Kamerstuk 36100-XIII-6

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36100-XIII-2)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2021

Gepubliceerd: 9 juni 2022
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-XIII-6.html
ID: 36100-XIII-6

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 18 mei 2022 over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36 100 XIII, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Nava

1

Heeft u kennisgenomen van de reactie van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) op haar website waarin zij aangeeft de Rapportage van de Rekenkamer «eenzijdig en feitelijk onjuist» te vinden? Wat vindt u van deze reactie van het IMG? Deelt u de conclusies van het IMG? Kunt u voor de verschillende kritiekpunten die het IMG benoemt, te weten voortgang, kosten, vertraging, wachten en de vaste vergoeding, aangeven of u deze conclusies deelt of niet?

Antwoord

Ja, de Staatssecretaris Mijnbouw heeft kennisgenomen van deze reactie. Het IMG is onafhankelijk en gaat over haar eigen reactie. Z’n reactie op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer zijn met de Rekenkamer gedeeld. Deze reactie is als bijlage bij het Verantwoordingsonderzoek aan uw Kamer aangeboden. Het kabinet is zich ervan bewust dat nog flinke inspanningen nodig zijn om het schadeherstel en de versterkingsopgave verder te verbeteren. In de reactie wordt onder andere ingegaan op de voortgang van de schadeafhandeling, de uitvoeringskosten, de doorlooptijden en de introductie van de vaste vergoeding door het IMG. Hierbij is aangegeven dat het effect op bijvoorbeeld de doorlooptijd en de uitvoeringskosten van maatregelen die in 2021 zijn genomen inmiddels zichtbaar begint te worden. De Staatssecretaris Mijnbouw houdt dit de komende tijd nauwgezet in de gaten en spreekt hierover periodiek met het IMG.

2

Waar is de berekening van € 5 mld subsidie voor kernenergie op gebaseerd?

3

Hoe zal de € 5 mld subsidie voor kernenergie precies besteed worden?

Antwoord 2 en 3

In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is een reservering van € 5 miljard voor kernenergie opgenomen. Dit bedrag is gebaseerd op de aanname dat voor het versterken van de kennisinfrastructuur, de bedrijfsduurverlenging van Borssele en de voorbereiding van de bouw van twee nieuwe kerncentrales de nodige investeringen gedaan moeten worden. Deze investeringen zien met name op de financiële arrangementen die nodig zijn om nieuwe kerncentrales te realiseren. Daarnaast moeten de nodige onderzoeken worden uitgezet voor de diverse trajecten. Ook moet voldoende aandacht zijn voor de uitvoering van de ambities van het kabinet. Voor bedrijfsduurverlening en voorbereiding bouw twee nieuwe kerncentrales dient bijvoorbeeld ook voldoende capaciteit bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) te zijn, zodat de vergunningverlening voor beide trajecten zorgvuldige en met voldoende voortgang kan verlopen.Het kabinet verwacht de Kamer in het najaar meer duiding te kunnen geven over de verdere invulling van dit bedrag.

4

Loopt de energiebehoefte voor de warmtepompverplichting synchroon aan de verzwaring van het net?

Antwoord

Netbeheerders zijn volop bezig om het elektriciteitsnet te verzwaren. Hierbij gaat het ook om verzwaringen voor de gebouwde omgeving. Voor consumenten en klein zakelijke gebruikers (zgn. kleinverbruikers) is er vooralsnog in de meeste gevallen ruimte op het net om extra capaciteit in te passen. De Minister voor Klimaat en Energie constateert echter dat de knelpunten in de gebouwde omgeving, ook voor het laagspanningsnet, toenemen. Daarbij verwijst hij ook graag naar de Kamerbrief (Kamerstuk 29 023, nr. 281) over transportschaarste en maatregelen die genomen zijn om waar mogelijk verlichting te bieden. Concrete ideeën over maatregelen zijn opgedaan met een coalitie van brancheorganisaties: «samen slimmer het net op». Enkele voorbeelden van maatregelen zijn: essentiële voorwaarden zoals voldoende vakmensen en voldoende eigen vermogen netwerkbedrijven; versnelling van de uitvoering; het zo efficiënt mogelijk benutten van de beschikbare capaciteit; het prioriteren van werkzaamheden voor de netbeheerder; regie en strategisch programmeren.

5

Welke evaluaties zijn er met betrekking tot het werk van de NFIA en welke conclusies worden daarin getrokken over het aantal gecreëerde banen dankzij de komst van bedrijven uit het buitenland?

Antwoord

Op 17 april 2020 is de eerste externe beleidsevaluatie van de NFIA met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 32 637, nr. 415). De evaluatie betreft de periode 2010–2018 en is uitgevoerd door een consortium van MIR, SEOR, Erasmus School of Economics en KU Leuven. Uit de evaluatie komt naar voren dat er legitimiteit is voor een investeringsagentschap als de NFIA en dat het aannemelijk is dat de NFIA grotendeels doeltreffend is. (De Kamerbrief van 17 april 2020 bevat de belangrijkste uitkomsten van de evaluatie en hoe de aanbevelingen hieruit worden opgepakt.

Bij de evaluatie is ook gekeken naar de jaarlijkse resultaten van de NFIA. De resultaten die NFIA rapporteert, zijn gebaseerd op het aantal directe banen en het investeringsbedrag die buitenlandse bedrijven binnen 3 jaar in Nederland verwachten te realiseren. Het gaat daarbij om buitenlandse bedrijven die bij hun investeringsbeslissing voor Nederland zijn ondersteund door de dienstverlenging van de NFIA. Internationaal is dit een gebruikelijke methodiek voor investeringsagentschappen om over hun resultaten te presenteren.

Uit de evaluatie komt naar voren dat na 3 jaar gemiddeld 90% van het verwachte aantal banen en 23% van het verwachte investeringsbedrag (na 6 jaar loopt dit op tot 69%) terug te vinden zijn in de CBS-statistiek. Het onderzoeksconsortium geeft aan dat er verschillende redenen mogelijk zijn waarom de prognoses niet volledig worden gerealiseerd, zoals zelfoverschatting bij bedrijven (ondanks verzoek van NFIA tot conservatieve schattingen), bedrijfseconomische omstandigheden of ontwikkelingen in het vestigingsklimaat.

Ook geeft het onderzoeksconsortium aan dat de jaarlijkse resultaten en de realisatie daarvan geen inzicht geven in de doeltreffendheid van de NFIA. Voor deze doeltreffendheid is van belang of het acquisitiewerk van de NFIA leidt tot extra investeringen van buitenlandse bedrijven (extra investeringen ten opzichte van het scenario dat Nederland geen NFIA zou hebben) en of deze investeringen een toegevoegde waarde hebben voor onze economie. De jaarresultaten, en realisatie daarvan, geven dit inzicht niet. Desondanks vind ik het wel interessant om inzicht te hebben in de mate waarin de verwachte aantallen banen en investeringsbedragen na 3 jaar worden gerealiseerd. Daarom is het voornemen om dit onderdeel ook in de volgende evaluatie van de NFIA terug te laten komen.

Voor meer informatie hierover verwijs ik u naar pagina 39 tot en met 43 van het evaluatierapport.

6

Welke onderzoeken lopen er naar het werk van de NFIA en wanneer zal de Kamer deze ontvangen?

Antwoord

Het functioneren van de NFIA dient, net als andere beleidsinstrumenten, elke vier tot vijf jaar te worden geëvalueerd. Aangezien de laatste evaluatie in 2020 is afgerond, zal in 2024–2025 de volgende evaluatie worden uitgevoerd en aan uw Kamer verstuurd.

Tussentijds wordt de voortgang op de verschillende onderdelen van het werk van de NFIA periodiek gemonitord in overleggen tussen de opdrachtgevers (Ministerie van EZK en Ministerie van Buitenlandse Zaken) en NFIA. De Invest in Holland-strategie 2020–2025 is hierbij het uitgangspunt. Deze strategie is op 17 april 2020 met uw Kamer gedeeld (zie bijlage Invest in Holland bij Kamerstuk 32 637, nr. 415). Ik ben voornemens uw Kamer in het derde kwartaal van 2022 te informeren over het acquisitiewerk van de NFIA en de voortgang van deze strategie.

7

Hoeveel datacenters zijn er in de planning?

Antwoord

In eerdere Kamerbrieven bent u geïnformeerd over het aantal datacenters in Nederland en aanstaande vestigingen. In de bijlage van de brief over datacenters uit maart 2021 (Kamerstukken 32 813 en 26 643, nr. 675) is een overzicht gegeven van het aantal bestaande datacenters in Nederland en wordt ook ingegaan op de verwachte groei van datacenters. In december 2021 bent u geïnformeerd over het aantal verwachte nieuwe datacenters (Kamerstukken 32 813 en 26 643, nr. 968). In deze brief is aangegeven dat op basis van de informatie van TenneT en de NFIA er circa 20 tot 25 projecten lopen voor de vestiging en uitbreiding van datacenters in Nederland. Dit betreffen datacenters van uiteenlopende grootte die in verschillende fases van voorbereiding zitten; van zeer globale tot meer concrete plannen. Het gaat om projecten in onder andere de regio’s Noord-Holland, Flevoland en Groningen. Het is onzeker of deze datacenters zich ook daadwerkelijk zullen vestigen in Nederland en zo ja, op welke termijn. Meer specifieke informatie ten aanzien van de locatie van de projecten en aanvragen voor aansluitingen op het elektriciteitsnet is bedrijfsvertrouwelijk en mag niet door de NFIA en TenneT worden gedeeld.

8

Wat is de planning met betrekking tot noodzakelijke data opslag voor de overheid?

Antwoord

De Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering is verantwoordelijk voor de dataopslag van de rijksoverheid in Nederland.

9

Wat is de planning met betrekking tot noodzakelijke data opslag voor particulieren?

Antwoord

De rijksoverheid heeft geen planning met betrekking tot noodzakelijke data opslag voor particulieren. Een recente studie van Buck Consultants International (BCI) geeft aan dat in vergelijking met andere Europese landen de Nederlandse datacentercapaciteit relatief groot is in verhouding tot de binnenlandse vraag. Het rapport van BCI concludeert dat de Nederlandse digitaliseringstransitie op de korte termijn geen gevaar loopt als de datacentercapaciteit in Nederland niet of beperkt wordt uitgebouwd. Hierbij is gekeken vanuit het perspectief van de gebruikers in Nederland; Nederlandse bedrijven en organisaties. Op termijn is het van belang dat de datacentercapaciteit in Europa blijft groeien, zodat Europese gebruikers, waaronder Nederlandse, voldoende datacapaciteit blijven behouden.

10

Waarom zijn de doelstellingen rondom schadeafhandeling niet gehaald?

Antwoord

Het IMG streeft ernaar reguliere meldingen van fysieke schade binnen 6 maanden (182 dagen) af te handelen. Deze doelstelling is in 2021 niet voor alle schademeldingen gehaald: de gemiddelde doorlooptijd voor fysieke schade was 202 dagen.

De verklaring voor de doorlooptijd van reguliere fysieke schade is dat het IMG momenteel veel complexe dossiers afhandelt. Deze hebben een langere doorlooptijd. Bovendien heeft het IMG in mei 2021 de afhandeling van een deel van de schademeldingen gepauzeerd om bewoners de mogelijkheid te geven in het najaar gebruik te maken van de nieuwe vaste vergoeding van € 5.000. Hierdoor liepen de doorlooptijden op en nam ook de omvang van de werkvoorraad toe. Het IMG heeft de keuze voor een vaste vergoeding vanaf 1 november 2021 aangeboden voor nieuwe schademeldingen. De eerder binnengekomen en gepauzeerde dossiers zijn vanaf 8 december 2021 in behandeling genomen. Doordat een deel van het jaar de afhandeling van enkele duizenden dossiers was gepauzeerd, en de instroom van relatief eenvoudige (snel af te handelen) dossiers lager was, maakten de complexere dossiers een groter deel van de werkvoorraad uit. Als gevolg daarvan daalde het percentage meldingen dat binnen een half jaar werd afgehandeld.

11

Waarom zijn nog steeds 87% van de huizen in het aardbevingsgebied niet veilig om in te wonen?

Antwoord

Het is onjuist dat 87% van de huizen in het aardbevingsgebied niet veilig is. De Algemene Rekenkamer heeft aangegeven dat eind 2021 bij 13% van de betroffen gebouwen is vastgesteld of ze veilig zijn. Op dit moment is dit 17%. Deze percentages gaan over de totale werkvoorraad van de versterkingsoperatie (op dit moment 27.165 adressen).

Van 17% van de woningen in de werkvoorraad is vastgesteld dat ze veilig zijn. De woningen zijn vastgesteld als veilig wanneer ze voldoen aan de veiligheidsnormen of wanneer ze versterkt zijn. Dit betekent niet dat de resterende 83% van de woningen onveilig is. Het betekent dat de adressen in het proces zitten om te beoordelen of zij veilig zijn en zo niet, hoe deze huizen versterkt moeten worden. 63% van de totale werkvoorraad is inmiddels beoordeeld.

12

Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat in de begrotingen van EZK en BZK de financiële gevolgen van de afbouw voor de staat maar gedeeltelijk zichtbaar zijn? Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat dit hierdoor niet goed te beoordelen en te controleren is voor het parlement? Herkent u zich in de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat voor ramingen verschillende uitgangspunten worden gebruikt waardoor er een risico is dat er een versnipperd beeld ontstaat waarbij ramingen niet actueel of consistent zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit verbeteren?

Antwoord

De Rekenkamer spreekt over de «afbouw» van de olie- en gaswinning en doelt daarbij enerzijds op de beëindiging van de gaswinning in Groningen op de zeer korte termijn, en anderzijds op de beëindiging van de olie- en gaswinning op de langere termijn. Vanwege de verschillende tijdslijnen is het van belang om onderscheid te maken tussen deze twee onderwerpen.

In relatie tot de beëindiging van de gaswinning in Groningen zijn meerdere ramingen opgenomen op de EZK-begroting. Ten eerste gaat het om de uitgaven voor schade en versterken. Deze uitgaven worden bij NAM in rekening gebracht. Dat leidt tot ontvangsten van NAM voor schade en versterken, die ook op de EZK-begroting worden geraamd. De kosten van schade en versterken worden via NAM ook bij Energie Beheer Nederland (EBN) in rekening gebracht. Daarvoor is bij EBN een voorziening aanwezig. Op basis van de geraamde uitgaven is de verwachting dat deze voorziening niet toereikend is. Dat leidt tot nog een raming op de EZK-begroting: een verwachte kapitaalinjectie aan EBN. Vanaf dit jaar is daarbij ook rekening gehouden met de verwachte positieve resultaten van EBN, vanwege de ontwikkeling in de gasprijs en in lijn met de aanbevelingen van de Rekenkamer. Voor al deze ramingen geldt dat er sprake is van een duidelijke onderlinge samenhang en uitgangspunten die met elkaar in lijn zijn. Zie daarvoor bijvoorbeeld bijlage 6 van de Voorjaarsnota 2021 (Kamerstuk 35 850, nr. 1).

Verder ontvangt EZK afdrachten van NAM op basis van de Mijnbouwwet en dividend van EBN. Ramingen hiervoor zijn ook op de EZK-begroting opgenomen. Deze hebben niet alleen betrekking op de winning uit Groningen, maar ook op de winning uit de kleine velden. De kosten voor schade en versterken drukken op het resultaat van NAM en EBN en daarmee op de afdrachten van NAM en de dividenduitkering van EBN. De precieze omvang hiervan is moeilijk te kwantificeren, omdat winsten en verliezen vooruit en achteruit gewenteld mogen worden. Dit is toegelicht in de Kamerbrief (Kamerstuk 33 529, nr. 932).

In tegenstelling tot bovenstaande ramingen zijn de kosten die samenhangen de beëindiging van de olie- en gaswinning op de langere termijn niet op de EZK-begroting inzichtelijk. In de toekomst zullen bijvoorbeeld diverse installaties opgeruimd moeten worden. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de operators van die installaties. Doordat EBN participeert in diverse projecten zal een deel van deze kosten door EBN gedragen worden. EBN houdt – net als andere bedrijven die actief zijn in dezelfde sector – vooraf rekening met deze nog te maken uitgaven en bouwt daarvoor een voorziening op. Dat is onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering, zonder dat EZK daarin een rol speelt. De hiermee samenhangende uitgaven lopen niet via EZK en worden daarom niet zichtbaar op de begroting. Het jaarverslag van EBN is openbaar beschikbaar en geeft wel inzicht hierin. Het kabinet zal haar ter beschikking staande informatie benutten om de Kamer een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de financiële gevolgen van de afbouw van de olie- en gaswinning voor de Staat.

13

Gaat u de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om het parlement periodiek een samenhangend overzicht te verschaffen van de verschillende geldstromen die van belang zijn voor de uitgaven en ontvangsten voor de Staat tijdens de afbouwfase van de olie- en gaswinning overnemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke frequentie bent u voornemens dit te doen?

Antwoord

De Algemene Rekenkamer spreekt over de «afbouw» van de olie- en gaswinning en doelt daarbij enerzijds op de beëindiging van de gaswinning in Groningen op de zeer korte termijn, en anderzijds op de noodzakelijke beëindiging van de olie- en gaswinning op de langere termijn. Voor de beëindiging van de gaswinning in Groningen zijn de verschillende geldstromen inzichtelijk gemaakt in een bijlage in de Voorjaarsnota (Kamerstuk 36 120, nr. 1). De bijlage bevat een overzicht van de verwachte uitgaven voor de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. Daarbij wordt expliciet aangegeven welk deel door NAM wordt betaald (60%) en welk deel door EBN (40%). Deze overzichten worden opnieuw opgenomen in de EZK ontwerpbegroting 2023. Voor meer inzicht in de afbouw van de olie- en gaswinning op de lange termijn, is het jaarverslag van het EBN openbaar beschikbaar.

14

Welke criteria worden toegepast bij het beoordelen van de financiële mogelijkheden van mijnbouwbedrijven?

Antwoord

De financiële mogelijkheden van een mijnbouwbedrijf worden op meerdere momenten in de ontwikkeling van een gebied getoetst, telkens passend bij de financiële risico’s die met die fase worden aangegaan. Een mijnbouwbedrijf moet financieel in staat zijn om de activiteiten die zijn opgenomen in de opsporings- en winningsvergunningen naar behoren te verrichten en om eventuele financiële verplichtingen uit aansprakelijkheden door die mijnbouwactiviteiten te kunnen dragen. Hiervoor zijn geen vaste criteria vastgelegd.

Zowel de activiteiten als de risico’s verschillen per project. In de opsporingsfase wordt bijvoorbeeld beoordeeld of het bedrijf beschikt voldoende financiële middelen of een verzekering om eventuele schade te dekken die bij een incident zou kunnen ontstaan. In de winningsfase wordt bijvoorbeeld getoetst of het bedrijf voldoende middelen heeft voor de opruiming van de winningsinstallaties in het vergunningsgebied.

De creditrating van de moedermaatschappij kan een rol spelen bij de beoordeling van de financiële capaciteit, maar een mijnbouwbedrijf kan ook op andere manieren aantonen voldoende financieel draagkrachtig te zijn. Voor het uitvoeren van de financiële toetsing worden in ieder geval de meest recente jaarverslagen en interim- financiële resultaten van de mijnbouwonderneming en de moedermaatschappij opgevraagd.

Bij het opruimen van mijnbouwwerken wordt geen gebruik van vaste criteria, maar van een systeem van Decommissioning Security Agreements en Decommissioning Security Monitoring Agreements voor offshore gasvelden. Deze systematiek heeft mijn voorganger in het wetsvoorstel ter wijziging van de mijnbouwwet (Kamerbrief van 14 december 2020, Kamerstuk 35 462, nr. 10) toegelicht. Vanaf 1 januari jl. geldt de verplichting tot zekerheidsstelling ook ten aanzien van de onshore activiteiten. Op dit moment worden door de mijnbouwbedrijven de benodigde zekerheidsstellingen voor de activiteiten op land in orde gemaakt.

15

In hoeveel projecten die door EBN worden beoordeeld, participeert EBN ook zelf?

Antwoord

EBN beoordeelt op verzoek van EZK de economische haalbaarheid van een winningsproject bij aanvraag van een winningsvergunning. Op grond van de Mijnbouwwet kan een winningsvergunning alleen worden verleend indien aannemelijk is dat de koolwaterstoffen binnen het vergunningsgebied economisch winbaar zijn. Als de vergunning verleend kan worden, dan is EBN op grond van de Mijnbouwwet verplicht om deel te nemen tenzij de Staat daardoor naar redelijke schatting financieel nadeel zal lijden. De verplichte deelneming van EBN is gefaseerd ingevoerd. EBN participeert daardoor vanaf 1963 in elke olie- en gaswinning op land, vanaf 1967 in gaswinning op zee en vanaf 1976 ook in oliewinning op zee.

EBN participeert sinds 2000 ook in opsporingsprojecten. De deelneming van EBN in opsporingsprojecten is niet verplicht. De houder van een opsporingsvergunning kan EBN uitnodigen deel te nemen in een opsporingsproject. EBN is niet verplicht deel te nemen in de opsporing en zal dus iedere uitnodiging tot deelnemen in een opsporingsproject apart beoordelen. Deze beoordeling staat los van de financiële beoordeling van het mijnbouwbedrijf bij de aanvraag of overdracht van een opsporings- of winningsvergunning.

16

Wat kost de netbeheerders de toenemende belasting van het elektriciteitsnet, zoals beschreven in 5.1.1 aan systeemdiensten dit jaar?

Antwoord

De kosten voor de systeemdiensten van TenneT bestaan uit het contracteren van balansvermogen en het contracteren voor herstelvoorzieningen (om de elektriciteitsvoorziening opnieuw op te kunnen starten in het geval van een black out). Onder transportdiensten vallen ook kosten voor het mogelijk maken van transport over het landelijk hoogspanningsnet (compenseren netverliezen, oplossen transportbeperkingen/redispatch en compenseren van blindvermogen).

17

Wat is de raming voor deze systeemkosten per jaar tot 2030? Kunt u dit uitsplitsen in de verschillende categorieën (zoals kosten voor redispatching en andere)?

Antwoord

In 2022 bedragen de totale tariefopbrengsten voor het landelijk hoogspanningsnet circa € 850 miljoen. Circa € 200 miljoen hiervan is gerelateerd aan de inkoop van systeemdiensten en transportdiensten als hierboven beschreven. TenneT verwacht dat het volume van de systeemdiensten en transportdiensten richting 2030 zal stijgen maar kan geen uitspraak doen over de omvang en de daarmee gepaard gaande kosten omdat deze sterk aanhangen van de ontwikkelingen op de energiemarkt.

18

Hoe vertalen deze systeemkosten zich naar de energiekosten van een gemiddeld huishouden? Hoe hoog waren deze kosten respectievelijk 5 en 10 jaar geleden?

Antwoord

TenneT brengt een groot deel van haar tarieven in rekening bij de regionale netbeheerders. Deze netbeheerders mogen deze kosten doorbereken aan hun klanten, waaronder huishoudens. Naar de beste inschatting van TenneT betaalt een gemiddeld huishouden in 2022 (indirect) € 55 per jaar aan TenneT, circa 25% van deze kosten is gerelateerd aan systeemdiensten en transportdiensten. In 2019 betaalde een gemiddeld huishouden (indirect) nog ongeveer € 31 per jaar aan TenneT. TenneT verwacht dat een huishouden in 2023 circa € 15 meer gaat betalen. Dit is met name het gevolg van de hogere kosten voor systeemdiensten en transportdiensten die zijn gestegen. De systeemkosten bedroegen in 2012 respectievelijk € 120 miljoen en in 2017 € 99 miljoen.

19

Hoeveel van deze systeemkosten zijn herleidbaar tot de levering aan het elektriciteitsnet in vergelijking tot afname van het elektriciteitsnet?

Antwoord

Deze relatie is niet een op een te leggen. Een uitsplitsing kan niet worden gemaakt.

20

Zijn systeemkosten lager in een energiemix met alleen maar stabiele bronnen zoals gas-, kolen en kerncentrales in vergelijking met een energiemix gebaseerd op wind- en zonne-energie?

Antwoord

Hernieuwbare bronnen zoals wind en zon hebben van nature meer variatie in zich dan fossiele of nucleaire technologie hetgeen impact heeft op de systeemkosten. De voorspelbaarheid van deze bronnen neemt echter wel steeds verder toe waardoor dit verschil in de toekomst naar verwachting afneemt. De kosten energie en vermogen worden daarnaast ook beïnvloed door de kosten van redispatch wanneer er onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is.

Wel is het zo dat het net is oorspronkelijk uitgelegd op enkele grote centrales in Nederland. Door decentralisatie van opwek, zoals met wind en zon, moet het net verder uitgebreid worden, dat heeft een toename in investeringen tot gevolg.

21

Hoe gaat u de lange doorlooptijden voor de uitbreiding van de netinfrastructuur verkorten?

Antwoord

Vanuit het Rijk zet ik onder andere met het Programma Energiehoofdstructuur en het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat in op een goede ruimtelijke inpassing en versnelling van de uitbouw van infrastructuur. Ook ben ik voor een toenemend aantal projecten het bevoegd gezag via de Rijkscoördinatieregeling en verken ik of het mogelijk en zinvol is om de Raad van State te versterken zodat zaken daar sneller kunnen worden afgedaan. Naast inzet van het Rijk ligt hier ook een belangrijke rol voor bij medeoverheden voor een snelle inpassing van de regionale infrastructuur en netbeheerders om via slimme inzet van mensen en middelen en standaardisatie de uitrol te bespoedigen.

22

Hoe gaat u het tekort aan vakmensen voor uitbreiding van elektriciteitsnet uitbreiden?

Antwoord

Met het Aanvalsplan groene en digitale banen zet het kabinet in op versterking van de technische arbeidsmarkt. Gelijker tijd is het belangrijk om ons te realiseren dat het oplossen van het (technisch) personeelsgebrek geen gemakkelijke opgave is.

23

Wat zijn de kosten voor het elektriciteitsnet op zee?

Antwoord

TenneT krijgt de efficiënte kosten voor het net op zee vergoed. In 2022 gaat het om een totaal bedrag van bijna € 247 miljoen.

24

Wat is de verwachtte groei in kosten voor het elektriciteitsnet op zee tot 2030, inclusief die uit de aanvullende routekaart voor 2030?

Antwoord

Nog voor de zomer wordt uw kamer een brief over de aanvullende routekaart windenergie op zee gestuurd. Daarin wordt ook ingegaan op de kosten van het net op zee.

25

Heeft u zicht op de kosten van de beperkte netcapaciteit voor de Nederlandse samenleving?

Antwoord

Ik heb geen exact beeld van wat het gebrek aan netcapaciteit de Nederlandse samenleving kost.

26

Klopt het dat regionale netbeheerders aangeven dat er ook een grote financieringsopgave is en dat dit ook voor problemen op het elektriciteitsnet kan zorgen? Welke plannen zijn er om deze financieringsopgaven op te lossen?

Antwoord

Ja, de regionale netwerkbedrijven hebben een grote kapitaalbehoefte. Deze is overigens voor de verschillende bedrijven verschillend in de tijd. Ik ben samen met de Minister van Financiën in gesprek met de bedrijven en vertegenwoordigers van de aandeelhouders. Ik streef er naar om uw Kamer nog voor de zomer te informeren over de mogelijke oplossingsrichting(en) voor de bedrijven en de daar bijbehorende tijdlijn.

27

Wat is de huidige stand van zaken rond de financieringsopgave van de regionale netbeheerders? Hoe ziet het proces eruit dat u met de netbeheerders voert en kunt u de beoogde tijdslijn weergeven?

Antwoord

Ik ben samen met de Minister van Financiën in gesprek met de bedrijven en vertegenwoordigers van de aandeelhouders. Ik streef er naar om uw Kamer nog voor de zomer te informeren over de mogelijke oplossingsrichting(en) voor de bedrijven en de daar bijbehorende tijdlijn.

28

Eerder is gecommuniceerd dat Stedin in het voorjaar zicht nodig had op extra kapitaal, welke stappen zijn hierin genomen? Is er duidelijkheid aan Stedin geboden?

Antwoord

Ik ben met Stedin in gesprek over hun kapitaalbehoefte en Stedin heeft aangegeven dit jaar zicht te moeten hebben op een kapitaalversterking per 2023 om het elektriciteitsnet te kunnen blijven verzwaren en uitbreiden op het niveau dat maatschappelijk gewenst is. Ik streef er naar om uw Kamer hier voor de zomer nog te informeren over de mogelijke oplossingsrichting(en) en de daar bijbehorende tijdlijn.

29

Klopt het dat de financieringsopgave van regionale netbeheerders voor vertraging van uitbreiding van het elektriciteitsnet kan zorgen?

Antwoord

Op het moment dat de regionale netwerkbedrijven over onvoldoende eigen vermogen beschikken is het waarschijnlijk dat de snelheid van uitbreidden van het elektriciteitsnet wordt vertraagd zodat de netwerkbedrijven wel voldoende financieel robuust te blijven. Ik streef er naar om uw Kamer nog voor de zomer informeren over de mogelijke oplossingsrichting die ik samen met de Minister van Financiën voorzie en waarover wij in gesprek zijn met de bedrijven en vertegenwoordigers van de aandeelhouders.

30

Houdt u bij hoeveel woningen niet aangesloten kunnen worden, hoeveel stroom niet afgenomen kan worden, en welke andere aansluitingen niet gemaakt kunnen worden? Zo ja, kunt u deze cijfers delen?

Antwoord

Deze cijfers worden niet bijgehouden.

31

Hoe ziet het proces eruit dat u met de netbeheerders voert en kunt u de beoogde tijdslijn weergeven?

32

Wat is de huidige stand van zaken rond de financieringsopgave van de regionale netbeheerders?

Antwoord 31 en 32

Ik ben samen met de Minister van Financiën in gesprek met de bedrijven en vertegenwoordigers van de aandeelhouders. Ik streef er naar om uw Kamer nog voor de zomer te informeren over de mogelijke oplossingsrichting(en) voor de bedrijven en de daar bijbehorende tijdlijn.

33

Welke ruimte ziet u voor prioritering bij aansluiting op het van bedrijven en burgers?

Bent u in gesprek met Europa over welke ruimte Nederland heeft voor prioritering?

35

Bent u in gesprek met onze buurlanden om te leren van hun ervaringen omtrent de schaarse netcapaciteit?

Antwoord 33, 34 en 35

De kern is dat netbeheerders non-discriminatoir werken, dat wordt nu vorm gegeven met first come first served. Netbeheerders kunnen tot een andere (en mogelijk complexere) methode komen dan de huidige eenvoudige first come first served methode waarbij ze nog steeds non discriminatoir partijen aansluiten en van transportcapaciteit voorzien. Deze first come first served methode, of varianten daarop, wordt ook in veel andere Europese landen toegepast. Ook zie ik ruimte om uitbreidingsinvesteringen meer te richten op maatschappelijke waarden. Ik ben hier ook op informele basis over in gesprek met de Europese Commissie en heb hen ook om een formele reactie gevraagd.

36

Waarom geeft u geen duidelijk oordeel over de leveringszekerheid?

Antwoord

Als onafhankelijk netbeheerder stelt TenneT jaarlijks de monitor op en maakt deze openbaar. TenneT zag de afgelopen jaren telkens geen directe aanleiding om EZK te adviseren om maatregelen te treffen.

37

Hoe gaat u de Kamer beter informeren over de leveringszekerheid?

Antwoord

Dit zal ik doen als het advies van TenneT in de toekomst mocht veranderen. Indat geval zal ik uw Kamer met meer regelmaat informeren.

38

Hoe hoog zijn de tekorten aan technisch personeel en wat is de verwachting hoe ver deze tekorten gaan oplopen de komende 10 jaar?

39

Hoe hoog zijn de tekorten aan technisch personeel en wat is de verwachting hoe ver deze tekorten gaan oplopen de komende 10 jaar?

Antwoord 38 en 39

De vraag naar technisch personeel is groot en zal naar verwachting de komende jaren toenemen als gevolg van verdere technologisering en digitalisering van de samenleving en de energietransitie. In het vierde kwartaal van 2021 waren er 104.500 openstaande vacatures in de techniek en 23.700 in de ICT1. In korte tijd is de vraag sterk toegenomen. Zo waren er zes jaar geleden (2016) 41.500 vacatures in de techniek en 11.000 in de ICT. Wel was er in 2020 sprake van dip in het aantal vacatures door de coronapandemie.

Meer investeringen in klimaat- en energiebeleid leiden naar verwachting tot meer banen in energie-gerelateerde sectoren die overwegend technisch van aard zijn. Precieze cijfers over de toename van het aantal banen als gevolg van de transitie lopen uiteen. Omdat de klimaatinvesteringen (nog) niet (overal) duidelijk zijn uitgewerkt naar activiteiten, is het nog lastig om daar precieze aantallen aan te verbinden. Ecorys (2021) becijferde dat het werkgelegenheidseffect van extra klimaatbeleid respectievelijk 23.000 (bij 49% reductie) tot 28.000 (bij 55% reductie) extra banen in 2030 zal opleveren. Dit komt nog bovenop de reeds bestaande groei van het aantal banen in de energietransitie. En dat terwijl de instroom uit technische opleidingen naar 2030 met 24.000 daalt.2

40

Herkent u zich in de conclusie dat in 2021 weinig vooruitgang te zien is in de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie? Herkent u dat dit al jarenlang het geval is en er ook jarenlang al wordt beloofd dat het komende jaar echt anders zal worden?

Antwoord

Zoals de reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer aangeeft, is in 2021 een aantal maatregelen genomen, waarvan de effecten weliswaar in 2021 nog niet in volle omvang zichtbaar waren, maar die inmiddels wel degelijk een substantiële vooruitgang laten zien. Zo is een flinke versnelling ingezet bij het beoordelen of huizen aan de veiligheidsnorm voldoen. De NCG heeft in 2021 bijvoorbeeld zijn doelstelling van 4.000 beoordelingen behaald en de verwachting is dat de beoordeling van de resterende woningen in 2023 wordt afgerond. Een goed ingericht versterkingsproces met de bewoner centraal draagt eveneens bij aan de voortgang van versterken. Daarnaast zal de dorpenaanpak (Kamerstuk 33 529, nr. 1024) ingezet worden waarbij we kennis en ervaring op doen voor de gehele versterkingsoperatie.

Ook de mogelijkheid voor bewoners om bij een eerste melding van fysieke schade bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) te kiezen voor een vaste schadevergoeding van € 5.000 in plaats van een opname door een deskundige lijkt bij te dragen aan een snellere uitvoering. Zo zijn in de eerste vijf maanden van 2022 al meer dan 30.000 meldingen van fysieke schade door het IMG afgehandeld. In dezelfde periode in 2021 waren dat er 16.500. Ook het totaalbedrag aan uitgekeerde schades groeit. In 2020 keerde het IMG in totaal € 497 miljoen uit. In 2021 was dit € 606 miljoen.

Dit laat overigens onverlet dat het kabinet verdere verbeteringen wil doorvoeren, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam herstel, het tegengaan van moeilijk uitlegbare verschillen, en het versnellen van de uitvoering van de versterkingsopgave. De Staatssecretaris Mijnbouw heeft zijn inzet beschreven in de beleidsbrief die uw Kamer op 7 februari jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 33 529, nr. 948).

41

Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat bij een herbeoordeling een bewoner langer in onzekerheid zit over wat er aan zijn woning moet gebeuren en over wanneer dat gebeurt? Wegen de nadelen voor de gedupeerden nog op tegen de door u geziene voordelen van herbeoordeling? Denkt u dat bewoners het gevoel hebben onder druk te staan om te kiezen voor herbeoordeling? Kunt u dit antwoord toelichten? Ziet u het gevaar dat de keuze voor herbeoordeling ook extra druk legt op de verhouding tussen bewoners van woningen die constructief verbonden zijn? Wilt u nog doorgaan met de herbeoordelingen?

Antwoord

Naar verwachting zal bij herbeoordeling in de meeste gevallen – door toepassing van de nieuwste inzichten – een woning reeds op norm blijken te zijn. De Algemene Rekenkamer constateert dat als versterkingsmaatregelen nodig zijn een bewoner wel in onzekerheid verkeert over wanneer deze maatregelen worden uitgevoerd. In deze gevallen is de verwachting dat de noodzakelijke versterkingsmaatregelen lichter zullen zijn dan het oorspronkelijke versterkingsadvies. De doorlooptijd van de uitvoering van de versterkingsmaatregelen is dan korter.

Als de bewoner kiest voor herbeoordeling maakt deze aanspraak op € 30.000 tegemoetkoming (€ 17.000 voor woningverbetering en verduurzaming en € 13.000 vrij te besteden). De bewoner kiest zelf voor het al dan niet herbeoordelen. Er wordt geen druk uitgeoefend op de bewoners. Zij hebben, na een oriëntatiegesprek, zes maanden de tijd om hun keuze te maken. Deze periode is voor alle eigenaren gelijk. Bewoners kunnen er altijd nog voor kiezen om toch hun liggende versterkingsadvies uit te voeren in plaats van te herbeoordelen.

Ik meen dat de voordelen van herbeoordelen opwegen tegen de nadelen.

Eigenaren van adressen die constructief verbonden zijn, zullen met de buren tot een gemeenschappelijke keuze moeten komen. De NCG ondersteunt de eigenaren hierbij en zet een zorgvuldig proces op waarbij eigenaren onderling overeenstemming kunnen bereiken over de te maken keuze. Ook kunnen deze eigenaren advies inwinnen bij een onafhankelijke adviseur of een mediator. Verder zal ook worden gekeken of maatwerk mogelijk is of dat de constructief verbonden gebouwen los van elkaar versterkt kunnen worden, zonder dat dit leidt tot vertraging van de versterkingsoperatie.

42

Deelt u de conclusie dat de verhouding tussen apparaatskosten en daadwerkelijke versterkingskosten en schadevergoedingen disproportioneel was? Hoe verklaart u dat de uitvoeringskosten bij de afhandeling van fysieke schade zijn gestegen? Welke verhouding ziet u als proportioneel? Herkent u dat de uitvoeringskosten al jarenlang zeer hoog zijn en er ook jarenlang al wordt beloofd dat het komende jaar echt anders zal worden?

Antwoord

De Staatssecretaris Mijnbouw deelt de constatering van de Algemene Rekenkamer dat de uitvoeringskosten met name bij de afhandeling van fysieke schades met inzet van een woningopname door een deskundige in 2021 hoog waren. Mede om deze reden introduceerde het IMG eind 2021 voor bewoners die nog niet eerder schade hadden gemeld de mogelijkheid om zonder inzet van deskundigen hun schade af te laten handelen met een vaste vergoeding van € 5.000. De verwachting van het IMG is dat de kosten voor de afhandeling van schade met een vaste vergoeding circa € 0,10 per toegekende euro gaat bedragen. Complexe dossiers zullen hogere uitvoeringskosten houden. De Staatssecretaris Mijnbouw is hierover met IMG in gesprek. Zie ook de antwoord op vragen 10 en 48.

Ook bij versterken maken de uitvoeringskosten een relatief groot deel van de totale kosten uit. Voor het complexe versterkingsproces is veel deskundigheid nodig. De introductie van de typologie-aanpak in 2021 zal tot een reductie van de uitvoeringskosten in de beoordelingsfase zal leiden. Naarmate de versterkingsoperatie de komende jaren vordert zullen de uitgaven aan de versterking van gebouwen naar verwachting toenemen, terwijl de uitvoeringskosten naar verwachting ongeveer gelijk blijven. In de meerjarige raming van de verwachte versterkingskosten zoals opgenomen in de begroting daalt daardoor het percentage uitvoeringskosten (als percentage van de totale versterkingskosten) gedurende de versterkingsoperatie daarom van circa 23% naar circa 15%.

43

Erkent u dat het IMG zijn doelstelling om reguliere schademeldingen voor fysieke schade binnen een half jaar af te handelen in 2021 opnieuw niet gehaald heeft? Erkent u dat IMG eind 40% van de reguliere schademeldingen binnen een half jaar af terwijl eind 2020 dat percentage nog op 71% lag? Wat gaat u doen om te zorgen dat de doelstelling vanaf nu wel gehaald wordt? Pakt het niet in de wet opnemen van de mogelijkheid om beleidsregels op te kunnen stellen nu nadelig uit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat wilt u hieraan doen?

Antwoord

De gemiddelde doorlooptijd voor fysieke schade was in 2021 202 dagen. Dit is meer dan de streeftijd van 182 dagen. Hierover is de Staatssecretaris Mijnbouw met het IMG in gesprek. Dit laat onverlet dat bij de afhandeling van fysieke schades meer snelheid nodig is. Het IMG erkent dat er meer snelheid nodig is en heeft om die reden eind 2021 voor bewoners de mogelijkheid geïntroduceerd om zonder inzet van deskundigen hun fysieke schade af te handelen met een vast bedrag van € 5.000. De doorlooptijd van deze afhandelingsvorm is gemiddeld veel korter dan zes maanden. Door eenvoudige schades sneller af te handelen, komt bovendien extra capaciteit beschikbaar om complexere dossiers te beoordelen.

De afhandeling van schade door waardedaling en immateriële schade lukt gemiddeld genomen ruim binnen een half jaar. Bij schade door waardedaling bedraagt de doorlooptijd gemiddeld ongeveer één maand.

Bij de oprichting van het IMG is er bewust voor gekozen om de schadeafhandeling op afstand te organiseren door het IMG als zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk te maken voor de schadeafhandeling. In de Tijdelijke wet Groningen is ervoor gekozen om de aanwijzingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 21 van de Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen buiten werking te stellen, omdat deze zich niet goed zou verhouden tot de semi-rechterlijke positie van het IMG. Onlangs is er een amendement ingediend door de SP dat strekt tot het in werking stellen van de aanwijzingsbevoegdheid door een aanpassing in de Tijdelijke wet Groningen. Een eventuele aanwijzingsbevoegdheid zou betekenen dat er alleen algemene aanwijzingen kunnen worden gegeven aan het IMG in de vorm van een beleidsregel.

44

Is het doel om in 2028 de versterkingsoperatie te hebben afgerond nog wel in zicht?

Antwoord

Ja, zie mijn antwoord op vraag 45.

45

Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat er een risico is dat er een stuwmeer aan te versterken adressen ontstaat? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet? Deelt u de conclusie van de rekenkamer dat de doelstelling om de versterkingsoperatie in 2028 af te ronden verder uit zicht raakt?

Antwoord

Het klopt dat een groot aantal adressen naar verwachting nog versterkt zal moeten worden. Het is echter ook zo dat, conform het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen, de panden met het hoogste veiligheidsrisico eerst zijn opgepakt. Dat zijn intensieve en tijdrovende trajecten. Het is de verwachting dat de versterkingstrajecten steeds minder complex worden en de doorlooptijden korter. Daarnaast worden aanbestedingsprocedures vereenvoudigd. In samenwerking met Bouwend Nederland wordt voldoende bouwcapaciteit geregeld via bouwtafels. Tenslotte hebben ook de herbeoordelingen en de verwachte daaruit voortvloeiende op norm verklaringen of lichtere versterkingen een positief effect op de doorlooptijden. Met deze ontwikkelingen zou een stuwmeer voorkomen moeten worden.

46

Welke onenigheid is er precies tussen de NAM en uw ministerie? Welke facturen zijn nog niet door de NAM betaald en om welke omvang gaat het?

Antwoord

NAM maakt bezwaren tegen de hoogte van de kosten die zijn doorbelast en de onderbouwing ervan. Voor schade stelt NAM onder andere dat het bewijsvermoeden in een te groot gebied wordt toepast en dat de lat om het bewijsvermoeden te weerleggen te hoog ligt. Voor versterken stelt NAM onder andere dat er te veel huizen in de scope van de versterkingsoperatie zitten en dat tegen te conservatieve normen wordt beoordeeld en versterkt (Kamerstuk 33 529, nrs. 866 en 947). NAM heeft 40% het totaalbedrag van de facturen die betrekking hebben op de versterkingskosten die zijn gemaakt in het derde kwartaal van 2020 tot en met het derde kwartaal van 2021 niet voldaan. In totaal gaat het op dit moment om € 188 miljoen dat nog open staat bij NAM. Over de geschillen met NAM lopen twee arbitrageprocedures (Kamerstuk 33 529, nr. 947). Voor het zomerreces zal het kabinetu nader informeren over de voortgang van de procedures met NAM.

47

Welke andere methodes zijn er denkbaar, als alternatief voor het first-come-first-serve»- model, omtrent het aansluiten van partijen? Wat zijn de voor- en nadelen?

Antwoord

Netbeheerders zouden na goedkeuring van de Autoriteit Consument en Markt tot een ander methode dan first come first served kunnen komen, mits deze transparant en non-discriminatoir van karakter is, zoals vereist door Europese regelgeving. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het veilen, een call voor uitgiften waarbij de beschikbare capaciteit in een tijdsperiode wordt toegekend aan een of meerdere partijen of een meer gelaagde uitgifte waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aansluitwaarde of bijdrage aan het ontlasten van het systeem.

48

Hoe verloopt gesprek tussen u en het IMG over de uitvoeringskosten? Welke concrete afspraken zijn er gemaakt?

Antwoord

De Staatssecretaris Mijnbouw heeft op 13 mei jl. in gesprek met het IMG benadrukt dat de kosten voor de afhandeling van fysieke schade in 2021 hoog waren. Het IMG erkent dit ook in haar jaarverslag. Gezien de wenselijkheid van een persoonlijk aanspreekpunt voor bewoners, het kunnen bieden van maatwerk en de inhoudelijke complexiteit van sommige casussen, zullen de kosten voor de afhandeling van fysieke schades ook de komende jaren aanzienlijk blijven. De gekozen werkwijze waarbij een opname-op-maat door een externe deskundige mogelijk is en bewoners een persoonlijke zaakbegeleider krijgen toegewezen, is namelijk kostbaar. Omdat sinds 1 november 2021 een deel van de aanvragers voor een vaste vergoeding kiest, verwacht het IMG dat de gemiddelde uitvoeringskosten voor de afhandeling van fysieke schades in 2022 zullen dalen. De precieze daling laat zich moeilijk voorspellen, omdat dit samenhangt met het percentage schademelders dat voor de vaste vergoeding kiest.