Vastgesteld 15 juni 2022
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 18 mei 2022 over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 36 100 XVII, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Wuite
De griffier van de commissie, Meijers
1
Wat zijn gevolgen van de fors lagere verplichtingen in 2021 ten opzichte van 2019 en 2020 voor de beleidsartikelen 3 en 5? Is er voor 2021 en 2022 minder financiële ruimte door de aangegane verplichtingen in 2019 en 2020?
Antwoord
Voor artikel 3 waren de verplichtingen in 2020 eenmalig hoger. Het totaal van aangegane verplichtingen in 2021 is vergelijkbaar met die in 2019. De piek in 2020 komt doordat voor EUR 1,2 miljard verplichtingen werden aangegaan voor de subsidiekaders voor Versterking Maatschappelijk Middenveld (Power of Voices, Power of Women, Women, Peace and Security en het SRGR-Partnerschap fonds). Deze subsidies hebben een looptijd t/m 2025. Mede als gevolg van het aangaan van de verplichtingen voor Versterking Maatschappelijk Middenveld in 2020 is de ruimte voor nieuwe verplichtingen voor artikelen 3.2 en 3.3 in 2022 nihil. Voor artikel 3.1 en 3.4 is er nog wel ruimte voor nieuwe verplichtingen in 2022.
De lagere verplichtingen in 2021 op artikel 5 zijn het gevolg van het tijdelijk aanhouden van de meerjarige verplichtingen voor de Algemene Vrijwillige Bijdrage aan de VN-organisaties vanwege de demissionaire status van het kabinet. Het aangaan van de meerjarige verplichting is verschoven naar 2022 zodat een nieuw kabinet daarover kon beslissen. Dit heeft dus geen directe gevolgen voor de financiële ruimte in dat jaar.
2
Hoe komt het dat het ODA-percentage in 2021 op 0,52% is uitgekomen?
Antwoord
Het ODA-percentage van 0,52% in 2021 ligt 0,01% lager dan geraamd (HGIS-nota 2022). Dit komt hoofdzakelijk door de hoger dan verwachte stijging van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI).
3
Kunt u nader toelichten hoe het komt dat de tolerantiegrens voor fouten op artikel 3 is overschreden? Wat is er gebeurd rond de betaling die heeft plaatsgevonden voordat de vereiste rapportages waren ontvangen?
Antwoord
De overschrijding wordt veroorzaakt door één rechtmatigheidsfout à EUR 380.757.
Op verzoek van de contractpartij is de afspraak omtrent de slotbetaling gewijzigd. Dit is vastgelegd in de overeenkomst. Er ontbreekt echter een interne onderbouwing om af te mogen wijken van de oorspronkelijke overeenkomst. Hiermee is de betaling van de slotbetaling toch aangemerkt als onrechtmatig.
Deze incidentele fout blijkt uit een statistische steekproef, waarna de daadwerkelijk geconstateerde fout (EUR 380.757) middels een extrapolatie wordt vertaald naar de gehele massa. Als gevolg van deze systematiek kunnen relatief kleine fouten en onzekerheden resulteren in grote geschatte fouten (EUR 20.090.000) in de rechtmatigheidstabel. Hoewel de meest waarschijnlijke fout (zoals opgenomen) de rapporteringstolerantie niet overschrijdt, worden deze wel conform de Rijksbegrotingsvoorschriften gerapporteerd daar de maximale fout de rapporteringstolerantie wel overschrijdt.
4
Wanneer gaat u concrete afspraken maken met Invest International over de tijdigheid van de jaarrapportage en de controle daarvan?
Antwoord
In aanvulling op de Raamovereenkomst tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Invest International moeten nadere overeenkomsten tussen het Ministerie en Invest International worden opgesteld. Het overleg hierover is nog gaande.
Voor wat betreft de afspraken over de tijdigheid van de jaarrapportage en de controle daarop is de verwachting dat deze binnen enkele maanden kunnen worden vastgelegd in een zogeheten accountantsprotocol. Dit protocol zal onderdeel vormen van de bestaande Raamovereenkomst.
De daadwerkelijke toepassing van de jaarrapportages is overigens ook afhankelijk van het moment dat Invest International ook de administratie van de uitvoering van de BHOS-programma’s overneemt van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De inzet is er op gericht om de diverse zaken die nog geregeld moeten worden ter aanvulling op de Raamovereenkomst uiterlijk 1 november te hebben afgerond.
5
Wat betekent het concreet dat het voor u steeds ingewikkelder wordt om resultaten aan specifieke beleidsprioriteiten te koppelen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 6.
6
Hoe stelt u de resultaten vast van uw beleid nu het grootste deel van uw budget via internationale organisaties wordt besteed?
Antwoord
De bijdragen aan internationale organisaties zijn deels specifiek geoormerkt voor bepaalde projecten, deels ongeoormerkt voor de kerndoelstellingen van de betreffende organisatie. De Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) en VN-organisaties rapporteren aan Nederland over wat wordt bereikt met de financiering. Zij gebruiken hiervoor veelal de SDGs als doelstellingen/indicatoren en zo kan Nederland de rapportage ook koppelen aan de desbetreffende resultaten van het BHOS-beleid.
Bij ongeoormerkte financiering wordt gekeken naar het totaal van de resultaten van de organisatie en naar het gedeelte daarvan dat met Nederlandse financiering is ondersteund. Bij de fondsen voor concessionele leningen van de multilaterale ontwikkelingsbanken (International Development Association (IDA), African Development Fund (AfDF) en het Asian Development Fund (AsDF)) en bijdragen aan multidonorfondsen worden de resultaten naar rato van het Nederlandse aandeel toegerekend. Bij specifieke projecten wordt op projectniveau gerapporteerd aan donoren.
7
Hoe komt het dat het moeilijk is om fragmentatie van activiteiten en geografische spreiding terug te brengen met respectievelijk een kwart en een derde?
Antwoord
Het doel van een kwart en een derde vermindering is pas begin 2020 gesteld. Ondanks de (niet geplande) additionele activiteiten als gevolg van de corona pandemie is het aantal activiteiten sindsdien met 19% gedaald.
Ook de geografische spreiding is bijna conform doelstelling teruggebracht. Veel van de geografische spreiding is het gevolg van grote tenders, met doorgaans een zeer lange voorbereidingstijd. Daarnaast geldt dat Nederland een betrouwbare donor wil zijn en dus geen contracten vroegtijdig wil openbreken alleen om het aantal activiteiten terug te brengen; dat zou tot kapitaalvernietiging leiden en bovendien ten koste gaan van onze relaties met partners en ontvangende landen.
Het terugbrengen van de geografische spreiding wordt het beste gerealiseerd door sturing bij de start van nieuwe programma’s of bij verlengingen. Een deel van de middelen zal echter naar regionale en wereldwijde programma’s blijven toevloeien. Gezien het grensoverschrijdend karakter van problemen als water en klimaat, maar ook vanuit het perspectief van grote uitvoeringsorganisaties (bijv. VN), kan het effectiever en efficiënter zijn om binnen een programma in een meerdere landen tegelijk te werken.
8
Wanneer verwacht u de nadere overeenkomsten waarin de afspraken met Invest International worden vastgelegd af te ronden en naar de Tweede Kamer te sturen?
Antwoord
Het overleg over een aantal nadere overeenkomsten tussen Buitenlandse Zaken en Invest International is nog gaande. Door middel van deze overeenkomsten wordt verder invulling gegeven aan de samenwerking met Invest International op tal van terreinen (o.a. audit, uitvoeringskosten en verwerking persoonsgegevens). Uw Kamer zal via het jaarverslag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 36 100 XVII, nr. 1) worden geïnformeerd over de uitvoering van de samenwerking op basis van deze nadere overeenkomsten. Over de activiteiten van Invest International en de manier waarop het aandeelhouderschap door de staat is ingevuld wordt jaarlijks gerapporteerd door de Minister van Financiën in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.