Kamerstuk 36100-J-1

Jaarverslag Deltafonds 2021

Dossier: Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2021

Gepubliceerd: 18 mei 2022
Indiener(s): Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-J-1.html
ID: 36100-J-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET DELTAFONDS (J)

Ontvangen 18 mei 2022

Vergaderjaar 2021–2022

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 1.136.551 miljoen

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 1.427.815 miljoen

A. ALGEMEEN

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het Deltafonds (J) over het jaar 2021 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Infrastructuur en Waterstaat decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • 1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • 2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • 3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2021

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2021 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2021, alsmede over de saldibalans over 2021 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

Minister van Infrastructuur en Waterstaat,MarkHarbers

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag van het Deltafonds, Hoofdstuk J van de Rijksbegroting. Naast het Deltafonds kent IenW ook de Beleidsbegroting Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII) en het Infrastructuurfonds (Hoofdstuk A). Van deze begrotingen zijn separate jaarverslagen opgesteld.

In de Waterwet (stb. 2009, nr 107) is opgenomen dat er een Deltafonds wordt ingesteld met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Op grond van het amendement-Jacobi (Kamerstukken II, 2013-2014 33 503, nr. 8) is het met ingang van 1 januari 2015 mogelijk om de uitgaven op het gebied van waterkwaliteit, ook wanneer deze uitgaven geen relatie hebben met waterveiligheid en zoetwatervoorziening, te verantwoorden op het Deltafonds.

De producten van het Deltafonds zijn gerelateerd aan artikel 11 Integraal Waterbeleid op de beleidsbegroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting). De doelstelling van dit beleidsartikel is het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft en over voldoende zoetwater beschikt.

Het Deltafonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de beleidsbegroting van IenW (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

De apparaatsuitgaven en apparaatsontvangsten van het kerndepartement (met uitzondering van de Staf-Deltacommissaris) worden verantwoord op artikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement van de begroting Hoofdstuk XII.

Opbouw

Het Jaarverslag van het Deltafonds bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een algemeen deel: hierin is naast deze leeswijzer de officiële officiële aanbieding van het Jaarverslag aan de Staten-Generaal en het verzoek tot dechargeverlening opgenomen.

  • Het beleidsverslag 2021 van het Deltafonds, deze bestaat uit:

    • het Deltafondsverslag 2021, waarin een korte terugblik is opgenomen met betrekking tot de realisatie van de belangrijkste uitvoeringsprioriteiten over het verslagjaar 2021;

    • de productartikelen van het Deltafonds;

    • de bedrijfsvoeringsparagraaf.

  • De Jaarrekening 2021 van het Deltafonds, deze bestaat uit de verantwoordingstaat en saldibalans van het Deltafonds.

  • De volgende twee bijlagen:

    • Instandhouding;

    • Afkortingenlijst.

Normering jaarverslag

De financiële informatie in het beleidsverslag (onderdeel B) wordt gepresenteerd door middel van de tabellen ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. Verschillen tussen de vastgestelde begroting en de realisatie worden conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2022 op het niveau van de financiële instrumenten en de totale verplichtingen toegelicht volgens onderstaande uniforme ondergrenzen.

Tabel 1 Norm bij te verklaren verschillen

Norm bij te verklaren verschillen

  

Omvang begrotingsartikel (stand Ontwerpbegroting in € miljoen)

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

≥ 50 en < 200

2

4

≥ 200 < 1000

51

51

≥ 1000

51

51

X Noot
1

Naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en Van Veldhoven (Kamerstukken II 2015-2016, 34 475 XII, nr. 12) worden bij alle begrotingsartikelen op het Infrastructuurfonds en Deltafonds groter dan € 1 miljard de begrotingsmutaties boven de € 5 miljoen toegelicht. Dit heeft als praktische uitwerking dat bij de artikelen tussen de € 200 miljoen en € 1 miljard de ondergrens voor technische mutaties ook neerwaarts is bijgesteld. Voor beleidsmatige mutaties was er bij de artikelen van deze omvang reeds sprake van een ondergrens van € 5 miljoen.

Afronding budgettaire tabellen en verantwoordingsstaat

De verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in de verantwoordingsstaat zijn in lijn met de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften naar boven afgerond. Om aansluiting te hebben tussen de budgettaire tabellen en de verantwoordingsstaat, zijn de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in budgettaire tabellen waar relevant tevens naar boven afgerond. Met deze werkwijze komen de cijfers in de verantwoordingsstaat overeen met de cijfers zoals opgenomen in de budgettaire tabellen.

Inzicht in budgetten van verkenningen en planuitwerkingprogramma’s en de realisatieprogramma's

Het inzicht in de budgetten van de verkenningen en planuitwerkingprogramma’s en de realisatieprogramma’s wordt vergroot door begrotingsmutaties expliciet in de MIRT projectoverzichten zichtbaar te maken op projectniveau (toezegging WGO van 22 juni 2011). Deze projectoverzichten zijn in ieder geval voorzien van toelichtingen indien sprake is:

  • Van een wijziging (anders dan door de verwerking van prijsbijstelling) in het taakstellend projectbudget groter dan 10% of meer dan € 10 miljoen;

  • Van een wijziging groter dan 1 jaar in de oplevering van het project.

In aanvulling op de toelichting op de budgettaire tabel, worden bij de projectoverzichten van het realisatieprogramma wijzigingen van het kasbudget op projectniveau toegelicht conform de staffel «Norm bij te verklaren verschillen» behorende bij de budgettaire tabel.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2022 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

Indicatoren en kengetallen

Het jaarverslag is opgesteld conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). De RBV stelt dat er op 15 maart een door de Auditdienst Rijk goedgekeurd jaarverslag aan de minister van Financiën wordt aangeboden en dat wijzigingen door vakministers, in uitzonderlijke gevallen, tot 25 maart verwerkt kunnen worden.

Voor enkele indicatoren en kengetallen in de jaarverslagen van IenW zijn op deze momenten de realisatiegegevens nog niet beschikbaar en kunnen derhalve niet worden toegevoegd aan het jaarverslag. Hierdoor komt het voor dat er realisatiegegevens van indicatoren en kengetallen bekend worden ná het opstellen van het jaarverslag maar vóór publicatie van het jaarverslag. Deze gegevens worden, zoals in het jaarverslag aangegeven, bij de eerstvolgende begroting aan uw Kamer aangeboden.

Groeiparagraaf

Doorwerking wijzigingen Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2022

Voor het opstellen van het departementaal jaarverslag gelden de Rijksbegrotingsvoorschriften van de Minister van Financiën. In de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2022 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd die doorwerken in dit jaarverslag op het gebied van:

  • 1. Nationaal Groeifonds-bijlage

  • 2. Openbaarheidsparagraaf

  • 3. Focusonderwerp: bekostigingssystemen

  • 4. Saldibalans: presentatie saldo voorgaand jaar

  • 5. Wet Normering Topinkomens (WNT)

Voor wat betreft de punten 2, 3 en 5 wordt dit toegelicht in de leewijzer van het jaarverslag van Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII). Punt 1 en 4 worden hieronder toegelicht.

1. Nationaal Groeifonds-bijlage

Voorschrift vanuit de minister van Financiën is dat indien er in het jaar 2021 vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF) budgetten ter beschikking zijn gesteld, het betreffende departement een afzonderlijke NGF-bijlage opneemt bij het jaarverslag. IenW heeft in het jaar 2021 geen middelen uit het NGF ontvangen, derhalve is er geen NGF-bijlage opgenomen in het jaarverslag van IenW.

4. Saldibalans: presentatie saldo voorgaand jaar

Voor de begrotingsfondsen is door de minister van Financiën een uniforme werkwijze voor de presentatie van het verrekenen van het saldo van het voorgaande verslagjaar in de saldibalans voorgeschreven. Een batig saldo wordt gepresenteerd als saldo begrotingsfonds onder de ontvangsten als 2a, een nadelig saldo wordt verantwoord als onder de uitgaven op regel 1a. Het cumulatief saldo van het begrotingsfonds van het huidige jaar wordt verwerkt via de Rekening-courant RHB onder balanspost 4/4a.

Verantwoording over beleid

In het Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek van 26 oktober 2021 is door de minister van IenW toegezegd om in gesprek met de rapporteur dhr. De Groot te onderzoeken op welke manier een aantal beleidsdoelstellingen, die in de begroting van IenW zijn geformuleerd, kunnen worden gekoppeld aan hele specifieke indicatoren, waardoor de Kamer meer inzicht krijgt in de gerealiseerde prestaties.

In het voorjaar 2022 is door vertegenwoordigers vanuit IenW en de rapporteur gestart met het komen tot verbetervoorstellen voor de verantwoording van het beleid via de begrotingscyclus. De eerste resultaten van de verbetervoorstellen zijn naar verwachting zichtbaar in de begroting over het jaar 2023.

Motie Schouw c.s.

In juni 2011 is de motie-Schouw (Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-20, nr. 537) aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbe­velingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenW heeft de Raad in 2021 geen specifieke aanbevelingen gedaan.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Deltafondsverslag 2021

Werken aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit vraagt continu inspanningen en investeringen. Deze worden verantwoord in het Deltafonds. Het aantal mensen en de waarde van het te beschermen goed veranderen onder invloed van economische en demografische ontwikkelingen. Ook water en bodem veranderen in de loop van de tijd; de zeespiegel stijgt en de bodem daalt. Door de klimaatverandering wordt het warmer en zullen rivierafvoeren en regenval grotere extremen vertonen.

Het Deltaprogramma is het nationale programma waarin Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken om Nederland veilig en aantrekkelijk te houden en goed te blijven voorzien van zoetwater. Zo kan onze economie blijven profiteren van de gunstige ligging in de delta.

Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde te houden.

Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na de twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van de inwoners van Limburg en Noord/Brabant tegen hoogwater van de Maas. De wateroverlast van juli 2021 was de eerste echte serieuze test van het project Grensmaas. Daar waar elders veel overlast van hoogwater is geweest, bleven problemen op de oevers van de Maas tussen Maastricht en Roosteren uit. Zonder die rivierverruiming waren plaatsen als Itteren, Borgharen, Grevenbicht, Geulle Illikhoven en Visserweert weer met wateroverlast geconfronteerd.

Mijlpalen en resultaten 2021

Hieronder wordt ingegaan op de mijlpalen in het lopende programma. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2021 zijn opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2021 is gestart.

Beheer, onderhoud en vervanging

Voor het beheer en onderhoud zijn afspraken over prestaties gemaakt voor het watermanagement en beheer en onderhoud, waaronder kustlijnhandhaving met zandsuppleties, stormvloedkeringen, peil- en hoogwaterbeheersing. Deze afspraken over prestaties zijn nader toegelicht in artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging van het Deltafonds. In 2021 heeft IenW onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitgevoerd:

Tabel 2 Activiteiten Beheer, onderhoud en vervanging

Netwerk

 

Project

Hoofdwatersystemen

Zandsuppleties basiskustlijn

 

Reparatie pompen Gemaal IJmuiden

 
 

Hoogwater Limburg

Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van beheer, onderhoud en vervanging wordt verwezen naar bijlage 4 Instandhouding van deze begroting.

Aanleg

In 2021 is voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de waterveiligheid, onder andere door het uitvoeren van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma en Maaswerken. Hieronder volgen de mijlpalen die IenW bij deze programma’s in 2021 heeft behaald:

Tabel 3 Mijlpalen Aanleg

Programma

Mijlpaal

 

Project

HWBP

Start realisatie

Gorinchem-Waardenburg (GOWA)

 

Wolferen Sprok inclusief DTO

 

Aanpak Kunstwerken

 

Apeldoorns kanaal

   

Oplevering

RIDS fase 1 IJsselkade

  

Blerick bij de Oude Gieterij

  

Lindekering

  

Masterbroek - Zwarte Meer

  

St. Annaland

  

Grebbedijk

  

Grutbroek

  

Vianen

Maaswerken

Oplevering

Grevenbicht

Het HWBP is, zoals steeds de afgelopen jaren, sterk in beweging. Dit zorgt voor veel wijzigingen ten aanzien van de mijlpalen, zoals opgenomen in de begroting. Het programma heeft te maken met vertragingen, waardoor projecten later starten en opgeleverd worden. Voorspelbaarheid van het programma is een bestuurlijk aandachtspunt.

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma’s wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer, het Deltaprogramma 2021 en het MIRT Overzicht 2021. Het Deltaprogramma is te vinden op de website van de Deltacommissaris.

4. Beleidsartikelen

4.1 Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het Rijk investeert in waterveiligheid om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de Rijkswateren. Het artikel waterveiligheid is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering
Tabel 4 Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 1 Investeren in waterveiligheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

364.968

708.835

278.012

280.032

765.964

847.847

‒ 81.883

1

Uitgaven

457.927

515.558

509.245

451.429

428.861

519.176

‒ 90.315

 

1.01 Grote projecten waterveiligheid

272.598

308.998

242.861

161.763

38.164

123.174

‒ 85.010

 

1.01.01 Programma HWBP-2 Waterschapsprojecten

142.271

147.362

156.824

141.647

12.644

89.459

‒ 76.815

2

1.01.02 Programma HWBP-2 Rijksprojecten

17.948

72.542

41.694

9.852

991

1.017

‒ 26

 

1.01.03 Ruimte voor de rivier

92.050

78.412

29.353

4.218

3.417

12.189

‒ 8.772

3

1.01.04 Maaswerken

20.329

10.682

14.990

6.046

21.112

20.509

603

 

1.02 Overige aanlegprojecten waterveiligheid

178.248

199.682

258.320

282.887

381.902

384.217

‒ 2.315

 

1.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma

5.071

1.140

14.694

11.386

46.018

31.573

14.445

4

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

5.009

226

363

546

559

546

13

 

1.02.02 Realisatieprogramma

173.177

198.542

243.626

271.501

335.884

352.644

‒ 16.760

5

1.03 Studiekosten

7.081

6.878

8.064

6.779

8.795

11.785

‒ 2.990

 

1.03.01 Studie en onderzoekskosten

7.081

6.878

8.064

6.779

8.795

11.785

‒ 2.990

 

1.09 Ontvangsten

193.127

208.552

205.107

193.910

174.597

164.879

9.718

 

1.09.01 Ontvangsten waterschappen HWPB-2

160.591

120.473

4.740

57.391

309

0

309

 

1.09.02 Overige ontvangsten HWPB-2

2879

0

1850

61

0

200

‒ 200

 

1.09.03 Ontvangsten waterschappen HWPB

23.642

57.149

166.088

117.901

169.964

160.536

9.428

6

1.09.04 Overige ontvangsten HWPB

617

728

3258

5.150

100

0

100

 

1.09.05 Overige aanleg ontvangsten

5.398

30.202

29.171

13.407

4.224

4.143

81

 
C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De lagere realisatie op de verplichtingen (€ -81,9 miljoen) is te verklaren door:

    • Ruimte voor de Rivier (€ -10,4 miljoen). Bij de uitvoering van de resterende maatregelen zijn minder risico’s opgetreden dan verwacht, waardoor de risicoreservering is vrijgevallen (€ -8,9 miljoen). Daarnaast een lagere realisatie doordat enkele restpunten nog niet geheel zijn opgeleverd (€ -1,5 miljoen) en een nadeelcompensatie nog niet is afgerond (€ -0,1 miljoen);

    • Maaswerken (7,2 miljoen), waar meer verplichtingen aangegaan wegens versnelde aanlegwerkzaamheden;

    • Realisatieprogramma HWBP (€ -117,7 miljoen), dat bestaat uit een hogere realisatie op projecten (€ 416,4 miljoen):

      • Gorinchem-Waardenburg (€ 322,5 miljoen), goedgekeurd plan door provincie Gelderland. Het plan zou aanvankelijk in 2020 behandeld worden, maar de provincie Gelderland had de goedkeuring van dit plan naar 2021 verschoven;

      • Wijzing in het budget Wolveren naar aanleiding van herprogrammering (€ 52,7 miljoen);

      • Aanvraag beschikking Zwolle-Olst (€ 27 miljoen);

      • Aanpassen van verplichtingenbudget na update van de ramingen bij innovatieve projecten (€ 14,2 miljoen);

        Daartegenover staat een lagere realisatie (€ -534,1 miljoen) op de projecten:

      • Tiel-Waardenburg (€ -272,2 miljoen), waarvoor de goedkeuring van het plan door provincie Gelderland is verschoven naar 2022;

      • Verschuiven van verplichtingenbudget naar latere jaren, omdat beheerders bij voorbereiding van het project meer tijd nodig hebben (€ -194,5 miljoen), dit gaat op voor de projecten Zuid-Bevelanden (€ -77,9 miljoen), projecten < € 25 miljoen (€ -27,2 miljoen), Gouw Zee (€ -25,5 miljoen), Koehool-Lauwersmeer (€ -21,9 miljoen), Lob van Gennep (€ -15,7 miljoen), Sterke Lekdijk (€ -15,3 miljoen), Spijk-Werstervoort (€ -11 miljoen);

      • Maasovereenkomst (€ -55,6 miljoen), als gevolg van een update van de ramingen voor 2021, waardoor verplichtingenbudget is verschoven naar 2022;

      • IJsseldijk (€ -11,8 miljoen), waar een aanpassing van het verplichtingenritme het gevolg is van het schuiven van de risicoreservering;

    • Pannerdensch kanaal (€ -10,1 miljoen) als gevolg van PAS problematiek;

    • De hogere realisatie van € 50,1 miljoen betreft met name de meerjarige verplichting omtrent het perceel N307/Roggebotsluis van het project IJsseldelta fase 2 aan de provincie Flevoland;

    • Diverse kleine mutaties (-€ 1,0 miljoen).

  • 16. Bij HWBP-2 Waterschapsprojecten (€ -76,8 miljoen) is minder gerealiseerd dan voorzien. De grootste afwijkingen betreffen:

    • Het project dijkversterking Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam. Hier is geen overeenstemming bereikt met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier over de geclaimde meerkosten, waardoor deze (nog) niet zijn uitgekeerd (€ -89,4 miljoen).

    • Hogere realisatie bij het project Versterking Eemdijk, vanwege een snellere uitvoering door het waterschap (€ 12,6 miljoen).

  • 19. Er is sprake van een lagere realisatie bij Ruimte voor de Rivier. Bij de uitvoering van de resterende maatregelen zijn minder risico’s opgetreden dan verwacht, waardoor de risicoreservering is vrijgevallen (€ -7,4 miljoen). Daarnaast een lagere realisatie doordat enkele restpunten nog niet geheel zijn opgeleverd (€ -1,2 miljoen) en een nadeelcompensatie nog niet is afgerond (€ -0,1 miljoen).

  • 20. Er is sprake van een hogere realisatie op de planuitwerking en verkenningen van € 14,4 miljoen en wordt met name veroorzaakt door de betaling van het perceel N307/Roggebotsluis van het project IJsseldelta fase 2 aan de provincie Flevoland.

  • 21. De lagere realisatie bij het artikelonderdeel 1.02.02 (€ -16,7 miljoen) is het gevolg van € 45 miljoen overprogrammering, Vertraging kribverlaging Pannerdensch Kanaal (€ -4 miljoen) als gevolg van PAS problematiek;

    Bij HWBP Waterschapsprojecten kent de lagere realisatie (€ -59 miljoen) diverse oorzaken door zowel projecten met een hogere als met een lagere realisatie. De hogere realisatie betreft het project Gorinchem-Waardenburg (€ 75,3 miljoen) waarbij conform de subsidieregeling extra bevoorschotting heeft plaatsgevonden. De lagere realisatie (€ -134,3 miljoen) betreft de projecten:

    • Maasovereenkomst, waar extra tijd nodig is voor bestuurlijke afstemming (€ -46,5 miljoen),

    • Tiel-Waardenburg, omdat voor het doorvoeren van versoberingen in het ontwerp meer tijd nodig is (€ -40,6 miljoen);

    • Koehool-Lauwersmeer (€ -21,9 miljoen), Sterke Lekdijk (€ -12,5 miljoen) en Zuid-Bevelanden (€ -15,5 miljoen), omdat beheerders bij voorbereiding van het project meer tijd nodig hebben;

    • Het restant van € 2,7 miljoen op HWBP betreft mutaties < € 1,5 miljoen (€ 2,7 miljoen).

    Het saldo op dit artikelonderdeel betreft mutaties op projecten < € 1,5 miljoen (€ 1,3 miljoen).

  • 26. De hogere ontvangsten van het HWBP zijn het gevolg van hogere bijdragen vanuit de Waterschappen (€ 5,5 miljoen), prijsbijstelling (€ 3,7 miljoen) en een saldo (€ 0,2 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen
1.01 Grote projecten waterveiligheid

Motivering

Deze projecten, waaraan de Tweede Kamer de status van Groot Project heeft toegekend, dragen bij aan de waterveiligheid in Nederland. Voor meer achtergrondinformatie over programmering in 2021 (en verder) wordt verwezen naar het MIRT Overzicht 2021, de betreffende voortgangsrapportages en het Deltaprogramma 2021.

Producten

1.01.01/02 Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)

Onder dit programma vallen de verbetermaatregelen die zijn voortgekomen uit de periodieke toetsing volgens de Waterwet. Uit de resultaten van de eerste (2001) en tweede (2006) toetsing op veiligheid van de primaire waterkeringen bleek dat een deel van deze keringen niet voldeed aan de wettelijke norm (Kamerstukken II, 2007–2008, 27 625 en 18 106, nr. 103).

Conform de Regeling Grote Projecten heeft de Tweede Kamer in 2021 de Voortgangsrapportages 19 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 32 698, nr. 55) en 20 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 32 698, nr. 61) ontvangen .

Meetbare gegevens

Het HWBP-2 bestaat uit 87 versterkingsprojecten, inclusief de Zwakke Schakels. Per 31 december 2021 voldoen 85 projecten aan de vigerende veiligheidsnorm. Het programma bevindt zich inmiddels in de fase dat alle projecten in realisatiefase zijn. Er zijn twee resterende projecten in uitvoering.

Tabel 5 rojectoverzicht Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma; realisatie (bedragen x € 1 miljoen)
 

Kasbudget 2021

Projectbudget

Oplevering

Toelichting

Projectomschrijving

begroting2021

realisatie

verschil

begroting2021

huidig

begroting2021

huidig

 

Projecten Nationaal

     

2022

2027

 

HWBP-2 Rijksprojecten

0

1

1

190

170

  

1

HWBP-2 Waterschapsprojecten

89

13

‒ 76

2.452

2.551

  

2

Overige projectkosten (programmabureau)

1

0

‒ 1

46

47

   

afrondingen

0

 

0

     

Programma realisatie

90

14

‒ 76

2.688

2.768

   

begroting (DF 1.01.01/02)

90

14

‒ 76

     

Toelichting

  • 1. Bij HWBP-2 Waterschapsprojecten (€ -76,8 miljoen) minder gerealiseerd dan voorzien. De grootste afwijkingen betreffen:

    • Voor het project dijkversterking Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam is geen overeenstemming bereikt met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier over de geclaimde meerkosten, waardoor deze (nog) niet zijn uitgekeerd (€ -89,4 miljoen).

    • Hogere realisatie bij het project Versterking Eemdijk, vanwege een snellere uitvoering door het waterschap (€ 12,6 miljoen).

      Projectbudget. Het projectbudget van de Waterschapsprojecten is met € 99 miljoen toegenomen. Deze verhoging betreft de overheveling van de meevaller bij de HWBP-2 Rijksprojecten: Houtribdijk (€ 19,5 miljoen) en een overheveling van het HWBP voor de dekking van de tegenvaller bij het project Markermeerdijken (Hoorn-Edam-Amsterdam) (€ 80 miljoen).

      Oplevering: Bij het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam staat de vigerende planning onder druk. De beheerder (Hoogheemraadschap Noorderkwartier) heeft bij dit project aangegeven dat de opleverdatum verschuift naar eind 2027. Zie hiervoor ook Voortgangsrapportage 20 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 32 698, nr. 61)

1.01.03 Ruimte voor de Rivier

Op 22 januari 2019 heeft de Tweede Kamer de Groot Project Status van Ruimte voor de Rivier beëindigd. Het laatste project dat bijdraagt aan de doelstelling van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier is het project Reevesluis. Over dit project wordt gerapporteerd via het MIRT-overzicht.

Tabel 6 Projectoverzicht Ruimte voor de rivier; realisatie (bedragen x € 1 miljoen)
 

Kasbudget 2021

Projectbudget

Openstelling

Toelichting

Projectomschrijving

begroting2021

realisatie

verschil

begroting2021

huidig

begroting2021

huidig

 

Projecten Nationaal

        

Ruimte voor de Rivier

12

3

‒ 9

2.258

2.248

2019

2019

1

Programma realisatie

12

3

‒ 9

2.258

2.248

   

begroting (DF 1.01.03)

12

3

‒ 9

2.258

2.248

   

Toelichting

  • 1. Er is sprake van een lagere realisatie bij Ruimte voor de Rivier. Bij de uitvoering van de resterende maatregelen zijn minder risico’s opgetreden dan verwacht, waardoor de risicoreservering is vrijgevallen (€ -7,4 miljoen). Daarnaast een lagere realisatie doordat enkele restpunten nog niet geheel zijn opgeleverd (€ -1,2 miljoen) en een nadeelcompensatie nog niet is afgerond (€ -0,1 miljoen).

1.01.04 Maaswerken

Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na de twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van inwoners van Limburg en Noord-Brabant tegen hoogwater van de Maas. De wateroverlast van juli 2021 was de eerste echte serieuze test van het project Grensmaas. Daar waar elders veel overlast van hoogwater is geweest, bleven problemen op de oevers van de Maas tussen Maastricht en Roosteren uit. Zonder die rivierverruiming waren plaatsen als Itteren, Borgharen, Grevenbicht, Geulle, Illikhoven en Visserweert weer met wateroverlast geconfronteerd.

Op 22 januari 2019 heeft de Tweede Kamer de Groot Project Status van Zandmaas en Grensmaas beëindigd. De rapportage over de voortgang en afronding van het programma vindt plaats als onderdeel van het MIRT-overzicht (overstromingskans kleiner dan 1/250e per jaar). Het prioritaire deel van dit werk is in 2020 afgerond.

Meetbare gegevens

Tabel 7 Indicatoren Maaswerken

Indicator

Grensmaas

Zandmaas

Hoogwaterbeschermingsprogramma

100% in 2017 (gerealiseerd)

100 % in 2016

Natuurontwikkeling

(94%) 1.208 ha

(100%) 427 ha

Grind

ten minste 35 miljoen ton

 

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

Grensmaas en Zandmaas, natuurontwikkeling

De deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas (fase I) dragen primair bij aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. Daarnaast wordt met deze projecten natuur gerealiseerd die ten goede komt aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

  • Grensmaas: De totale oppervlakte natuurontwikkeling in de Grensmaas is 1.208 ha. Het Ministerie van LNV neemt hiervan thans 728 ha voor haar rekening (Kamerstukken II, 2014–2015, 18 106, nr. 230). De Minister heeft in maart 2019 aan de Tweede Kamer laten weten dat eind 2018 1.125 ha van de natuurdoelstelling Grensmaas gerealiseerd is (Kamerstukken II, 2018-2019, 18 106, nr. 247). Eind 2021 is 1.131 ha (94%).

  • Zandmaas: De natuuropgave binnen de Zandmaas is gerealiseerd. De feitelijke oplevering en overdracht is afhankelijk van de voortgang van de delfstofwinning.

Tabel 8 Projectoverzicht Maaswerken; realisatie (bedragen x € 1 miljoen)
 

Kasbudget 2021

Projectbudget

Openstelling

Toelichting

Projectomschrijving

begroting2021

realisatie

verschil

begroting2021

huidig

begroting2021

huidig

 

Projecten Zuid-Nederland

        

Grensmaas

1

4

3

117

115

2017-2027

2017-2027

1

Zandmaas

20

17

‒ 3

401

398

2020

2020

2

Programma realisatie

21

21

0

518

513

   

begroting (DF 1.01.04)

21

21

0

     

Toelichting

  • 1. Betreft een hogere realisatie bij Gensmaas (€ 3,9 miljoen) als gevolg van snellere uitvoering van de veerstoep Grevenbicht en het aanpassen van de zijtakken van de rivier de Ur, als mede door een versnelde uitspraak en betaling van de nadeelcompensatie inzake de vertroebeling Julianakanaal.

    Projectbudget en openstelling: Het Projectbudget is verlaagd met € 2 miljoen, als gevolg van een meevaller in verband met minder opgetreden risico's, zoals minder niet gesprongen explosieven. Budget is overgeheveld naar de programmaruimte binnen het Deltafonds. Zoals gemeld aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2018-2019, 18 106, nr. 247) is toestemming verleend om drie jaar langer grind te winnen. Hiermee wordt de mijlpaal verlengd met drie jaar tot 2027.

  • 2. Bij Zandmaas is de lagere realisatie (€ -3,3 miljoen) het gevolg van een meevaller grondruil bij Waterschap en vertraging in afhandeling eindafrekening dijkring Urmond en dijkringen PRIO4 bij respectievelijk Milsbeek en Zelderheide (€ -2,3 miljoen). Van het deelproject Kaden, zijn de kosten lager dan gepland bij de projecten Sluitstuk kades Mook, Afferden en Bergen. (€ -1 miljoen).Projectbudget: Het projectbudget is met 3 miljoen afgenomen. Deze verlaging is voornamelijk het gevolg van een meevaller bij de vastgoed aankopen.

Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid onder het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2), en de programma’s Ruimte voor de Rivier (RvdR) en Maaswerken. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende programma’s. De beleidsinspanningen van de Minister van IenW die onder Hoofdstuk XII (artikel 11) vallen richten zich op de regie op deze programma’s.

Figuur 3 Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

1.02 Overige aanlegprojecten

Motivering

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

1.02.01 Verkenningen- en planuitwerkingesprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met maatschappelijke meerwaarde op het gebied van waterbeheer te verkennen en daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Op dit artikelonderdeel worden diverse projecten en programma’s verantwoord die zich in de MIRT-verkenningen- en planuitwerkingsfase bevinden.

Tabel 9 Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma (bedragen x € 1 miljoen)
 

Projectbudget

 

Oplevering

 

Toelichting

      

Projectomschrijving

begroting 2021

huidig

begroting 2021

huidig

 

Projecten Nationaal

     

Reservering areaalgroei

14

14

   

EPK Planuitwerking en verkenningen Waterveiligheid

6

7

   

Integraal Rivieren Management (IRM) (project Paddenpol)

0

5

 

2025

1

Projecten Zuid-Nederland

     

Rivierverruiming Rijn en Maas

127

133

  

2

Projecten Oost-Nederland

     

IJsseldelta fase 2

84

109

2022

2022

3

afronding

     

Totaal programma planuitwerking en verkenning

231

268

   

budget DF 1.02.01

231

268

   

Toelichting

  • 1. Integraal Rivieren Management (IRM): Vanuit de beleidsreservering IRM op artikelonderdeel 0504 vindt financiering van € 7,6 miljoen plaats in de peridode 2021-2025 voor de uitvoering van het project Noordelijke Maasvallei en Paddenpol. Daarnaast heeft een overheveling van € 3,2 miljoen naar Rivierverruiming Maas voor de systeemmaatregelen Noordelijke Maasvallei.

  • 2. Rivierverruiming Rijn en Maas: Vanuit IRM is € 3,2 miljoen overheveld voor de systeemmaatregelen Noordelijke Maasvallei . Daarnaast heeft prijsbijstelling 2021 plaatsgevonden (€ 2,9 miljoen).

  • 3. IJsseldelta fase 2: Budgetoverheveling vanuit de investeringsruimte van € 29,4 miljoen als gevolg van de concretisering van de planuitwerking van het perceel N307/Roggebotsluis. Verder is € 7,1 miljoen aan BTW afgedragen aan het BTW Compensatie Fonds voor de verstrekking van de specifieke uitkeringen omtrent het perceel N307/Roggebotsluis en het perceel recreatieterreinen aan respectievelijk de provincie Flevoland en Overijssel. Ook is de prijsbijstelling 2021 (€ 2,1 miljoen) toegevoegd.

1.02.02 Realisatieprogramma

Dit programma levert een bijdrage aan het voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk en bij de waterschappen én levert een bijdrage aan het beheer van de Rijkswateren.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is een alliantie tussen de waterschappen en IenW. Het programma is opgericht voor het aanpakken van de waterveiligheidsopgave die voortvloeit uit de Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen (LRT3) in 2011 en de daaropvolgende beoordelingsrondes. Het programma heeft als doel in 2050 alle primaire waterkeringen in Nederland op orde te hebben. Circa 90% van de primaire waterkeringen is in beheer bij de waterschappen. Het overige deel is vrijwel volledig in beheer bij het Rijk. Door de samenwerking binnen de alliantie wordt de beschikbare kennis en deskundigheid van de verschillende waterbeheerders optimaal benut.

Het HWBP kent een voortrollend karakter, waarbij jaarlijks een actualisatie van het zesjarige programma plaatsvindt en er een nieuw jaar aan de programmering wordt toegevoegd. Met deze werkwijze ontstaat een adaptief programma dat flexibel in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen.

De huidige HWBP opgave komt voort uit de LRT3 (2011) en de verlengde derde toetsing (LRT3+, 2013). Op basis van de nieuwe landelijke beoordelingsronde overstromingsrisico (LBO-1), die op 1 januari 2017 van start is gegaan, zijn ook in het programma 2022-2027 nieuwe projecten toegevoegd.

De prioritering van de jaarlijks uit te brengen programmering is gebaseerd op urgentie. De programmering 2022–2027 is op Prinsjesdag 2021 als onderdeel van het Deltaprogramma 2022 (paragraaf 3.4) gepresenteerd.

Het HWBP is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

Vooroeververdediging Oosterschelde en Westerschelde

Stroming in de Oosterschelde en Westerschelde zorgt op diverse locaties voor structurele erosie van de vooroever. Op locaties waar deze erosie de stabiliteit van de waterkering in gevaar brengt of de bestaande oeverwerken ondermijnt, wordt dit bestreden door de oevers te beschermen middels bestortingen. Het project vooroeverbestortingen is opgedeeld in drie clusters die verspreid over de tijd worden uitgevoerd. Cluster 2.2 is in 2021 gerealiseerd. Het werk van cluster 3 is in 2021 uitgevoerd, in 2022 wordt gewerkt aan de overdracht en decharge.

Rivierverruiming, niet zijnde Ruimte voor de Rivier

Langs de Maas, de Rijn, de Waal en de Lek zijn en worden projecten uitgevoerd ten behoeve van natuurontwikkeling in de uiterwaarden en om een grotere waterafvoer te kunnen opvangen, de zogeheten NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) projecten. Het NURG-programma wordt uitgevoerd door de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat. Inmiddels is het overgrote deel van de opgave gerealiseerd en hebben de beide ministeries bij de Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur afspraken gemaakt over de verdeling van de restopgave. Hierin is afgesproken dat elk ministerie zijn nog lopende projecten afmaakt. De projecten Uiterwaardvergraving Afferdense en Deestse Waarden en Herinrichting Heesseltsche Uiterwaarden zijn in 2021 afgerond en in beheer genomen. Hiermee is de IenW-opgave voor NURG afgerond. 

Overige onderzoeken en kleine projecten

Onderdeel van overige onderzoeken en kleine projecten is onder andere het Project Roggenplaat. Rijkswaterstaat heeft in opdracht van de ministeries IenW en LNV een zandsuppletie uitgevoerd om de negatieve effecten van de zandhonger in de Oosterschelde tegen te gaan. Het project is in de winter van 2019-2020 succesvol uitgevoerd met een omvang van 213 ha en 1,4 miljoen m3. Inmiddels is de monitoring gestart waarmee de suppletie zal worden geëvalueerd in 2025.

Tabel 10 Projectoverzicht Realisatieprogramma (bedragen x € 1 miljoen)
 

Kasbudget 2021

Projectbudget

Openstelling

Toelichting

Projectomschrijving

begroting2021

realisatie

verschil

begroting2021

huidig

begroting2021

huidig

 

Projecten Nationaal

        

HWBP: Rijksprojecten

9

7

‒ 2

640

655

  

1

HWBP: Waterschapsprojecten

343

284

‒ 59

5.880

6.277

  

2

HWBP Overige projectkosten (programmabureau)

6

7

1

99

122

  

3

Kennisprogramma Zeespiegelstijging

1

 

‒ 1

7

9

  

4

Maatregelen irt rivierverruiming

 

1

1

192

182

2020

2021

5

Landelijk Verbeterprogr. Regionale Rijksk.

 

1

  

1

   

Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium 2023

5

4

‒ 1

25

27

   

Zandhonger Oosterschelde

 

1

1

10

11

   

Projecten Noord-Nederland

        

Primaire waterkering Vlieland

 

0

0

1

1

2018-2019

2018-2019

 

Afsluitdijk

 

0

0

 

5

  

6

Projecten Oost-Nederland

  

0

     

Kribverlaging Pannerdensch kanaal

5

2

‒ 3

19

20

2023

2023

 

IJsseldelta fase 2

2

6

4

95

95

 

2021

 

Monitoring Langsdammen Waal

2

1

‒ 1

5

5

   

Projecten Zuidwest-Nederland

  

0

     

Overige onderzoeken en kleine projecten

1

1

0

1.169

1.169

   

Dijkversterking en herstel steenbekleding

22

22

0

827

828

2023

2023

 

afrondingen

2

‒ 1

‒ 3

1

3

   

Programma realisatie

398

336

‒ 63

8.970

9.410

   

begroting (DF 1.02.02)

353

336

‒ 17

8.970

9.410

   

Overprogrammering (-)

‒ 45

0

      

Toelichting

  • 1. De lagere realisatie van HWBP Rijksprojecten (€ -2,2 miljoen) is het gevolg van een lagere realisatie bij diverse projecten; Bij Marken was een langere voorbereidingstijd nodig voor de gunning (€ -1,8 miljoen) en bij project Aandrijflijnen BENS (€ -0,3 miljoen) schuift een deel van het werk door tot na het stormseizoen, het restant betreft overige kleine afwijkingen (€ -0,1 miljoen).

    Projectbudget: De verhoging van de beschikbare bedragen voor HWBP Waterschaps-, rijks-, en overige projecten is met name het gevolg van het verlengen van de begrotingsperiode van 2033 naar 2034 en de toegekende prijscompensatie.

  • 2. Bij HWBP Waterschapsprojecten kent de lagere realisatie (€ -59 miljoen) diverse oorzaken door zowel projecten met een hogere als met een lagere realisatie. De hogere realisatie betreft het project:

    • Gorinchem-Waardenburg (€ 75,3 miljoen), conform de subsidieregeling heeft hier extra bevoorschotting plaatsgevonden;

      De lagere realisatie (€ -137 miljoen) betreft de projecten:

    • Maasovereenkomst, waar extra tijd nodig is voor bestuurlijke afstemming (€ -46,5 miljoen);

    • Tiel-Waardenburg, omdat voor het doorvoeren van versoberingen in het ontwerp meer tijd nodig is (€ -40,6 miljoen);

    • Koehool-Lauwersmeer (€ -21,9 miljoen), Sterke Lekdijk (€ -12,5 miljoen) en Zuid-Bevelanden (€ -15,5 miljoen), omdat beheerders bij voorbereiding van het project meer tijd nodig hebben;

    • Het restant bedraag mutaties < € 1,5 miljoen (€ 2,7 miljoen).

    • De afname van het budget Maatregelen i.r.t. rivierverruiming (€ -10 miljoen) is veroorzaakt bij het project Heesseltsche Uiterwaarden. Hier is een meevaller verwerkt, welke is ontstaan als gevolg van minder opgetreden risico’s dan verwacht.

  • 3. Het projectbudget van HWBP overige projectkosten is met € 23 miljoen toegenomen in verband met een terugboeking van te hoog ingeschatte interne kosten (€ 9 miljoen) en een herschikking van het budget binnen het HWBP (€ 9 miljoen) en € 4 mijoen als gevolg van het verlengen van de begrotingsperiode van 2033 naar 2034.

  • 4. Het projectbudget is met € 2 miljoen. toegenomen. Deze verhoging betreft het budget voor de opdracht coördinatie en de uitvoering van spoor II van het kennisprogramma zeespiegelstijging.

  • 5. De afname van het budget Maatregelen in relatie tot rivierverruiming (€ -10 miljoen) is veroorzaakt bij het project Heesseltsche Uiterwaarden. Hier is een meevaller verwerkt, welke is ontstaan als gevolg van minder opgetreden risico’s dan verwacht.

  • 6. Voor de renovatie van het monument de Vlieter op de afsluitdijk is in 2021 opdracht tot uitvoering gegeven. De kosten zijn geraamd op € 4,8 miljoen, waarvan € 1 miljoen door de regio wordt bijgedragen.

1.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van waterveiligheid.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Hieronder vallen studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken). Het Deltaprogramma (DP) is een programma van maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities gericht op de korte, middellange en lange termijn waterveiligheid en zoetwatervoorziening van Nederland. Voor een nadere toelichting over deze onderzoeken wordt verwezen naar het Deltaprogramma 2022.

Op dit onderdeel worden vooral de onderzoeken voor waterveiligheid verantwoord.

  • Nationaal Watermodel: Het model bestaat uit een verzameling van bestaande, aan elkaar gekoppelde watermodellen. Dit geavanceerde computermodel biedt inzicht in de gevolgen van klimaatverandering en socio-economische ontwikkelingen voor onze waterhuishouding. Naast een beeld van de actuele situatie schetst het ook de verwachtingen voor de jaren 2050 en 2085 voor waterveiligheid, zoetwaterverdeling en waterkwaliteit. Het doel van het Nationaal Water Model is om structuur en consistentie te geven aan de waterveiligheidsberekeningen in Nederland en om de effecten van maatregelen op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit te berekenen. Onder andere door uit te gaan van dezelfde afgesproken uitgangspunten. In het Beoordelings- en ontwerpinstrumentarium (BOI) worden de modellen momenteel ingezet. Maar ook bij het Kennisprogramma Zeespiegelstijging en het Deltaprogramma worden de modellen gebruikt. In 2021 is het Nationaal watermodel gebruikt voor waterkwaliteitsberekeningen in het kader van de Ex Ante Analyse waterkwaliteit (Kamerstuk 27625-555). De doorontwikkeling van het model heeft als doel de onderlinge vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van de toepassingen te garanderen.

  • Integraal Riviermanagement (IRM):In 2021 is gewerkt aan een nadere beleidsuitwerking voor verruiming van de afvoercapaciteit en voor de rivierbodemligging in het kader van de ontwikkeling van het programma Integraal Riviermanagement (IRM) en in dat kader wordt ook de voorkeursstrategie rivieren herijkt. Daarvoor zijn in 2021 verschillende bouwstenen opgeleverd, zoals het ‘beeld op de rivieren’ en de eerste fase van de systeembeschouwing. In 2021 is een start gemaakt met de de ontwikkeling van alternatieven voor IRM. Vanuit riviersysteemniveau en de opgaven van de diverse rivierfuncties (waterveiligheid, bevaarbaarheid, zoetwaterbeschikbaarheid en natuurontwikkeling en regionale ruimtelijke ontwikkelingen) worden voor diverse ambitieniveau’s integrale maatregelpakketen opgesteld en beoordeeld. Dit traject loopt nog door tot en met 2022.

  • Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie: De transitie naar een klimaatbestendige inrichting van Nederland in 2050 wordt ondersteund met diverse activiteiten en producten. In 2021 is onder meer gewerkt aan een kennisportaal, het uitvoeren van stresstesten en risicodialogen, het opstellen van een afwegingskader en uitvoeringsagenda’s en het organiseren van themabijeenkomsten, de ondersteuning van voorbeeldprojecten en het faciliteren van kennis- en leernetwerken. 

  • Uitvoering gebiedsagenda’s: Samen met de regionale partners in het IJsselmeergebied zijn activiteiten uitgevoerd in het kader van de Agenda IJsselmeergebied 2050, onder meer de verkenning nautische economie (gestart in 2020) en het opstellen van een plan voor de nieuwe fase van het deltaprogramma IJsselmeergebied.

  • Toetsing Regionale keringen in beheer van het Rijk: De regionale keringen in beheer van het Rijk worden door Rijkswaterstaat getoetst. De toetsing van deze regionale keringen op 2 juni 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 27 625, nr. 540) De aanvullende toetsing wordt in 2022 afgerond en de uitvoering wordt voorbereid.

  • Beoordeling primaire waterkeringen: In 2021 is gewerkt aan de doorontwikkeling van het instrumentarium voor beoordelen en ontwerpen, het nieuwe programma Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium (BOI) 2023. Het programma BOI2023 bouwt voort op het WBI2017, het Ontwerp Instrumentarium (OI) 2014 en de bestaande Technische Leidraden en voegt hier nieuw ontwikkelde kennis en functionaliteit aan toe zodat het instrumentarium aansluit op de actuele kennis en de ervaringen die in de eerste beoordelingsronde (2017-2023) worden opgedaan. Instrumenten die in het programma zijn en worden ontwikkeld kunnen direct worden gebruikt voor het ontwerpen van waterkeringen. Met het BOI2023 kunnen de beheerders vanaf 2023 de volgende beoordelingsronde uitvoeren.

  • Lange termijn ambitie/Kennisprogramma Waterveiligheid: Het Rijk heeft een wettelijke taak (artikel 2.6 Waterwet) om zorg te dragen voor de totstandkoming en het verstrekken van technische leidraden voor het ontwerp, het beheer en het onderhoud van de primaire waterkeringen in Nederland. Hiertoe worden langjarige activiteiten (onderzoek) uitgevoerd om een solide kennisbasis te ontwikkelen. De kennis over waterveiligheid wordt hiermee op het vereiste niveau gehouden, zodat sprake is van actueel, effectief en uitvoerbaar waterveiligheidsbeleid. Dit is de lange termijn ambitie voor waterveiligheid, vormgegeven door de uitvoering van het Kennisprogramma Waterveiligheid.

  • Kennisprogramma Zeespiegelstijging: In het Kennisprogramma Zeespiegelstijging wordt onderzoek gedaan naar de effecten van een onzekere mate van (versnelde) zeespiegelstijging en de handelingsopties voor de korte en de lange termijn. Er is op alle onderdelen voortgang geboekt. Het KNMI voert onder andere modelstudie uit naar het verbeteren van de relatie tussen waargenomen Zeespiegelstijging en projecties voor de toekomst. De in het afgelopen jaar ontwikkelde methode zal worden benut voor het uitwerken van de scenario’s voor zeespiegelstijging in KNMI’23 scenario’s. Ten aanzien van het berekenen van de houdbaarheid van de huidige aanpak voor waterveiligheid zijn modellen aangepast opdat met meerdere meters zeespiegelstijging gerekend kan worden. Voor berekenen van effecten van zeespiegelstijging op zoetwaterbeschikbaarheid wordt een nieuw instrumentarium ontwikkeld. Ten aanzien van het verder in beeld brengen van alternatieve oplossingsrichtingen voor de lange termijn hebben regionale werksessies plaatsgevonden, waarin ook is gekeken naar de samenhang met andere ruimtelijke opgaven. Komende jaren wordt verder voortgebouwd op deze resultaten.

  • Versterken cybersecurity in de watersector: Om een meer integrale benadering van de diverse initiatieven op de cyberweerbaarheid in de Watersector te vergroten, is in 2019 besloten de diverse initiatieven te bundelen in één uitvoeringsprogramma genaamd «Versterking cyberweerbaarheid in de Watersector». De diverse initiatieven waren opgenomen in het aanvullend Bestuursakkoord Water, het Kennis- en Innovatieprogramma DGWB en de specifieke afspraken met de drinkwatersector. In 2020 richtten de diverse projecten zich op het verkrijgen van meer inzicht in ICS/SCADA systemen en cyberrisico’s en in 2021 is gestart met de eerste projecten om gepaste kennis en instrumenten te ontwikkelen. Conform de versnellingsopties zoals in de Stuurgroep Water overeengekomen is met name aandacht besteed aan (1) monitoring en detectie middels een haalbaarheidsstudie voor de aansluiting van de waterschappen op het SOC RWS, (2) inzicht in ketenafhankelijkheden, en tot slot (3) inzicht in normen en maatregelen voor de beveiliging van ICS/SCADA systemen. Doel was en blijft het beheersbaar houden van cyberrisico’s en zo de cyberweerbaarheid te versterken. Het uitvoeringsprogramma is in lijn met de ambities van de Nationale Cybersecurity Agenda en de daaraan gekoppelde VNAC gelden.

1.09 Ontvangsten

Ontvangsten waterschapsprojecten

Conform de Spoedwet (Stb. 2011, 302) dragen de waterschappen vanaf 2011 € 81 miljoen per jaar bij aan het HWBP. Deze bijdrage van de waterschappen is conform het regeerakkoord Rutte I en het Bestuursakkoord Water aangevuld tot € 131 miljoen in 2014 en tot € 181 miljoen structureel vanaf 2015 (inclusief projectgebonden aandeel, prijspeil 2010). Deze bijdrage wordt geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het ministerie van Financiën. Vanaf 2020 en verder komt dit bedrag jaarlijks uit op ongeveer € 202 miljoen (inclusief projectgebonden aandeel).

De middelen van de waterschappen worden eerst ingezet voor de waterschapsprojecten van het HWBP-2 en vervolgens voor de waterschapsprojecten van het HWBP. Het in 2013 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 465, nr. 3) is per 1 januari 2014 in werking getreden. De wet regelt dat het Rijk en de waterschappen jaarlijks elk de helft van de bijdrage aan het HWBP betalen.

In bijlage 3 is een overzicht opgenomen waarin nader is ingegaan op de financiering van het HWBP-2 en het HWBP.

4.2 Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorzieningen

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op het gebied van zoetwatervoorziening is het beleid gericht op een duurzame zoetwatervoorziening die economisch doelmatig is. De uitvoering is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van tekorten. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en gebruikers. Het Ministerie van IenW werkt samen met deze partijen in het Deltaprogramma Zoetwater. De maatregelen die in uitvoering worden genomen staan in het Deltaplan Zoetwater.

In periodes van ernstig watertekort (in droge zomers) wordt water verdeeld op basis van een verdringingsreeks.

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De waterkwaliteit maatregelen in het hoofdwatersysteem die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden op artikel 7 van het deltafonds verantwoord.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal waterbeleid) op de begroting van hoofdstuk XII.

Ambities voor zoetwater

Nederland heeft een unieke ligging in een delta. Water speelt niet alleen een cruciale rol in de leefbaarheid van onze omgeving, het is ook een verbindend element in onze economische positie. Zelfs in droge tijden komen via de Rijn en de Maas nog honderdduizenden liters zoetwater ons land binnen. Dit is een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van landen die deze rivieren niet hebben. Nederland bezit unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee.

Om de bijdrage van zoetwater aan onze sterke economische positie te behouden en te versterken, in harmonie met de leefomgeving, is het zaak dat er geanticipeerd wordt op toekomstige trends en ontwikkelingen. Nu al zijn er knelpunten en deze nemen toe bij klimaatverandering. De ambitie is om de rol die zoetwater in onze sterke economische positie speelt niet alleen te behouden, maar ook te versterken en ervoor te zorgen dat water blijft bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Rijk, regio en gebruikers nemen samen de verantwoordelijkheid voor een goede zoetwatervoorziening en het voorkomen van tekorten. Het Ministerie van IenW heeft in 2021 financieel bijgedragen aan het uitvoeringsprogramma voor de periode 2015–2021 en geinvesteerd in het ontwikkelen van kennis en beleid ten behoeve van besluitvorming over de periode na 2021. In 2021 is het beschikbare budget voor het 2e zoetwatermaatregelenpakket 2022-2027 met 100 miljoen opgehoogd tot €250 miljoen. IenW levert een belangrijke (financiële en personele) bijdrage aan het Programmabureau Zoetwater ten behoeve van de uitvoering van de Deltabeslissing Zoetwater.

Het hoofddoel is dat Nederland weerbaar is tegen watertekorten in 2050. Deze ambitie is uitgewerkt in vijf nationale zoetwaterdoelen:

  • Het in stand houden en bevorderen van een gezond en evenwichtig watersysteem.

  • Het beschermen van de cruciale gebruiksfuncties drinkwater (volksgezondheid), energie, kwetsbare natuur, waterkeringen en het tegengaan van klink en zetting.

  • Het effectief en zuinig gebruiken van het beschikbare water.

  • Het bevorderen van de concurrentiepositie van Nederland wat betreft aan water gerelateerde economie.

  • Het ontwikkelen van waterkennis, -kunde en -innovatie ten behoeve van de zoetwaterdoelen.

In de herijking van het Deltaprogramma en in de Nationale Omgevingsvisie is in 2020 ook een voorkeursvolgorde regionaal waterbeheer vastgelegd. Beter rekening houden met waterbeschikbaarheid bij de ruimtelijke inrichting, zuiniger zijn met water, water beter vasthouden, water slimmer verdelen, en accepteren van restschade.

Voor het hoofdwatersysteem is de strategie Klimaatbestendige Zoetwatervoorziening vastgelegd, waarbij het beschikbare water op basis van gezamenlijke, situationele sturing van alle waterbeheerders slimmer vastgehouden wordt in buffers. Voor de hoge zandgronden wordt steviger ingezet op grondwatervoorraadbeheer. Deze voorkeursstrategie is mede bepalend voor de maatregelen in het uitvoeringsprogramma voor 2022-2027.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Deltaprogramma 2021 en het Deltaprogramma 2022.

Van ambities naar uitvoering

Met de deltabeslissing Zoetwater en de daaruit volgende Zoetwaterstrategie wordt beoogd een duurzaam en economisch doelmatige zoetwatervoorziening te realiseren. Het Deltaprogramma Zoetwater kent een korte- en langetermijnstrategie. Voor de korte termijn (tot 2028) levert het Deltaprogramma de uitwerking van de afspraken over waterbeschikbaarheid, een investeringsprogramma waarin maatregelen zijn opgenomen voor het robuuster maken van het watersysteem (nationaal en regionaal) en een kennisagenda voor verdere onderbouwing en ontwikkeling van de adaptieve strategie. Voor het maken van afspraken over waterbeschikbaarheid is eerst transparantie nodig over vraag en aanbod nu en in de toekomst. Hiermee wordt helderheid gegeven over het risico op tekort aan zoetwater voor gebruikers en de inspanningen en verantwoordelijkheden die de overheid voor de zoetwatervoorziening heeft. De langetermijnstrategie voor zoetwater (na 2028) is gericht op het behouden van beleidsopties en het benutten van meekoppelkansen, gezien de onzekerheid van klimaatontwikkeling.

Het Nationaal Waterplan 2016–2021 bevat de elementen van de Deltabeslissing Zoetwater voor het rijksbeleid. Er is een gezamenlijk (Rijk en regio) uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater. Dit Deltaplan gaat in op de inzet (financiële bijdrage) van Rijk en regio voor de korte en lange termijn.

Ten behoeve van het 2e maatregelenpakket zoetwater (waaronder ook de maatregelen n.a.v. de droogte in 2018 vallen, waaraan ook in 2021 uitvoering wordt gegeven) is € 250 miljoen gereserveerd op artikelonderdeel 05.04. Dit betreft een reservering voor een vervolg zoetwatermaatregelpakket voor de periode 2022-2027. Deze middelen dienen om de gevolgen van langdurige droogte en lage rivierafvoer als gevolg van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering
Tabel 11 Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 2 Investeren in zoetwatervoorziening (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

7.576

5.682

8.420

31.038

37.281

16.160

21.121

1

Uitgaven

11.397

11.739

6.434

15.802

35.173

19.302

15.871

 

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

9.327

9.492

4.345

14.268

33.224

15.202

18.022

 

2.02.01 Verkenningen en planuitwerking zoetwatervoorziening

0

0

0

0

0

0

0

 

2.02.02 Realisatieprogramma zoetwatervoorziening

9.327

9.492

4.345

14.268

33.224

15.202

18.022

2

2.03 Studiekosten

2.070

2.247

2.089

1.534

1.949

4.100

‒ 2.151

 

2.03.01 Studie en onderzoekskosten Deltaprogramma

2.070

2.247

2.089

1.534

1.949

4.100

‒ 2.151

3

2.09 Ontvangsten Investeringen in zoetwatervoorziening

0

755

6.893

1.500

92

0

92

 
C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie op de verplichtingen van € 21,1 miljoen hangt grotendeels samen met de uitgaven. Het verschil heeft betrekking op met name de meerjarige verplichting voor de zoetatermatregelen.

  • 2. De hogere realisatie wordt met name veroorzaakt door de betaling van € 24,6 miljoen voor de impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie die nog niet in de begroting 2021 was opgenomen.

    Daarnaast is er een lagere realisatie van € -3,4 miljoen voor de maatregelen IJsselmeerkust doordat de realisatiebesluiten pas in november 2021 zullen plaatsvinden. Betaling zal daarom vervolgens begin 2022 plaatsvinden.

    Vervolgens is er een lagere realisatie van € -2,7 miljoen die voornamelijk veroorzaakt door vertraging van het project Klimaatbestendige Wateraanvoer West Nederland. Voor de verbreding van de watergangen in de Lopikerwaard waren grondaankopen noodzakelijk wat meer tijd kostte dan oorspronkelijk werd voorzien vanwege coronamaatregelen. De onderhandelingen over grondverwerving lagen stil, omdat de benodigde ‘keukentafelgesprekken» niet konden worden gevoerd. Diverse kleinere mutaties van per saldo € -0,5 miljoen.

  • 3. Het saldo wordt veroorzaakt door:

    - Minder uitgezette onderzoeken en ondersteunende advisering dan voorzien voor onder andere klimaatbestendige zoetwatervoorziening hoofdwatersysteem en Nationale watersysteemverkenning en was er sprake van een langere doorlooptijd voor het bewerkstelligen van medefinanciering van externe subsidies en onderzoeken.Verder zorgde corona voor wat vertraging in de uitvoering. Zo is er een kennisdag verplaatst van 2021 naar 2022 en zijn een aantal onderzoeken vertraagd, omdat uitwerking langer duurde dan verwacht. Het betreft onder andere klimaatstatistiek en verbetering module natschade. (€ -0,8 miljoen).

    - De vertraging bij de subsidieregeling bevaarbaarheid jachthavens & vaargeulen IJsselmeer doordat er minder subsidieaanvragen zijn ontvangen bij RVO dan was voorzien (€ -1,4 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen
2.01 Aanleg waterkwantiteit

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

Motivering

Het betreft projecten die de zoetwatervoorziening bevorderen en de kwaliteit waarborgen. Dit zijn maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van waterschaarste en ook ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van opgaven op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

2.02.01 Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Er zijn momenteel geen projecten verantwoord.

2.02.02 Realisatieprogramma zoetwatervoorziening

Zoetwatermaatregelen van nationaal belang: deze maatregelen hebben als doel huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Verspreid over Nederland zijn maatregelen voor zuinig gebruik, vasthouden, bergen en aanvoeren van zoetwater in uitvoering. De uitvoering van deze maatregelen uit het Deltaplan Zoetwater is grotendeels volgens schema verlopen. Alle zoetwaterregio's en het Rijk (Rijkswaterstaat en het ministerie van IenW) werken aan de afgesproken maatregelen. Ook de drinkwatersector doet investeringen ten behoeve van de toekomstige drinkwatervoorziening. Twee voorbeelden van maatregelen voor een klimaatbestendige zoetwatervoorziening waar in 2021 verder aan is gewerkt: het flexibel peilbeheer in het IJsselmeergebied en de Capaciteitstoename Klimaatbestendige Wateraanvoer Midden Nederland (KWA). In 2021 zijn weer enkele projecten afgerond. Alle maatregelen per regio, in het regionale systeem en het hoofdwatersysteem, staan beschreven in het Deltaprogramma 2022.

Een van de maatregelen die in 2021 is uitgevoerd is de Roode Vaart. Via de Roode Vaart in Zevenbergen wordt een extra aanvoerroute gecreëerd van zoet water voor West-Brabant. Hier is een openwatergang aangelegd tot een mooie brede waterloop, waardoor er veel meer zoetwater naar het achterland kan worden doorgeleid.

Onderdeel van dit budget zijn (incidentele) subsidies en uitkeringen aan andere overheden. In de tabel budgettaire gevolgen bij dit beleidsartikel is in regel 2.02.02 realisatieprogramma zoetwatervoorziening een bedrag van € 46,1 miljoen aan subsidieverplichtingen opgenomen voor de periode 2015–2021. De bedragen hebben betrekking op de verlening van subsidies aan de volgende waterschappen: Stichtse Rijnlanden, Hollandsche Delta, Brabantse Delta, Delfland, Scheldestromen en Rivierenland. Deze maatregelen hebben als doel de huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening(en) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

IenW boekt in de periode 2015–2021 ook een bedrag van in totaal € 74,5 miljoen over naar het Provincie- of Gemeentefonds voor het nemen van zoetwatermaatregelen. Deze middelen dragen ook bij aan het verminderen van huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening en aan het opvangen van mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Deze zoetwatermaatregelen van nationaal belang zijn opgenomen in het Deltaplan Zoetwater.

Tabel 12 Projectoverzicht realisatieprogramma (bedragen x € 1 miljoen)
 

Kasbudget 2021

Projectbudget

Openstelling

Toelichting

Projectomschrijving

begroting2021

realisatie

verschil

begroting2021

huidig

begroting2021

huidig

 

Projecten Nationaal

        

Deltaplan zoetwater

14

7

‒ 7

76

70

2021

2024

 

Impuls ruimtelijke adaptie

 

25

25

 

205

  

1

Zoetwater maatregelen

 

1

1

 

25

  

2

Projecten Noordwest-Nederland

        

Marker wadden

 

1

1

 

1

   

Projecten Zuidwest-Nederland

        

Ecologische Maatr. Markermeer

0

0

0

10

10

2021/2022

2021/2022

 

Besluit Beheer Haringvlietsluizen

1

1

0

83

84

2018/2029

2018/2029

3

afrondingen

 

‒ 2

‒ 2

     

Programma realisatie

15

33

18

169

395

   

begroting (DF 2.02.02)

15

33

18

     

Toelichting

  • 1. In 2021 is de impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie van start gegaan, waarvoor van € 24,6 miljoen is gerealiseerd die nog niet in de begroting 2021 was opgenomen.

  • 2. Realisatieprojecten waaraan uitvoering is gegeven in 2021 zijn onder andere: Robuuste inlaat Roode Vaart (Waterschap Brabantse Delta), Klimaatbestendige WaterAanvoervoorzieningen (Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden), optimalisatiemaatregelen Brielse Meer (Waterschap Hollandse Delta) en Krekenvisie en gebiedsproces in de PAN polders, oftewel Prins-Hendrik, Auvergne en Nieuw-Vossemeer (Waterschap Brabantse Delta).

  • 3. In 2018 is het project Kierbesluit officieel in werking getreden. Aan dit project is toegevoegd het lerend implementeren van het Kierbesluit. De komende jaren zal het Kierbesluit door middel van ‘lerend implementeren’ stapsgewijs worden ingevoerd. Daarbij wordt praktijkkennis over zoutverspreiding opgedaan en de visintrek geoptimaliseerd. Het lerend implementeren heeft een looptijd tot en met 2029.

2.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Op dit onderdeel van de begroting staan de studie- en onderzoekskosten ten behoeve van het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) die betrekking hebben op zoetwatervoorziening.

  • Zoetwatervoorziening: Het zorgen voor de benodigde kennis om de adaptatiepaden zoals beschreven in het Deltaprogramma voor zoetwater verder te onderbouwen en te ontwikkelen. In 2021 wordt het besluit over de voorkeursmaatregelen genomen, mede op basis van de in beeld gebrachte hydrologische en economische effecten

  • IJsselmeer peilbeheer en Friese IJsselmeerkust: Het nieuwe peilbesluit maakt het mogelijk dat het waterpeil aan het einde van de zomer enkele weken vroeger dan voorheen kan worden verlaagd. Dit heeft positieve effecten op de ecologie, maar kan tot gevolg hebben dat de jachthavens minder goed toegankelijk worden. Daarom is in een subsidieregeling Bevaarbaarheid IJsselmeer opgesteld, waarmee de extra kosten van het baggeren kunnen worden gecompenseerd. De resultaten van monitoring en evaluatie van effecten van het geactualiseerde peilbesluit, hebben tot dusver niet geleid tot aanpassingen van het beheerprotocol. De provincie Fryslân heeft in 2021 de uitwerking van maatregelenpakketten voor een vijftal deelgebieden afgerond teneinde de Friese IJsselmeerkust robuuster te maken, waarbij een koppeling wordt gemaakt met regionaal gefinancierde maatregelen op het gebied van recreatie en natuur- en landschapsbeleving. Uiterlijk in 2024 zullen de maatregelenpakketten zijn uitgevoerd.

4.3 Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van instandhouding verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Doel hierbij is het duurzaam op orde houden van het watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, zodat Nederland droge voeten heeft.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering
Tabel 13 Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 3 Beheer, onderhoud en vervanging (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

141.712

173.942

179.822

138.955

222.293

146.299

75.994

1

Uitgaven

179.456

207.793

194.722

143.892

229.412

154.524

74.888

 

3.01 Watermanagement

7.162

7.294

7.411

7.458

7.809

7.458

351

 

3.01.01 Watermanagement

7.162

7.294

7.411

7.458

7.809

7.458

351

 

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

7.162

7.294

7.411

7.458

7.809

7.458

351

 

3.02 Beheer onderhoud en vervanging

172.294

200.499

187.311

136.434

221.603

147.066

74.537

 

3.02.01 Waterveiligheid

111.354

141.412

135.784

91.761

177.644

110.524

67.120

2

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

111.354

141.412

135.784

91.761

177.644

110.524

67.120

 

3.02.02 Zoetwatervoorziening

15.731

20.219

27.744

29.190

34.797

18.962

15.835

3

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

15.731

20.219

27.744

29.190

34.797

18.962

15.835

 

3.02.03 Vervanging

45.209

38.868

23.783

15.483

9.162

17.580

‒ 8.418

4

3.09 Ontvangsten

0

0

0

 

0

0

0

 
C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie op de verplichtingen is direct gerelateerd aan de hieronder toegelichte uitgavenmutaties.

  • 2. De hogere realisatie van € 67,1 miljoen betreft de Inzet en verlenging van tijdelijke pompinstallaties bij gemaal IJmuiden (€ 50,4 miljoen), de gevolgen van het hoog water in Limburg in juli 2021 (€ 13,3 miljoen). De prijsbijstelling 2021 (€ 3,2 miljoen) en kleine mutaties (€ 0,2 miljoen).

  • 3. Ten laste van het artikelonderdeel zoetwater is € 15,8 miljoen meer gerealiseerd. Dit betreft het uitvoeren van herstelwerkzaamheden stuw Linne (€ 9 miljoen), Wind op Zee 2021, als gevolg van risico's voor scheepvaartveiligheid voor het plaatsen van windmolenparken op zee (€ 6,3 miljoen) en prijsbijstelling (€ 0,5 miljoen).

  • 4. De reservering vervanging en renovaties is ingezet voor het inrichten tijdelijke bemaalinstallaties IJmuiden en de versnelde aanschaf van de pomp bij Gemaal IJmuiden (€ -26 miljoen). Daarnaast is € -9 miljoen overgeboekt naar artikelonderdeel 3.02.02 voor stuw Linne. Ter financiering van deze posten is vanuit latere jaren € 24,7 miljoen aan 2021 toegevoegd. Diverse kleinere mutaties van per saldo € 1,9 miljoen.

D. Toelichting op de artikelonderdelen
3.01 Watermanagement

Motivering

Met Watermanagement streeft IenW naar:

  • Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoogwater als laagwater;

  • Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit, dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor het beoogde gebruik;

  • Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening;

Producten

Binnen het watermanagement worden de volgende activiteiten uitgevoerd:

  • Monitoring waterstanden, waterkwaliteit en informatievoorziening;

  • Crisisbeheersing en -preventie;

  • Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;

  • Het nakomen van bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere in waterakkoorden);

  • Regulering waterverdeling (operationele modellen actualiseren en toepassen, bediening (stormvloed)keringen, stuwen, gemalen en spuien).

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

De doelstellingen voor het waterkwantiteitsbeheer van de Rijkswateren zijn:

  • Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;

  • Het kunnen beschikken over voldoende water in de Rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties.

Daarnaast is zorg gedragen voor een adequate informatievoorziening over de reguliere waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit houdt de vergaring en beschikbaarstelling in van interne en externe informatie over het watersysteem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (waaronder scheepvaart, drinkwaterbedrijven, zwemwaterkwaliteit/provincies en recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater , naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming

Meetbare gegevens

Tabel 14 Omvang Areaal

Omvang Areaal

Areaaleenheid

2017

2018

2019

2020

Realisatie 2021

Begroting 2021

Watermanagement

km2 water

90.191

90.192

90.191

90.189

90.187

90.196

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

Toelichting

De realisatie van de omvang water 2021 is lager dan de begroting. In de begroting was in 2021 een toename van het wateroppervlak voorzien door met name de realisatie van nevengeulen bij de tweede tranche KRW-maatregelen. Tegelijkertijd trad zowel een afname op door overdrachten in 2020, zoals toegelicht in het Jaarverslag 2020, als een afname door verbeterde registratie in het bronsysteem in 2020 en 2021. Beide afnames waren onvoorzien in de begroting.

Tabel 15 Indicatoren Watermanagement

Indicatoren

2018

2019

2020

Realisatie 2021

Streefwaarde 2021

toelichting

RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen.

99%

99%

100%

96%

95%

1

Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden

98%

75%

50%

100%

100%

2

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

Toelichting

De indicatoren voor de uitvoering van de RWS-taken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het leveren van snelle en betrouwbare informatie en op het handhaven van de afgesproken peilen, voldoende wateraanvoer en bestrijden verzilting.

  • 1. De eerste indicator betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, ijsgang of calamiteuze lozingen. RWS verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen. De informatievoorziening voldeed in 2021 aan de norm.

  • 2. De streefwaarde voor ‘Waterhuishouding op orde’ is gesteld op 100%, die gerealiseerd wordt als alle vier onderliggende indicatoren voldoen aan de prestatieafspraak. De totale PIN scoort lager dan 100% zodra overlast ontstaat door het onvoldoende realiseren van afspraken die zijn vastgelegd in Waterakkoorden en Peilbesluiten.

    In 2021 zijn de streefwaarden van alle vier de onderliggende indicatoren gehaald. Wel waren gedurende een groot deel van 2020 en 2021 twee van de zes pompen van gemaal IJmuiden vrijwel niet inzetbaar als gevolg van kritische defecten. Dat leidde tot een toegenomen kans op wateroverlast en incidenteel tot een verhoogde zoutlast. Door de inzet van tijdelijke pompen en met hulp andere waterbeheerders, is alsnog voldaan aan de waterakkoorden en peilbesluiten.

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Het beheer, onderhoud en vervanging omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. Het is gericht op het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening wordt vervuld.

Producten

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Conform toezegging aan de Tweede Kamer wordt in het jaarverslag aangegeven wat de omvang van het uitgesteld en (eventueel) achterstallig onderhoud aan het einde van het jaar was. Voor het Hoofdwatersysteem beliep het uitgesteld onderhoud per 31 december 2021 € 190 miljoen, daarvan was € 3 miljoen achterstallig. Ten opzichte van 2020 is het achterstallig onderhoud met € 2 miljoen toegenomen.

Voor een overzicht van het uitgesteld en achterstallig onderhoud op alle RWS-netwerken, wordt u verwezen naar de bijlage 1 'Instandhouding netwerken Rijkswaterstaat' bij dit Jaarverslag.

Tabel 16 Uitgesteld en achterstallig onderhoud Hoofdwatersystemen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

 

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Hoofdwatersysteem

80

7

106

8

106

8

159

1

190

3

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

3.02.01 Waterveiligheid

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2017).

  • 2. Beheer en onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet).

  • 3. Beheer en onderhoud uiterwaarden.

RWS heeft de wettelijke zorg voor de primaire waterkeringen en de stormvloedkeringen, die in beheer zijn bij het Rijk, en voor de handhaving van de basiskustlijn. De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats. Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Er wordt hier alleen gerapporteerd over het areaal dat in beheer van het Rijk is.

ad 1. Kustlijnhandhaving

Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu tekort aan zand mede als gevolg van de zeespiegelstijging. Tevens wordt ook extra zand in het kustfundament gesuppleerd om de zandverliezen deels te compenseren. Daarnaast zijn lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden van belang, om structurele kusterosie te bestrijden.

ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen

  • Rijkswaterkeringen: RWS beheert en onderhoudt 201 kilometer primaire waterkeringen . Er wordt vast onderhoud uitgevoerd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.

  • Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen, omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Het gaat met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid-Holland. In 2011 is de derde landelijke toetsing van primaire waterkeringen afgerond. Keringen die bij deze inspectie zijn afgekeurd worden meegenomen in het kader van het HWBP. Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt RWS ook 623 kilometer niet-primaire waterkeringen (dijken en duinen) meestal aangeduid als regionale keringen. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. De normen voor deze regionale keringen in beheer bij het Rijk zijn in 2015 door de Minister vastgesteld na afstemming met de provincies.

  • Stormvloedkeringen: Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn primaire waterkeringen die vallen onder de Waterwet. Het Rijk heeft sinds 2018 zes stormvloedkeringen in beheer: de Oosterscheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandsche IJsselkering, de stormvloedkering Ramspol en de Haringvlietsluizen. Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van schuiven en overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden periodiek inspecties uitgevoerd.

ad 3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden

Het Rijk beheert 5.183 hectare aan uiterwaarden. Het beheer en onderhoud is gericht op het op orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren.

3.02.02 Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling volgens de vigerende regelgeving en waterakkoorden kunnen worden vervuld. De beoogde functies voor waterverdeling zijn opgenomen in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW). Dit betreft onder meer het beheer en onderhoud aan:

  • Waterverdeling en peilbeheer;

  • Stuwende en spuiende kunstwerken;

  • Natuurvriendelijke oevers, implementatie KRW, implementatie Waterwet en Natura 2000.

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk «Anders omgaan met water; Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en de maatregelen in het kader van Natura-2000. Natura-2000 streeft naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken. Uitgaven voor de KRW in het hoofdwatersysteem worden verantwoord op artikel 7 Waterkwaliteit.

Binnnen het Deltaprogramma Zoetwater worden de functies voor waterverdeling geanalyseerd om knelpunten op te sporen. Dit gebeurt aan de hand van het instrument waterbeschikbaarheid. Door middel van een dialoog met gebruikers zijn de functies voor waterverdeling en de daaraan gekoppelde activiteiten in 2021 en de jaren daarvoor in beeld gebracht en zijn waar mogelijk geoptimaliseerd.

Inzicht in de waterbeschikbaarheid is een voorwaarde om goede maatregelen te kunnen kiezen. De droge zomers van 2018, 2019 en 2020 hebben die behoefte aan inzicht hierin vergroot. In 2021 is het maatregelenpakket voor fase 2 van het Deltaprogramma Zoetwater vastgesteld in het Deltaplan 2022-2027. Waterbeschikbaarheid heeft een cruciale rol gespeeld in de totstandkoming van het maatregelpakket. In dit Deltaplan is aanbevolen dat zoetwaterregio’s zich blijvend inzetten op de uitwerking van waterbeschikbaarheid. Dat gebeurt steeds meer in samenhang met de gebiedsprocessen voor het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA).

Het Bestuurlijk Platform Zoetwater (BPZ) bewaakt de voortgang van waterbeschikbaarheid aan de hand van de jaarlijkse voortgangsrapportage Zoetwater. De opgaven, strategische keuzes en maatregelen voor het hoofdwatersysteem in relatie tot waterbeschikbaarheid zijn opgenomen in het Deltaplan Zoetwater 2022-20271.

Met de strategie Klimaatbestendige Zoetwatervoorziening Hoofdwatersysteem wordt gewerkt aan transparantie en optimalisatie, waarmee de invulling van waterbeschikbaarheid voor het hoofdwatersysteem vorm krijgt. De voortgang van waterbeschikbaarheid per regio is opgenomen in de jaarlijkse voortgangsrapportage Zoetwater. De voortgangsrapportage Zoetwater van 2021 wordt in september 2022 gepubliceerd2.

Meetbare gegevens

Tabel 17 Kengetallen waterveiligheid

Omvang Areaal

Eenheid

Realisatie omvang 2018

Realistie omvang 2019

Realistie omvang 2020

Realisatie omvang 2021

Prognose omvang 2021

Kustlijn

km

293

293

293

293

293

Stormvloedkeringen

stuks

6

6

6

6

6

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

      

– Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

198

198

195

201

198

– Niet-primaire waterkeringen/duinen

km

646

646

625

623

625

– Uiterwaarden in beheer Rijk

ha

5.007

5.351

5.185

5.183

5.305

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

Toelichting

De realisatie 2021 van de primaire keringen is hoger dan de begroting en de realisatie 2021 van de niet-primaire waterkeringen is lager dan de begroting. Zowel primaire als niet-primaire keringen namen in 2020 af door overdrachten van keringen naar andere partijen, zoals toegelicht in het Jaarverslag 2020. In 2021 zijn hernieuwde inventarisaties uitgevoerd voor zowel de primaire als de niet-primaire keringen. Deze inventarisaties hebben geleid tot een aanpassing in de realisatiecijfers. Beide veranderingen waren niet voorzien in de begroting.

In 2021 was voor de uiterwaarden een afname voorzien door met name de realisatie van nevengeulen bij de tweede tranche KRW-maatregelen. De realisatie van de omvang uiterwaarden 2021 is lager dan de begroting. Dit wordt veroorzaakt door zowel overdrachten naar andere partijen in 2020, zoals toegelicht in het Jaarverslag 2020, als administratieve correcties in het bronsysteem in 2020 en 2021. Beiden zorgen voor een afname in de realisatie en waren niet voorzien in de begroting.

Tabel 18 Indicatoren BenO Waterveiligheid

Indicatoren BenO Waterveiligheid

      

Indicator

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Streefwaarde 2021

 

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn).

92%

92%

91%

90%

90%

1.

De zes stormvloedkeringen zijn tijdens het stormseizoen steeds beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet. De Indicator is het percentage van het aantal stormvloedkeringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis of het beschermingsniveau.

40%

83%

83%

83%

100%

2.

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

Toelichting

  • 1. De eerste indicator geeft aan of de basiskustlijn niet verder landinwaarts is verschoven dan in 1990 is afgesproken (en in 2001 is herijkt). Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan en worden door middel van het programma voor kustsuppletie gecorrigeerd. Deze kleine verschuivingen komen tot uitdrukking in de streefwaarde dat 90 procent van de kustlijn op zijn plaats blijft. Ook in 2021 is deze streefwaarde gehaald.

  • 2. Deze indicator is erop gericht dat de zes stormvloedkeringen te allen tijde (in het stormseizoen) voldoen aan de afgesproken faalkanseis of voldoen aan de toetsing op de wettelijk vastgestelde eis m.b.t. het overstromingsrisico (Oosterscheldekering, Haringvlietsluizen). Realisatie op deze indicator is 83% in 2021. Van de zes keringen voldoet de Ramspolkering niet aantoonbaar aan de maximaal afgesproken faalkanseis per sluitvraag (zie nadere toelichting hieronder).

Tabel 19 Faalkans van de zes stormvloedkeringen in beheer bij Rijkswaterstaat

Stormvloedkeringen

Faal- of overschrijdingskans

Realisatie 2021

Streefwaarde 2021

Norm waterwet

Maeslantkering

faalkans bij sluiten

1:109

1:100

1:100

Hartelkering

faalkans bij sluiten

1:13

1:10

1:10

Hollandsche IJsselkering

faalkans bij sluiten

1:650

1:200

1:200

Ramspolkering

faalkans bij sluiten

niet beschikbaar

1:100

1:100

Oosterscheldekering

Beschermingsniveau in jaren

1:10.000

1:10.000

1:10.000

Haringvlietsluizen

Beschermingsniveau in jaren

1:1.000

1:1.000

1:1.000

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

Toelichting

De faalkanseisen voor de stormvloedkeringen worden op basis van de normering van de achterliggende waterkeringen vastgesteld. Bepalend daarvoor zijn de beschermingsniveaus van de achterliggende dijktrajecten, ook wel aangeduid als het «achterland». Gegeven de veiligheidseis aan het achterland, en de hoogte en sterkte van de waterkerende objecten die het achterland beschermen kan afgeleid worden welke aanvullende veiligheid, in termen van waterstandsverlaging, de keringen moeten borgen. Deze waterhuishoudkundige samenhang resulteert uiteindelijk in verschillende faalkanseisen per kering.

Voor stormvloedkeringen met maximaal twee kerende deuren of balgen, kan het effect op de waterveiligheid van het achterland direct worden door vertaald naar de prestatie-eis. Dit geldt voor de Ramspol kering, de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandsche IJsselkering. De Maeslantkering mag bijvoorbeeld per honderd sluitvragen hooguit één keer falen (1:100).

De methodiek van faalkansberekening is bij de Oosterscheldekering en Haringvlietsluizen afwijkend van de andere stormvloedkeringen vanwege de constructie met 62 resp. 17 schuiven. Bij deze keringen is het van belang dat de combinatie wordt gemaakt van de verschillende faalscenario’s (partieel falen) en het gecombineerde effect daarvan op de waterveiligheid van het achterland. De kans wordt uitgedrukt in jaren (Bijvoorbeeld 1: 10.000 jaar).

Bij de Maeslantkering is de implementatie van de maatregel Alternatieve Bediening van de Kerende Wanden (ABK) voltooid waardoor de kering weer voldoet aan de wettelijke faalkanseis.

Voor de Ramspolkering kan op dit moment niet aantoonbaar gemaakt worden of de kering voldoet aan de afgesproken faalkanseis vanwege het niet voldoen aan de organisatorische randvoorwaarden voor goed probobalistisch beheer en onderhoud. Inmiddels zijn verbetermaatregelen genomen zoals het op peil brengen van de capaciteit en het kennis- en kwaliteitsniveau van de beheerorganisatie. Deze verbeteringen zullen naar verwachting op z’n vroegst in het najaar van 2022 in de faalkansanalyse zichtbaar worden.

Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de basiskustlijn is overschreden:

Figuur 3

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

Toelichting

Het streven is dat minimaal 90% de kustlijn zeewaarts ligt van de basiskustlijn. In Figuur xx is weergegeven hoe afgelopen jaren gepresteerd is op dat onderdeel, hoeveel zand er gesuppleerd is en hoeveel zand er naar verwachting in 2022 gesuppleerd zal worden. De realisatie van 16,1 miljoen m3 is ongeveer gelijk aan de prognose van 2021 van 16,6 miljoen m3. De prognose voor 2022 is dat in totaal 13,3 miljoen m3 wordt gesuppleerd. De streefwaarde van de PIN basiskustlijn is 90% en met een score van 90,4% wordt de PIN gehaald.

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven, is een zandsuppletieprogramma opgesteld en worden meerjarige contracten afgesloten. Het suppletieprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van de laatste kustmetingen. De inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang de specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd, is vanaf 2012 een nieuwe marktbenadering gekozen met meerjarige contracten. Binnen het contract hebben de aannemers de vrijheid om de suppletiewerkzaamheden over meerdere jaren te spreiden.

Tabel 20 Prognose kustsuppleties
 

Realisatie in miljoen m3

Prognose in miljoen m3

 

2021

2022

Handhaven basiskustlijn en kustfundament

16,1

13,3

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

Toelichting

De realisatie van 16,1 miljoen m3 is ongeveer gelijk aan de prognose van 2021 van 16,6 miljoen m3. De prognose voor 2022 is dat in totaal 13,3 miljoen m3 wordt gesuppleerd.

Tabel 21 Areaal zoetwatervoorziening

Areaal Zoetwatervoorziening

Eenheid

Omvang gerealiseerd 2021

Omvang begroot 2021

Gerealiseerd budget 2021 x € 1 mln

Totaal budget 2021 x € 1 mln.

Binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen)1

km2

3044

3053

  

Aantal kunstwerken

stuks

116

116

  

Totaal

   

34,797

18,962

Bron: Rijkswaterstaat, 2021

X Noot
1

Het betreft de totale oppervlakte van alle door RWS beheerde wateren (onder meer rivieren, kanalen en IJsselmeer), exclusief de Noordzee, water in Caribisch Nederland, de Waddenzee en de Westerschelde.

Toelichting

De realisatie van de omvang water 2021 is lager dan de begroting. In de begroting was in 2021 een toename van het wateroppervlak voorzien door met name de realisatie van nevengeulen bij de tweede tranche KRW-maatregelen. Tegelijkertijd trad zowel een afname op door overdrachten in 2020, zoals toegelicht in het Jaarverslag 2020, als een afname door verbeterde registratie in het bronsysteem in 2020 en 2021. Beiden waren onvoorzien in de begroting.

Het aantal kunstwerken is in 2021 met één toegenomen door de ingebruikname van de nieuwe spuisluis bij de Reevesluis. De begroting en de realisatie zijn gelijk, omdat in 2020 het aantal met één is afgenomen. In 2020 is de classificatie van een kunstwerk overgegaan van een spuisluis naar een waterreguleringswerk, zoals reeds gemeld in het jaarverslag 2020.

De hogere realisatie ten opzichte van het budget is te verklaren door het uitvoeren van herstelwerkzaamheden stuw Linne (€ 9 miljoen), Wind op Zee 2021, als gevolg van risico's voor scheepvaartveiligheid voor het plaatsen van windmolenparken op zee (€ 6,3 miljoen) en prijsbijstelling (€ 0,5 miljoen).

3.02.03 Vervanging

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden

Producten

De waterveiligheid en beschikbaarheid moet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en met name ook vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk zal toenemen.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Meetbare gegevens

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige begrotingsperiode is opgenomen, is met name bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de stuwen Nederrijn/Lek en het landelijk meetnet water.

4.4 Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Waterwet voorziet in een zogenoemde experimenteerbepaling die het mogelijk maakt om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu of economische ontwikkeling. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening en dat er sprake is van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering
Tabel 22 Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 4 Experimenteren cf art. III Deltawet (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

6.200

1.751.065

21.159

97.742

40.663

29.166

11.497

1

Uitgaven

6.200

20.974

20.920

74.384

50.884

42.699

8.185

 

4.01 Experimenteerprojecten

6.200

800

0

0

 

0

0

 

4.01.01 Experimenteerprojecten

6.200

800

0

0

 

0

0

 

4.02 GIV/PPS

0

20.174

20.920

74.384

50.884

42.699

8.185

2

4.02.01 GIV/PPS

0

20.174

20.920

74.384

50.884

42.699

8.185

 

4.09 Ontvangsten experimenteerartikel

3.200

800

0

0

0

0

0

 

4.09.01 Ontvangsten experimenteerartikel

3.200

800

0

0

0

0

0

 
C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie op de verplichtingen (€ 11 miljoen) heeft betrekking op de wijzigingsovereenkomst 3 m.b.t de zogenaamde Hydraulische randvoorwaarden (HR) voor de Afsluitdijk.

  • 2. De hogere realisatie (€ 8 miljoen) is het gevolg de gewijzigde Hydraulische randvoorwaarden, aanvulling va de risicoreservering en meerkosten projectbeheersing (Kamerstukken, vergaderjaar 2020-2021, 35 570 A, nr. 59).

D. Toelichting op de artikelonderdelen
4.01 Experimenteerprojecten

Motivering

Het experimenteerartikel staat ten dienste van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma en biedt de mogelijkheid tot integrale bekostiging.

4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Motivering

Bij infrastructuurprojecten waarbij sprake is van publiek-private samenwerking (PPS) bestaat de betaling uit een geïntegreerd bedrag voor aanleg, onderhoud én financiering gedurende een langdurige periode. De meest toegepaste vorm is DBFM (Design, Build, Finance and Maintain) waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. Deze contractvorm garandeert een efficiënte en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar systeem te realiseren.

Producten

In de brief van 14 juni 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 A, nr. 83; Prioritering Investeringen Mobiliteit en Water) is een lijst van in totaal 32 potentiële DBFM-projecten opgenomen.

Het project Afsluitdijk is met een DBFM-contract op de markt gezet en verkeert in de realisatiefase. Openstelling (waterveilig) is voorzien in 2022. Het project betreft de versterking van het dijklichaam volgens het principe van de overslagbestendige dijk, met behoud van de groene (vegetatie) uitstraling, het versterken van de schut- en spuicomplexen en het vergroten van de waterafvoercapaciteit door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever.

Tabel 23 Projectoverzicht Geïntegreerde contractvormen/PPS (bedragen x € 1 miljoen)
 

Kasbudget 2021

Projectbudget

Openstelling

Toelichting

Projectomschrijving

begroting2021

realisatie

verschil

begroting2021

huidig

begroting2021

huidig

 

Afsluitdijk

43

51

8

1.621

1.797

2022

2025

1

Programma realisatie

43

51

8

1.621

1.797

   

begroting DF 4.02.01

43

51

      

Toelichting

  • 1. Kasbudget: De hogere realisatie (€ 8 miljoen) is het gevolg de gewijzigde Hydraulische randvoorwaarden, aanvulling va de risicoreservering en meerkosten projectbeheersing (Kamerstukken, vergaderjaar 2020-2021, 35 570 A, nr. 59).

    Projectbudget: De toename van het projectbudget (€ 176 miljoen) wordt veroorzaakt door afspraken over meerkosten voor rekening van de opdrachtgever, aanvulling van de risicoreservering en meerkosten voor de projectorganisatie en projectbeheersing (€ 120 miljoen) (Kamerstukken, vergaderjaar 2020-2021, 35 570 A, nr. 59), prijsbijstelling (€ 27,2 miljoen), en de gevolgen COVID-19 (€ 7,2 miljoen).

4.5 Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Staf deltacommissaris geraamd alsmede de investeringsruimte, de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit dit Deltafonds zijn toe te wijzen.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering
Tabel 24 Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

287.964

307.881

316.288

341.416

347.316

351.329

‒ 4.013

 

Uitgaven

288.322

307.827

316.039

341.349

347.510

352.173

‒ 4.663

 

5.01 Apparaat

226.002

239.168

246.583

263.436

266.547

258.451

8.096

 

5.01.01 Staf Deltacommissaris

1.503

1.582

1.794

1.612

1.555

2.035

‒ 480

 

5.01.02 Apparaatskosten RWS

224.499

237.586

244.789

261.824

264.992

256.416

8.576

1

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

224.499

237.586

244.789

261.824

264.992

256.416

8.576

 

5.02 Overige uitgaven

62.320

68.659

69.456

77.913

80.963

74.581

6.382

 

5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven

61.414

67.496

68.119

76.737

79.746

72.745

7.001

2

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

61.414

67.496

68.119

76.737

79.746

72.745

7.001

 

5.02.02 Programma-uitgaven DC

906

1163

1.337

1.176

1.217

1.836

‒ 619

 

5.03 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

4.900

‒ 4.900

 

5.03.01 Programmaruimte

0

0

0

0

0

4.900

‒ 4.900

 

5.04 Reserveringen

0

0

0

0

0

14.241

‒ 14.241

3

5.04.01 Reserveringen

0

0

0

0

0

14.241

‒ 14.241

 

Ontvangsten

127.036

28.151

29.937

43.988

‒ 5.232

0

‒ 5.232

 

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

 

5.09.01 Overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

 

5.10 Saldo van de afgesloten rekeningen

127.036

28.151

29.937

43.988

‒ 5.232

0

‒ 5.232

4

5.10.01 Voordelig saldo Deltafonds

127.036

28.151

29.937

43.988

‒ 5.232

0

‒ 5.232

 
C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie op de apparaatskosten RWS (€ 8,6 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de loon- en prijsbijstelling 2021 (€ 5,6 miljoen), de bijdrage van het Ministerie van EZK voor de opdracht Wind op Zee (€ 1,9 miljoen), de apparaatsmiddelen voor de uitvoering van de Programmatische Aanpak Grote Wateren (€ 1,2 miljoen) en het saldo van overige verschillen (€ -0,1 miljoen).

  • 2. De hogere realisatie op de overige netwerkgebonden uitgaven (€ 7,0 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de extra benodigde middelen voor het in stand houden van het beheer van het Landeljik Meetnet Water als gevolg van nieuwe wettelijke verplichtingen, toename van functionaliteiten, zwaardere beveiligingseisen en de aangetrokken economische situatie wat leidt tot hogere marktprijzen (€ 6,2 miljoen), de prijsbijstelling 2021 (€ 1,9 miljoen), een overboeking van RWS naar de KNMI ten behoeve van de maatwerkopdracht (€ -1,0 miljoen) en het saldo van overige verschillen (€ 0,1 miljoen).

  • 3. Vanuit de beleidsreserveringen heeft financiering plaatsgevonden van totaal € -14,2 miljoen voor met name Nutriënten en Gewasbeschermingsmiddelen (€ -6 miljoen), plastic zwerfafval rivieren (€ -2 miljoen) en de Impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie (€ -5 miljoen). Deze bedragen zijn overgeheveld naar resepctievelijk artikel 7 en artikel 2 voor laatst genoemde post. Diverse kleinere mutaties van per saldo € -1,2 miljoen.

  • 4. Dit betreft de verwerking van het nadelig saldo 2020 in 2021.

D. Toelichting op de artikelonderdelen
5.01 Apparaat

Motivering

In uitzondering op de systematiek van «Verantwoord Begroten» worden op deze begroting ook de apparaatskosten van de Staf deltacommissaris en RWS gepresenteerd.

Producten

Staf Deltacommissaris

Overeenkomstig de Deltawet heeft de deltacommissaris een eigen bureau ter ondersteuning van zijn taken en een toereikend budget voor de hem toebedeelde taken. Op dit artikel worden personele en materiële kosten verantwoord, die nodig zijn om de ondersteunende taken van de Staf deltacommissaris te kunnen uitvoeren.

Apparaatskosten Rijkswaterstaat

Dit betreft de apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) voor de programma's Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, HWBP-2, HWBP, Afsluitdijk, overige aanlegprojecten, verkenningen en planuitwerkingen, watermanagement, Beheer en Onderhoud en de uitvoering van landelijke taken en inhuur.

5.02 Overige Uitgaven

Producten

Overige netwerkgebonden uitgaven

Onder overige kosten zijn de externe kosten verantwoord die niet direct toewijsbaar zijn aan de producten van het Deltafonds. Hiertoe behoren externe kosten voor de landelijke taken basisinformatie, sectorspecifieke ICT, kennisontwikkeling & innovatie, watermanagement, beheer en onderhoud en overige.

Programmauitgaven Deltaprogramma

De uitvoering van het Deltaprogramma moet ervoor zorgen dat de waterveiligheid en zoetwatervoorziening in 2050 duurzaam en robuust zijn en ons land zo is ingericht dat het de grotere extremen van het klimaat veerkrachtig kan blijven opvangen.

De programmauitgaven voor het Deltaprogramma betreffen uitgaven voor: de totstandkoming en het bevorderen van de uitvoering van het jaarlijkse Deltaprogramma, monitoring en evaluatie in het kader van het bewaken van de voortgang en samenhang van de uitvoering van het Deltaprogramma; kennis- en strategieontwikkeling en voor het betrekken en informeren van belanghebbenden en publiek. Deltaprogramma 2022 is op Prinsjesdag 2021 aan de Staten-Generaal aangeboden (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/09/21/aanbieding-mirt-overzicht-2022-en-deltaprogramma-2022) en bevat extra aandacht voor de snelheid van de uitvoering van maatregelen om de doelen in 2050 te behalen.

5.03 Investeringsruimte

Op dit artikel wordt de beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds verantwoord. De investeringsruimte is beschikbaar voor inzet op prioritaire beleidsopgaven binnen de scope van het Deltafonds. Jaarlijks vindt een integrale afweging plaats van de inzet van de beschikbare investeringsruimte.

De investeringsruimte bedroeg in de begroting van het Deltafonds 2021 € 867 miljoen tot en met 2034, waarbinnen risicoreserveringen waren opgenomen van in totaal € 341 miljoen. Het kabinet heeft besloten tot een jaarlijkse verlenging van zowel het Infrastructuurfonds als het Deltafonds. In de begroting van het Deltafonds 2022 betekent dit een verlenging van de looptijd tot en met 2035. De investeringsruimte bedraagt € 1.057 miljoen tot en met 2035, waarvan risicoreserveringen van in totaal circa € 730 miljoen zijn opgenomen. Het grootste deel van deze investeringsruimte is beschikbaar in de laatste jaren van de looptijd van het fonds.

5.04 Reserveringen

In het verleden werden in de investeringsruimte reserveringen getroffen voor risico’s en nieuwe beleidsvoornemens. Om beter inzicht te geven in de aard van de reserveringen is het artikelonderdeel 5.04 Reserveringen gecreëerd. Hierop worden budgetten geraamd voor toekomstige opgaven, maar waarover nog geen startbeslissing is genomen. In de begroting van het Deltafonds 2022 was tot en met 2035 € 2.027 miljoen gereserveerd voor:

  • Regionale keringen in beheer bij het Rijk (€ 192 miljoen); Om de regionale keringen in beheer bij het Rijk te laten voldoen aan de in het Waterbesluit opgenomen normen (met ingang van 1 juli 2016), is binnen de investeringsruimte een reservering van € 192 miljoen getroffen.

  • Integraal Rivier Management (€ 686 miljoen); In dit programma worden de Rijksopgaven voor de rivier, waaronder waterveiligheid, scheepvaart, waterkwaliteit en -kwantiteit, rivierbodemligging en vegetatiebeheer in samenhang met elkaar gebracht om synergie in programmering en uitvoering te bereiken. Tevens worden deze daar waar dit leidt tot synergie verbonden met urgente regionale opgaven. 

  • 2e investeringspakket zoetwater (€ 561 miljoen); Het betreft voortzetting van het beleid (vervolg op het 1e pakket zoetwater) om schade ten gevolge van droogte en verzilting te voorkomen. 

  • Programmatische Aanpak Grote Wateren (€ 515 miljoen); Dit betreft behoud en verbetering van natuur en waterkwaliteit gericht op toekomstbestendige grote wateren met hoogwaardige natuur die goed samengaat met een krachtige economie. PAGW heeft een doorlooptijd tot en met 2050.

  • Onderzoeksreservering (€ 22 miljoen); De gevraagde middelen zijn vooralsnog gebundeld in een brede onderzoekreservering voor onderzoek t.b.v. de brede wateropgave. Het gaat o.a. om onderzoek naar waterveiligheid, rivieren, verbetering waterkwaliteit en waterkwantiteit (zoetwatervoorziening). Uit deze reservering kan geput worden als de onderzoeksopgaven in latere jaren verder zijn uitgewerkt en financieel onderbouwd. Aan de bestaande beleidsreservering wordt jaarlijks € 2 miljoen toegevoegd.

  • Kennisprogramma Ruimtelijke Adaptatie (€ 14 miljoen); Voor kennis en kennisdeling ten behoeve van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) zijn middelen ingezet voor nader onderzoek van risico’s van klimaatverandering, onderzoek voor onderbouwing van maatregelen, het ontwikkelen van een monitoringssysteem, communicatie, instandhouding van het kennisportaal ruimtelijkeadaptatie.nl, de klimaateffectatlas en het Platform Samen Klimaatbestending.

  • Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium 2035 (€ 25 miljoen); Beheerders van primaire waterkeringen (Waterschappen en Rijk) zijn conform de Waterwet wettelijk verplicht minimaal iedere twaalf jaar verslag uit te brengen aan de Minister over de waterstaatkundige toestand van deze keringen. De reservering dient voor het dekken van de benodigde jaarlijkse kosten voor dit programma van € 2 miljoen per jaar in de periode 2024–2035.

  • Delta-aanpak Waterkwaliteit - Nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen (€ 23 miljoen); dit betreft een beleidsreservering voor maatregelen om opgedane kennis breed te delen en toe te passen. Hiermee worden, via gebiedsprocessen, maatregelpakketten ontwikkeld ten behoeve van de wateropgave voor de landbouw, die passen bij een gezonde bedrijfsvoering van agrariërs en bijdragen aan het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water.

  • Plastic zwerfafval in rivieren (€ 8 miljoen): Plastic zwerfafval in de Nederlandse rivieren dient te worden afgevangen alvorens dit in zee beland en in microplastics uiteenvalt. Het verzamelde plastic wordt vervolgens circulair verwerkt. Met de beleidsreservering kunnen, na succesvolle afronding van de pilot, maatregelen worden uitgevoerd die bijdragen aan het behalen van de milieudoelstellingen van het kabinet.

Jaarlijks vindt een actualisatie plaats van de reserveringen. De meest actuele stand van de verschillende reserveringen is opgenomen in de begroting van het Deltafonds 2022, waar de reserveringen afzonderlijk zijn toegelicht.

4.6 Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de begroting van IenW komen. De doelstellingen van het onderliggend beleid zijn terug te vinden in de Begroting hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering
Tabel 25 Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Ontvangsten

655.019

875.276

877.365

834.392

1.252.398

1.053.739

198.659

 

6.09.01 Bijdragen ten laste van begroting Hoofdstuk XII

655.019

875.276

877.365

834.392

1.252.398

1.053.739

198.659

1

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie van € 198,7 miljoen is veroorzaakt door:

  • Als gevolg van het geactualiseerde programma en om de overprogrammering te verlagen op het Deltafonds is er een kasschuif met het generale beeld verwerkt op de begroting van het Deltafonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en is over de gehele looptijd van het Deltafonds budgettair neutraal. De kasschuif betreft een verhoging met € 169 miljoen in 2021.

  • € 7,2 miljoen is aan het Deltafonds toegevoegd in verband met meerkosten op het project Afsluitdijk als gevolg van de COVID-pandemie.

  • Een verhoging van het Deltafonds met € 23,4 miljoen in verband met de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2021 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

  • € 13,3 miljoen is aan het Deltafonds toegevoegd in verband met extra kosten die in 2021 zijn gemaakt naar aanleiding van het hoogwater in Limburg.

  • Een verlaging van € -12,3 miljoen voor afdracht BTW aan het BTW Compensatie Fonds voor de verstrekking van Specifieke Uitkeringen (SPUK's) inzake de impulsregeling Ruimtelijke Adaptie en voor de verstrekking van de Specifieke Uitkering (SPUK) omtrent het perceel N307/Roggebotsluis van het project IJsseldelta fase 2 aan de provincie Flevoland.

  • Diverse kleinere mutatie van per saldo een verlaging van € -1,9 miljoen.

4.7 Artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water worden verantwoord op artikelonderdeel 7.01.

Met uitvoering van de KRW-maatregelen komen de doelen van de richtlijn in beeld voor het hoofdwatersysteem. Voor het behalen va­­­n Natura 2000-doelen is meer nodig. Door klimaatverandering en toenemend maatschappelijk gebruik staan de natuur en ecologische waterkwaliteit en daarmee de biodiversiteit van de grote wateren onder druk. Er zijn daarom aanvullende systeemingrepen en­ een transitie naar duurzaam beheer nodig om een duurzame verbetering te realiseren. Het Rijk wil in 2050 toekomstbestendige grote wateren met hoogwaardige natuur die goed samengaat met een krachtige economie. Via de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) wordt invulling gegeven aan deze ambitie. Dit is verantwoord op artikel 7.02.

Met de Delta-aanpak Waterkwaliteit wordt een extra impuls gegeven aan het realiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en nieuwe uitdagingen om ons water chemisch schoon en ecologisch gezond te krijgen en te houden voor duurzaam gebruik. De prioriteiten daarbij zijn nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, opkomende stoffen en medicijnresten in water. Maatregelen voor de Delta-aanpak worden verantwoord op artikel 7.03.

Het artikel investeren in waterkwaliteit is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting Hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering
Tabel 26 Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 7 Investeren in waterkwaliteit (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

14.356

36.514

30.520

116.294

65.770

120.090

‒ 54.320

1

Uitgaven

7.022

19.795

28.408

52.556

44.711

130.801

‒ 86.090

 

7.01 Realisatieprogramma Kaderrichtlijn Water

5.881

16.161

19.877

19.778

29.061

93.295

‒ 64.234

 

7.01.01 Realisatieprogramma Kaderrichtlijn Water

5.881

16.161

19.877

19.778

29.061

93.295

‒ 64.234

2

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

284

1.172

3.049

25.674

7.832

18.282

‒ 10.450

 

7.02.01 Realisatieprogramma overige aanleg waterkwaliteit

284

787

805

22.291

189

14.781

‒ 14.592

3

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

282

787

805

22.291

0

0

0

 

7.02.02 Planuitwerking overige aanleg waterkwaliteit

0

385

2.244

3.383

7.643

3.501

4.142

4

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

0

385

2.244

3.383

7.643

451

7.192

 

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

857

2.462

5.482

7.104

7.818

19.224

‒ 11.406

 

7.03.01 Studiekosten waterkwaliteit

857

2.462

5.482

7.104

7.818

19.224

‒ 11.406

5

7.09 Ontvangsten investeringen in waterkwaliteit

91

89

452

389

729

57

672

 

7.09.01 Ontvangsten investeringen in waterkwaliteit

0

0

452

389

729

57

672

 
C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Op artikel Investeren in waterkwaliteit is minder verplicht (€ -54,3 miljoen) als gevolg van:

    • Een lagere realisatie op de verplichtingen voor het KRW programma (-€ 27,6 miljoen). Een hogere verplichtingenrealisatie (€ 17,4 miljoen), omdat een verplichting met betrekking tot Kaderrichtlijn Water Maas eerder dan voorzien aangegaan kon worden. Het KRW programma heeft integraal vertraging opgelopen als gevolg van PFAS, Stikstof en COVID-19. Deze hebben geleid tot vertraging in de planuitwerking, waardoor het aangaan van de verplichtingen vertraagd (-€ 18 miljoen). Daarnaast zijn er ook incidentele vertragingen ontstaan die hebben geleid tot een lagere realisatie van verplichtingen. Het gaat daarbij om de volgende projecten:

      • Vertraging bij het project UWDH (Uiterwaarden van Wamel. Dreumel en Heerewaarden) (€ -15 miljoen), in verband met een nieuw herontwerp omdat de oorspronkelijke ontwerp niet/beperkt bijdroegen aan de KRW doelstelling;

      • Project Wolderwijd (€ -3 miljoen), oorspronkelijk stond de gunning gepland voor Q4 2020. Bij de inschrijving is door een van de gegadigden aangegeven dat er sprake was van een oneerlijke concurrentiepositie. In het contract waren door RWS de legakkers voorgeschreven conform de specificaties van de patenthouder. Die patenthouder maakte weer deel uit van een consortium dat op het contract zou inschrijven en daarmee een oneerlijk voordeel had ten opzichte van andere gegadigden. Na onderzoek in samenwerking met ICG is besloten de aanbesteding in te trekken, de specificaties in het contract aan te passen en opnieuw aan te besteden. Dit heeft geleid tot ca 9 maanden vertraging;

      • Project Loenensche Buitenpolder en Beekmondingen (€ -2 miljoen) vanwege verschuiving risicoreservering naar later jaar;

      • Vispassages (€ -3 miljoen) door vertraagde oplevering en verschuiving risico reservering als gevolg van vertraging in de uitvoeringsplanning van de waterschappen;

      • Project Hoeckelingsdam (€ -4 miljoen) vanwege een knelpunt in de capaciteit voor de planuitwerking is samenwerking aangegaan met Alliantie Markermeer. Hierdoor is de planning voor Hoeckelingsdam met een jaar opgeschoven;

    • Toename van verplichtingen vanwege de voorbereiding voor de 3e tranche programmatische aanpak Grote Wateren (€ 2,3 miljoen);

    • Aanvullend budget voor de verkenning en planstudie Getij Grevelingen (€ 2,4 miljoen);

    • Aanvullend budget Grote Wateren voor de afronding van de verkenningsfase van de PAGW projecten Oostvaardersoevers en Wieringerhoek (€ 1 miljoen);

    • Lagere realisatie van € -14,6 miljoen conform de gepresenteerde kastoelichtingen bij artikel 7.02.01.

    • Lagere realisatie van € -11,4 miljoen conform de gepresenteerde kastoelichtingen bij artikel 7.03.01

    • Met betrekking tot waterzuivering medicijnresten is de realisatie € -7,5 miljoen lager. De afstemming met de betrokken partijen om tot meerjarige opdrachtverstrekkingen te komen heeft meer tijd in beslag genomen dan vooraf werd voorzien .

    • Het verschil betreft mutaties < € 1 miljoen (€ 1,1 miljoen).

  • 15. De lagere uitgaven bij KRW 2e en 3e Tranche (€ -64,2 miljoen) zijn onder andere het gevolg van PFAS, Stikstof en COVID-19. Deze hebben geleid tot vertraging in de planuitwerking, wat zijn weerslag heeft op de realisatie in de uitvoering (€ -25,8 miljoen).

    Daarnaast zijn er ook incidentele vertragingen ontstaan die hebben geleid tot een lagere realisatie van uitgaven. Het betreft met name:

    • Vertraging bij het project UWDH (Uiterwaarden van Wamel. Dreumel en Heerewaarden) (€ -26 miljoen), in verband met een nieuw herontwerp omdat de oorspronkelijke ontwerp niet/beperkt bijdroegen aan de KRW doelstelling;

    • Project Wolderwijd (€ -3 miljoen) oorspronkelijk stond de gunning gepland voor Q4 2020. Bij de inschrijving is door een van de gegadigden aangegeven dat er sprake was van een oneerlijke concurrentiepositie. In het contract waren door RWS de legakkers voorgeschreven conform de specificaties van de patenthouder. Die patenthouder maakte weer deel uit van een consortium dat op het contract zou inschrijven en daarmee een oneerlijk voordeel had ten opzichte van andere gegadigden. Na onderzoek in samenwerking met ICG is besloten de aanbesteding in te trekken, de specificaties in het contract aan te passen en opnieuw aan te besteden. Dit heeft geleid tot ca 9 maanden vertraging;

    • Project Loenensche Buitenpolder en Beekmondingen(€ -2 miljoen) vanwege verschuiving risicoreservering naar later jaar;

    • Vispassages (€ -3 miljoen) vertraagde oplevering en verschuiving risico reservering;

    • Project Hoeckelingsdam (€ -4 miljoen)vanwege een knelpunt in de capaciteit voor de planuitwerking is samenwerking aangegaan met Alliantie Markermeer. Hierdoor is de planning voor Hoeckelingsdam met een jaar opgeschoven;

    • Het restant betreft diverse enkele kleine mutaties (€ -0,4 miljoen).

  • 22. De lagere realisatie van € -14,6 miljoen betreft € -11,7 miljoen bij Grote Wateren en € -3 miljoen Waterzuivering medicijnresten. Het werd veroorzaakt door:

    • een overboeking naar het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit voor het project verlengde fase 1 Marker Wadden (€ -5,8 miljoen)

    • door aanpassing van de benodigde budgetten aan de bijgestelde uitvoeringsprogrammering van de projecten binnen ecologie Grote Wateren (€ -4,7 miljoen) als gevolg van met name beperkende coronamaatregelen. Door de langere afstemmingstijd met betrokkenen die nodig was dan werd voorzien, was de realisatie van de activiteiten vertraagd, zoals onder andere Sedimentatie Eems-Dollard Buitendijks, Lauwersmeer-Vierhuizergat en onderzoek Waddengebied.

    • er heeft een overboeking plaatsgevonden voor interne kosten van de opdracht programmatische aanpak grote wateren naar agentschap Rijkswaterschap voor € -1,2 miljoen.

    • Voor Waterzuivering medicijnresten zijn meerjarenopdrachtverstrekkingen aangegaan met verschillende Waterschappen, Hoogheemraadschappen en Stichtingen waarvoor de afstemming wat meer tijd in beslag heeft genomen dan vooraf werd voorzien. De werkzaamheden die gepland stonden om gerealiseerd te worden eind 2021 zijn nu in de aangegane meerjarenopdrachten opgenomen die vanaf begin 2022 worden gerealiseerd (€ -3 miljoen).

  • 27. De hogere realisatie voor Planuitwerking overige aanleg waterkwaliteit (€ 4,2 miljoen) is het gevolg van:

    • Opdrachtverstrekking voor de voorbereiding 3e tranche Programmatische aanpak Grote Wateren (€ 2,4 miljoen); 

    • Aanvullend budget Grote Wateren voor de afronding van de verkenningsfase van de PAGW projecten Oostvaardersoevers en Wieringerhoek (€ 1 miljoen);

    • Diverse kleinere mutaties verkenning en planstudies (€ 0,8 miljoen).

  • 31. De lagere realisatie van € -11,4 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door aangepaste programmeringen van de projectenprogramma’s voor de Delta aanpak Waterkwaliteit, waarbij de projecten in latere jaren tot realisatie zullen komen binnen de looptijd van het Deltaprogramma. Verder was sprake van beperkte personeelscapaciteit als gevolg van vacatures van medewerkers die vertrokken zijn en die direct niet opgevuld zijn. Dit heeft vertraging veroorzaakt bij het aangaan van de verplichtingen die gepland staan voor toekomstige jaren zoals onderzoeken naar opkomende stoffen gewasbeschermingsmiddelen nutriënten en medicijnresten alsmede naar structurele bronaanpak en impulsen voor bevoegde gezagen.

D. Toelichting op de artikelonderdelen
7.01 Investeringen waterkwaliteit

Motivering

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland schoon (drink)water heeft.

Producten

Verbeterprogramma Kaderrichtlijn Water

Het Verbeterprogramma Kaderrichtlijn Water bestaat uit maatregelen in de Rijkswateren die zijn geclusterd tot projecten. De projecten richten zich op het herstel van natuurlijkere overgangen tussen land en water, zoet en zout en van verbindingen, waaronder die tussen het hoofd-en regionaal watersysteem. Het betreft vooral aanlegprojecten om een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen te bewerkstelligen. Dit moet bijdragen aan het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van de watersystemen, zoals de Kaderrichtlijn Water vraagt. Tevens draagt dit bij aan de doelen voor Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Meetbare gegevens

De uitvoering van het verbeterprogramma is in een drietal tranches verdeeld. De tranches zijn zoveel mogelijk gekoppeld aan de planperiodes van de Kaderrichtlijn Water. De eerste tranche (vanaf 2009) bestond uit circa 250 maatregelen, deze maatregelen zijn opgeleverd (decharge eind 2017).

De tweede tranche is gestart in 2016 en eind 2021 afgerond. In totaal zijn er 233 maatregelen opgenomen in de tweede tranche. Eind 2021 zijn 152 maatregelen geheel gerealiseerd. Hiervoor wordt in 2022 decharge aangevraagd. 62 maatregelen moeten nog worden uitgevoerd. Deze zijn gefaseerd naar de derde planperiode en maken daarmee deel uit van het maatregelpakket voor de periode 2022-2027. De overige 19 maatregelen zijn ingetrokken omdat de uitvoering ervan niet noodzakelijk was, of niet significant bijdroeg aan de KRW opgave.

De Verkenning van de derde tranche (2022 ‒ 2027) is in 2020 afgerond. In mei 2020 is de planuitwerking van het maatregelpakket opgestart. In de derde tranche zijn 120 maatregelen opgenomen. 102 maatregelen vormen het Basispakket, waarvan de realisatie noodzakelijk is om eind 2027 aan de Europese Kaderrichtlijn te voldoen. De overige 18 maatregelen vormen het Aanvullend pakket. Dat is opgenomen om flexibiliteit in de uitvoering en het opvangen van tegenvallers mogelijk te maken, en tevens om het doelbereik robuuster te maken. De maatregelen zijn opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen en het Nationaal Water Programma 2022-2027.

Over de uitvoering van alle maatregelen, ook die worden uitgevoerd door de waterschappen en andere partijen, gericht op de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de uitvoering gericht op een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via De Staat van ons Water (laatste publicatie: Kamerstukken II, 2019–2020, 27 625 nr. 498). Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de 6 jaar mogelijk. Het volgende moment voor een volledige beschrijving van de toestand zal weergegeven worden in de stroomgebiedbeheerplannen die onderdeel uitmaken van het Nationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 (vaststelling 2022). Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit in het Compendium voor de Leefomgeving.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

Het projectbudget van KRW 2e en 3e tranche is toegenomen door de toegekende prijsbijstelling 2021. De schuif naar achteren in het Kasbudget is veroorzaakt door de vertraging in de planuitwerking en realisatie van de KRW maatregelen. De vertraging is ontstaan als gevolg van de PFAS en stikstof problematiek en de impact van COVID-19.

Tabel 27 Projectoverzicht realisatieprogramma (bedragen x € 1 miljoen)
 

Kasbudget 2021

Projectbudget

Openstelling

Toelichting

Projectomschrijving

begroting2021

realisatie

verschil

begroting2021

huidig

begroting2021

huidig

 

Projecten Nationaal

        

KRW 1e tranche

  

0

30

30

   

KRW 2e en 3e tranche

93

29

‒ 64

625

639

2027

2027

1

Programma realisatie

93

29

‒ 64

655

669

   

begroting (DF 7.01.01)

93

29

‒ 64

     

Toelichting

  • 1. De lagere uitgaven bij KRW 2e en 3e Tranche (-€ 64,2 miljoen) zijn onder andere het gevolg van PFAS, Stikstof en COVID-19. Deze hebben geleid tot vertraging in de planuitwerking, wat zijn weerslag heeft op de realisatie in de uitvoering (€ -25,8 miljoen).

    Daarnaast zijn er ook incidentele vertragingen ontstaan die hebben geleid tot een lagere realisatie van uitgaven. Het betreft met name:

    • Vertraging bij het project UWDH (Uiterwaarden van Wamel. Dreumel en Heerewaarden) (€ -26 miljoen), in verband met een nieuw herontwerp omdat de oorspronkelijke ontwerp niet/beperkt bijdroegen aan de KRW doelstelling;

    • Project Wolderwijd (€ -3 miljoen) oorspronkelijk stond de gunning gepland voor Q4 2020. Bij de inschrijving is door een van de gegadigden aangegeven dat er sprake was van een oneerlijke concurrentiepositie. In het contract waren door RWS de legakkers voorgeschreven conform de specificaties van de patenthouder. Die patenthouder maakte weer deel uit van een consortium dat op het contract zou inschrijven en daarmee een oneerlijk voordeel had ten opzichte van andere gegadigden. Na onderzoek in samenwerking met ICG is besloten de aanbesteding in te trekken, de specificaties in het contract aan te passen en opnieuw aan te besteden. Dit heeft geleid tot ca 9 maanden vertraging;

    • Project Loenensche Buitenpolder en Beekmondingen(€ -2 miljoen) vanwege verschuiving risicoreservering naar later jaar;

    • Vispassages (€ -3 miljoen) vertraagde oplevering en verschuiving risico reservering;

    • Project Hoeckelingsdam (€ -4 miljoen) vanwege een knelpunt in de capaciteit voor de planuitwerking is samenwerking aangegaan met Alliantie Markermeer. Hierdoor is de planning voor Hoeckelingsdam met een jaar opgeschoven;

    • Het restant betreft diverse enkele kleine mutaties (-€ 0,4 miljoen).

    De toename van het projectbudget (€ 14 miljoen) is het gevolg van hoogwater in Limburg.

7.02 Overige investeringen waterkwaliteit

Motivering

Naast het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren ten behoeve van de KRW zijn hieronder de overige aanlegprojecten inzake waterkwaliteit opgenomen.

Producten

7.02.01 Realisatieprogramma

Tabel 28 Projectoverzicht realisatieprogramma (bedragen in € 1 miljoen)
 

Kasbudget 2021

Projectbudget

Openstelling

Toelichting

Projectomschrijving

begroting2021

realisatie

verschil

begroting2021

huidig

begroting2021

huidig

 

Projecten Nationaal

        

Verruiming vaargeul Westersschelde

  

0

26

26

   

Bijdrageregeling medicijnresten

 

0

  

61

  

1

Grote Wateren

15

0

‒ 15

168

194

2032

2032

2

afrondingen

  

0

     

Programma realisatie

15

0

‒ 15

194

281

   

begroting (DF 7.02.01)

15

0

‒ 15

     

Toelichting

  • 1. Voor Waterzuivering medicijnresten zijn meerjarenopdrachtverstrekkingen aangegaan met verschillende Waterschappen, Hoogheemraadschappen en Stichtingen waarvoor de afstemming wat meer tijd in beslag heeft genomen dan vooraf werd voorzien. De werkzaamheden die gepland stonden om gerealiseerd te worden eind 2021 zijn nu in de aangegane meerjarenopdrachten opgenomen die vanaf begin 2022 worden gerealiseerd (€ 3 miljoen).

  • 2. Bij het realisatieprogramma Grote Wateren is een saldo gerealiseerd van € 15 miljoen als gevolg van een overboeking naar het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit voor het project verlengde fase 1 Marker Wadden (€ 5,8 miljoen) en door aanpassing van de benodigde budgetten aan de bijgestelde uitvoeringsprogrammering van de projecten binnen ecologie Grote Wateren (€ 4,7 miljoen) als gevolg van met name beperkende coronamaatregelen. Door de langere afstemmingstijd met betrokkenen die nodig was dan werd voorzien, was de realisatie van de activiteiten vertraagd, zoals o.a. Sedimentatie Eems-Dollard Buitendijks, Lauwersmeer-Vierhuizergat en onderzoek Waddengebied. Verder heeft er een uitfinanciering plaatsgevonden voor interne kosten van de opdracht programmatische aanpak grote wateren naar agentschap Rijkswaterschap voor € 1,2 miljoen.

Grote wateren

De in 2017 uitgevoerde verkenning, naar de opgaven voor natuur en waterkwaliteit in de grote wateren, laat zien dat er goede mogelijkheden zijn om de waterkwaliteit te verbeteren en de natuur te versterken, bijvoorbeeld door het terugbrengen van getij.

Op grond hiervan is de ambitie ontwikkeld om tot 2050 diverse maatregelen te treffen die gericht zijn op het voorkomen van achteruitgang van ecologische kwaliteit van de grote wateren, het bevorderen van een stabiel en samenhangend ecologisch netwerk en het creëren van ruimte voor ruimtelijk-economische ontwikkeling.

Om deze ambitie verder te brengen is een programmatische aanpak gestart die nauw aansluit op lopende gebiedsprocessen, waarbij samen met overheden, marktpartijen, natuurorganisaties en stakeholders maatregelen worden uitgevoerd. In 2020 hebben IenW en LNV, in de vorm van de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) de resterende middelen voor de tweede tranche gereserveerd voor specifieke projecten, waarmee duidelijk is welke maatregelen tot en met 2032 worden uitgevoerd (Kamerstuk 27 625, nr. 523).

In 2021 is één MIRT-beslissing genomen voor een PAGW-project een voorkeursbeslissing. Voorzien was dat in 2021 in totaal 5 MIRT-beslissingen genomen zouden worden, maar in de voorbereiding hebben vier van deze MIRT-beslissingen enige vertraging opgelopen door enerzijds de coronamaatregelen en anderzijds door het werken conform de Omgevingswet waardoor een extra tervisielegging nodig was. Deze MIRT-besluiten schuiven daardoor over de jaargrens heen en zullen naar verwachting in 2022 genomen worden. Dit leidt naar verwachting niet tot latere afronding van de projecten (zie Kamerstuk 35925 A, nr. 5 voor het MIRT-overzicht 2022) en de Kamerbrief van 15 december 2021 (kenmerk: 2021Z23546).

7.02.02 Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Tabel 29 Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma (bedragen x € 1 miljoen)
 

Projectbudget

 

Oplevering

 

Toelichting

      

Projectomschrijving

begroting 2021

huidig

begroting 2021

huidig

 

Projecten Nationaal

     

EPK Planuitwerking en verkenningen Waterkwaliteit

2

21

  

1

Projecten Zuid-Nederland

     

Getij Grevelingen

102

102

2025

2028

2

Totaal programma planuitwerking en verkenning

104

123

   

budget DF 7.02.02

104

123

   

Toelichting

  • 1. Het hogere projectbudget van € 19 miljoen is met name veroorzaakt toevoeging van de prijsbijstelling 2021 (€ 0,3 miljoen) en door de opdrachtverlening aan RWS voor:

    • de verkenning en plantuitwerking Getij Greveling (€2,9 miljoen). Het betreft met name de inzet van een Taskforce die aanvullende beslisinformatie op gaat leveren waarmee de opdrachtgevers IenW en LNV, mede op advies van de bestuurlijke partners, een besluit kunnen nemen over de scope voor de planuitwerking van het project Getij Grevelingen;

    • de planuitwerking Programmatische aanpak Grote Wateren (PAGW) € 13,8 miljoen.

    • daarnaast is in de begroting 2021 een omissie geconstateerd van € 2 miljoen. De stand begroting 2021 is namelijk € 4 miljoen.

  • 5. De planuitwerking van het project Getij Grevelingen zal langer gaan duren. Hierdoor schuift ook het moment van oplevering naar achteren. De vertraging vloeit voort uit een geconstateerde kostenstijging. Hierom is een traject gestart om de kostenraming weer stabiel te krijgen.

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van waterkwaliteit.

Producten

Delta-aanpak Waterkwaliteit

Met de Delta-aanpak Waterkwaliteit is de afgelopen jaren een impuls gegeven aan de realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en nieuwe opgaven, zoals medicijnresten en opkomende stoffen in water. In de Delta-aanpak waterkwaliteit is op basis van de prioriteiten en kennisleemten bepaald waar nader onderzoek nodig is. In de Kennisimpuls Waterkwaliteit is bestaande en nieuwe kennis bijeengebracht en toepasbaar gemaakt voor de praktijk. Met de Ex ante analyse waterkwaliteit is de huidige toestand van de waterkwaliteit en het verwachte doelbereik in 2027 in beeld gebracht, op basis van de meest recente informatie en plannen.

In het kader van het Uitvoeringsprogramma opkomende stoffen in water is een opleidingsprogramma voor vergunningverleners waterkwaliteit aangeboden. Als gevolg van COVID-19 is er er ook een online opleidingsprogramma aangeboden. Desondanks zijn er in 2021 minder opleidingen afgerond dan oorspronkelijk gepland. Het opleidingsprogramma zal worden geïntensiveerd, waardoor de gerealiseerde achterstand weer wordt ingelopen.

Het merendeel van het budget is voorzien voor de stimulering van vergaande zuivering van rioolwater, om zo medicijnresten en andere microverontreinigingen uit het stedelijk afvalwater te verwijderen op zo'n 80 geïdentificeerde hotspots rioolwaterzuiveringen. Dit betreft enerzijds budget voor stimulering van de praktische toepassing van extra zuivering op de rioolwaterzuiveringen van de waterschappen en anderzijds een bijdrage in de vorm van een subsidie aan de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer. In 2021 is uitvoering gegeven aan de in 2020 getekende samenwerkingsovereenkomsten. De Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) heeft ook in 2021 een subsidie van € 1 miljoen ontvangen voor het innovatieprogramma ‘microverontreinigingen uit afvalwater van rioolwaterzuiveringsinstallaties, bedoeld om innovaties op de rioolwaterzuivering te stimuleren waarmee medicijnresten en andere microverontreinigingen beter worden verwijderd.

Waterbeschikbaarheid en Deltaprogramma Zoet water

IenW werkt met de andere overheden en watergebruikers in het Deltapro gramma aan het weerbaarder maken van ons land tegen watertekorten, zoals op de hoge zandgronden tijdens de afgelopen droge zomers. Het lopende uitvoeringsprogramma zoetwater van ruim €400 miljoen bevat bijvoorbeeld de uitbreiding van de klimaatbestendige wateraanvoer naar West-Nederland en het beter verdelen van rivierwater door betere informatie-uitwisseling. In lijn met de aanbevelingen van de Beleidstafel droogte wordt bij de ruimtelijke inrichting nu ook beter rekening houden met de waterbeschikbaarheid en wordt sterker ingezet op zuiniger zijn met water.

De voorbereiding van de maatregelen voor de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater (2022-2027) is in 2021 afgerond. Voor de periode 2022 tot en met 2027 is €250 miljoen gereserveerd in het Deltafonds. Samen met de cofinanciering vanuit de regio kan een maatregelenpakket van €800 miljoen gerealiseerd worden een verdubbeling van de huidige ambitie. Het maatregelpakket is met Prinsjesdag 2021 gepresenteerd en alle voorbereidingen zijn gereed om begin 2022 met de uitvoering te starten.

Microplastics

De resterenden middelen zijn in 2021 gebruikt voor het voortzetten van de inzet op microplastics. In de voortgangsbrief van 25 juni 2021 (Voortgang beleidsprogramma microplastics | Tweede Kamer der Staten-Generaal) is uw Kamer geinformeerd over de voortgang. Met medefinanciering van IenW zet ZonMW een meerjarig onderzoeksprogramma op naar mogelijke gezondheidseffecten van microplastics. Hiermee bouwen ze voort op de kennisagenda microplastics en gezondheid. Ook is een impuls gegeven aan de aanpak van zwerfafval rivieren om te voorkomen dat plastic zwerfafval de zee bereikt, waar het uiteenvalt in microplastics. Zo zijn samen met de gemeenten Nijmegen, Kampen, Wageningen en Roermond pilots uitgevoerd om zwerfafvalvan recreatie op de oever aan te pakken, wat in alle gevallen zorgde voor een reductie van zwerfafval van 60 tot 70%.

Delta-aanpak Waterkwaliteit - Nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen

In 2021 zijn plannen en maatregelpakketten voor gebiedsprocessen verder ontwikkeld. Dit betreft de wateropgave voor de landbouw en een gezonde bedrijfsvoering van agrariërs die bijdraagt aan het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, en het Deltaprogramma, voorkomen van schade door droogte en wateroverlast. Dit wordt geregeld via het Kadaster, een bijdrage aan LTO en via een subsidieregeling in 2022 voor pilots die in 2022 inwerking treedt. Via verschillende communicatiekanalen is in kennisverspreiding over proefprojecten en praktijkmaatregelen voorzien.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Scope

In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het begrotingshoofdstuk Infrastructuur en Waterstaat (HXII) wordt gerapporteerd over het begrotingsbeheer, financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering, over de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen en belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering. Hieronder wordt gerapporteerd over de uitzonderingsrapportage rechtmatigheid en totstandkoming niet financiële verantwoordingsinformatie van het Deltafonds.

Rechtmatigheid

Bij de financiële verantwoording van het Deltafonds over 2021 is geen sprake van overschrijdingen van door de Rijksbegrotingsvoorschriften voorgeschreven rapportagetoleranties vastgesteld.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

De niet-financiële verantwoordingsinformatie betreft de indicatoren en kengetallen die beogen inzicht te bieden in de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de beleidsuitvoering en de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Uit de controle van de ADR zijn geen materiële bevindingen gebleken op het totstandkomingsproces van de niet-financiële informatie.

C. JAARREKENING

6. Departementale verantwoordingsstaat

Tabel 30 Departementale verantwoordingsstaat 2021 van het Deltafonds (J) (Bedragen x € 1.000)
  

('1)

('2)

(3) = (2) - (1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie1

  

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

           

1

Investeren in waterveiligheid

847.847

519.176

164.879

765.964

428.861

174.597

‒ 81.883

‒ 90.315

9.718

2

Investeren in zoetwatervoorziening

16.160

19.302

0

37.281

35.173

92

21.121

15.871

92

3

Beheer, onderhoud en vervanging

146.299

154.524

0

222.293

229.412

0

75.994

74.888

0

4

Experimenteren cf. art. III Deltawet

29.166

42.699

0

40.663

50.884

0

11.497

8.185

0

52

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

351.329

352.173

0

347.316

347.510

0

‒ 4.013

‒ 4.663

0

6

Bijdragen t.l.v. begroting Hoofdstuk XII

0

0

1.053.739

0

0

1.252.398

0

0

198.659

7

Investeren in waterkwaliteit

120.090

130.801

57

65.770

44.711

729

‒ 54.320

‒ 86.090

672

           
 

Subtotaal

1.510.891

1.218.675

1.218.675

1.479.287

1.136.551

1.427.816

‒ 31.604

‒ 82.124

209.141

 

Voordelig eindsaldo (cumulatief) vorig jaar

     

‒ 5.232

  

‒ 5.232

 

Subtotaal

1.510.891

1.218.675

1.218.675

1.479.287

1.136.551

1.422.584

‒ 31.604

‒ 82.124

203.909

 

Voordelig eindsaldo (cumulatief) huidig jaar

     

‒ 286.033

  

‒ 286.033

 

Totaal

1.510.891

1.218.675

1.218.675

1.479.287

1.136.551

1.136.551

‒ 31.604

‒ 82.124

‒ 82.124

X Noot
1

De gerealiseerde bedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1.000)

X Noot
2

Exclusief artikelonderdeel 5.10 Saldo van de afgesloten rekeningen

7. Saldibalans

Tabel 31 Saldibalans per 31 december van het Deltafonds (bedragen x 1.000)
 

Activa

31-12-2021

31-12-2020

 

Passiva

31-12-2021

31-12-2020

        

Intra-comptabele posten

  

Intra-comptabele posten

  

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

1.136.548

1.079.410

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.427.816

1.074.178

1a)

Saldo uitgaven / middelen voorgaande jaren

5.232

     

3)

Liquide middelen

0

0

  

0

0

4)

Rekening-courant RHB (Rijkshoofdboekhouding)

286.037

0

4a)

Rekening-courant RHB

1

5.232

5)

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

0

0

5a)

Begrotingsreserves

0

0

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

0

0

7)

Schulden buiten begrotingsverband

0

0

8)

Kas-transverschillen

0

0

  

0

0

Subtotaal intra-compatabel

1.427.817

1.079.410

Subtotaal intra-comptabel

1.427.817

1.079.410

        

Extra-comptabele posten

     

9)

Openstaande rechten

0

0

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10)

Vorderingen

1.821

812

10a)

Tegenrekening vorderingen

1.821

812

11a)

Tegenrekening schulden

0

0

11)

Schulden

0

0

12)

Voorschotten

1.049.859

739.531

12a)

Tegenrekening voorschotten

1.049.859

739.531

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

0

13)

Garantieverplichtingen

0

0

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

2.589.003

2.246.147

14)

Andere verplichtingen

2.589.003

2.246.147

15)

Deelnemingen

0

0

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

        

Subtotaal extra-comptabele

3.640.683

2.986.490

Subtotaal extra comptabel

3.640.683

2.986.490

        

Totaal

5.068.500

4.065.900

Totaal

5.068.500

4.065.900

Toelichting samenstelling saldibalans

Als een minister meer dan één begroting beheert, in dit geval Infrastructuur en Waterstaat (XII), het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, wordt per begroting een saldibalans opgesteld. Voor de begroting van Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds worden geen gescheiden administraties gevoerd waardoor posten die niet zonder meer toewijsbaar zijn aan een bepaalde begroting, zijn opgenomen in de saldibalans van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII).

Wat betreft de toelichtingen zijn de volgende uitgangspunten toegepast. Een post, welke in verhouding tot de totale omvang van de balansregel een grote omvang heeft of de grens van € 25 miljoen overschrijdt, is tekstueel toegelicht.

Alle bedragen in de Saldibalans zijn, conform de regelgeving, naar boven afgerond. Als gevolg hiervan kunnen kleine verschillen ontstaan met de overige tabellen waarbij de reguliere afrondingsregels zijn gebruikt.

4) Rekening-courantverhouding Rijkshoofdboekhouding

Deze balansregel geeft de financiële verhouding met de Rijksschatkist weer.

Vanwege afrondingsverschillen is conform de regelgeving van het Ministerie van financiën, onder 4a een saldo van 1 opgenomen.

10 en 10a) Vorderingen en Tegenrekening vorderingen

Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting.

Tabel 32 Opeisbaarheid (bedragen x € 1.000)

Direct opeisbaar

1.821

Op termijn opeisbaar

0

Geconditioneerd

0

Totaal

1.821

Tabel 33 Specificatie (bedragen x € 1.000)

Overig

1.821

Totaal

1.821

12 en 12a) Voorschotten en Tegenrekening voorschotten

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

Tabel 34 Openstaand naar jaar van betaling (bedragen x € 1.000)

Tot en met 2019

384.184

2020

363.436

2021

302.239

Totaal

1.049.859

Tabel 35 Specificatie (bedragen x € 1.000)

Artikel 01 Investeren in Waterveiligheid

964.432

Artikel 02 Investeren in Zoetwatervoorziening

42.167

Artikel 04 Experimenteren cf. art. III Deltawet

32.939

Artikel 07 Investeren in Waterkwaliteit

10.321

Totaal

1.049.859

Toelichtingen

Artikel 01 Investeren in waterveiligheid

Om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de rijkswateren, staan vanuit onder andere het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en het programma Ruimte voor de Rivier voor circa € 964 miljoen aan voorschotten open. Zo ontvingen onder andere het Hoogheemraadschap (HHR) Hollands Noorderkwartier ruim € 204 miljoen, het waterschap Rivierenland circa

€ 277 miljoen, het Waterschap Limburg circa € 116 miljoen, het waterschap Drents Overijsselse Delta ruim € 35 miljoen, het HHR van Rijnland circa € 28 miljoen, het waterschap Vallei en Veluwe ruim € 67 miljoen, het waterschap Rijn en IJsel ruim € 27 miljoen, voor het waterschap Aa en Maas ruim € 28 miljoen en het waterschap Fryslân Waterketen circa € 38 miljoen.

Aan het Waterschap Zuiderzeeland is een voorschot verstrekt van circa € 22 miljoen voor de realisatiefase van het project versterking Drontermeerdijk. Verder is aan de provincie Flevoland een voorschot van circa € 35 miljoen verstrekt voor de specifieke uitkering N307/Roggebotsluis.

Artikel 02 Investeren in zoetwatervoorziening

Aan het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is circa 11 miljoen verstrekt ten behoeve van het realiseren van de eerste stap naar een robuuste zoetwatervoorziening van West-Nederland in droge perioden. Aan diverse gemeenten en provincies zijn in het kader van specifieke uitkeringen voor de Tijdelijke impulsregeling klimaatadaptatie 2021–2027 voorschotten verstrekt voor € 24,6 miljoen.

Artikel 04 Experimenteren cf art. III Deltawet

Per 31 december 2021 staan circa € 33 miljoen aan voorschotten open ten behoeve van het DBFM contract en de versterking Afsluitdijk.

Tabel 36 Verloopoverzicht (bedragen x € 1.000)

Stand per 1 januari 2021

 

739.531

In 2021 vastgelegde voorschotten

 

381.320

In 2021 afgerekende voorschotten

 

‒ 70.992

Verdeeld naar jaar van betalen:

  

‒ 2019 en eerder

‒ 33.626

 

‒ 2020

‒ 10.926

 

‒ 2021

‒ 26.440

 

Openstaand per 31 december 2021

 

1.049.859

14 en 14a) Andere verplichtingen en Tegenrekening andere verplichtingen

De post Andere verplichtingen vormt een saldo van de verplichtingen per 1 januari van het begrotingsjaar, de aangegane verplichtingen, de daarop verrichte betalingen en negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen.

Tabel 37 Verloopoverzicht (bedragen x € 1.000)

Stand per 1 januari 2021

2.246.146

Correctie beginstand

121

Aangegaan in 2021

1.514.875

Tot betaling gekomen in 2021

‒ 1.136.547

Negatieve bijstellingen in 2021

‒ 35.592

Openstaand per 31 december 2021

2.589.003

Toelichtingen

Aan de administratie van de verplichtingenstanden is extra aandacht gegeven naar aanleiding van de bevindingen vorig jaar van de Rekenkamer en de ADR. De werkwijze is inmiddels aangepast en er is nu een eenduidige manier van vaststellen van de hoogte van de verplichtingenstanden. Uit de verbeteractie volgde ook de constatering dat de eindstanden van vorig jaar, en dus ook de beginstanden van dit jaar, niet juist zijn, vandaar de correctie.

Omvangrijke bijstellingen op de aangegane verplichtingen worden toegelicht bij de tabellen Budgettaire gevolgen van de uitvoering van het artikel waar de bijstelling betrekking op heeft. Dit conform de norm zoals opgenomen in de leeswijzer.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Inventarisatie van bestuurlijke afspraken voor zover al niet deel uitmakend van de juridische verplichtingen, zoals opgenomen in de financiële administratie (met name gesloten bestuursovereenkomsten of convenanten met decentrale overheden) heeft plaatsgevonden.

Ultimo 2021 is geen sprake van dergelijke bestuurlijke afspraken.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Instandhouding

In deze bijlage bij het jaarverslag van het Infrastructuurfonds en van het Deltafonds wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vallen. In onderdeel A van deze bijlage wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die door Rijkswaterstaat worden beheerd. Dit betreft het Hoofdwegennet (HWN), het Hoofdvaarwegennet (HVWN) en het Hoofdwatersysteem (HWS). In onderdeel B wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de Hoofdspoorweginfrastructuur (HWSI) welke beheerd wordt door ProRail.

Bij instandhouding gaat het om het behouden van de huidige functie van de infrastructuur. Hieronder vallen alle activiteiten op het vlak van beheer, onderhoud, vervanging en renovatie van de bestaande infrastructuur. Bij ProRail wordt hiervoor de afkorting BOV (Beheer, Onderhoud en Vervanging) gehanteerd. Bij RWS wordt onderscheid gemaakt tussen respectievelijk Beheer en Onderhoud (BenO) en Vervanging en Renovaties (VenR).

1 Onderdeel A - Instandhouding van de netwerken Rijkswaterstaat

Bij de instandhouding van de netwerken staan de prestaties die deze netwerken moeten leveren en de doelmatigheid van onderhoud centraal. Het zijn de prestaties – de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur – die de gebruikers direct ervaren. Over deze te leveren prestaties en de bijhorende budgetten maakt IenW afspraken met RWS. Deze afspraken vormen de basis van het onderhoud dat door RWS jaarlijks wordt uitgevoerd.

Allereerst wordt een overzicht gegeven van de geleverde prestaties op de netwerken. Vervolgens wordt de ontwikkeling van het areaal in beheer bij RWS, de gerealiseerde budgetten voor instandhouding, de ontwikkeling van de balanspost nog uit te voeren werkzaamheden en het volume uitgesteld en achterstallig onderhoud toegelicht. Over duurzaamheidsprestaties wordt vooralsnog gerapporteerd via het IenW Duurzaamheidsverslag

Prestaties

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De indicatoren leggen de verbinding tussen de sturing op en verantwoording over de gewenste prestaties waarvoor RWS budget heeft gekregen. Met RWS wordt een Service Level Agreement (SLA) met een looptijd van vier jaar afgesproken met daarin de afgesproken prestatieniveaus. De huidige SLA-periode loopt van 2018 tot en met 2021.

Tabel 38 Prestatie-indicatoren netwerken RWS

Prestatie-indicator

Streefwaarde 2018-2021

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Toelichting

Hoofdwegennet

     

1

Beschikbaarheid

      

Technische beschikbaarheid van de weg

90%

99%

99%

99%

99%

 

Files door Werk in Uitvoering als gevolg van aanleg en gepland onderhoud in:

      

Voertuigverliesuren (vanaf 2018)

10%

2%

3%

6%

7%

 

Levering verkeersgegevens:

      

– Beschikbaarheid data voor derden

90%

92%

93%

93%

94%

 

– Actualiteit data voor derden

95%

99%

97%

100%

96%

 

Veiligheid

      

– Voldoen aan norm voor verhardingen

99,7%

99,8%

99,8%

99,7%

99,8%

 

– Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding

95%

97%

97%

Voldoende

99%

 
       

Hoofdvaarwegennet

     

2

Beschikbaarheid / Betrouwbaarheid

      

Stremmingen gepland onderhoud

0,8%

0,8%

0,3%

2,0%

 

Stremmingen ongepland onderhoud

0,2%

0,4%

0,4%

1,0%

 

Tijdig melden ongeplande stremmingen

97%

98%

98%

98%

98%

 

Vaargeul op orde (% oppervlakte op orde)

      

– Toegangsgeulen

99%

100%

100%

100%

100%

 

– Hoofdtransportassen

90%

92%

92%

92%

92%

 

– Hoofdvaarwegen

85%

86%

83%

80%

80%

 

– Overige vaarwegen

85%

91%

87%

83%

83%

 

Veiligheid

      

Vaarwegmarkering op orde

95%

95%

93%

91%

92%

 
       

Hoofdwatersysteem

     

3

Waterveiligheid

      

Handhaving kustlijn

90%

92%

92%

91%

90%

 

Beschikbaarheid stormvloedkeringen

100%

40%

83%

83%

83%

 

Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden

100%

100%

75%

50%

100%

 

Betrouwbaarheid informatievoorziening

95%

99%

99%

100%

96%

 

1. Toelichting prestaties Hoofdwegennet:

  • Alle prestatie-indicatoren (PIN’s) scoren voor 2021 binnen de norm. Het percentage «files door Werk in Uitvoering als gevolg van aanleg en gepland onderhoud» was in 2021 hoger dan in voorgaande jaren. Dit komt doordat er vanwege de coronacrisis minder files zijn geweest, waardoor het percentage files door onderhoudswerkzaamheden van het totale aantal files gestegen is. De totale hoeveelheid voertuigverliesuren (vvu) door files door werkzaamheden is hoger dan in 2020, maar ligt wel in lijn met de jaren daarvoor (630, 971, 552 en 729 vvu x 1000 in respectievelijk 2018, 2019, 2020 en 2021. 

2. Toelichting prestaties Hoofdvaarwegennet:

De melding van de ongeplande stremmingen en de vaargeul op orde voor de toegangsgeulen en de hoofdtransportassen voldoen aan de streefwaarden. De overige indicatoren halen de streefwaarden niet.

  • (on)geplande stremmingen: De kwaliteit van de gegevens over de geplande en ongeplande stremmingen is verbeterd, maar de datakwaliteit blijft een aandachtspunt. De lopende acties ter verdere verbetering van de juistheid en volledigheid van de registratiegraad zijn korte en lange termijn acties. Zowel de geplande als de ongeplande stremmingen voldoen niet aan de streefwaarde: door uitgesteld onderhoud, ouderdom en intensiever gebruik dan bij het ontwerp was voorzien, neemt de kans op ongeplande uitval van objecten toe. Ook de geplande stremmingen nemen toe vanwege renovatie- en vervangingswerkzaamheden.

  • Vaargeul op orde: Er is voor een deel sprake van achterstand in het baggeren. Daarnaast zijn voor enkele vaarwegen toetscriteria toegepast die behoren bij het vaarwegprofiel van de toekomstige (hogere) CEMT klasse.

  • De vaarwegmarkering scoort net onder de norm maar is iets hoger dan vorig jaar. De oorzaak van het net niet behalen van de gewenste score ligt in het feit dat momenteel voornamelijk wordt geacteerd op risicovolle situaties in afwachting op van een nieuwe onderhoudsovereenkomst.

3. Toelichting prestaties Hoofdwatersysteem:

  • Bij de Maeslantkering is de implementatie van de maatregel Alternatieve Bediening van de Kerende Wanden (ABK) voltooid waardoor de kering weer voldoet aan de wettelijke faalkanseis. Voor de Ramspolkering kan op dit moment niet aantoonbaar gemaakt worden of de kering voldoet aan de afgesproken faalkanseis vanwege het niet voldoen aan de organisatorische randvoorwaarden voor goed probobalistisch beheer en onderhoud. Inmiddels zijn verbetermaatregelen genomen zoals het op peil brengen van de capaciteit en het kennis- en kwaliteitsniveau van de beheerorganisatie. Deze verbeteringen zullen naar verwachting op z’n vroegst in het najaar van 2022 in de faalkansanalyse zichtbaar worden. De realisatie van de indicator ‘Beschikbaarheid Stormvloedkeringen’ komt daarmee op 83% in 2021.

  • De waterhuishouding op orde in alle peil gereguleerde gebieden is dit jaar behaald. Wel waren gedurende een groot deel van 2020 en 2021 twee van de zes pompen van gemaal IJmuiden vrijwel niet inzetbaar als gevolg van kritische defecten. Dat leidde tot een toegenomen kans op wateroverlast en incidenteel tot een verhoogde zoutlast. Door alle zeilen bij te zetten, inzet van tijdelijke pompen en met hulp andere waterbeheerders, zijn de gevolgen beheersbaar gebleven.

Ontwikkeling van het areaal

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij Rijkswaterstaat per verantwoording 2021.

Tabel 39 Areaal netwerken RWS

Areaal

Eenheid

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Toelichting

Hoofdwegennet

     

1

Rijbaanlengte

      

– Hoofdrijbaan

km

5.867

5.843

5.842

5.842

 

– Verbindingswegen en op- en afritten

km

1.723

1.745

1.766

1.794

 

Areaal asfalt

      

– Hoofdrijbaan

km2

77

77

77

77

 

– Verbindingswegen en op- en afritten

km2

15

15

15

15

 

Groen areaal

km2

182

182

183

184

 

Verkeerssignalering op rijbanen

km

2.781

2.839

2.890

2.914

 

Verkeerscentrales

stuks

6

6

6

6

 

Bediende objecten

      

– Spitsstroken

km

319

310

310

308

 

– Bruggen Beweegbaar

stuks

55

55

55

54

 

– Tunnelcomplexen

stuks

19

19

20

20

 

– Aanleginrichtingen (veren)

stuks

15

15

14

14

 

Aquaducten

stuks

17

17

17

17

 

Ecoducten

stuks

54

56

55

56

 
       

Hoofdvaarwegennet

     

2

Vaarwegen

km

7.082

7.082

7.071

7.071

 

– waarvan binnenvaart

km

3.437

3.437

3.426

3.426

 

– waarvan zeevaart

km

3.646

3.646

3.646

3.646

 

Begeleide vaarweg

km

592

592

592

592

 

Verkeersposten

stuks

12

12

12

12

 

Vuurtorens (incl. BES-eilanden)

stuks

23

23

24

24

 

Bediende objecten

      

– Schutsluiskolken

stuks

128

129

131

130

 

– Bruggen beweegbaar

stuks

114

113

113

113

 
       

Hoofdwatersysteem

     

3

Watermanagement wateroppervlak

km2

90.192

90.191

90.189

90.187

 

Kustlijn

km

293

293

293

293

 

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

      

–  Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

198

198

195

201

 

–  Niet primaire waterkeringen/duinen

km

646

646

625

623

 

–  Uiterwaarden in beheer Rijk

ha

5.007

5.351

5.185

5.183

 

Binnenwateren

km2

3.050

3.049

3.047

3.044

 

Bediende objecten:

      

–  Stormvloedkeringen

stuks

6

6

6

6

 

–  Spui- en uitwateringssluiskolken

stuks

84

86

85

86

 

–  Stuwcomplexen

stuks

10

10

10

10

 

–  Gemalen

stuks

19

20

20

20

 

1. Toelichting areaalgegevens Hoofdwegennet

Algemeen beeld 2018-2021

  • De omvang van het hoofdwegennet neemt toe door grote verbredingsprojecten, zoals de A1 Oost (2019-2021) en de A9 Gaasperdammerweg met de Gaasperdammertunnel (2020). Ook worden nieuwe aansluitingen aangelegd en bestaande aansluitingen verruimd. In een aantal verbredingsprojecten worden spitsstroken omgezet naar permanente rijstroken, waardoor de lengte spitsstroken afneemt. De rijbaanlengte hoofdrijbaan is in 2018 toegenomen door de aanleg van de nieuwe N18; in 2019 is de oude N18 grotendeels overgedragen aan de betreffende gemeenten, waardoor de rijbaanlengte weer afnam.

Specifiek 2021:

  • De A1-Oost is verbreed tussen Rijssen en Azelo. Op dit traject is nieuwe verkeerssignalering geplaatst en bij Enter is een nieuw ecoduct in gebruik genomen.

  • De op- en afritten en verbindingswegen zijn voornamelijk toegenomen door de nieuwe parallelstructuur op de A44 ter hoogte van de toekomstige aansluiting van de Rijnlandroute. Ook zijn nieuwe aansluitingen gerealiseerd, zoals op de A67 (Veldhoven West) en de A6 (Lelystad Airport) en zijn aansluitingen verruimd, zoals op de A15 (Papendrecht) en A28 (Vechtdalverbinding N340).

  • In 2021 is de spitsstrook op de A15 bij Papendrecht omgezet naar een permanente rijstrook. Ook is de spitsstrook op de A13 ingekort om ruimte te maken voor de verbindingsbogen van het project A16 Rotterdam.

  • De afname van de beweegbare bruggen is een administratieve correctie: De oude Suurhoffbrug is in 2017 vastgezet, waardoor hij niet meer als beweegbare brug telt. Dit is pas in 2021 doorgevoerd in de data-administratie. 

2. Toelichting areaalgegevens Hoofdvaarwegennet

Algemeen beeld 2018-2021:

  • De omvang van het vaarwegennet is vrij stabiel. In 2020 is de lengte vaarwegen afgenomen als gevolg van de overdrachten van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal naar het Waterschap Brabantse Delta.

  • Het aantal schutsluiskolken neemt geleidelijk toe. In 2019 is de derde kolk bij de Beatrixsluis in gebruik genomen en in 2020 zijn zowel de Reevesluis als de tweede sluiskolk bij sluis Eefde in gebruik genomen.

  • Het aantal bediende bruggen is vrij stabiel, in 2018 is de Paddepoelsterbrug buiten gebruik gesteld door een aanvaring. Daarnaast is het beweegbare deel van de Gerrit Krolbrug sinds 2021 niet meer bedienbaar.

  • Het aantal vuurtorens nam in 2020 toe door een overdracht naar Rijkswaterstaat van de vuurtoren Fort Oranje op St. Eustatius.

Specifiek 2021:

  • In 2021 is de Middensluis in Terneuzen buiten gebruik genomen in verband met de vervanging door de Nieuwe Sluis in Terneuzen in 2023.

3. Toelichting areaalgegevens Hoofdwatersysteem

Algemeen beeld 2018-2021:

  • De omvang van het hoofdwatersysteem neemt af, onder andere door de overdrachten van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal naar het Waterschap Brabantse Delta in 2020.

  • De omvang van de uiterwaarden varieert. Enerzijds door aanleg en anderzijds door overdrachten naar diverse partijen. Zoals bijvoorbeeld de overdracht van de Reevediep uiterwaarden naar Staatsbosbeheer in 2020.

  • Het aantal bediende objecten neemt geleidelijk toe. In 2019 is het aantal bediende objecten in totaal met drie toegenomen door de registratie van een gemaal en spuimiddel bij Sluis II en een spuimiddel bij Sluis IV. In 2020 is het aantal bediende objecten met één afgenomen doordat de classificatie van een kunstwerk is overgegaan van een spuisluis naar een waterreguleringswerk.

  • De primaire en niet-primaire keringen varieren. In 2020 namen ze af door overdrachten naar andere partijen zoals een aantal voorhavendijken naar het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Specifiek 2021:

  • In 2021 is de omvang van het water en de uiterwaarden voornamelijk afgenomen door verbeterde registratie. Voor zowel de primaire als niet-primaire keringen zijn in 2021 hernieuwde inventarisaties uitgevoerd. Deze hebben geleid tot een aanpassing in de realisatiecijfers. Het aantal bediende objecten is in 2021 toegenomen door de aanleg van een spuisluis bij de Reevesluis.

Budgetten Instandhouding Hoofdwegennet, Hoofdvaarwegennet en Hoofdwatersysteem

Tabel 40 Budget en realisatie verkeers-/watermanagement en Beheer en onderhoud RWS (bedragen x €1.000)
  

Realisatie

Begroting

Verschil

 

Artikelonderdeel

2021

2021

2021

Toelichting

Hoofdwegen

     

IF 12.01

Verkeersmanagement

4.589

3.871

718

 

IF 12.02.01

Beheer en Onderhoud

693.767

629.657

64.110

1

IF 12.06.02

Overige netwerkgebonden kosten

165.705

143.240

22.465

2

Totaal realisatie Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdwegen

864.061

776.768

87.293

 
      

Hoofdvaarwegen

     

IF 15.01

Verkeersmanagement

11.158

10.501

657

 

IF 15.02.01

Beheer en Onderhoud

364.617

279.633

84.984

3

IF 15.06.02

Overige netwerkgebonden kosten

44.435

34.537

9.898

4

Totaal realisatie Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdvaarwegen

420.210

324.671

95.539

 
      

Hoofdwatersysteem

     

DF 3.01.01

Watermanagement

7.809

7.458

351

 

DF 3.02.01

Beheer en Onderhoud Waterveiligheid

177.644

110.524

67.120

5

DF 3.02.02

Beheer en Onderhoud Zoetwatervoorziening

34.797

18.962

15.835

6

DF 5.02.01

Overige netwerkgebonden uitgaven

79.746

72.745

7.001

7

Totaal realisatie Watermanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdwatersysteem

299.996

209.689

90.307

 
      

Totaal realisatie verkeers-/watermanagement en Beheer en Onderhoud RWS

1.584.267

1.311.128

273.139

 

Toelichting

Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de verschillen tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

Hoofdwegen:

1. De hogere uitgaven van € 64,1 miljoen zijn met name veroorzaakt door:

  • De hogere BenO productie in combinatie met tegenvallers in de uitvoeringsperiode 2018-2021 heeft ertoe geleid dat meer is uitgegeven dan begroot (€ 33 miljoen);

  • Maatregelen rondom ferrylocaties in het kader van de Brexit (€ 10 miljoen);

  • Een drietal maatregelen op het gebied van openbare verlichting ter waarde van ongeveer € 5,2 miljoen. (in het kader van de Coronaversnelling);

  • En de toevoeging van de prijsbijstelling 2021 van € 15,7 miljoen;

  • Tot slot leiden diverse kleinere mutaties tot per saldo hogere uitgaven (circa € 0,2 miljoen).

2. De hogere realisatie op de overige netwerkgebonden uitgaven (€ 22,5 miljoen) wordt veroorzaakt door:

  • Enerzijds een aanvullende bijdrage in het kader van de uitvoering van het ‘Urgenda II-pakket’ om vanaf 1 januari 2021 circulaire maatregelen uit te voeren die tot een reductie van CO2-uitstoot leiden (€ 7,5 miljoen), de bijdrage van het ministerie van EZK voor de uitvoering van de regeling Versterkte Uitvoering Energiebesparings- en informatieplicht (7,2 miljoen), middelen voor de verdere versterking van de Cyber Security van RWS (€ 4,2 miljoen), de prijsbijstelling 2021 (€ 3,7 miljoen) en de opdracht circulaire economie: recycling en hergebruik van asfalt, beton en staal in de infrasector (€ 2,0 miljoen).

  • Hier tegenover staat een lagere realisatie als gevolg van de herorientatie van het programma Tijdelijke Tolheffing (- € 5,1 miljoen).

  • Tot slot leiden diverse mutaties kleiner dan € 2 miljoen per saldo tot een hogere realisatie (€ 3,0 miljoen)

Hoofdvaarwegen:

3. De hogere uitgaven van € 85,0 miljoen zijn veroorzaakt door:

  • Het Maritiem Informatievoorziening Servicepunt (€ 26,2 miljoen): In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat verzamelt Rijkswaterstaat data over water, wind, neerslag en fauna bij diverse windparken op zee,

  • Het hoogwater in Limburg (€ 12,4 miljoen) en het herstel van de stormschade IJmuiden (€ 7,1 miljoen).

  • De hogere BenO productie in combinatie met tegenvallers in de uitvoeringsperiode 2018-2021 heeft ertoe geleid dat meer is uitgegeven dan het budgettaire kader toestaat (€ 27,5 miljoen). Zie - Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 570 A, nr. 61 en - Vergaderjaar 2020–2021 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 3142 Vragen van het lid Stoffer (SGP) voor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de budgetstop voor beheer en onderhoud projecten (ingezonden 25 mei 2021). Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 10 juni 2021).

  • De prijsbijstelling (€ 7,2 miljoen) is toegevoegd.

  • Tot slot leiden diverse kleinere mutaties tot per saldo hogere uitgaven (€ 4,5 miljoen).

4. De hogere realisatie op de overige netwerkgebonden uitgaven (€ 9,9 miljoen) wordt veroorzaakt door de middelen voor de verdere versterking van de Cyber Security van RWS (€ 8,4 miljoen) en budget voor het programma IA Sourcing (€ 2,0 miljoen). Hier tegenover staat een lagere realisatie als gevolg van het saldo van diverse overige mutaties (- € 0,5 miljoen).

Hoofdwatersysteem:

5. Inzet en verlenging van tijdelijke pompinstallaties bij gemaal IJmuiden (€ 50,4 miljoen), de gevolgen van het hoog water in Limburg in juli 2021 (€ 13,3 miljoen) en prijsbijstelling 2021 (€ 3,2 miljoen) en kleine mutaties (€ 0,2 miljoen).

6. Ten laste van het artikelonderdeel zoetwater is € 15,8 miljoen meer gerealiseerd. Dit betreft het uitvoeren van herstelwerkzaamheden stuw Linne (€ 9 miljoen), Wind op Zee 2021, als gevolg van risico's voor scheepvaartveiligheid voor het plaatsen van windmolenparken op zee ( 6,3 miljoen) en prijsbijstelling (€ 0,5 miljoen).

7. De hogere realisatie op de overige netwerkgebonden uitgaven (€ 7,0 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de extra benodigde middelen voor het in stand houden van het beheer van het Landeljik Meetnet Water als gevolg van nieuwe wettelijke verplichtingen, toename van functionaliteiten, zwaardere beveiligingseisen en de aangetrokken economische situatie wat leidt tot hogere marktprijzen (€ 6,2 miljoen), de prijsbijstelling 2021 (€ 1,9 miljoen), een overboeking van RWS naar de KNMI ten behoeve van de maatwerkopdracht (€ -1,0 miljoen) en het saldo van overige verschillen (€ 0,1 miljoen).

Tabel 41 Budget en realisatie Vervanging en Renovatie RWS (bedragen x €1.000)

Artikelonderdeel

 

Realisatie

Begroting

Verschil

 
  

2021

2021

2021

Toelichting

IF 12.02.04

Vervanging en Renovatie Hoofdwegennet

150.879

194.024

‒ 43.145

1

IF 15.02.04

Vervanging en Renovatie Hoofdvaarwegennet

48.606

96.869

‒ 48.263

2

DF 3.02.03

Vervanging en Renovatie Hoofdwatersysteem

9.161

17.580

‒ 8.419

3

Totaal realisatie Vervanging en Renovatie Rijkswaterstaat

208.646

308.473

‒ 99.827

 

Toelichting

Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de verschillen tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

1. De lagere realisatie van € 43,1 miljoen is het saldo van hogere en lagere uitgaven .

De hogere realisatie (€ 21,9 miljoen) is met name veroorzaakt door:

  • Van Brienenoordbrug (€ 8,3 miljoen): De uitgaven zijn hoger omdat eerder dan aanvankelijk gedacht is gestart met de (voorbereidende) werkzaamheden.

  • Zuidelijke Rozenoordbrug (€ 7,8 miljoen): Dit project is toegevoegd aan het VenR-programma vanwege noodzakelijke verstevigingsmaatregelen. Dat verklaart de hogere uitgaven. De brug kan na uitvoering van de maatregelen de komende 10 jaar weer veilig worden gebruikt. De start van de realisatie van het project is inmiddels opgeschoven van begin naar eind 2021. Een deel van de kosten schuift daardoor door naar 2022.

  • En tot slot prijsbijstelling (€ 3,7 miljoen) en leiden diverse kleinere mutaties tot per saldo hogere uitgaven (€ 2,1 miljoen).

De lagere realisatie (€ -65 miljoen) is met name veroorzaakt door:

  • A32 Heerenveen-Akkrum vervanging fundering (- € 36,7 miljoen): de uitvoering van het project is om meerdere redenen vertraagd. Door de latere dan geplande definitieve gunning en de benodigde tijd voor ontwerp en voorbereiding voor de nog te contracteren opdrachtnemer was uitvoering in 2021 niet haalbaar. Verder is prioriteit gegeven aan het uitvoering van werkzaamheden op de A7 ten koste van de A32.

  • Vervanging van bestaande wegkantsystemen (-€ 15 miljoen): de uitrol start later dan verwacht waardoor de geplande uitgaven niet volledig zijn gerealiseerd aanbesteding heeft langere tijd in beslag genomen dan voorzien, waardoor de geplande uitgaven niet volledig zijn gerealiseerd.

  • Binnen de planuitwerking van het VenR-programma was aan het eind van 2021 (- € 7,9 miljoen) niet meer nodig. Dit kwam voornamelijk door het uitstel van het Uitvoeringsbesluit voor de Balgzandbrug.

  • Verder voor diverse projecten de volgende uitgaven:

  • N200 Rijnlands Boezemwater (-€ 1 miljoen): de uitvoering van enkele restpunten in het project is naar 2022 doorgeschovenvanwege 7 maanden vertraging vanwege obstakels in de grond en claim aannemer;

  • Voor Renovatie Eerste Heinenoordtunnel (-€ 2,6 miljoen) lagere uitgaven veroorzaakt door te laat ontvangen facturen in verband met 3B-systemen herijking van de risico’s, integraal ontwerp IA-sourcing en Bereikbaarheid REHT;

  • Renovatie IJsselbruggen (-€ 1,8 miljoen).

2 De lagere uitgaven van € 48,3 miljoen is het saldo van hogere en lagere uitgaven.

De hogere realisatie wordt veroorzaakt door:

  • Het budget voor een aantal tranche 4 planfase projecten is doorgeschoven van 2020 naar 2021 omdat deze planfases later zijn gestart (€ 4,8 miljoen).

De lagere realisatie wordt veroorzaakt door:

  • De uitgaven voor de Waalbrug zijn in 2021 € 7,6 miljoen lager. Dit is het saldo van het niet aangewende budget als gevolg van het ontbinden van het contract met de aannemer voor fase 2 en aan de aannemer betaalde afkoopsom voor het niet uitvoeren van fase 2.

  • De renovatie van de Stuw Linne Gronst is vanwege een beschadiging door twee losgeslagen duwbakken naar voren gehaald en al uitgevoerd in 2020. (-€ 7,3 miljoen).

  • Het project Damwanden Eemskanaal is vertraagd vanwege een ontwerpfout in de damwandberekening en door nadere bepaling van het type grondverankering van de damwanden (-€ 3,9 miljoen).

  • Actualisatie programma Vervanging en Renovatie: de reservering Vervanging en Renovatie voor VenR-projecten schuift door naar latere jaren (-€ 29,9 miljoen).

  • Overige kleinere per saldo lagere mutaties (-€ 4,4 miljoen).

3. De reservering vervanging en renovaties is ingezet voor het inrichten tijdelijke bemaalinstallaties IJmuiden en de versnelde aanschaf van de pomp bij Gemaal IJmuiden (€ -26 miljoen) op artikelonderdeel 3.02.01. Daarnaast is € -9 miljoen overgeboekt naar artikelonderdeel 3.02.02 voor stuw Linne. Ter financiering van deze posten is vanuit latere jaren € 24,7 miljoen aan 2021 toegevoegd. Diverse kleinere mutaties van per saldo € 1,9 miljoen.

Balanspost nog uit te voeren werkzaamheden

RWS is een agentschap met een baten lasten administratie. Bij de instelling van het agentschap is met het ministerie van Financiën afgesproken dat RWS geen resultaat (verlies of winst) mag behalen op de kosten die worden gemaakt voor activiteiten die door de markt worden verricht. De middelen die aan het einde van een boekjaar tekort of over zijn , worden op de balans van RWS verantwoord onder de post Nog Uit Te voeren Werkzaamheden (NUTW).

Via deze balanspost kunnen middelen eerder of later worden aangewend dan oorspronkelijk voorzien. Deze werkwijze is analoog aan de werkwijze die wordt gevolgd op het Deltafonds en het Infrastructuurfonds. Daar wordt immers een saldo dat in enig jaar ontstaat meegenomen naar of verrekend met het volgende begrotingsjaar.

Deze post omvat overigens meer. Onder andere ook de mee- en tegenvallers op beheer- en onderhoudscontracten komen in deze balanspost. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan immers blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan bij het opstellen van de programmering en begroting was voorzien. Dit kan komen door:

  • het moeten inpassen van maatregelen die niet waren voorzien;

  • wijzigende marktomstandigheden, met kostprijzen die sneller stijgen dan eerder geraamd. Dit leidt tot aanbestedingstegenvallers;

  • gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op de markt.

De omvang van deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar bepaald door de kosten in dat jaar van de opbrengsten af te trekken. De balanspost wordt in een volgend jaar weer aan de opbrengsten toegevoegd.

Hieronder worden de belangrijkste posten toegelicht die de opbouw van de post NUTW per ultimo 2021 bepalen. Het overgrote deel van de post betreft de SLA Beheer en onderhoud en Verkeer- en watermanagement inclusief de Landelijke Taken.

Tabel 42 Ontwikkeling post NUTW RWS (bedragen x € 1 miljoen)

Omschrijving

Bedrag x € 1 miljoen

 
 

2019

2020

2021

Toelichting

Beheer en onderhoud en verkeersmanagement

    

1) Hoofdwatersysteem

254

216

205

1

2) Hoofdwegennet

7

‒ 9

‒ 149

2

3) Hoofdvaarwegennet

94

125

51

3

Subtotaal Beheer en onderhoud en verkeersmanagement inclusief Landelijke Taken

355

333

107

 
     

Overig1

    

4) Hoofdwatersysteem

32

54

58

4

5) Hoofdwegennet

79

85

137

5

6) Hoofdvaarwegennet

22

9

27

6

7) Overig

29

37

43

7

Subtotaal Overig

162

185

265

 
     

Totaal

517

518

372

 
X Noot
1

De post ‘Overig’ bestaat uit opgedragen maatregelen voor onder andere achterstallig onderhoud vaarwegen en uit opgedragen maatregelen voor kwaliteit leefomgeving. De kosten voor deze opgedragen maatregelen worden in 2021 en later gemaakt.

  • 1. Voor het Hoofdwatersysteem zijn iets minder opbrengsten ontvangen dan er kosten zijn gemaakt. De productie was hoger dan eerdere jaren.

    Het grootste deel van de € 205 miljoen voor Hoofdwatersysteem heeft betrekking op kustlijnzorg: € 112 miljoen. Vorig jaar was dit nog € 134 miljoen. Dit doordat de opdrachtnemers binnen de hen gegeven vrijheid om de werkzaamheden uit te voeren de daadwerkelijke zandsuppleties naar achteren schuiven. De afname wordt voornamelijk veroorzaakt doordat activiteiten in 2020 stil hebben gelegen vanwege de stikstofproblematiek en in 2021 alsnog zijn uitgevoerd.

    Ook bevat het totaalsaldo middelen die specifiek zijn ontvangen voor bijvoorbeeld duurzaamheid, hoogwater 2021, Urgenda. Dit betreft circa € 7 miljoen die in 2021 is ontvangen, maar pas later worden besteed.

    Het resterende saldo van € 86 miljoen wordt gebruikt voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen in 2022 en verder.

  • 2. Het saldo op hoofdwegennet is lager dan een jaar geleden door hogere productie en het verrekenen van de tekorten op schades uit eerdere jaren.

    Het saldo voor Hoofdwegennet is € -149 miljoen. Voor het grootste deel wordt dit gecompenseerd door een bedrag van € 136 miljoen dat bij Voorjaarnota 2021 is toegevoegd in 2022 ter aanvulling van het tekort uit 2021.

  • 3. Het saldo op Hoofdvaarwegennet is lager dan een jaar geleden door hogere productie, het in één keer nemen van de resterende kosten die in het verleden zijn gemaakt voor de overdracht van de Hollandsche IJssel en de opgebouwde tekorten door uitbreiding areaal (€ 74 miljoen).

    Het saldo op Hoofdvaarwegennet van € 51 miljoen heeft voor € 13 miljoen betrekking op middelen die specifiek zijn ontvangen voor onder meer duurzaamheid en hoogwater 2021, maar pas later worden besteed.

    De rest van het saldo (€ 38 miljoen) wordt gebruikt voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen in 2022 en verder.

  • 4. Van de € 58 miljoen voor Hoofdwatersysteem heeft € 34 miljoen betrekking op Kader Richtlijn Water (Herstel en Inrichting, natuurcompensatie), € 17 miljoen op Planuitwerkingen en € 7 miljoen voor een opdracht voor EZK met betrekking tot Wind op Zee.

  • 5. Van de € 137 miljoen op het Hoofdwegennet is € 91 miljoen bestemd voor servicepakketten, € 30 miljoen voor file-aanpak en € 16 miljoen voor planuitwerkingen.

  • 6. De balanspost op het Hoofdvaarwegennet heeft voor € 19 miljoen betrekking op NoMo AOV, € 4 miljoen op Planuitwerkingen en € 4 miljoen op een opdracht voor EZK met betrekking tot het Maritiem Informatievoorziening Service Punt (MIVSP).

  • 7. De balanspost overig heeft voor € 23 miljoen betrekking op projecten die Rijkswaterstaat uitvoert in Caribisch Nederland en voor € 7 miljoen op een opdracht van EZK voor Urgenda. Deze beide posten zijn elk ongeveer € 2,5 miljoen hoger dan eind 2020 .

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Bij het in stand houden van de infrastructuur, zoals beschreven bij de onderhoudsprogrammering, staat een veilig gebruik altijd voorop. Binnen dat kader wordt op basis van de technische staat bekeken wat een goed moment is voor onderhoud, renovatie of vervanging (LCC). Dit zorgt ervoor dat een deel van het onderhoud wordt uitgesteld naar latere jaren. Voor een deel gebeurt dit om werk-met-werk te combineren (ander onderhoudswerk of grotere renovatie-, vervangings- of aanlegprojecten) of de hinder voor de gebruikers te beperken. Voor een ander deel gebeurt dit omdat onvoorziene gebeurtenissen plaatsvinden en er maatregelen prioritair moeten worden ingepast die niet waren voorzien. De omvang van het uitgesteld onderhoud wordt jaarlijks gemonitord.

Het bepalen van de omvang van het uitgesteld onderhoud is geoperationaliseerd door te kijken welke onderhoudsmaatregelen per 1 januari van enig jaar op basis van het gebruikte onderhoudsregime een geadviseerd onderhoudsmoment hadden voor dat jaar. Voor het bepalen van de omvang van het achterstallig onderhoud is van de uitgestelde onderhoudsmaatregelen beoordeeld of de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.

In onderstaande tabel is de totale omvang van het volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud per modaliteit van eind 2017 tot eind 2021 weergegeven. De oploop van het uitgestelde onderhoud kent diverse oorzaken. Zo spelen bijvoorbeeld wijzigende marktomstandigheden een rol, doen zich onvoorziene gebeurtenissen voor, die met hoge prioriteit moeten worden opgepakt en kan gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op de markt van invloed zijn.

Dat de stijgende trend heeft zich in 2021 voortgezet. De groei is wel iets afgezwakt. Dit komt doordat extra budget is ontvangen met IMPULS3 en het Versnellingspakket4. Hierdoor kon meer onderhoud worden uitgevoerd. Verder is bij Voorjaarsnota extra budget toegevoegd voor Hoofdwegennet en Hoofdvaarwegennet. Hierdoor is de groei van het uitgesteld onderhoud geremd.

Ten behoeve van de langjarige instandhoudingsbehoefte (budget en capaciteit) is het beeld verscherpt door externe audits die in 2019 en 2020 zijn uitgevoerd op de budgetbehoefte voor instandhouding van RWS. Over de uitkomsten hiervan is de Kamer het laatst in oktober 2021 geïnformeerd5. Uit deze onderzoeken blijkt dat de budgetbehoefte voor de periode 2022–2035 in de orde van gemiddeld € 1 miljard per jaar hoger ligt dan het beschikbare budget, zonder dat het uitgesteld onderhoud wordt ingelopen. Daarnaast is geen rekening gehouden met actuele inzichten waarop nog verdere validaties moeten plaatsvinden.

Tabel 43 Realisatie uitgesteld onderhoud (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Volume uitgesteld onderhoud

Waarvan achterstallig

Hoofdwegennet

314

3

353

1

552

7

544

12

649

19

Hoofdvaarwegen

350

36

414

37

493

3

487

9

494

3

Hoofdwatersysteem1

80

7

106

8

106

8

159

1

190

3

Totaal

744

452

873

46

1.151

18

1.190

22

1.333

25

X Noot
1

Hierbij zijn de kosten voor de kustlijnzorg buiten beschouwing gelaten. Dit is gedaan omdat de opdrachtnemer de vrijheid heeft de suppleties uit te voeren binnen de door het contract bepaalde periode, met een beperkte mogelijkheid tot uitloop.

X Noot
2

Door een afrondingsverschil tellen de delen niet op tot het geheel.

2 Onderdeel B - Instandhouding netwerk ProRail (Hoofdspoorweginfrastructuur)

De prestaties van de Hoofdspoorweginfrastructuur wordt gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De prestatieafspraken met ProRail zijn opgenomen in de tienjarige beheerconcessie en de jaarlijkse beheerplannen. Onderstaand wordt ingegaan op de door ProRail geleverde prestaties, de areaalgegevens, de gerealiseerde budgetten intandhouding en op het volume uitgesteld en achterstallig onderhoud.

Prestaties ProRail

Per 1 januari 2008 wordt ProRail aangestuurd op output. Dat betekent dat de Minister van IenW afspraken maakt met ProRail over de te realiseren prestaties op basis van een resultaatverplichting. Met ingang van de Beheerconcessie 2015–2025 worden voor de kernprestatie-indicatoren (KPI’s) bodemwaarden afgesproken. Die prestaties worden jaarlijks opgenomen in het beheerplan van ProRail. De Minister van IenW moet instemmen met de prestaties waarvoor bodemwaarden gelden. De Tweede Kamer wordt jaarlijks in een separate brief over de jaarverantwoording van ProRail geïnformeerd.

Tabel 44 Prestatie-indicatoren ProRail

Kern Prestatie-indicator

Bodem-waarde1

Streef-waarde

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Klantoordeel reizigersvervoerders

6

7

7

7

Klantoordeel goederenvervoerders

6

7

6

6

Reizigerspunctualiteit HRN 5 minuten (gezamenlijk met NS)

88,9%

91,1%

93,5%

94,4%

Reizigerspunctualiteit HRN 15 minuten (gezamenlijk met NS)

96,7%

97,3%

97,9%

98,1%

Reizigerspunctualiteit HSL 5 minuten (gezamenlijk met NS)

82,1%

82,1%

85,2%

89,2%

Treinpunctualiteit reizigersverkeer totaal 3 minuten

86,8%

89,9%

93,5%

93,5%

Treinpunctualiteit regionale series 3 minuten

92,4%

93,4%

96,1%

95,7%

Transitotijd goederenvervoer

7,5%

3,8%

3,2%

4,1%

Geleverde treinpaden

97,5%

98,2%

98,5%

97,5%

Impactvolle storingen op de infra

610

546

361

406

Bron: Jaarrapportage ProRail, 2021

X Noot
1

Toelichting bodemwaarde: Waarde voor het jaarlijks minimaal te realiseren prestatieniveau op een prestatie indicator. In het geval van de prestatie indicatoren ‘Impactvolle storingen op de infra’ en ‘Transitotijd goederenvervoer’ geldt een maximum.

Toelichting

Bovenstaande cijfers geven inzicht in de punctualiteit van het spoorsysteem, het aantal impactvolle storingen en reizigerspunctualiteit.

Ontwikkeling van het areaal

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij ProRail ultimo 2020. Ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag zijn nog niet alle gegevens over het areaal van ProRail per einde 2021 beschikbaar. Volledigheidshalve is hieronder de meest recente informatie opgenomen ten aanzien van het areaal van ProRail.

Tabel 45 Areaal netwerken ProRail

Areaal

Eenheid

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Spoorlengte

km

7.097

7.053

Wissels

stuks

6.377

6.262

Overwegen

stuks

2.419

2.394

Seinen

stuks

11.555

11.592

Beweegbare bruggen

stuks

67

68

Tunnels

stuks

25

26

Stations

stuks

399

398

Bron: Kerncijfers ProRail, 20211

X Noot
1

Budgetten Instandhouding ProRail

In onderstaand overzicht is het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie opgenomen. In bijlage 1 van dit jaarverslag is nadere informatie opgenomen over de betalingen door IenW aan ProRail.

Tabel 46 Budget en realisatie instandhouding ProRail (bedragen x €1 miljoen)
  

Begroting

Realisatie

Verschil

Toelichting

Artikelonderdeel

2021

2021

2021

 

IF 13.02

 

1.498

1.596

98

1

IF 13.07

     

Totaal realisatie instandhouding HSWI

1.498

1.596

98

 

Toelichting

1. In 2021 is € 98 miljoen (inclusief btw) meer aan subsidie aan ProRail betaald dan oorspronkelijk was begroot. Dit wordt veroorzaakt door het terugdraaien van de zbo-correctie voor btw 2021 (€ 17 miljoen), de prijsbijstelling 2021 van € 35 miljoen, uitgevoerd werk waarvoor het budget op andere artikelen was begroot (€ 12 miljoen), een kasschuif (versnelling) van per saldo € 32 miljoen en de vaststelling van de subsidie 2020 van € 2 miljoen (zie ook de ontvangsten op artikel 13.09). Afrekening van de subsidie 2021 vindt plaats via de vaststelling van de subsidie na afloop van het jaar.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

In het onderzoek naar de instandhoudingskosten van ProRail dat in 2020 door PwC/Rebel is uitgevoerd is tevens een analyse uitgevoerd naar het uitgesteld en achterstallig onderhoud van de spoorassets (Kamerstukken II 2019/20, 35570, nr. 46). Uit deze analyse blijkt dat er sprake is van enig uitgesteld onderhoud. De risico’s van het uitgesteld onderhoud lijken beperkt, omdat een groot deel van dit uitgesteld onderhoud weloverwogen en bewust ontstaat omdat dit past binnen de asset management strategie van ProRail. In incidentele gevallen is sprake van achterstallig onderhoud (Rotterdamse haven; voor het oplossen hiervan is een verbeterprogramma ingericht, zie o.a. Kamerstukken II 2021/22, 29984, nr. XXX).

In haar rapportage «Staat van de Infra» concludeert ProRail dat de technische staat van de Nederlandse spoorinfrastructuur in 2020, net als in 2017 en 2019, gemiddeld goed was (Kamerstukken 35925-A-25). Er heeft vergeleken met 2019 beperkt verandering plaatsgevonden in de veroudering of verjonging van de systemen. De hoeveelheid storingen is vergelijkbaar met de hoeveelheid in 2019, en de hoeveelheid veiligheidsincidenten is gedaald. ProRail stelt, net als over 2019, dat de spoorinfrastructuur veilig en betrouwbaar is. Een belangrijk aandachtspunt blijft de de situatie in de Rotterdamse haven. ProRail is daar begonnen met het wegwerken van het achterstallig onderhoud, wat nog enkele jaren in beslag zal nemen. ProRail is naar aanleiding van de rapportage van CrisisLab verzocht om in het Staat van de Infrastructuurrapport de koppeling aan te scherpen tussen de situatie in de praktijk en de theoretische levensduur. ProRail heeft daar uitvoering aan gegeven door de technische conditie van de assets, zoals deze vastgesteld wordt door het uitvoeren van inspecties en metingen in de praktijk, te integreren met de theoretische levensduur, zoals deze wordt bepaald op basis van levensduurtabellen en beleid. Hiermee kan de resterende levensduur nauwkeuriger bepaald worden en kan tijdig de vervanging ingepland worden. De beweging hiervoor is ingezet voor de systemen ‘Spoor’ en ‘Bruggen & Tunnels’, en zal de aankomende jaren uitgebreid worden naar de andere systemen.

Balansposten ProRail

Tussen IenW en ProRail is sprake van een subsidierelatie waarbij is afgesproken dat:

  • Overschotten en tekorten bij ProRail op uitgevoerde werkzaamheden (prijsverschillen, zoals aanbestedingsmeevallers) worden toegevoegd c.q. onttrokken aan de egalisatiereserve op de balans bij ProRail. De egalisatiereserve mag maximaal + of ‒ 5% van de (vijfjaars gemiddelde) subsidie bedragen.

  • Overschotten bij ProRail die betrekking hebben op verleende subsidies die pas later in de tijd benodigd blijken te zijn (hoeveelheidsverschillen), worden jaarlijks, na vaststelling van de subsidie, terugbetaald aan IenW en weer toegevoegd aan de middelen in het Infrastructuurfonds, waarna ze door ProRail weer kunnen worden aangevraagd in het jaar dat deze middelen alsnog benodigd zijn.

Ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag zijn de gegevens van de balansposten van ProRail per eind 2021 nog niet beschikbaar. Volledigheidshalve is hieronder de meest recente informatie opgenomen ten aanzien van de balansposten ProRail.

Tabel 47 Balansposten ProRail (bedragen x € 1 miljoen)
 

BOV

Aanleg

Totaal

Vooruit ontvangen bijdragen van derden (per saldo)

188

58

246

Vooruit ontvangen bijdragen van IenW (per saldo)

‒ 14

12

‒ 2

Vooruit ontvangen bijdragen

174

70

244

    

Nog te egaliseren investeringsbijdragen

57

57

114

Nog te egaliseren exploitatiebijdragen

‒ 26

0

‒ 26

Nog te egaliseren bijdragen

31

57

88

    

Getroffen voorzieningen en overige reserves

  

56

Saldo van nog te betalen kosten en vooruitbetaalde kosten

  

‒ 17

Nog te betalen kosten

  

39

    

Liquide middelen per 31-12-2020

  

371

Bron: Jaarrekening ProRail, 2020

Bijlage 2: Lijst van afkortingen

Tabel 48 Lijst van afkortingen

BenO

Beheer en Onderhoud

BOI

Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium

BOV

Beheer, Onderhoud en Vervanging

BPRW

Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren

DBFM

Design, Build, Finance and Maintain

DF

Deltafonds

DP

Deltaprogramma

EHS

Ecologische Hoofdstructuur

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWBP-2

Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

IBOI

Index Bruto Overheidsinvesteringen

IenW

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

KRW

Kaderrichtlijn Water

LNV

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

LRT3

Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

NCSA

Nationale Cybersecuritystrategie Agenda

NKWK

Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat

NURG

Nadere Uitwerking Rivieren Gebied

NUTW

Nog uit te voeren werkzaamheden

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

PKB

Planologische Kernbeslissing

PPS

Publiek-private samenwerking

RvdR

Ruimte voor de Rivier

RWS

Rijkswaterstaat

SCM

Strategische Capaciteitsmanagement

TTW

Toegepaste en Technische Wetenschappen

VenR

Vervanging en Renovatie

VNAC

Versterking van de Nationale aanpak Cybersecurity

WB21

Waterbeleid voor de 21e eeuw

WBI

Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium