Kamerstuk 36100-VII-6

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2021

Gepubliceerd: 9 juni 2022
Indiener(s): Kiki Hagen (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-VII-6.html
ID: 36100-VII-6

Nr. 6 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2022

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 25 mei 2022 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 8 juni 2022 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Hagen

Adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek

1

Vraag:

Wanneer verwacht u de uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden, waarin duidelijk wordt op welke manier er uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid Van Raan c.s. over ambitieuze en meetbare doelstellingen voor het toepassen van de internationale sociale voorwaarden bij aanbestedingen van de rijksoverheid?

Antwoord:

Het kabinet streeft ernaar om de Uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) voor het zomerreces aan de Tweede Kamer te sturen. In de Uitvoeringsagenda ISV geeft het kabinet aan welke stappen de komende jaren zullen worden gezet om de toepassing van de ISV in de rijksinkoop te verbeteren. In de Uitvoeringsagenda ISV wordt ook ingegaan op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid Van Raan c.s. over ambitieuze en meetbare doelstellingen voor het toepassen van de ISV bij aanbestedingen van de rijksoverheid.

2

Vraag:

Bent u bekend met het probleem dat gemeenten die een artikel 12 status hebben en tevens een centrumfunctie voor de omliggende gemeenten tot last zijn? In hoeverre is het wenselijk dat gemeenten met artikel 12 status centrumgemeente kunnen zijn? Wilt u dit verkennen?

Antwoord:

De term «centrumgemeente» kan twee betekenissen hebben. Ten eerste dat de gemeente voorzieningen (zoals musea, theater, bioscoop, horeca enz.) heeft waar inwoners van omliggende gemeenten gebruik van maken. Ten tweede dat de gemeente als centrumgemeente de middelen ontvangt voor de regio op het vlak van beschermd wonen (BW), maatschappelijke opvang (MO) en vrouwenopvang (VO).

Indien een gemeente de artikel 12-status heeft doet de artikel 12-inspecteur samen met de gemeente onderzoek. Daarbij wordt breed gekeken naar mogelijke oplossingen voor de financiële problematiek, zodat de gemeente op termijn weer op eigen benen kan staan. Hierbij worden ook de voorzieningen waar inwoners van andere gemeenten gebruik van maken en de regiomiddelen BW/MO/VO meegewogen. Vanzelfsprekend zal hierbij altijd rekening worden gehouden met de wettelijke kaders en bij de regiomiddelen zal ook rekening worden gehouden met dat ook andere gemeenten gebruik maken van BW/MO/VO. Dit onderzoek resulteert uiteindelijk in een inspectierapport, waarin de fondsbeheerders van het gemeentefonds worden geadviseerd over de hoogte van de aanvullende uitkering uit het gemeentefonds en de door de gemeente te nemen maatregelen om het ontstane tekort te saneren. De bestuurlijke behandeling en besluitvorming vindt in een artikel 12-procedure vervolgens plaats na oplevering van het inspectierapport door de inspecteur, te beginnen met de reacties van de gemeente die een beroep heeft gedaan op artikel 12 en de provincie. Ook is het dan mogelijk dat andere belanghebbende gemeenten, zoals de regiogemeenten, op het inspectierapport reageren. Alvorens de fondsbeheerders besluiten op grond van het inspectierapport en de reacties, kan er indien daartoe aanleiding is een bestuurlijk overleg plaatsvinden om de resultaten van het artikel 12-onderzoek en de gemeentelijke en provinciale reacties daarop te bespreken.

Gezien dit zorgvuldige proces hoeft het geen probleem te zijn als een artikel 12-gemeente ook centrumgemeente is. Daarnaast is er op het ogenblik slechts één artikel 12-gemeente (Vlissingen, centrumgemeente voor BW/MO/VO voor de regio Zeeland). Daarom zie ik voor nu geen aanleiding te verkennen of het wenselijk is dat gemeenten met een artikel 12-status centrumgemeente kunnen zijn.

3

Vraag:

Hoeveel volwaardige vestigingen van bibliotheken zijn er het afgelopen jaar gesloten? Hoeveel is dat voor de afgelopen vijf jaar?

Antwoord:

De cijfers over het aantal volwaardige vestigingen van bibliotheken in het jaar 2021 komen voor of na de zomervakantie beschikbaar. Deze cijfers zijn afkomstig uit de jaarverslagen en jaarrekeningen van bibliotheken over 2021 en worden verzameld door de Koninklijke Bibliotheek. De laatst beschikbare cijfers over het aantal bibliotheekvestigingen hebben betrekking op het jaar 2020.

Over de periode van 2015 (770) tot en met 2019 (743) zijn er 27 bibliotheekvestigingen gesloten. In 2020 waren er 757 vestigingen. Over vijf jaar (2015–2020) bezien, zijn er dus 13 bibliotheken minder. De toename tussen 2019 en 2020 is mede het resultaat van de motie Asscher c.s. Op grond van deze motie is in de periode 2019–2020 de terugkeer of verbetering van bibliotheken in kleine kernen gestimuleerd (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 VIII, nr. 27).

4

Vraag:

Hoeveel buurthuizen en wijkcentra zijn er het afgelopen jaar gesloten? Hoeveel is dat voor de afgelopen vijf jaar?

Antwoord:

Er wordt niet centraal bijgehouden hoeveel buurthuizen en wijkcentra er zijn, worden geopend of gesloten in gemeenten.

5

Vraag:

Hoeveel samenwerkingsverbanden zijn er in 2022?

Antwoord:

De meest recente cijfers van het totaal aan samenwerkingsverbanden komen uit 2020. In dat jaar is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een inventarisatie van het totaal aan samenwerkingsverbanden van decentrale overheden laten maken. Het totaal geïnventariseerde samenwerkingsverbanden kwam daarbij uit op 1284. Het gaat hierbij om samenwerkingsverbanden waarin tenminste twee overheden participeren, waarvan minstens één decentrale overheid, en waarbij de samenwerking is vastgelegd. Dit zijn ook samenwerkingsverbanden die niet onder de definitie «verbonden partij» vallen. Deze samenwerkingsverbanden zijn vervolgens in kaart gebracht en terug te vinden op de overheidswebsite regioatlas.nl.

Er zijn vele soorten samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden waarin gemeenten zowel een bestuurlijk als financieel belang hebben noemen we «verbonden partijen». Het kan hierbij gaan om gemeenschappelijke regelingen, vennootschappen (waarin de gemeente een direct of indirect belang kan hebben), corporaties, verenigingen en stichtingen. In elke gemeentebegroting is terug te vinden aan welke verbonden partijen een gemeente deelneemt. Veel gemeenten kennen daarnaast een register verbonden partijen, maar het is niet meer verplicht om een dergelijk register bij te houden. Met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die per 1 juli 2022 in werking treedt, zijn overheden wel verplicht een register bij te houden van de gemeenschappelijke regelingen waaraan zij deelnemen.

6

Vraag:

Onder 3.1 Woningmarkt. Bij Huurcommissie wordt gesteld dat er meer uitgegeven is dan begroot om achterstanden weg te werken. Wat is de verwachting hoeveel verruiming er nodig is in de begroting om de Huurcommissie te ondersteunen wanneer de gereguleerde woonsector uitgebreid wordt?

Antwoord:

Met de regulering van de middenhuursector wordt de taak van de Huurcommissie uitgebreid. De exacte vorm en omvang van de taakuitbreiding is nog niet geheel duidelijk. Op het moment wordt middels zogenoemde botsproeven in samenwerking met lokale belanghebbenden gekeken hoe regulering uit zou pakken. Aan de hand van de resultaten worden belangrijke keuzes gemaakt, bijvoorbeeld over de bovengrens van regulering. Daarnaast wordt onderzocht of en hoe huurders in het middensegment tegelijkertijd ook de mogelijkheid kunnen krijgen om geschillen over andere zaken voor te leggen aan de Huurcommissie, zoals geschillen over bijvoorbeeld huurverhogingen, onderhoudssituaties of de afrekening van servicekosten.

Zolang deze zaken nog niet vaststaan, zijn ook de verwachte uitvoeringskosten door de Huurcommissie onzeker. Wel is zeker dat een deel van de capaciteitsuitbreiding al in 2023 zal moeten plaatsvinden, om de organisatie klaar te stomen voor de taakuitbreiding per 1 januari 2024. De Huurcommissie wordt als uitvoeringsorganisatie nauw betrokken bij de uitwerking van haar taakuitbreiding. Samen met de Huurcommissie bezie ik in het offertetraject voor haar opdracht in 2023 hoeveel middelen nodig zijn om de effecten op te vangen.

7

Vraag:

Onder 4.4 Energietransitie. Ontzorging gebouweigenaren. Wordt hierbij ook de gemeentelijke verduurzamingsregeling (GVR) meegenomen en welke struikelblokken zijn er om de GVR niet toe te passen?

Antwoord:

Zoals ik heb toegezegd in het Commissiedebat van 6 april 2022, bekijk ik, mede op basis van de ervaringen in een aantal gemeenten, de mogelijkheden en uitdagingen van gebouwgebonden financiering, dus ook voor de gemeentelijke verduurzamingsregeling (GVR).

8

Vraag:

Onder 4.4 Energietransitie. Aardgasvrije wijken. Met hoeveel zou het budget verhoogd moeten worden om alle aanvragen die in het kader van de proeftuinen zijn gedaan, te honoreren?

Antwoord:

Met de selectie van 14 nieuwe proeftuinen (budget ruim 50 miljoen euro) in de derde ronde komt het totale aantal op 64 proeftuinen. Deze selectie bevat een evenwichtige verdeling over het land, met verschillende aanpakken op het gebied van bijvoorbeeld participatie en technische oplossingen. Met deze selectie kan voldoende geleerd worden over de inrichting van de wijkgerichte aanpak. De niet-geselecteerde aanvragen in de derde ronde proeftuinen tellen op tot een bedrag van ruim € 138 mln. De Adviescommissie aardgasvrije wijken is tot een zorgvuldige selectie gekomen op basis van de algehele kwaliteit, uitvoeringsgereedheid, energiebesparing en -efficiëntie en opschalingsperspectief en spreidingscriteria.

9

Vraag:

Onder 4.2 bouwregelgeving en bouwkwaliteit. Hier wordt gesteld dat er meer ontvangen is dan begroot door de eindafrekening van RVO. Waarom heeft RVO het budget niet volledig gebruikt?

Antwoord:

Het RVO budget is niet volledig gebruikt, omdat sommige opdrachten vanwege o.a. coronamaatregelen en een bezwaarschrift van een externe partij geen doorgang hebben gevonden.

10

Vraag:

Onder 2.1 Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie en dan toelichting staat dat «de subsidie voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in het kader van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) niet tot besteding gekomen.»

Waardoor is dit gekomen? En blijft het geld beschikbaar zodat het in 2022 wel besteed kan worden?

Antwoord:

De subsidie voor de VNG in het kader van de POK is in 2021 niet tot besteding gekomen, omdat in het derde kwartaal van 2021 pas duidelijk werd dat het bedrag van € 150 mln. voor versterking van de dienstverlening bij gemeenten daadwerkelijk beschikbaar zou komen. Het was op dat moment voor de VNG niet meer mogelijk om voor 2021 een aanvraag in te dienen en de werkzaamheden, ter ondersteuning van de versterking van de dienstverlening van gemeenten, uit te voeren. Voor de ondersteuning waren middelen beschikbaar voor 2021 en 2022. De middelen van 2021 zijn naar 2024 doorgeschoven. Omdat de VNG verwachtte niet alle middelen voor 2022 te kunnen besteden is een deel doorgeschoven naar 2023.

11

Vraag:

Onder 2.2 Artikel 2 nationale veiligheid is vermeld dat er een overschrijding van het de uitgaven op IT onderdeel groter is dan in de veegbrief is gemeld; het gaat om 5,5 miljoen euro verschil. De oorzaak is dat er meer verplichtingen zijn aangegaan dan is voorzien. Om welke verplichtingen gaat dit precies?

Antwoord:

In de vraag lijken de begrippen uitgavenbudget en verplichtingenbudget door elkaar gehaald te worden, Het uitgavenbudget is met circa € 1,1 mln. overschreden. Dit is wordt veroorzaakt door meer uitgaven op de IT-onderdelen. Het verplichtingenbudget is ten opzichte van de veegbrief met € 5,5 mln. overschreden. De oorzaak is dat er meer verplichtingen zijn aangegaan dan eerder verwacht. Dit heeft met name te maken met het eerder in de tijd verlengen van contracten van externe inhuur dan was voorzien.

12

Vraag:

De definitieve overschrijding op het verplichtingenbudget komt echter doordat in 2021 de meerjarige opdracht aan de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) is vastgelegd voor het project Platform Open Overheidsinformatie (PLOOI).

Wat zijn de totaal begrote kosten en voor hoeveel jaar is dit project gepland?

Antwoord:

De totale kosten zijn voorlopig geraamd en worden nog getoetst door een aanvulling op de MKBA en uitvoeringtoetsen. In de tweede helft van het jaar zal ik de Kamer berichten over de uitkomsten hiervan. De voorlopige raming bedraagt € 29,1 mln. aan kosten voor de periode tot en met 2024.