Kamerstuk 36100-V-9

Verslag van een schriftelijk overleg over de verantwoordingsstukken Buitenlandse Zaken 2021 (o.a. Kamerstuk 36100-V-1)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2021

Gepubliceerd: 29 juni 2022
Indiener(s): Attje Kuiken (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-V-9.html
ID: 36100-V-9

Nr. 9 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 juni 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over:

  • het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2021 (Kamerstuk 36 100 V, nr. 1)

  • Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 36 100 V, nr. 7),

  • Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2021 (Kamerstuk 36 100 V, nr. 8)

  • het Jaarverslag 2021 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)(Kamerstuk 35 926, nr. 3),

  • Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2021 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) (Kamerstuk 35 926, nr. 4)

De vragen en opmerkingen zijn op 15 juni 2022 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 23 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Westerhoff

Vragen en antwoorden

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2021 en het Jaarverslag 2021 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De VVD-fractieleden zijn verheugd te lezen dat er in het afgelopen jaar stappen zijn gezet om de consulaire dienstverlening te moderniseren en digitaliseren. Zeker in een verder gedigitaliseerde wereld na de coronacrisis is het van essentieel belang dat de consulaire dienstverlening makkelijk, snel en flexibel bereikbaar is voor Nederlanders. Deze leden waarderen in het bijzonder de stappen die gezet zijn op het digitaal aanvragen van een DigiD. Is het nu voor iedere Nederlander in het buitenland mogelijk een DigiD aan te vragen zonder hiervoor te hoeven reizen? Het is belangrijk om de ontwikkelingen op dit gebied door te zetten. Welke verbeterpunten ziet de Minister nog en welke behoeften van burgers zijn er op het gebied van digitale dienstverlening? In het bijzonder vragen deze leden zich af welke mogelijkheden er nog zijn om stemmen voor Nederlanders in het buitenland makkelijker te maken.

1. Antwoord:

DigiD

  • In 2021 is in aanvulling op de bestaande DigiD-balies in Nederland en bij sommige ambassades in het buitenland in het kader van Project Loket Buitenland gestart met het uitgeven van DigiD-activeringscodes via videobellen met een voorlichter van het contactcenter van Nederland Wereldwijd. Na een succesvolle pilot uitgevoerd in 2021, is dit inmiddels een structurele dienstverlening voor Nederlanders en EER1-burgers in het buitenland. Door de coronacrisis was het vaak niet mogelijk voor mensen om naar een DigiD-balie te reizen, terwijl de vraag naar DigiD juist toenam, onder meer ten behoeve van het verkrijgen van het Digitale Corona Certificaat (DCC). Het videobellen voorziet in een enorme behoefte: er zijn tot juni 2022 ruim 15.000 mensen over de hele wereld (117 landen) van een DigiD voorzien zonder daarvoor te hoeven reizen. Vanaf maart 2022 zijn de afspraakmogelijkheden verruimd van 1.000 naar 2.000 afspraakmogelijkheden per maand. De videobelbalie zal vooralsnog een aanvulling zijn op de bestaande DigiD-balies bij een aantal ambassades en de Schipholbalie.

  • Het ministerie onderzoekt samen met partners hoe de opgedane ervaringen rondom DigiD-videobellen ook voor andere diensten gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld bij het vaststellen of personen nog in leven zijn.

Digitale dienstverlening

  • BZ heeft de afgelopen jaren samen met 12 uitvoeringsorganisaties de beoogde centrale ingang bij de overheid gerealiseerd voor mensen die in het buitenland (gaan) wonen, werken of studeren: Nederland Wereldwijd. Burgers kunnen hier inmiddels terecht voor informatie over zo’n 60 producten en diensten van de Nederlandse overheid.

  • Er wordt gewerkt aan het digitaliseren van aanvragen voor reisdocumenten, zodat Nederlanders vanuit huis een aanvraagformulier kunnen invullen, digitaal aan kunnen leveren en online kunnen betalen. De invoering van dit digitale aanvraagproces gaat gefaseerd. Het is sinds begin 2022 mogelijk om online een aanvraagformulier voor een Nederlands reisdocument in te vullen. In 2023 wordt de software opgeleverd om ook deze aanvragen volledig digitaal (en dus papierloos) te kunnen afhandelen in het backoffice. Op dit moment is fysieke verschijning nog wel noodzakelijk voor identiteitsvaststelling en afgifte van biometrie. In samenwerking met het Ministerie van BZK en de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens wordt onderzocht of identificatie op afstand in de toekomst mogelijk kan worden, zonder dat dit ten koste gaat van betrouwbaarheid en veiligheid.

Stemmen in het buitenland

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken speelt een rol bij het faciliteren van het stemproces voor Nederlanders in het buitenland. In 2021 hebben ruim 63.500 Nederlandse kiezers buiten Nederland per brief hun stem uitgebracht voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, wat neerkomt op 68,5% van de geregistreerde kiezers2. Kiezers konden hun briefstem direct opsturen naar het briefstembureau in Den Haag, of opsturen naar of afgeven bij een Nederlandse vertegenwoordiging waarna deze met de diplomatieke koerier werd opgestuurd naar Den Haag. Behalve de gemeente Den Haag, op grond van de Kieswet verantwoordelijk voor het organiseren van de verkiezingen voor de kiezers buiten Nederland, hebben ook het ministerie en het postennetwerk een actieve rol gespeeld in de communicatie naar de kiezers in het buitenland over het stemproces en de aanstaande verkiezing. Er is via diverse kanalen aandacht aan besteed. Via de website NederlandWereldwijd.nl zijn potentiële kiezers geattendeerd op de mogelijkheden om te stemmen vanuit het buitenland, evenals via de social-mediakanalen van de ambassades met grote Nederlandse gemeenschappen. Hierbij is en wordt samengewerkt met de gemeente Den Haag en de ambassades in het buitenland. Deze kanalen zullen ook in de toekomst ingezet worden om potentiële kiezers in het buitenland te bereiken.

In reactie op de vraag welke mogelijkheden er nog zijn om stemmen voor Nederlanders in het buitenland makkelijker te maken, attendeer ik in vervolg op de eerdere vereenvoudigingen van de afgelopen jaren op de wijziging van de Kieswet (35 670). Deze wijziging, die naar verwachting later dit jaar in werking treedt, maakt het onder meer mogelijk dat kiezers buiten Nederland die hun briefstembewijs zijn kwijtgeraakt, op verzoek per e-mail een vervangend briefstembewijs toegestuurd krijgen. Ook hebben recentelijk uw Kamer en op 14 juni jl. de Eerste Kamer ingestemd met de wet Nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen van mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (35 489). Die wet legt wettelijk de recente praktijk vast dat de kiezer buiten Nederland zijn briefstem ook kan opsturen naar of afgeven bij een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging dient ervoor te zorgen dat die enveloppen na ontvangst onmiddellijk worden doorgestuurd naar het briefstembureau in Den Haag. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt daarnaast of er mogelijkheden zijn om het stemmen vanuit het buitenland nog breder bekend te stellen onder Nederlanders in het buitenland.

Voor de VVD-fractie is het belangrijk dat Nederland – al dan niet via de EU – zich inzet om zijn afhankelijkheden van onvrije landen te verminderen en de banden versterkt met andere gelijkgezinde landen. In dit kader zijn deze leden verheugd om te lezen dat Nederland zich inzet om een sterkere band aan te gaan met Aziatische landen. Kan de Minister aangeven hoe hij zich de komende tijd gaat inzetten om deze banden nog verder te versterken? Hoe worden deze banden en contacten ingezet om onze strategische autonomie te versterken? Welke gevolgen hebben de recente veranderde verhoudingen met Rusland voor onze samenwerkingsrelaties in Azië? De leden van de VVD-fractie lezen dat er veel samenwerking op het gebied van cyber is met landen in de Indo-Pacific. Kan de Minister uitgebreid aangeven wat deze cyber-samenwerking inhoudt en op welke manier Nederland hier baat bij heeft? Zijn er ook veiligheidsuitdagingen die gepaard gaan met deze samenwerkingsrelaties?

2. Antwoord:

Het kabinet zet zich in voor verdere versterking van de banden met landen in de Indo-Pacific regio via de EU-strategie voor samenwerking met de Indo-Pacifische regio. Daarbij wordt samenwerking gezocht op een zevental beleidsterreinen: duurzame en inclusieve welvaart; groene transitie; oceaanbestuur; digitale governance en partnerschappen; connectiviteit; veiligheid en defensie; en mensenrechten. Juist door in te zetten op een brede samenwerking met deze landen wordt ingezet op diversificatie, hetgeen ook ten goede komt aan versterking van onze strategische autonomie.

Als gevolg van de oorlog in Oekraïne, zijn ook veel landen in Azië bezorgd over geopolitieke spanningen, het toegenomen wantrouwen, de erosie van het respect voor internationaal recht en de naoorlogse veiligheidsorde. Daarnaast bestaan grote zorgen over de stijgende energie- en voedselprijzen. Om aan deze zorgen het hoofd te kunnen bieden, zijn Aziatische landen op zoek naar partners en samenwerking, juist ook met Nederland en de EU vanwege onze gedeelde inzet voor en belang bij de internationale rechtsorde. Europese en Aziatische landen ondervinden gelijksoortige veiligheidsuitdagingen in bijvoorbeeld het maritieme en cyber-domein, ten aanzien van strategische afhankelijkheden en economische veiligheid. De Nederlandse en Europese inzet is erop gericht om deze uitdagingen, in partnerschappen en door coalitieopbouw, op een open, inclusieve en veilige manier samen te adresseren. Ander voorbeeld is de nauwe coördinatie met Australië, Japan, de Republiek Korea en Nieuw-Zeeland in de reactie op de Russische agressie jegens Oekraïne.

Nederland heeft baat bij samenwerking met de Indo-Pacific als snelst digitaliserende regio om kansen te identificeren en daarop in te spelen, cyberdreigingen te signaleren, en gezamenlijk op te trekken in multilaterale processen die leiden tot een gedeeld internationaal kader dat een vrij, open en veilig internet voorstaat. Om die redenen investeert Nederland in o.a. een cyberdiplomaten-netwerk in de Indo-Pacific regio met momenteel diplomaten in Beijing, Singapore en de VS. In 2021 werden bilaterale cyber consultaties gevoerd met Indonesië, Singapore en Zuid-Korea. Tijdens deze consultaties werden standpunten uitgewisseld, gedeelde belangen geïdentificeerd, en samenwerking onderzocht op het gebied van multilaterale processen, cybercriminaliteit, het cyber dreigingslandschap en capaciteitsopbouw. Ook werkt Nederland samen met Singapore en Australië aan capaciteitsopbouw rond internationaal recht in het digitale domein via het ASEAN Cyber Centre of Excellence in Singapore. Verder ondersteunt NL capaciteitsopbouwprojecten in de Indo-Pacific op de thema’s cybercriminaliteit, cyberdiplomatie en cybersecurity. In EU-verband is onlangs een digitaal partnerschap, incl. cyber-component, met Japan gesloten in het kader van Global Gateway (connectiviteit). De EU streeft ernaar ook met Zuid-Korea en Singapore soortgelijke partnerschappen af te sluiten. Nederland loopt voorop in cyberdiplomatie en is zich vanuit die positie nadrukkelijk bewust van de veiligheidsrisico’s die zich in dit domein voordoen. De leden van de VVD-fractie waarderen de inzet van het kabinet om buitenlandse beïnvloeding te voorkomen. Zij zijn verheugd te lezen dat er wordt gewerkt aan een EU-aanpak. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven hoe de stand van zaken is met betrekking tot dit onderwerp.

3. Antwoord:

Naast de inzet op ongewenst buitenlandse inmenging (OBI) en financiering (OBF) zoals uiteengezet in het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2021,de Kamerbrief Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering en de Beleidsreactie op Dreigingsbeeld Statelijke Actoren en voortgang aanpak statelijke dreigingen, zet het kabinet zich op verschillende wijzen in op beide onderwerpen.Nederland wisselt kennis, ervaring- en handelingsperspectieven uit met enkele EU-landen met vergelijkbare OBI-problematiek als Nederland. Daarnaast heeft Nederland begin 2021 bij een aantal lidstaten en bij de Commissie aandacht gevraagd voor het tegengaan OBF. Zo wordt hieraan aandacht geschonken in de Raadsconclusies over het strategisch partnerschap met de Golf, die zijn aangenomen op 20 juni 2022. Daarnaast heeft Frankrijk tijdens zijn EU-voorzitterschap het onderwerp opgenomen als prioriteit en daarmee vond Nederland een actieve medestander. Op aangeven, en onder leiding, van Nederland en Frankrijk is het afgelopen half jaar binnen het Radicalisation Awareness Network geïnvesteerd in onderzoek naar het instrumentarium van de verschillende lidstaten om deze ongewenste financiering te adresseren. Dit dient als kader voor verdere uitwerking van mogelijke initiatieven binnen een daarvoor ingerichte werkgroep. Deze werkgroep heeft inmiddels in een eerste sessie de omvang van de problematiek in de verschillende lidstaten geïnventariseerd. In het najaar wordt verder gesproken om te komen tot een gezamenlijk beeld van de problematiek en eventueel een mogelijke richting voor Europese samenwerking op dit onderwerp. Ook de EU Contraterrorisme Coördinator (EU CTC) heeft OBF als aandachtspunt. Hij heeft dit onderwerp onder andere meegenomen in de contraterrorismedialoog die hij in mei met Saoedi-Arabië voerde. De Minister van Justitie sprak en marge van de JBZ-Raad van 9-10 juni met EU CTC waarbij zij afspraken om samen op te trekken op de meest relevante CT- dossiers https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10038–2022-INIT/nl/pdf.

De VVD-fractieleden zijn verheugd te lezen dat er stappen zijn gezet in de uitvoering van de motie van het lid Koopmans c.s. (Kamerstuk 33 694, nr. 43) over beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens. Zij lezen dat in de opgerichte projectgroep de focus ligt op de verantwoorde toepassing van kustmatige intelligentie (AI). Hierbij vragen zij ook aandacht voor de aangenomen motie van het lid Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 35 848, nr. 10) die vraagt om nauw op te trekken met NAVO-bondgenoten bij de inname van volkenrechtelijke standpunten rond autonome en semiautonome wapensystemen. Kan de Minister toelichten hoe dit gebeurt?

4. Antwoord:

Autonome wapensystemen zijn een voorbeeld van hoe AI in het militaire domein kan worden toegepast. In internationaal verband loopt de discussie over de ontwikkeling en inzet van autonome wapensystemen in de Group of Governmental Experts onder het verdrag inzake bepaalde conventionele wapens (CCW). Daar trekt Nederland zoveel mogelijk op met NAVO-bondgenoten. De conferentie die Nederland organiseert in februari 2023 zal een bredere focus hebben dan autonome wapensystemen. Er zal ook aandacht worden besteed aan andere militaire toepassingen van AI, zoals militaire besluitvormingsondersteuning en data-analyse. Het doel van de conferentie is om met een zo breed mogelijke groep landen te komen tot een gezamenlijke internationale agenda over verantwoorde toepassing van AI in het militaire domein. Met 17 landen uit verschillende regio’s, waaronder ook een aantal NAVO-bondgenoten, zijn inmiddels gesprekken gestart over de mogelijke politieke resultaten van de conferentie. Daarbij zal Nederland met de conferentie rekening houden met reeds lopende processen op het gebied van militaire AI, zoals de afspraken die binnen de NAVO zijn gemaakt over verantwoord gebruik van AI.

De VVD-fractieleden vinden het van groot belang dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken bijdraagt aan het oplossen van de huidige migratiecrisis. Het oplossen van het probleem is alleen mogelijk als we de instroom van irreguliere migratie verminderen en de uitstroom vergroten. Het middel om dit te bereiken is diplomatiek contact en het maken van harde afspraken met herkomst- en grote doorstroomlanden. Dit moet een absolute prioriteit zijn in elk diplomatiek contact. Op welke manier heeft de Minister zich hier het afgelopen jaar voor ingezet? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit het komende jaar een nog grotere prioriteit wordt?

5. Antwoord:

Het tegengaan van irreguliere migratie, het versterken van de EU-buitengrenzen en het bevorderen van terugkeersamenwerking met derde landen is een gedeelde inspanning van het kabinet en een belangrijk onderdeel van het buitenlandbeleid. Het kabinet zet zowel in Europees als bilateraal verband in op migratiepartnerschappen met belangrijke landen van herkomst en doorreis. Diplomatieke inzet vormt een belangrijk onderdeel van deze inspanningen. Zo zijn bijvoorbeeld de eerste concrete stappen met Marokko gezet als gevolg van langere termijn intensieve contacten. Als onderdeel van een brede dialoog met Marokko is ook de samenwerking op terugkeer geadresseerd. Dit heeft ertoe geleid dat Marokko de eerste documenten voor zelfstandig vertrek van eigen onderdanen heeft afgegeven. Ook op Europees niveau is voortgang gemaakt. Er zijn EU-Actieplannen opgesteld voor prioritaire landen in Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika, Midden-Oosten en de Westelijke Balkan. Daarnaast is het visuminstrument (artikel 25bis van de EU Visumcode) vorig jaar voor het eerst ingezet tegen Gambia vanwege het onvoldoende meewerken aan terugkeer. Ook het komende jaar vormt het versterken van migratiesamenwerking met derde landen onverminderd een prioriteit.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te zien dat het China Kennis Netwerk succesvol is opgezet. Ook zijn deze leden blij te lezen dat er zoveel experts zijn gevonden die ook de Chinese taal machtig zijn. Op welke manier wordt gemonitord dat China geen ongewenste inmenging in het netwerk of via de experts probeert te krijgen? Als dit niet wordt gemonitord, willen deze leden weten waarom dit niet gebeurt.

6. Antwoord:

Het China Kennisnetwerk (CKN) beoogt de kennisbasis te versterken van het overheidsbeleid en richt zich op departement overstijgende vraagstukken in relatie tot China. Deze vragen worden gesteld door de betrokken ministeries. Via het extern belegd CKN-secretariaat wordt (academische) expertise geselecteerd om daar licht op te werpen in de vorm van een onderzoek of seminar. Bij de selectie geven academische criteria de doorslag en worden de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en veiligheid van de binnen het CKN ontwikkelde kennis en door het CKN betrokken kennisdragers zorgvuldig afgewogen. Het collegiale en intensieve karakter van de vraagformulering, selectie, afstemming en kennisontwikkeling tijdens de CKN-onderzoeken en -evenementen maakt ongewenste inmenging al snel transparant en daar zijn ook geen signalen van gebleken.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verantwoordingsstukken 2021. Deze leden vinden het goed te lezen dat de onvolkomenheid in de informatiebeveiliging is opgelost, wel maken zij zich zorgen over de blijvende onvolkomenheid met betrekking tot de fysieke toegangsbeveiliging van Rijnstraat 8. De leden blijven graag op de hoogte hoe het Ministerie van Buitenlandse Zaken samen met het verantwoordelijke Ministerie BZK nog dit kalenderjaar tot concrete verbeteringen komt. Is de Minister bereid de Kamer daarvan op de hoogte te houden? Deze leden danken de regering verder voor de antwoorden op de feitelijke vragen en hebben op dit moment geen vervolgvragen.

7. Antwoord:

Ja.