding van handelsbevorderende activiteiten en bij de selectie van zowel Nederlandse als internationale deelnemers?

Antwoord

De overheid verwacht van alle bedrijven in Nederland dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). IMVO is een belangrijke voorwaarde voor de inzet van het BHOS-overheidsinstrumentarium. Dit geldt bijvoorbeeld voor handelsmissies, alsook voor financiële instrumenten zoals de exportkredietverzekering. Een expliciete voorwaarde is dat de OESO-richtlijnen worden onderschreven en nageleefd. Handelsmissies en de verschillende instrumenten kennen allen een IMVO-kader. Het uitgangspunt bij de toepassing van de IMVO-eisen, is dat deze gericht zijn op verbetering en een proportionele toepassing van de voorwaarden. In alle gevallen geldt: als blijkt dat een bedrijf zich niet aan de OESO-richtlijnen houdt of een verbetertraject onvoldoende uitvoert, dan kan dit beëindiging (en terugvordering) van de steun of uitsluiting van een missie tot gevolg hebben.

52

Hoe wordt de follow up van handelsbevorderende activiteiten vormgegeven? Heeft de covid-pandemie hier impact op gehad en zo ja, op welke manier?

Antwoord

In de prioriteitsmarkten zijn handelsbevorderende activiteiten, zoals economische missies, beursbezoeken en (digitale) evenementen, onderdeel van een strategische meerjarige inzet. Opvolging krijgt dus ook vorm binnen die inzet. Daarnaast kan afhankelijk van het type activiteit, opvolging plaatsvinden in de vorm van individuele ondersteuning aan deelnemers. Bijvoorbeeld bij de beantwoording van vragen of het bemiddelen in het zoeken naar lokale partners achteraf. Ook kunnen collectieve opvolgingsactiviteiten worden georganiseerd, zoals een overleg om mogelijkheden voor clustervorming tussen bedrijven te faciliteren om een lokale markt te betreden. Bedrijven hebben ook een eigen verantwoordelijkheid in het opvolgen van handelsbevorderende activiteiten waaraan zij deelnemen en kunnen daarbij gebruik maken van het beschikbare publiek-privaat netwerk. Tijdens de COVID-19-pandemie zijn handelsbevorderende activiteiten in digitale of hybride vorm voortgezet wanneer door COVID-beperkingen het bijvoorbeeld niet mogelijk was om een markt fysiek te bezoeken. De opvolging hiervan gebeurde eveneens digitaal of hybride. Hoewel een virtuele handelsmissie een nuttig middel is om informatie te delen, contacten op te doen en te onderhouden, tonen effectmetingen in 2020 en 2021 dat zij geen volwaardig alternatief zijn voor een echt bezoek aan een markt. Het percentage deelnemers dat verwacht een overeenkomst te sluiten ligt bij virtuele missies 15–25% lager dan bij fysieke missies. De positieve aspecten van digitale handelsbevordering, zoals online evenementen die de effectiviteit van een fysieke missie verhogen, worden behouden.

53

Hoe verklaart u het verschil van € 8.940.000 in de begroting en realisatie voor de subsidie voor Invest International?

Antwoord

Het verschil tussen de begroting en de realisatie voor de subsidie voor Invest International wordt verklaard door het feit dat diverse uitgaven ten laste zijn gebracht van andere budgetten. Dit betreft:

  • Een bijdrage van EUR 2 miljoen aan de opstartkosten van Invest International is overgeheveld aan het Ministerie van Financiën bij de Tweede suppletoire begroting.

  • Een bijdrage van EUR 0,8 miljoen aan de opstartkosten van Invest International is betaald aan RVO en geboekt onder «RVO Uitvoeringskosten».

  • Een bedrag van EUR van 5,4 miljoen voor het programma Development Accelerator is betaald aan Invest International. Dit bedrag is geboekt onder «Programma’s Internationaal Ondernemen Subsidies».

54

Hoe komt het dat de realisatie van uitgaven met betrekking tot de China-strategie op € 0 is uitgekomen?

Antwoord

De opdracht «Uitvoering China notitie» wordt uitgevoerd door de RVO, in opdracht van BZ. De kosten daarvan zijn in inmiddels in de reguliere begrotingsposten voor de RVO opdracht verwerkt. In het verleden werd hier echter een andere begrotingsplaats voor gebruikt. Deze begrotingsplaats is dus niet meer in gebruik, waardoor deze op EUR 0 staat. Om op juiste wijze te kunnen archiveren, kan deze begrotingsplaats pas na een aantal jaar verwijderd worden.

55

Waarom waren banken in 2021 minder bereid om transacties te financieren? Is deze bereidheid inmiddels toegenomen?

Antwoord

Dit beeld heeft zich ook in 2021 voortgezet. Banken zijn terughoudend bij het financieren van «kleinere transacties» in het buitenland. Afhankelijk van de bank kan deze grens liggen bij transacties onder EUR 25 miljoen. Deze ontwikkeling is al langer gaande en hangt samen met toegenomen regelgeving voor banken, waaronder compliance- en administratielasten. Daar kwamen in de afgelopen jaren ook extra financiële risico’s bij samenhangend met de COVID-19-pandemie. Overigens is sprake van publiek-private samenwerking (tussen Invest International en de grootbanken) om financiering van deze transacties samen met het Nederlandse bankwezen te ondersteunen.

56

Kan er uitleg gegeven worden over hoe het ministerie is omgegaan met de «grilliger wordende uitvoeringscontext,» bij beleidsconclusies en hoe dit er in de praktijk uitziet?

Antwoord

Sinds 2014 verslechtert de wereldwijde voedselzekerheidssituatie, met name als gevolg van klimaatopwarming, gewapende conflicten en COVID-19 en, recent, de gevolgen van de Russische oorlog tegen Oekraïne. Voedselzekerheidsprogramma’s spelen hier op in door de weerbaarheid van voedselsystemen, producenten en consumenten, tegen schokken en stressfactoren te vergroten. In de praktijk betekent dit b.v. dat gewaskeuzes moeten worden afgestemd op klimaatscenario’s, dat conflicten over toegang tot land en water moeten worden beheerst, dat de lokale voedselproductie crisisbestendig moet worden gemaakt, dat bij stagnerende markten terugvalopties voor toegang tot voedsel moeten worden ontwikkeld en dat bij stijgende voedselprijzen vangnetten voor de meest kwetsbaren beschikbaar moeten zijn. Dit vergt extra inzet en verhoogt de kosten van resultaatbereik.

57

Kunnen specifieke voorbeelden van programma’s worden gegeven van langjarige, coherente inzet en aansluiting bij lokaal verankerde benaderingen?

Antwoord

Voorbeelden van dergelijke programma’s zijn Pro-ARIDES, een programma geleid door SNV, met een looptijd van 10 jaar, dat lokale boeren en bedrijven in Burkina Faso, Niger en Mali ondersteunt in samenwerking met ngo’s en overheid; en het West Africa Food Systems Resilience Program van de Wereldbank, met een eerste fase van 6 jaar, waarin de regionale organisaties op gebied van economische samenwerking (ECOWAS), landbouw informatievoorziening (CILSS) en onderzoek en innovatie (CORAF) de weerbaarheid van voedselproductiesystemen ondersteunen.

58

Wat is de definitie van kleinschalige voedselproducenten? Zijn ook voedselproducenten van een grotere schaal ondersteund om ondervoede mensen te helpen?

Antwoord

Deze terminologie is ontleend aan de formulering van SDG 2. Er is echter geen algemeen geaccepteerde definitie van kleinschalige voedselproducenten. Vaak wordt bedrijfsoppervlakte als criterium gebruikt, bijvoorbeeld kleiner dan 2 hectare, maar dat houdt geen rekening met de grote verschillen tussen landen. Een andere benadering is om per land de gemiddelde bedrijfsomvang te bepalen en op grond daarvan klein- en grootschalig van elkaar te onderscheiden. Overigens kan in de meeste landen waar de inzet van het kabinet zich op richt, met name Sub Sahara Afrika, bijn2a de gehele voedsellandbouwsector als kleinschalig (kleiner dan 2 hectare) worden aangemerkt. Investeren in deze sector is daar de meest effectieve manier om ondervoede mensen te helpen.

Schaalgrootte is geen criterium voor ondersteuning vanuit het voedselzekerheidsprogramma, wat telt is de impact op het terugdringen van rurale armoede en ondervoeding. Veel activiteiten dragen bij aan publieke goederen die toegankelijk zijn voor alle voedselproducenten, bijvoorbeeld informatiesystemen, wegen of verbeterde zaden.

59

Hoe groot is het aandeel van het promoten en bevorderen van agro-ecologische productieprincipes onder het realiseren van ecologische houdbare voedselsystemen?

Antwoord

Het promoten en bevorderen van de 10 elementen van agro-ecologie, zoals gedefinieerd door de FAO, zijn integraal onderdeel van de uitvoering van het voedselzekerheidsbeleid. Die inzet vormt echter geen afzonderlijk af te bakenen geheel, c.q. is er geen sprake van een binnen de besteding en resultaatmeting te onderscheiden aandeel van agro-ecologische productieprincipes.

60

Onder welke begrotingslijn valt het financieren van participatief landbouwkundig onderzoek met en door kleinschalige boeren?

Antwoord

Het financieren van participatief landbouwkundig onderzoek valt onder artikelonderdeel 2.1 Voedselzekerheid (Kennis – Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid).

61

Kan worden aangegeven hoeveel budget is uitgegeven aan participatief landbouwkundig onderzoek met en door kleinschalige boeren? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In de budgetallocatie of in de verantwoording door partners bestaat geen aparte categorisering van «participatief landbouwkundig onderzoek met en door kleinschalige boeren». Co-creatie met eindgebruikers is wel een algemene beleidslijn bij de ondersteuning van landbouwkundig onderzoek. Naast boeren en boerinnen kunnen dat ook lokale of lokaal actieve maatschappelijke organisaties, bedrijven of overheden zijn. Het leeuwendeel van de financiering van landbouwkundig onderzoek gaat naar de CGIAR (EUR 25 miljoen/jaar) waar het kleinschalige boerenbedrijf de expliciete focus is. Aanvullend loopt er een programma gericht op wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en de CGIAR, beheerd door NWO (ca. EUR 3 miljoen/jaar).

62

Hoe zijn de EUR 18,2 miljoen «nog te verdelen» onder 2.1 Voedselzekerheid verdeeld?

Antwoord

Het ODA-budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van de tegenvallende economische raming ten tijde van de COVID-pandemie nam het ODA-budget in 2020 meerjarig af. Deze meerjarige afname werd bij de BHOS-begroting 2021 op de verschillende beleidsartikelen op het instrument «Nog te verdelen» geboekt. In het geval van artikel 2 werd de afname geboekt op artikelonderdeel 2.1 Voedselzekerheid. Bij de eerste suppletoire begroting 2021 was juist sprake van een positieve macro economische raming, waardoor de afname van EUR 18,2 miljoen op artikelonderdeel 2.1 kon worden teruggedraaid.

63

Hoe komt het dat voor onderdeel «klimaat algemeen» ruim EUR 30 miljoen meer is uitgegeven t.o.v de vastgestelde begroting? Wat valt allemaal onder deze verhoging?

Antwoord

Zoals in het BHOS Jaarverslag 2021 is toegelicht valt de uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 2.3 (Klimaat) ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2.021 EUR 18,2 miljoen hoger uit. Verder zijn vertragingen in enkele programma’s op het onderdeel «hernieuwbare energie» en het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) gecompenseerd door additionele bijdragen onder «klimaat algemeen». Onder deze uitgaven vallen onder meer de bijdrage aan de herkapitalisatie van de Climate Investment Funds (CIFs), het multilaterale klimaatfonds van de gezamenlijke multilaterale ontwikkelingsbanken, extra middelen voor het Least-Developed Countries Fund (LDCF) dat zich richt op klimaatadaptatie in lage-inkomenslanden, een extra bijdrage aan het tegengaan van ontbossing in het Congo bekken door een verhoging van de bestaande financiering aan het Central African Forest Initiative (CAFI) en enkele andere bijdragen aan klimaatgerelateerde bijdragen.

64

Kunt u uiteenzetten hoe de bijdrage van EUR 105 miljoen aan ACT-A is verdeeld over de inzet op de aankoop van vaccins, vaccinatiegereedheid en de versterking van gezondheidssystemen?

Antwoord

De Nederlandse bijdrage van 105 miljoen EUR in 2021 is als volgt opgebouwd:

  • COVAX: 68 miljoen EUR voor de aankoop van vaccins. COVAX zet echter ook fondsen in voor vaccinatiegereedheid.

  • De Global Financing Facility van de Wereldbank: 10 miljoen EUR voor vaccinatiegereedheid en versterking van gezondheidssystemen.

  • Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria: 17 miljoen EUR voor vaccinatiegereedheid en versterking van gezondheidssystemen.

  • Strategic Preparedness and Response Plan van de WHO: 10 miljoen EUR voor vaccinatiegereedheid en versterking van gezondheidssystemen

De Nederlandse bijdragen zijn ongeoormerkt. Bovengenoemde partners kunnen op basis van noden zelf besluiten voor welk doel en aan welk landen de bijdrage wordt besteed. Het is dus niet mogelijk een exacte onderverdeling te maken hoeveel is bijgedragen aan vaccins, vaccinatiegereedheid en versterking van gezondheidssystemen.

65

Kunt u inzichtelijk maken welke uitgaven in het kader van de bestrijding van de Covid-19 pandemie hebben bijgedragen aan het tegengaan van de indirecte effecten van de pandemie op SRGR in Afrika?

Antwoord

Nederland heeft in het kader van de respons op de COVID-19 pandemie 20 miljoen euro extra bijgedragen aan de Global Financing Facility for Women, Children and Adolescents (GFF). GFF maakt deel uit van de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) en combineert de directe respons op COVID-19 met het versterken van primaire gezondheidssystemen en SRGR.

Zo helpt GFF niet alleen bij het verbeteren van de distributie van vaccins, maar ook van andere medische producten en hulpmiddelen zoals anticonceptie. Ook versterkt GFF gezondheidsinformatiesystemen om knelpunten in dienstverlening in kaart te brengen.

66

Hoeveel bedraagt de aangehouden bijdrage in 2021 aan Ethiopië in het Productive Safety Net Program (PSNP) van de Wereldbank? Wordt deze bijdrage nog in 2022 gedaan aangezien het een verplichting is die wordt doorgeschoven naar 2022? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht het kabinet de bijdrage te voldoen en heeft deze doorgeschoven verplichting invloed op andere begrotingslijnen?

Antwoord

De aangehouden bijdrage voor PSNP voor 2021 bedraagt EUR 500.000. Vooralsnog is geen besluit genomen over betaling van de bijdrage aan PSNP. Het betreft hierbij zowel de aangehouden betaling voor 2021, als de bijdrage voor 2022. Bij dit besluit wordt een afweging gemaakt op basis van vooruitgang op een aantal voorwaarden die in EU-verband zijn gemaakt aan de Ethiopische overheid voor continuering van de bijdrage aan Ethiopische overheidsprogramma’s zoals PSNP. Deze voorwaarden betreffen vrije doorgang voor humanitaire hulp, onderhandelingen over een staakt-het-vuren, en verantwoording voor de daders van mensenrechtenschendingen. Afhankelijk van het te nemen besluit zal de bijdrage van EUR 500.000 worden voldaan.

67

Wanneer verwacht u het nieuwe kader van het Fonds Product Development Partnerships naar de Tweede Kamer te kunnen sturen?

Antwoord

Het streven is om het nieuwe kader van het Fonds Product Development Partnerships, PDP IV in de zomer te publiceren.

68

Onder welke begrotingslijn is de extra bijdrage van EUR 105 miljoen aan Access to Covid-19 Tool Accelerator (ACT-A) geboekt? Waarom worden de bijdragen voor Covid-19 niet op een aparte begrotingsregel geboekt?

Antwoord

De bijdrages voor ACT-A zijn geboekt onder subsidies en bijdragen SRGR en hiv/aids onder artikelonderdeel 3.1. Hiermee sluiten we lopende het jaar aan bij de thematische indeling die de begroting kent. Dit is van belang voor het meerjarig kunnen ramen en vergelijken van uitgaven.

69

Hoeveel budget is uitgegeven aan de verbetering van de distributie en toediening van vaccins? Aan welke landen danwel programma’s is dit budget gealloceerd?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 64.

70

Hoeveel budget is uitgegeven aan het versterken van gezondheidssystemen? Aan welke landen danwel programma’s is dit budget gealloceerd?

Antwoord

In de respons op COVID-19 is bijgedragen aan de versterking van gezondheidssystemen via GFF (10 miljoen EUR), Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria (17 miljoen EUR) en de WHO (10 miljoen EUR). Ook uit het reguliere budget voor SRGR wordt bijgedragen aan versterking van gezondheidssystemen onder andere door bijdragen aan multilaterale organisaties, gezondheidsfondsen en landenprogramma’s. Omdat deze bijdragen veelal ongeoormerkt zijn is het niet goed mogelijk aan te geven hoeveel budget precies door de door Nederland gefinancierde organisaties naar het versterken van gezondheidssystemen gaat of in welke landen dit wordt ingezet.

71

Welk percentage van de subsidies zijn besteed aan de kernthema’s?

Antwoord

De subsidies worden 100% besteed aan de kernthema’s van artikel 3 (SRGR en HIV/AIDS, Vrouwenrechten en gendergelijkheid, Versterking maatschappelijk middenveld en Onderwijs).

72

Hoeveel van de middelen van BHOS worden aan de 5 dodelijkste ziekten in ontwikkelingslanden uitgegeven?

Antwoord

De belangrijkste doodsoorzaken in lage inkomenslanden zijn volgens het Institute for Health Metrics and Evaluation (IHME)7 omstandigheden die leiden tot neonatale sterfte, lage luchtweginfecties, hartinfarcten, diarree en malaria.

In totaal investeert het kabinet in 2.022 EUR 529 miljoen in internationale gezondheid. Het kabinet voert geen ziektespecifiek mondiaal gezondheidsbeleid. Door inzet op het versterken van primaire gezondheidssystemen, community engagement en ongeoormerkte bijdragen aan mondiale gezondheidsfondsen en – organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Global Financing Facility for Every Woman Every Child (GFF) en de Global Fund to end Aids, TB and Malaria draagt het kabinet bij aan de capaciteit van ontwikkelingslanden om deze doodsoorzaken tegen te gaan en verspreiding van ziekten te voorkomen.

73

Vaak zijn vrije vakbonden een tegenmacht in niet democratische landen. Ondersteunt BHOS programma's ter ondersteuning van vrije vakbonden in landen als China, Cuba, Venezuela, Rusland en Myanmar?

Antwoord

Nederland ondersteunt het maatschappelijk middenveld, waaronder vrije vakbonden, middels wereldwijde programma’s. Deze zijn ook actief in niet democratische landen, waaronder in een aantal van de genoemde landen.

74

Geeft BHOS ook geld uit om de arbeidsomstandigheden te bevorderen in landen die te welvarend zijn om onderdeel uit te maken van de landenprogramma’s maar waar geen sprake is van het recht van vrije vakbondsvorming?

Antwoord

Nee.

75

Hoe staat het met de uitvoering van het amendement van de leden Ceder en Kuik over de EUR 5 miljoen voor bestrijding van kinderprostitutie (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 14).

Antwoord

Zoals gecommuniceerd in de Kamerbrief van 18 mei 2022 (Kamerstuk 34 952, nr.160) is besloten de directe financiering voor de bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen meerjarig voort te zetten.

Hiertoe wordt een internationale subsidietenderprocedure opgesteld van maximaal EUR 5 miljoen per jaar waarop allianties van maatschappelijke organisaties aanspraak kunnen maken.

Gestreefd wordt het beleidskader in juli 2022 te publiceren. Met deze subsidietender wordt zowel uitvoering gegeven aan de motie van het lid Ceder c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 41) als het amendement van de leden Ceder en Kuik (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 14).

76

Kunt u toelichten waarom er in 2021 een onderbesteding van EUR 62,327 miljoen was voor de uitgaven aan subsidies voor de versterking van het maatschappelijk middenveld?

Antwoord

Deze daling houdt verband met een aantal overhevelingen vanuit artikelonderdeel 3.3. In 2020 heeft er een overheveling plaats gevonden van artikelonderdeel 3.4 (Onderwijs) naar artikelonderdeel 3.3 (Maatschappelijk Middenveld) als gevolg van het niet doorgaan van International Finance Facility for Education (IFFEd) in 2020. Deze overheveling werd in 2021 deels teruggedraaid (EUR 29,5 miljoen).

Daarnaast vond er een overheveling plaats van artikel 3.3 naar artikel 3.1 (SRGR en hiv/aids) ter dekking van een extra bijdrage aan COVAX en voor een bijdrage aan de nieuwe SRGR-partnerschappen (EUR 20 miljoen).

Tot slot heeft een administratieve verschuiving plaatsgevonden binnen artikelonderdeel 3.3 van subsidies voor de versterking van het maatschappelijk middenveld naar opdrachten voor de versterking van het maatschappelijk middenveld (EUR 13 miljoen).

77

Kunt u toelichten waarom er in 2021 een onderbesteding van EUR 5,024 miljoen was voor de bijdragen aan (inter-)nationale organisaties voor de versterking van het maatschappelijk middenveld?

Antwoord

De oorspronkelijke inschatting van de benodigde uitgaven in 2021 voor de bijdragen aan (inter-)nationale organisaties voor de versterking van het maatschappelijk middenveld bleek te hoog. De vrijgekomen middelen zijn elders binnen artikelonderdeel 3.3 (Maatschappelijk Middenveld) ingezet.

78

Kunt u toelichten hoe consultatie plaatsvindt met het maatschappelijke middenveld over de besteding van de Civic Space Fonds middelen en richtlijnen hierover?

Antwoord

Non-gouvernementele organisaties uit het mondiale Zuiden kunnen via ambassades een aanvraag indienen. Het maatschappelijk middenveld wordt in samenwerking met brancheorganisatie Partos en via nieuwsbrieven geïnformeerd hun Zuidelijke partners te attenderen op het Civic Space Fund en de bijbehorende richtlijnen.

79

Hoe wordt bekendheid gegeven aan de beschikbaarheid van de fondsen onder maatschappelijk middenveld organisaties?

Antwoord

Zie beantwoording van vraag 78.

80

Welke bijdrage verwacht u dit jaar te maken bij de zevende replenishment conferentie voor het Global Fund voor de investeringsperiode 2024–2026

Antwoord

Het kabinet is voornemens opnieuw meerjarig bij te dragen aan het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM). Over de hoogte van de Nederlandse bijdrage is nog geen besluit genomen. Nederland zal de nieuwe bijdrage bekend stellen tijdens replenishment conferentie die september 2022 wordt gehouden.

81

Hoeveel geld is er in totaal in 2021 besteed aan COVAX? Hoe zag de spreiding van deze bijdrage er door het jaar heen uit? Kunt u dit uitsplitsen per kwartaal? Hoeveel geld wordt er in 2022 uitgegeven aan COVAX? Kunt u dit ook uitsplitsen per kwartaal?

Antwoord

In 2021 heeft Nederland EUR 68 miljoen bijdragen aan COVAX.

In maart 2021 werd EUR 25 miljoen overgemaakt, in juni 2.021 EUR 40 miljoen en in december 2.021 EUR 3 miljoen.

De Nederlandse bijdrage aan COVAX voor 2022 ter grootte van EUR 20 miljoen is in maart 2022 aan COVAX overgemaakt.

82

Kunt u aangeven welk percentage voor non-compliance wordt gehanteerd in contracten met de Dutch Relief Alliance?

Antwoord

In contracten met de DRA wordt geen percentage voor non-compliance gegeven.

In de huidige versie van het audit protocol van de DRA wordt een variabele materialiteitsgrens gehanteerd van maximaal 3%.

83

Kunt u aangeven welk percentage voor non-compliance wordt gehanteerd in contracten met de strategische partnerschappen?

Antwoord

In de huidige versie van het audit protocol van de strategische partnerschappen wordt een materialiteitsgrens gehanteerd van 2%.

84

Als er een verschil in verantwoordingsvereisten bestaat voor de Dutch Relief Alliance en de strategische partnerschappen, kunt u dan toelichten wat de reden is voor dat verschil?

Antwoord

Het Dutch Relief Alliance audit protocol stamt uit 2017. Dat protocol is verouderd ten opzichte van het gehanteerde protocol bij de strategische partnerschappen. In 2022 wordt i.s.m. met de Dutch Relief Alliance een nieuw audit protocol vastgesteld, waarbij de materialiteitsgrens aangepast zal worden.

85

Welk percentage binnen de begrotingspost humanitaire hulp (artikel 4.1) was voorafgaand niet juridisch verplicht?

Antwoord

Voorafgaand was 21% niet juridisch verplicht. Dit was bestemd voor crisis-specifieke bijdragen humanitaire hulp, voor acute noodhulp en voor bijdragen thematische noodhulp, waaronder aan geestelijke gezondheid en psychosociale hulp (MHPSS).

In het begin van 2021 is de Kamer met de brief over Humanitaire Hulp en diplomatie in 2021(Kamerstuk 34 952, nr. 128) over de voorziene aanwending in 2021 geïnformeerd.

86

Hoeveel van het totale humanitaire (nood)hulp budget (artikel 4.1) is in de loop van het begrotingsjaar ingevuld, en welk aandeel was aan het begin van het begrotingsjaar al toegezegd?

Antwoord

In de loop van 2021 is ingevuld:

  • Het bij aanvang van het begrotingsjaar niet juridisch verplichte deel van het budget van ca 21%, over de invulling waarvan de Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 34 952, nr. 128 van 19 februari 2021. Gezien het publieke karakter van de brief kan dit als toegezegd worden beschouwd;

  • Ophoging van de begroting. In 2021 is met de 2e suppletoire begroting het humanitaire (nood)hulp budget met EUR 46 miljoen verhoogd. Bij de ophoging is de invulling toegelicht (CERF, CBPF Sahel, Afghanistan, DRA, bosbranden Albanië). Bij slotwet is het humanitair budget met ca. EUR 11 miljoen verhoogd, waarvan de invulling via de decemberbrief is toegelicht (CERF, UNRWA).

87

Hoeveel heeft Nederland over 2021 bijgedragen aan het OCHA Donor Support Group (ODSG) programma?

Antwoord

De OCHA Donor Support Group (ODSG) is een informele groep van de belangrijkste donoren van noodhulpcoördinator OCHA; het gaat dus niet om een programma waaraan Nederland financieel heeft bijgedragen. OCHA heeft geen executive board of soortgelijke bestuursstructuur voor verantwoording aan lidstaten, omdat OCHA onderdeel is van het VN-secretariaat. In plaats daarvan fungeert de ODSG als hét platform voor donoren om OCHA advies en richting te geven bij beleids-, management- en financiële vraagstukken.

Aan OCHA zelf heeft Nederland in 2021 overigens EUR 7 miljoen bijgedragen om noodhulpcoördinatie mogelijk te maken. Daarnaast droeg Nederland bij aan door OCHA beheerde humanitaire fondsen: EUR 81,5 miljoen aan het Central Emergency Response Fund (CERF), een noodhulpfonds met wereldwijde reikwijdte, en EUR 77 miljoen aan acht landenspecifieke fondsen. Meer informatie over OCHA, inclusief de Nederlandse appreciatie van de organisatie, is te vinden in de Scorekaart OCHA 2021 van november jl. (Kamerstuk 2021D43344).

88

Hoeveel heeft Nederland toegezegd aan het OCHA Donor Support Group (ODSG) programma? En hoeveel heeft Nederland hiervan over 2021 daadwerkelijk gerealiseerd?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 87.

89

Waarom is het budget van artikel 4.1 (noodhulp) met EUR 56 mln. hoger uitgevallen?

Antwoord

De belangrijkste mutaties zijn in de tweede suppletoire begroting (stijging met EUR 46 miljoen) benoemd. Dit betrof enerzijds een miljoenennotamutatie in verband met hogere bijdragen aan het Centraal VN-fonds voor humanitaire hulp (CERF), het CBPF Sahel en aan de Dutch Relief Allience (DRA) en anderzijds een verhoging van het budget in verband met niet meer inzetbare gedelegeerde middelen van post Kaboel ten behoeve van de humanitaire appeals voor Afghanistan en regio. Ook werd het budget voor humanitaire hulp non-ODA verhoogd voor de bestrijding van bosbranden in Albanië. In de decemberbrief is vervolgens een hogere realisatie aangekondigd (per saldo een stijging met EUR 11 miljoen) voornamelijk vanwege extra bijdragen aan CERF en UNRWA, tegenover een lagere dan eerder verwachte realisatie op humanitaire hulp non-ODA voor de bestrijding van de bosbranden in Albanië.

90

Waaruit bestaat het verschil van de EUR 56,343 miljoen aan uitgaven humanitaire hulp en de EUR 58,918 miljoen genoemd in het jaarverslag HGIS (blz. 34)? Zijn er ODA uitgaven aan humanitaire hulp die worden gedaan buiten de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Zo ja, welke? Welk deel van de 56,343 miljoen is ODA en welk deel is non-ODA?

Antwoord

Het vertrekpunt voor de berekening van de verschillen in het HGIS-jaarverslag is de ontwerpbegroting BHOS 2021. Het vertrekpunt voor de berekening van de verschillen in het BHOS jaarverslag 2021 is de vastgestelde BHOS begroting 2021. Het verschil is toe te schrijven aan de verwerking van het amendement (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 11) van het lid Bouali c.s. over opvang en bescherming in de regio ten bedrage van EUR 5 miljoen. Dit amendement is wel verwerkt in de stand van de vastgestelde BHOS begroting.

Het restant van het verschil is te verklaren doordat het genoemde bedrag van EUR 58,918 miljoen uit het HGIS jaarverslag de ODA-mutatie betreft, terwijl het genoemde verschil van EUR 56,343 uit het BHOS jaarverslag de som van de ODA en non-ODA mutatie is. Het non-ODA deel van de mutatie van EUR 56,343 miljoen bedraagt EUR 2,425 miljoen.

Dit leidt tot de volgende rekensom: Mutatie BHOS jaarverslag ODA en non-ODA ad EUR 56,343 miljoen minus het non-ODA deel ad EUR 2,425 miljoen komt uit op EUR 53,918 miljoen ODA-deel. Dit bedrag vermeerderd met het amendement van het lid Bouali c.s. ad EUR 5 miljoen komt uit op de EUR 58,918 miljoen ODA mutatie uit het jaarverslag HGIS.

91

Kunt u een overzicht geven van de mutaties van de afgelopen 5 jaar die plaats hebben gevonden in de budgetregel 4.1 «humanitaire hulp»?

Antwoord

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mutaties die de afgelopen 5 jaar hebben plaats gevonden in de budgetregel 4.1 «humanitaire hulp»:

bedragen x EUR 1.000

2017

2018

2019

2020

2021

Stand Ontwerpwet

220.017

205.191

370.017

370.017

370.017

Amendementen etc.

0

140.000

10.000

0

5.000

Stand vastgestelde begroting

220.017

345.191

380.017

370.017

375.017

Mutatie eerste suppl.

174

17.000

0

43.300

0

Stand eerste suppl.

220.191

362.191

380.017

413.317

375.017

Mutatie tweede suppl.

26.000

14.100

10.600

52.165

45.500

Stand tweede suppl.

246.191

376.291

390.617

465.482

420.517

Stand realisatie

261.906

377.391

386.951

470.807

431.360

De toelichtingen op de mutaties zijn terug te vinden in de bijbehorende begrotingsstukken van de betreffende jaren, te weten de ontwerpbegroting, de eerste suppletoire begroting, de tweede suppletoire begroting en het jaarverslag.

92

Kan een overzicht worden gegeven welke noodhulpprogramma’s met bijbehorende bedragen zijn verhoogd met EUR 46,744 miljoen?

Antwoord

Zie beantwoording van de vragen 86 en 89.

93

Kan een uitsplitsing worden gegeven van noodhulpprogramma’s met bijbehorende bedragen van het totaal van EUR 246,744 miljoen?

Antwoord

De uitsplitsing voor programma’s > EUR 2 mln is als volgt:

Omschrijving activiteit

Betaald in 2021 (EUR)

UNOCHA_CERF

81.500.000

Bijdrage ICRC

40.000.000

CBPF Hum Fund Afghanistan

20.000.000

UNICEF unearmarked fund human prog

17.000.000

CBPF Hum Funds Syrie

13.000.000

CBPF Hum Funds Jemen

12.000.000

CBPF Hum Fund Zuid Soedan

8.000.000

CBPF Hum Fund Somalia

7.000.000

Voluntary contribution OCHA

7.000.000

CBPF Hum Fund DRC

6.000.000

CBPF Hum Fund Soedan

6.000.000

CBPF Hum Funds Sahel (Burkina Faso)

5.000.000

Add.Contr.UNRWA upd.Gaza&W.Bank Appeal21

4.000.000

Contribut Regional Response Plan Afghanistan

3.479.412

Add. Contrib. to ICRC Tigray Resp. 2021

2.800.000

Minimum Services Package Mental Health

2.750.112

OCHA Data Centre, Phase 2

2.659.888

Education Cannot Wait

2.000.000

Activiteiten (12) < 2.000.000

6.555.031

Totaal

246.744.442

94

Kunt u een overzicht geven van de ODA financiering per land waar Nederland een OS-relatie mee heeft, waarin een uitsplitsing wordt gemaakt tussen humanitaire en niet-humanitaire financiering?

Antwoord

Onderstaande tabel toont alle landen met meer dan EUR 5 miljoen ODA-uitgaven uit de BHOS begroting in 2021, gefinancierd uit de humanitaire of overige budgetten. Het gaat hierbij om de door BZ naar land geoormerkte uitgaven en de raming van de land specifieke uitgaven via intermediaire organisaties zoals multilaterale organisaties en internationale ngo’s. Alle bedragen zijn in Euro’s.

 

Humanitair

Niet humanitair

Totaal

Afghanistan

23.878.395

10.241.786

34.120.181

Bangladesh

253.688

42.519.716

42.773.403

Benin

 

43.065.113

43.065.113

Bolivia

 

5.993.184

5.993.184

Brazilië

 

5.225.656

5.225.656

Burkina Faso

5.100.000

47.496.539

52.596.539

Burundi

 

38.413.940

38.413.940

Centraal-Afrikaanse Republiek

4.090.163

3.216.976

7.307.139

Colombia

 

11.466.495

11.466.495

Democratische Republiek Congo

11.623.361

15.187.963

26.811.324

Egypte

 

25.415.639

25.415.639

Ethiopië

2.800.000

104.472.448

107.272.448

Filipijnen

 

6.607.391

6.607.391

Ghana

 

25.320.055

25.320.055

India

 

10.421.312

10.421.312

Indonesië

 

26.686.332

26.686.332

Irak

398.983

35.179.602

35.578.585

Ivoorkust

 

13.054.219

13.054.219

Jemen

17.817.168

26.589.361

44.406.528

Jordanië

4.388.983

40.663.593

45.052.576

Kenia

684.000

63.814.593

64.498.593

Libanon

3.566.113

52.996.363

56.562.475

Liberia

 

5.309.656

5.309.656

Mali

398.983

72.916.634

73.315.617

Mozambique

 

50.250.688

50.250.688

Myanmar

 

7.671.782

7.671.782

Nepal

 

8.299.881

8.299.881

Niger

 

42.640.704

42.640.704

Nigeria

4.910.014

37.719.354

42.629.368

Oeganda

 

85.853.810

85.853.810

Palestijnse Gebieden

14.830.000

33.398.834

48.228.834

Rwanda

 

30.145.252

30.145.252

Senegal

 

8.487.001

8.487.001

Soedan

9.887.943

20.051.198

29.939.141

Somalië

11.637.903

24.207.081

35.844.984

Syrië

20.264.448

2.294.730

22.559.178

Tanzania

 

24.735.197

24.735.197

Tunesië

 

20.174.147

20.174.147

Vietnam

 

15.139.329

15.139.329

Zambia

 

9.232.100

9.232.100

Zuid Afrika

684.000

8.875.082

9.559.082

Zuid-Soedan

13.448.667

36.245.906

49.694.573

Totaal

150.662.811

1.197.696.640

1.348.359.451

95

Welke non-ODA noodhulpprogramma’s liepen in 2021? Welke non-ODA noodhulpprogramma’s zijn gerealiseerd zonder dat deze waren begroot?

Antwoord

Het non-ODA budget werd gebruikt voor ondersteuning van de humanitaire respons door UNICEF, het Nederlandse Rode Kruis en Stichting Vluchteling op de Griekse eilanden (EUR 1 miljoen), waaronder mentale en psychosociale hulpverlening, en de inzet van het Ministerie van Defensie bij de bestrijding van bosbranden in Albanië (EUR 2,4 miljoen). De inzet van het Ministerie van Defensie bij het blussen van branden in Albanië was vooraf niet begroot.

96

Kan er een overzicht worden gegeven van gerealiseerde noodhulpprogramma’s van 2020 en 2021? Op welke noodhulpprogramma’s is in het jaar 2021 minder gedaan en op welke noodhulpprogramma’s meer?

Antwoord

Onderscheiden naar bijdragen en subsidies zijn de volgende overzichten te geven. De kleinere bijdragen en subsidies (< EUR 2 miljoen per jaar) zijn niet nader gespecificeerd om het overzicht hanteerbaar te houden.

Noodhulpprogramma’s bijdragen met uitgaven > EUR 2 mln. in 2020 of 2021:

Omschrijving activiteit

2020 (EUR)

2021 (EUR)

UNOCHA_CERF

87.000.000

81.500.000

Bijdrage ICRC

50.000.000

40.000.000

CBPF Hum Fund Afghanistan

4.000.000

20.000.000

UNICEF_unearmarked fund human prog

17.000.000

17.000.000

CBPF Hum Funds Syrië

14.800.000

13.000.000

CBPF Hum Funds Jemen

13.100.000

12.000.000

CBPF Hum Fund Zuid Soedan

10.100.000

8.000.000

CBPF Hum Fund Somalië

5.600.000

7.000.000

Voluntary contribution OCHA

7.000.000

7.000.000

WHO – Contingency Fund for Emergencies

13.547.059

994.118

CBPF Hum Fund DRC

9.200.000

6.000.000

CBPF Hum Fund Soedan

4.000.000

6.000.000

CBPF Hum Funds Sahel (Burkina Faso)

5.000.000

CBPF Hum Funds Nigeria

4.500.000

0

Add.Contr.UNRWA upd.Gaza &W.Bank Appeal21

4.000.000

Contribut Regional Response Plan Afghanistan

3.479.412

Add. Contrib. to ICRC Tigray Resp. 2021

2.800.000

Minimum Services Package Mental Health

1.857.431

2.750.112

OCHA Data Centre, Phase 2

1.121.400

2.659.888

Education Cannot Wait

9.000.000

2.000.000

UNHCR_Regional Appeal Venezuela Crisis

2.000.000

0

Activiteiten met jaarlijkse bijdragen < 2.000.000

7.824.000

5.560.913

261.649.890

246.744.442

Noodhulpprogramma’s subsidies met uitgaven > EUR 2 mln. in 2020 of 2021

Omschrijving activiteit

2020 (EUR)

2021(EUR)

DRA Acute Block Allocatie

22.500.000

18.000.000

NRK Blokallocatie

23.000.000

13.000.000

DRA Joint Response Jemen

6.886.662

5.690.324

DRA Zuid-Soedan

7.186.713

5.429.667

DRA DRC JR

6.149.306

5.375.673

DRA Joint Response Nigeria

4.858.137

4.910.014

DRA JR Somalië

5.459.401

4.644.903

Humanitarian Innovation Fund

811.390

4.424.000

Core START Network

3.867.270

4.224.992

DRA Joint Response Centraal Afrikaanse Rep.

5.709.345

4.090.163

DRA Joint Response Sudan

3.087.142

3.893.943

DRA Joint Response Syrië

5.597.577

3.893.083

Humanitarian Grand Challenge

3.012.425

Dutch Innovation Funds (DRA)

2.850.000

2.850.000

NRK Response Preparedness II

3.000.000

2.172.486

Activiteiten met jaarlijkse subsidie < EUR 2 mln.

11.298.527

7.562.126

 

112.261.470

93.173.798

97

Kan er een overzicht worden gegeven van alle programma’s met bijbehorende bedragen die in Somalië lopen?

Antwoord

Onderstaande tabel toont alle op dit moment lopende programma’s in Somalië die uit de BHOS begroting worden gefinancierd. Alle bedragen zijn cumulatief in Euro’s tot en met eind 2021.

Activiteit naam

Verplichtingen

Uitgaven

ARC_SOMALIE CONFLICT DYNAMICS

6.750.000

6.412.500

ARC_SOMALIE SAFERWORLD

7.917.682

7.517.682

Somalia Stability Fund – Phase II

10.500.000

10.500.000

UNODC MPCC

1.500.000

1.500.000

UN Joint Justice Programme Somalia

7.951.500

7.951.500

SDF II

12.447.837

11.317.969

ADR Somalia

1.499.977

1.329.986

DRA JR Somalie 2019–2021

15.741.055

15.332.737

Security and Justice Policy Support Fund

211.060

169.163

4–2562_DRA JR_Somalia_Add Covid-19

1.000.000

1.000.000

NAI – Integrity Icon Somaliland

844.011

227.797

NAI – Skills & Jobs Policy Support Fund

145.917

91.282

NAI – Miisaan Transitional Justice

6.448.006

1.515.448

NAI – UN JPLG Phase III

7.268.250

6.350.250

NAI Improv Social Contract through DRM

8.499.170

2.540.587

NAI Access Justice Somalia / Somaliland

8.500.000

1.900.200

NAI – CYWEE

235.005

211.949

NAI – Somali Agripreneurship Project

241.065

111.228

NAI – YEEL

142.818

128.796

NAI Skills and Jobs off the Tarmac

155.193

139.956

NAI Guriga Oranje Kick Starter & Dig.Pla

150.450

0

Totaal

98.148.995

76.249.029

98

Kan er een overzicht worden gegeven van alle programma’s met bijbehorende bedragen die in Jemen lopen?

Antwoord

Onderstaande tabel toont alle op dit moment lopende programma’s in Jemen die uit de BHOS begroting worden gefinancierd. Alle bedragen zijn cumulatief in Euro’s tot en met eind 2021.

Activiteit naam

Verplichtingen

Uitgaven

Project in Yemen

1.336.094

1.271.014

DRA Joint Response Jemen – 2018–2021

22.140.418

21.572.708

SRHR for Women and Adolescents in Yemen

3.162.635

3.004.502

Psychological and Social Response

1.437.962

1.366.064

Enhance Capacity Female Police Yemen

2.214.205

2.103.494

Enhanced Security and Protection

1.471.363

1.471.363

Rethinking Yemen Economy Towards Sustain

594.144

565.000

Mine Action Support to Yemen III

2.527.537

2.527.537

SAA WPS II

1.020.681

776.696

Yemen Peace Forum

852.232

650.078

SAA Expanding Albaidha City and Suburbs

2.975.000

1.190.000

SAA 2nd phase, My Safety, Our Future

2.418.148

2.418.148

SAA Yemen – Expanded Peace PHASE III

1.997.156

1.480.531

SAA Strengthening Community Safety Yemen

150.000

111.200

DRA joint Response Yemen COVID-19

1.000.000

1.000.000

SAA Family Planning&Reproductive Health

15.500.060

4.410.248

SAA SI (R-WaSH)

3.012.896

1.692.123

SAA Reprod Health Commodity Secur Ph VI

6.018.582

5.159.875

COVID-19: Contr to the Humanitarian Fund

4.600.000

4.600.000

WPS – Yemen

4.737.075

2.296.503

SAA Yamaan voucher program (Phase IV)

10.000.000

1.985.910

Project in Yemen

4.018.934

800.000

Sana’a Basin Project Phase II, Yemen

4.282.250

1.732.250

SAA Promoting Incl Access Justice Yemen

7.633.555

2.779.216

Project in Yemen

2.202.954

408.007

SAA Mine Action Support to Yemen

6.366.750

1.394.250

Project in Yemen

483.136

458.979

SAA Partnerships (Sharakat)

376.740

80.907

Totaal

114.530.507

69.306.604

NB: activiteiten met de naam «Project in Yemen» zijn om veiligheidsredenen geanonimiseerd.

99

Maken Rusland en China ook deel uit van de Club van Rome om mee te werken aan schuldenverlichting voor landen die daarvoor in aanmerking komen?

Antwoord

De Club van Parijs, en niet de Club van Rome, houdt zich bezig met schuldverlichting.

Rusland is sinds 1997 lid van de Club van Parijs. De Club van Parijs is een informeel gremium en eventuele opschorting van lidmaatschap kan alleen plaatsvinden op basis van consensus onder de leden, die er momenteel niet is.

China is ad hoc lid van de Club van Parijs. Dit betekent dat er informatie uitgewisseld wordt met China, maar dat China niet betrokken is bij besluitvorming omtrent schuldverlichting.

100

Hoe wordt voorkomen dat Nederland meewerkt aan een programma om mee te werken aan schuldenverlichting, terwijl bijvoorbeeld dat land enorme leningen heeft uitstaan bij Chinese en Russische financiers, die daar niet aan meewerken?

Antwoord

Om te komen tot structurele oplossingen voor de schuldenproblematiek is door de G20 en de Club van Parijs in november 2020 het Common Framework for Debt Treatments beyond the DSSI opgericht. Het Common Framework is een belangrijke stap in de multilaterale samenwerking op het gebied van schuldkwetsbaarheden en biedt een kader voor internationale crediteurencoördinatie voor overeenstemming over schuldherstructureringen. Nederland neemt deel aan het Common Framework en de afspraken die daaruit voortvloeien.

Het raamwerk van het Common Framework kent uitdagingen, met name ten aanzien van het tempo waarmee momenteel schuldherstructureringen worden behandeld. Omdat het raamwerk nieuw is duurt implementatie langer dan ideaal is, onder andere omdat bijvoorbeeld landen als China lang bezig zijn met interne goedkeuring. Nederland maakt zich hier zorgen over en maakt zich internationaal hard om de implementatie te verbeteren met de invoering van tijdslijnen en betere betrokkenheid van de debiteur. Over deze maatregelen is helaas nog geen consensus bereikt.

Nederland zet er in de Club van Parijs op in dat alle officiële en private crediteuren bijdragen aan oplossingen voor de schuldenproblematiek. Het «comparability of treatment» principe is daarbij leidend voor de schuldbehandeling onder het Common Framework. Dit betekent dat bij een herstructurering of consolidatie van een schuld, alle officiële crediteuren, dus ook China en Rusland, een vergelijkbare inzet leveren. Daarbij is het van belang dat transparantie over openstaande schulden door crediteuren en debiteuren zo groot mogelijk is. Op dit moment vindt behandeling van schulden onder het Common Framework plaats voor Tsjaad, Ethiopië en Zambia.

101

De landen met de grootste onderuitputting zijn beschreven. Wat zijn de landen (en met welk) bedrag in de landenprogramma’s met de grootste overschrijdingen?

Antwoord

De programma’s met de grootste overschrijdingen zijn Tunesië met een bedrag van EUR 3.082.583 en het regionale programma voor de Grote Meren met EUR 364.825.

102

Kan de financiële bijdrage van Nederland aan ACT-A worden uitgesplitst in de jaren 2020 tot en met 2022? Hoeveel verwacht Nederland nog extra bij te dragen in 2022?

Antwoord

Overzicht Nederlandse steun aan ACT-A voor 2020, 2021 en 2022:

Bedrag x miljoen EUR

2020

2021

2022

Totaal/partner

COVAX

5

68

20

93

GFF

10

10

20

40

GFATM

17

10

27

WHO, SRPR

 

10

20

30

FIND

5

0

0

5

CEPI, non-oda begroting VWS

50

0

0

50

Totaal ACT-A

70

105

70

245

De totale Nederlandse bijdrage aan ACT-A 2020–2022 bedraagt EUR 245 miljoen. De in het coalitieakkoord voorziene extra bijdrage aan ACT-A wordt nader toegelicht in de voorjaarsnota.

103

Waar is de EUR 69,220 miljoen van het verdeelartikel 5.4 naartoe gegaan? Kan de rekensom worden gegeven hoe tot EUR 69,220 miljoen is gekomen?

Antwoord

Om de stabiliteit van de algehele BHOS-begroting te versterken worden aanpassingen naar aanleiding van bijgestelde BNI-ramingen en ODA-toerekeningen op het verdeelartikel 5.4 opgevangen. Dit verdeelartikel wordt zoals gebruikelijk aan het eind van het begrotingsjaar tot nul teruggebracht. De mutaties van EUR 69,2 miljoen betreft de volgende som van mutaties:

Mutaties verdeelartikel 5.4

(bedrag x EUR 1 miljoen)

   

Stand verdeel 5.4

Mutaties

 

Toelichting

Begroting 2021

 

69,2

 
 

Mutaties eerste suppletoire begroting

– 67,4

Enerzijds was er sprake van een verhoging verdeelartikel door CEP 2021 raming (EUR 50 miljoen) en meevaller door de verlaging van de asieltoerekening (EUR 199 miljoen). Met deze verhoging is de in 2020 doorgevoerde kasschuif op ODA teruggedraaid en de oplopende buffercapaciteit op artikel 5.4 herstelt. Daarbij is ook EUR 72 miljoen overgeheveld naar beleidsartikel 3.1 (EUR 52 miljoen) en 5.1 (EUR 20 miljoen) voor bestrijding COVID-19.

Stand VJN 2021

 

1,8

 
 

Mutaties tweede suppletoire begroting

– 1,5

Per saldo neemt de stand van het verdeelartikel 5.4 af. De belangrijkste oorzaak is een tegenvaller van de ODA-toerekening van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen (EUR – 38,2 miljoen). Hiertegenover staat een overheveling vanuit artikel 5.2 vanwege de Verdragsmiddelen voor Suriname (EUR 16,5 miljoen) en een meevaller naar aanleiding van macro economische ramingen (EUR 17,7 miljoen). Ten slotte vloeit er een beperkt bedrag terug vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken vanwege onderbesteding op ODA-programma's.

Stand NJN 2021

 

0,3

 

Realisatie

 

0

 

104

Hoe komt het dat voor onderdeel «schuldverlichting» ruim EUR 8,5 miljoen meer is uitgegeven t.o.v de vastgestelde begroting? Wat valt allemaal onder deze verhoging?

Antwoord

Deze verhoging is, zoals gemeld in de Decemberbrief en in het BHOS-Jaarverslag op blz. 70, een vooruitbetaling op de schuldverlichting aan African Development Bank voor 2022.

105

Waar is de 308 miljoen van het verdeelartikel 5.4 naartoe gegaan? Hoe zit het dan met de buffercapaciteit?

Antwoord

Ten tijde van de tweede suppletoire begroting 2021 was de stand van het verdeelartikel 5.4 EUR 308.000 voor 2021 (dus niet EUR 308 miljoen). Deze stand is zoals gebruikelijk aan het eind van het jaar teruggebracht tot nul. Dit heeft geen gevolgen voor de buffercapaciteit van het verdeelartikel.

(Zie ook de beantwoording vraag 103.)

106

Kan het zijn dat de vermoedens van malversaties in 2019 en 2020 met 74 meldingen te laag is doordat per 2021 de registratiemethodiek is aangepast en er nu meer zicht op fraude en corruptie is?

Antwoord

Bij de eerdere registratiemethodiek werden vermoedens binnen één programma van dezelfde organisatie geclusterd en zodoende geregistreerd onder één meldingsnummer. De verdere afhandeling van deze vermoedens geschiedde echter wel op individuele basis en was zodoende gelijk aan de huidige werkwijze. De registratiemethodiek is daarmee niet van invloed op het zicht op fraude en corruptie.

107

Wanneer zullen de nog 14 openstaande integriteitsmeldingen uit 2021 afgerond worden?

Antwoord

Het betreft integriteitsmeldingen bij partnerorganisaties. Een partnerorganisatie is zelf verantwoordelijk voor de opvolging van meldingen en het informeren hieromtrent. Het Ministerie kan daarom geen uitspraak doen over wanneer openstaande meldingen afgerond worden. De duur van afronding hangt onder andere af van de aard van de melding, uitvoeren van onderzoek kan tijd in beslag nemen. Het Ministerie ziet wel toe op tijdige en adequate opvolging. Sinds publicatie van het BHOS-Jaarverslag 2021 zijn twee van de veertien openstaande meldingen nog afgerond.

108

Op p.92 zijn er 111 vermoedens van malversaties in 2021, terwijl het op p.73 116 zijn. Wat is het juiste aantal?

Antwoord

Het totaal aantal vermoedens van malversaties in 2021 is 116. Daarvan hebben 111 betrekking op ODA-middelen en vijf op non-ODA-middelen.

109

Wanneer zijn de 12 gemelde ODA malversaties uit de periode 2017–2019 die in onderzoek zijn afgerond? Zijn er nog gemelde malversaties van voor 2017 in onderzoek?

Antwoord

Het valt niet op voorhand te zeggen wanneer een onderzoek zal worden afgerond. Het Ministerie zet in op adequate en tijdige afhandeling van vermoedens van malversaties en monitort alle zaken om dit te borgen. Tegelijkertijd dient aangetekend te worden dat meerdere factoren van invloed kunnen zijn op de duur van een onderzoek. Hierbij valt te denken aan een onveilige context waarin dit soort onderzoeken (deels) moeten worden uitgevoerd en de complexiteit van een fraudezaak. Ook de reisbeperkingen veroorzaakt door COVID-19 kunnen op de duur van een onderzoek van invloed zijn geweest.

Er zijn geen gemelde malversaties van voor 2017 in onderzoek.

110

Waarom heeft het kabinet geen nieuwe tussenmeting van het onderschrijven van de OESO-richtlijnen door grote bedrijven in Nederland laten uitvoeren, zoals aangekondigd in 2020?

Antwoord

De opname van IMVO-wetgeving in de doordachte mix van maatregelen om IMVO te bevorderen is mede gebaseerd op de meting van 2019. Daaruit bleek dat 35 procent van de grote bedrijven met een internationale waardeketen de OESO-richtlijnen onderschreef. De uitsluitend vrijwillige benadering bleek onvoldoende effectief. In het coalitieakkoord is opgenomen dat Nederland in de EU de internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen wetgeving bevordert en nationale IMVO-wetgeving invoert in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving.

Het besluit om (nationale) IMVO-wetgeving voor te bereiden leidde tot de vraag of een nieuwe tussenmeting op deze vrijwillige onderschrijving door bedrijven nog doelmatig is. De aanbesteding voor een nieuwe tussenmeting is gepauzeerd in afwachting van een besluit hierover.

111

Waarom overweegt het kabinet de begrotingsindicator en doelstelling dat 90 procent van de grote bedrijven in 2023 de OESO-richtlijnen onderschrijft niet meer te meten?

Antwoord

Zie beantwoording vraag 110.

112

Hoeveel heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken tussen 2018 en 2021 uitgegeven aan externe onderzoeken en consultancy-opdrachten in het kader van de voorbereidingen op IMVO-wetgeving, waaronder het project «IMVO-maatregelen in perspectief» en de bouwstenen voor IMVO-wetgeving?

Antwoord

Hieronder staat een overzicht van de middelen die zijn besteed aan externe onderzoeken en consultancy-opdrachten in het kader van het project «IMVO-maatregelen in perspectief»8, dat het IMVO-beleid in den brede evalueerde en resulteerde in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor IMVO»9. Daarin is wetgeving opgenomen als kernelement van een doordachte mix van verplichtende en vrijwillige IMVO-beleidsmaatregelen. In voorbereiding op de bouwstenen zijn geen externe kosten gemaakt.

Onderzoek / opdracht

Kosten

Organisatie van consultaties en bijeenkomsten ten behoeve van de herziening van het IMVO-beleid

128.662,64

Onderzoeksrapport «Opties voor afdwingbare IMVO-instrumenten»

57.959,00

Onderzoeksrapport «Dwingende en vrijwillige maatregelen»

39.809,00

Onderzoeksrapport «IMVO-maatregelen in bedrijfsperspectief»

29.669,20

Rapport «Gepaste zorgvuldigheid en monitoring»

39.542,80

Onderzoeksrapport «IMVO-maatregelen in markttransformatieperspectief»

54.450,00

Evaluatie IMVO-convenanten

298.131,90

Monitoringsproject onderschrijving OESO-richtlijnen en UNGPs

60.499,00

Totaal

708,716.54

113

Hoeveel heeft de campagne startmetoesorichtlijnen.nl gekost?

Antwoord

Voor de uitvoering van de campagne 90-procentdoelstelling is een extern communicatiebureau ingehuurd voor een bedrag van EUR 109.208,55.