Vastgesteld 9 augustus 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 18 mei 2022 over het Jaarverslag Deltafonds 2021 (Kamerstuk 36 100 J, nr. 1).
De Minister en Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 14 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
De griffier van de commissie, Rijkers
Vraag 1:
In hoeverre wordt er bij de besteding van de gelden voor de instandhouding van infrastructuur in het Deltafonds ook rekening gehouden met het klimaatbestendig maken van deze infrastructuur?
Antwoord:
Rijkswaterstaat heeft stresstesten uitgevoerd om de kwetsbaarheden voor de effecten van klimaatverandering in kaart te brengen. De uitkomsten van deze stresstesten zijn op 29 maart 2022 aan de Kamer aangeboden in de vorm van de Klimaateffectatlas RWS (Kamerstukken 31 710, nr. 80). Met dezelfde brief is ook de Uitvoeringsagenda Klimaatbestendige Netwerken aan de Kamer gezonden; deze uitvoeringsagenda beschrijft welk stappen IenW vanaf 2022 zet om het hoofdvaarwegennet (HVWN), het hoofdwatersysteem (HWS) en het hoofdwegennet (HWN) klimaatbestendiger te maken.
Daarnaast is er voor 2022 en 2023 instandhoudingsbudget vrijgemaakt om nader onderzoek te doen naar de klimaatbestendigheid van het Hoofdwatersysteem. Dit onderzoek moet leiden tot verdere maatregelen.
Vraag 2:
Welke pilots lopen er op dit moment met betrekking tot nieuwe vormen van kustbescherming?
Antwoord:
Binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) wordt voor de dijk langs de Waddenzee in de Projectoverstijgende Verkenning (POV) «Waddenzeedijken» ook onderzoek gedaan naar nieuwe vormen van bescherming, zoals een dubbele dijk en een brede groene dijk. Zie voor meer informatie de website: https://www.hwbp.nl/kennisbank/pov-waddenzeedijken
In het Kennisprogramma Zeespiegelstijging wordt onderzoek gedaan naar mogelijke alternatieve strategieën voor de bescherming van de kust voor de lange termijn samen met partners. Hierbij wordt bestaand en lopend onderzoek betrokken, zoals het onderzoek naar dubbele dijken door het NIOZ in opdracht van het WNF en het net gestarte wetenschappelijke onderzoek «Living dikes» onder leiding van de Universiteit Twente waarin Rijkswaterstaat participeert.
Vraag 3:
Wat is er ten opzichte van vorig jaar concreet aan maatregelen genomen om het vasthouden van water verder te bevorderen?
Antwoord:
Alle waterbeheerders nemen maatregelen om water beter vast te houden, zeker na de droge zomers van de afgelopen jaren.
Via het Deltaprogramma zoetwater zijn tussen 2015 en nu 37 maatregelen gerealiseerd. Enkele voorbeelden: het Peilbesluit IJsselmeer (2018), waarmee het peil 20 centimeter kan worden opgezet. Hierdoor komt 400 miljoen kuub extra water beschikbaar voor Noord-Nederland.
Daarnaast is de afgelopen jaren in de Veluwe gewerkt aan beekherstel van de Leuvenumse Beek. Hierdoor wordt daar veel meer water vastgehouden en geïnfiltreerd naar het grondwater. Circa 60% van de neerslag wordt nu vastgehouden in dit gebied. Deze projecten zijn niet specifiek het afgelopen jaar uitgevoerd en afgerond maar zijn wel nu reeds effectief gebleken.
Het afgelopen jaar is het project «Zoete Toekomst» gestart, waarbij de komende drie jaar wordt getest of de Texelse boeren voortaan regenwater in de grond kunnen opslaan. Jaarlijks valt er genoeg regen op Texel, maar dat gebeurt vooral in de winter en dan spoelt gemiddeld 44 miljoen kubieke meter (= 44 miljard liter) zoet water ongebruikt de Waddenzee in. 6 tot 7 miljard liter daarvan zou genoeg zijn om de akkers en weilanden in droge tijden te besproeien. Het doel is zelfvoorzienendheid op het gebied van zoetwater voor de landbouw en natuur.
Tevens is het project «Optimalisatie watervoorziening Brielse Meer» in uitvoering gekomen. Doel van dit project is het in stand houden van een robuuste en klimaat-bestendige zoetwateraanvoer vanuit het Brielse Meer. Dit project loopt nog door in 2022.
Ook is in 2021 een gevolg gegeven aan het Drainstore project in Zeeland, een proef om de mogelijkheid van zoetwateropslag in de ondergrond te onderzoeken.
Daarnaast nemen partijen buiten het Deltaprogramma ook maatregelen. Zo wordt bijvoorbeeld door de waterschappen geprobeerd om waterstanden zo veel mogelijk op peil te houden, waar nodig door extra noodpompen te plaatsen en meer water in te laten vanuit IJsselmeer en peilen op te zetten.
Vraag 4:
Is het beschikbare budget dat bedoeld is voor het versterken van waterveiligheid voldoende of is er meer voor nodig om Nederland te beschermen tegen hoog water?
Antwoord:
Op dit moment is de verwachting dat het beschikbare budget voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) voldoende is. Uiterlijk in 2023 ronden de waterschappen de toetsing van hun primaire keringen af. Daarna is er een completer beeld over de waterveiligheidsopgave en wordt het duidelijker of het budget inderdaad toereikend is.
Vraag 5:
Hoe verhoudt het investeren in waterkwaliteit zich tot het beschikbare drinkwateraanbod?
Antwoord:
Kwalitatief goede bronnen zijn een eerste voorwaarde voor goed drinkwater. De Kaderrichtlijn Water vereist dat de kwaliteit van het water in Nederland de goede toestand bereikt en behoudt. In de Stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 staan de maatregelen beschreven om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Met de uitvoering van de maatregelen door rijk en regio in de periode 2022–2027 is een bedrag van ca. € 1,5 miljard aan overheidsuitgaven gemoeid (Kamerstuk 27 625, nr. 555). Daarnaast maken sectoren kosten voor het nemen van maatregelen op het gebied van bronbeleid en preventie. Hiermee investeert Nederland in een toekomstbestendige drinkwatervoorziening. Klimaatverandering zal leiden tot hogere temperaturen en periodes met lagere rivierafvoeren. Hierdoor nemen de risico’s voor de kwaliteit van drinkwaterbronnen toe en zullen investeringen nodig blijven ook na 2027.