Kamerstuk 36100-IX-1

Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021

Gepubliceerd: 18 mei 2022
Indiener(s): Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-IX-1.html
ID: 36100-IX-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN EN NATIONALE SCHULD IX

Ontvangen 18 mei 2022

Vergaderjaar 2021–2022

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven IX Financiën verdeeld over beleids- en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 9.480,5 mln.

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten IX Financiën (x € 1 mln.). Totaal € 172.147,5 mln.

Figuur 3 Gerealiseerde belastingontvangsten IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 168.935,0 mln.

Figuur 4 Gerealiseerde niet-belastingontvangsten IX Financiën verdeeld over beleids- en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 3.212,5 mln.

Figuur 5 Gerealiseerde uitgaven IX Nationale Schuld verdeeld over beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 48.049,2 mln.

Figuur 6 Gerealiseerde ontvangsten IX Nationale Schuld verdeeld over beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 78.272,9 mln.

A. ALGEMEEN

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretarissen van Financiën, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Financiën (IX) over het jaar 2021 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het ministerie van Financiën;

  • de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2021;

  • het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2021 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2021, alsmede over de saldibalans over 2021 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van FinanciënSigrid A.M. Kaag

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag 2021 van het ministerie van Financiën, begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) van de Rijksbegroting. In het jaarverslag worden de gerealiseerde beleidsdoelen, gebruikte instrumenten en ingezette middelen verantwoord ten opzichte van de begroting. Waar relevant wordt verwezen naar Kamerstukken of andere beschikbare verantwoordingsinformatie. De Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) en de Comptabiliteitswet (CW) vormen het regelgevend kader voor het jaarverslag.

Het algemeen financieel-economische beleid en het begrotingsbeleid worden primair verantwoord in het Financieel jaarverslag van het Rijk (FJR). Daarin worden ook de belastingontvangsten toegelicht.

Vanwege tussentijdse afrondingen op duizenden, miljoenen of miljarden euro’s kan het voorkomen dat de som der delen afwijkt van het totaal in de tabellen.

Opbouw van het jaarverslag

Het jaarverslag bestaat, conform RBV, uit de volgende onderdelen:

  • A. Algemeen;

  • B. Beleidsverslag;

  • C. Jaarrekening;

  • D. Bijlagen.

A. Algemeen

Dit gedeelte bestaat uit de aanbieding van het jaarverslag met een verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer (hoofdstukken 1 en 2).

B. Beleidsverslag

Beleidsprioriteiten

In het beleidsverslag wordt allereerst ingegaan op de beleidsprioriteiten (hoofdstuk 3): welke resultaten zijn bereikt in 2021? Hierin wordt teruggekeken op de beleidsagenda uit de begroting 2021, waarin de belangrijkste beleidsdoelen voor 2021 staan. In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsprioriteiten wordt teruggekomen op de landenspecifieke aanbevelingen zoals verwoord in de begroting. Ook is een samenvatting van de Nationale Schuld, een overzicht van de gerealiseerde beleidsdoorlichtingen, een overzicht risicoregelingen en een openbaarheidsparagraaf opgenomen. Hoofdstuk 3 wordt afgesloten met een bijlage met daarin een overzicht van de coronamaatregelen.

Beleidsartikelen

Daarna wordt in beleidsartikelen (hoofdstuk 4) en niet-beleidsartikelen (hoofdstuk 5) per artikel op hoofdlijnen gerapporteerd over de bereikte resultaten in 2021. Waar relevant en beschikbaar worden de realisaties van indicatoren of kengetallen weergegeven om te laten zien in welke mate de doelstellingen op een beleidsterrein zijn behaald. De beleidsartikelen in het jaarverslag hebben volgens de RBV standaard de volgende indeling:

  • A. Algemene doelstelling;

  • B. Rol en verantwoordelijkheid;

  • C. Beleidsconclusies;

  • D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid;

  • E. Toelichting op de instrumenten.

Ter nadere onderbouwing van de Beleidsconclusies in onderdeel C, is voor artikel 1 Belastingen, artikel 9 Douane en artikel 13 Toeslagen een toelichting opgenomen in een aanvullend onderdeel F.

Niet-beleidsartikelen

In hoofdstuk 5 komen de niet-beleidsartikelen aan bod:

  • artikel 8 Apparaat kerndepartement;

  • artikel 10 Nog onverdeeld.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Zowel de beleidsartikelen als de niet-beleidsartikelen bevatten een tabel ‘Budgettaire gevolgen van beleid’ met een toelichting op de verschillen tussen de begrote en gerealiseerde bedragen. Niet alle verschillen in verplichtingen, uitgaven en ontvangsten worden toegelicht. Voor het opnemen van een toelichting zijn op het niveau van financiële instrumenten onderstaande normen gehanteerd, conform de RBV.

Tabel 1 Ondergrenzen toelichtingen (bedragen x € 1 mln.)

Omvang verplichtingen/uitgaven/ontvangsten begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting)

Ondergrens beleidsmatige mutaties

Ondergrens technische mutaties

< 50

1

2

≥ 50 en < 200

2

4

≥ 200 en < 1.000

5

10

≥ 1.000

10

20

Bedrijfsvoeringsparagraaf

Hoofdstuk 6 is de bedrijfsvoeringsparagraaf met relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. Er wordt onder andere ingegaan op de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden bij het vorige jaarverslag (2020) en de maatregelen die zijn getroffen om deze onvolkomenheden in het verantwoordingsjaar (2021) en de jaren daarna weg te werken. Ook wordt gerapporteerd over de rechtmatigheid van de verantwoorde bedragen, rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen en belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

C. Jaarrekening

De hoofdstukken 7 tot en met 9 vormen de jaarrekening. Hoofdstuk 7 geeft de verantwoordingsstaten weer, hoofdstuk 8 de saldibalans met toelichtingen en hoofdstuk 9 de verantwoording betreffende de Wet Normering Topinkomens (WNT).

D. Bijlagen

Tot slot zijn vijf bijlagen opgenomen:

  • Bijlage 1: een overzicht van Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s) en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) waarvoor het ministerie van Financiën beleidsmatig verantwoordelijk is.

  • Bijlage 2: een overzicht van afgerond evaluatie- en overig onderzoek.

  • Bijlage 3: een overzicht van inhuur externen

  • Bijlage 4: het focusonderwep FJR 2021

  • Bijlage 5: een lijst van afkortingen.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering 

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2022 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

Het verslag van de Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen. De eerste eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten op transactiebasis worden verantwoord, in plaats van op kasbasis zoals bij alle andere onderdelen van de Rijksbegroting. Dit is vastgelegd in de CW 2016, artikel 2, negentiende lid. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010. De tweede eigenschap is dat voor beide artikelen het verplichtingen-kasstelsel wordt gevoerd en daarbij wordt ervan uitgegaan dat de aangegane financiële verplichtingen gelijk zijn aan de uitgaven (kas = verplichtingen).

Groeiparagraaf

Het ministerie van Financiën werkt doorlopend aan stapsgewijze verbeteringen in de informatievoorziening aan de Kamer en de burger. Dit is een samenspel van eigen ambities en inzichten, en wensen vanuit de Kamer. Ten opzichte van het jaarverslag Financiën en Nationale Schuld 2020 zijn een aantal verbeteringen doorgevoerd.

  • Bij artikel 1 Belastingen is, conform de ontwerpbegroting IX 2021, een vernieuwde set van indicatoren opgenomen. Dit moet zorgen voor een beter inzicht in de mate waarin de Belastingdienst de naleving bevordert door burgers en bedrijven een adequate behandeling te geven, effectief te informeren, gemak te bieden en op gepaste wijze corrigerend op te treden.

  • Een aantal dienstonderdelen van de Belastingdienst doet uitgaven ter ondersteuning van de Douane. Om dit in artikel 9 Douane zichtbaar te maken, wordt een deel van deze uitgaven vanaf de ontwerpbegroting IX 2021 aan dit artikel toegerekend en hierin toegelicht. Alleen voor het dienstonderdeel Informatievoorziening (IV) zijn de uitgaven in 2021 nog niet aan artikel 9 Douane toegerekend. Dit gebeurt vanaf begrotingsjaar 2022.

  • Verder zijn in artikel 9 Douane het percentage tijdig binnen de Awb-termijn door Douane afgehandelde bezwaren en het percentage tijdig afgehandelde klachten als indicatoren nieuw opgenomen.

  • Met ingang van de ontwerpbegroting IX 2021 is een nieuw beleidsartikel geïntroduceerd: artikel 13 Toeslagen.

  • De bijlage focusonderwerp FJR 2021 is eenmalig opgenomen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

3.1 Verantwoording beleidsprioriteiten

In dit beleidsverslag kijken we terug op de beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda van de begroting 2021. Deze zijn onderverdeeld in vijf thema's, die het gehele werkterrein van het ministerie van Financiën weerspiegelen.

Het ministerie van Financiën stond het afgelopen jaar opnieuw in grote maatschappelijke en politieke belangstelling en heeft onder druk grote stappen gezet in de realisatie van haar beleidsprioriteiten. Zo heeft de Autoriteit Persoonsgegevens geconcludeerd dat de Belastingdienst door het verwerken van persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) in strijd heeft gehandeld met de beginselen van rechtmatigheid, doelspecificatie, juistheid en opslagbeperking van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)1. Hierdoor zijn burgers en bedrijven geraakt, onder meer door het op onjuiste gronden weigeren van verzoeken tot minnelijke schuldhulpverlening. Het vertrouwen dat de samenleving in het ministerie van Financiën heeft, is daardoor - na de reeds eerder bekend geworden problematiek rond de kinderopvangtoeslag - verder onder druk komen te staan. Het ministerie zet alles op alles om dit vertrouwen van burgers, bedrijven en de samenleving terug te winnen. Zo is bijvoorbeeld gestart met het plan Herstellen, Verbeteren, Borgen (HVB) om problemen op te lossen in de wijze waarin de Belastingdienst is omgegaan met (persoons)registraties, risicomodellen en het gebruik van persoonsgegevens zoals nationaliteit. Daarnaast is er met volle kracht gewerkt om de ouders die gedupeerd zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag te helpen, door onder andere compensatiebetalingen voortkomend uit de € 30.000-regeling te doen, schulden te pauzeren en integrale beoordelingen te verrichten. In 2021 is hiertoe ruim € 1 mld. toegevoegd aan de begroting van Financiën middels Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB’s). Hiermee bedraagt het in totaal beschikbare budget voor toeslagenherstel € 5,2 mld. Ook is een programma DG Herstel Toeslagen opgericht om de coördinatie rondom beleid en uitvoering van de hersteloperatie te versterken.

Met ingang van 1 januari 2021 zijn de Douane en Toeslagen als zelfstandige directoraten-generaal binnen met ministerie van Financiën gepositioneerd. Deze DG’s nemen dienstverlening van diverse onderdelen van de Belastingdienst af. Ook heeft de Belastingdienst stappen gezet in het oplossen van tekortkomingen in de bedrijfsvoering, het financieel beheer en de ICT. De modernisering van de ICT moet er onder andere voor zorgen dat de Belastingdienst in de toekomst wendbaarder wordt. Om de zorg voor vakmanschap, fiscaliteit en rechtsstatelijkheid binnen de Belastingdienst te versterken, is de functie van plaatsvervangend directeur-generaal Fiscaliteit Belastingdienst aan de organisatie toegevoegd. In 2021 is de basis gelegd voor de formele start van de inspectie belastingen, toeslagen en douane per 1 januari 2022. Deze nieuwe toezichthouder zal toezien op compliance van de uitvoering aan geldende wet- en regelgeving waaronder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur op het rechtsstatelijk handelen en juridische kwaliteit.

Ook heeft corona voor het tweede jaar op rij impact gehad op het werkterrein van het ministerie van Financiën. Het Kabinet-Rutte III heeft in reactie op de pandemie besloten tot een uitgebreid nood- en steunpakket voor bedrijven en zelfstandigen. Hierbij is onder andere tot uitstel van betaling van belastingschulden en tot het tijdelijk op 0,01% zetten van de invorderingsrente besloten. Om te voorkomen dat handelsstromen tot stilstand komen is daarnaast besloten om het herverzekeren van leverancierskredieten te verlengen tot 1 juli 2021. Het doel van deze maatregelen was om de bedrijvigheid en werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden en de schade voor werkenden en het bedrijfsleven zo veel mogelijk te beperken.

Deze coronasteunmaatregelen hebben in 2021 geleid tot extra uitgaven op de Financiënbegroting en tot lagere (niet-)belastingontvangsten. Zo hebben eind 2021 ruim 264.000 ondernemers een totale openstaande belastingschuld van € 18,5 mld. De robuuste staat van de overheidsfinanciën voorafgaand aan de pandemie maakt het relatief goed mogelijk om deze uitgaven op te vangen. De coronapakketten hebben vanzelfsprekend wel gevolgen voor de hoogte van de overheidsschuld. Het EMU-saldo is in 2021 uitgekomen op € -22 mld. ofwel ‒ 2,5% bbp, en de EMU-schuld op € 448 mld. ofwel 52,1% bbp. De schuld blijft hiermee onder de Europese grenswaarde van 60%.

Daarnaast heeft de pandemie impact gehad op de wijze waarop taken konden worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld bij de Belastingdienst en Toeslagen op het gebied van het uitoefenen van toezicht, dwanginvordering en de hulp bij aangifte. Ondanks het thuiswerken zijn telefonische en digitale oplossingen gezocht om de werkzaamheden en de dienstverlening aan burgers en bedrijven zo goed mogelijk voort te zetten. Daarmee zijn de reguliere processen ook in 2021 doorgegaan.

Het wegwerken van de problemen uit het verleden, de hedendaagse uitdagingen zoals de coronacrisis en het verbeteren van de sturing en de prestaties van het ministerie van Financiën heeft in 2021 grote druk gelegd op het personeel en de ICT capaciteit. Met het gestaag werken aan deze agenda heeft het ministerie in 2021 bijgedragen aan het versterken van een financieel gezond Nederland.

Thema 1. Nederland financieel gezond: stabiliseren en groeien na economische schok coronacrisis

Nieuw financieringskader

Het beleidskader voor schuldfinanciering heeft als doel het financieren van overheidsschulden tegen zo laag mogelijke kosten en een acceptabel risico voor de begroting. Het raamwerk wordt in 2026 in zijn geheel geëvalueerd. Iedere twee jaar volgt een interne evaluatie. Dat gebeurde in 2021 voor het eerst. Sinds de invoering van het raamwerk 2020-2025 zijn de financieringsbehoefte en de schuldenlast aanzienlijk toegenomen. Het Agentschap is er ook in deze periode in geslaagd om alle benodigde bedragen binnen de afgesproken kaders te financieren. Over 2021 is de gemiddelde looptijd van de portefeuille van het Agentschap met een jaar verlengd van 6,9 jaar ultimo 2020 naar 7,9 jaar ultimo 2021. Het renterisicobedrag (RRB) is ruim onder de 30% grens gebleven.

Een stabiele, integere en innovatieve financiële sector en veerkrachtige huishoudens

Stabiliteit

Op 3 december 2021 is de kabinetsinzet ten aanzien van de voorstellen van de Europese Commissie voor implementatie van de Bazel III standaarden met de Kamer gedeeld.2 In de onderhandelingen in de Europese Raad heeft Nederland samen met andere lidstaten gepleit voor het waarborgen van een sterke kapitalisatie van banken. Daarnaast heeft Nederland samen met Frankrijk een non-paper opgesteld over de herziening van Solvency II.3 De inzet van Nederland voor de richtlijn consumentenkrediet is met de Kamer gedeeld in een BNC-fiche.4 Er is in 2021 ook onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de markt voor private lease. Daarnaast is het tijdelijke besluit om de maximale kredietvergoeding te verlagen verlengd en wordt momenteel een voornemen voor structurele verlaging geconsulteerd.

Voor de financiële weerbaarheid van huishoudens hebben Wijzer in geldzaken en haar partners het afgelopen jaar huishoudens geïnformeerd over de financiële gevolgen en regelingen rondom de coronacrisis. Ook zijn er inzichten en best practices verzameld in een waaier5 om financieel kwetsbare groepen beter te bereiken en helpen.

De onafhankelijke Evaluatiecommissie Conservatrix heeft in opdracht van de minister en De Nederlandsche Bank (DNB) onderzoek gedaan naar het faillissement van levensverzekeraar Conservatrix. Het rapport met daarin een aantal aanbevelingen is in december 2021 aan de Tweede Kamer gestuurd.6

Voorts heeft Nederland zich ingezet voor een weerbare, gezonde en transparante bankenunie, door bijvoorbeeld het belang van risicoreductie te benadrukken in de gesprekken over de totstandkoming van een Europees depositogarantiestelsel (EDIS). Op het gebied van niet-presterende leningen (NPL’s) is het afgelopen jaar een akkoord bereikt over de richtlijn die voorziet in een kader voor secundaire markten voor NPL’s. Ook is gestart met de uitvoering van het actieplan kapitaalmarktunie. Afgelopen najaar zijn de eerste wetgevende voorstellen hieruit gepubliceerd.

Integriteit

Op 20 juli 2021 publiceerde de Europese Commissie een wetgevend pakket met voorstellen om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Nederland neemt actief deel aan de besprekingen in de Europese Raad en is betrokken bij het opstellen van verschillende non-papers.7 Tevens is de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies door het parlement aanvaard. De Kamer van Koophandel is gestart met de technische realisatie van dit register. Hiermee wordt het verplicht de identiteit van uiteindelijk belanghebbenden vast te stellen.

Om de kwaliteit in de accountancysector duurzaam te verhogen is het wetsvoorstel toekomst accountancysector in 2021 geconsulteerd. Ook is gewerkt aan de overgang van het toezicht op de niet-OOB8 accountantsorganisaties, dat vanaf 1 januari 2022 volledig door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt uitgevoerd.

Innovatie

In 2021 is op een groot deel van de aangekondigde acties uit het FinTech9-actieplan voortgang geboekt en is een aantal acties ook afgerond. Ook is in november 2021 is een Raadsakkoord gesloten op de verordening Markten in Crypto-activa MiCA en digitale operationele weerbaarheid in de financiële sector DORA10.

Investeringen in bestrijding ondermijning en witwassen

Eind 2021 is door de verantwoordelijk ministers, de korpschef van de politie en het College van procureurs-generaal het instellingsbesluit genomen tot oprichting van het Multidisciplinair Interventieteam (MIT). Het MIT bestaat uit medewerkers van de politie, het Openbaar Ministerie, de Koninklijke Marechaussee, de FIOD, de Belastingdienst en de Douane. Het doel is het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik maken van legale structuren en de legale economie. Het ministerie van Financiën levert een bijdrage aan het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) door operationele inzet én inzet van kennis en expertise van de Belastingdienst, FIOD en Douane. De medewerkers die de Belastingdienst, FIOD en Douane ter beschikking stellen aan het MIT, voeren hun werkzaamheden uit op basis van hun eigen taken en bevoegdheden.

Nationaal Groeifonds

Het kabinet heeft het in 2021 operationeel geworden Nationaal Groeifonds (NGF) opgericht voor publieke investeringen in ons toekomstige verdienvermogen. In april heeft het Kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de eerste ronde. Hierbij is een bedrag van € 646 mln. toegekend en € 3.471 mln. gereserveerd, in totaal dus € 4.117 mln. Voor de tweede ronde zijn in oktober 37 voorstellen ingediend door departementen met gebruikmaking van eerder aangedragen Groeiplannen vanuit het veld. In november is het wetsvoorstel Nationaal Groeifonds naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin wordt het fonds voorgesteld als een apart begrotingsfonds in plaats van een niet-departementale begroting. De begrotingsstukken voor het NGF (hoofdstuk 19 van de Rijksbegroting) worden opgesteld onder regie van het ministerie van Economische Zaken & Klimaat.

Operatie Inzicht in Kwaliteit

Met de operatie Inzicht in Kwaliteit (2018-2021) is gewerkt aan beter inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en het meer benutten van dit inzicht gedurende de héle beleidscyclus. In 2021 is de nieuwe werkwijze ‘Beleidskeuzes uitgelegd’ (de naleving van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet) van start gegaan. Hierdoor worden doeltreffendheid en doelmatigheid centraal gezet in de beleidsvoorbereiding. Eind 2021 is een voorstel11 voor een herziene Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) naar de Tweede Kamer verzonden. Deze regeling borgt de belangrijkste wijzigingen omtrent de SEA.

Thema 2. Nederland in Europa en de wereld

Herziening Europese begrotingsregels (Stabiliteits- en Groeipact)

De gesprekken over een eventuele herziening van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), de Europese begrotingsregels, zijn met een mededeling van de Commissie in oktober 202112 herstart, nadat deze door de coronacrisis in 2020 zijn uitgesteld. Nederland is van mening dat het SGP kan worden hervormd om de effectiviteit te vergroten, waarbij houdbaarheid van de overheidsfinanciën voor duurzame economische groei en stabiliteit het leidende principe is. Nederland benadert de gesprekken over een eventuele herziening van de regels constructief maar merkt hierbij op dat vooral verbetering op het gebied van naleving en handhaving nodig is. Het vorige kabinet heeft in de brief van 12 december 202113 de Nederlandse inbreng in de consultatiesessies uiteengezet.

Brexit: toekomstige relatie EU-Verenigd Koninkrijk

Op 31 januari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie (EU) verlaten. De Handels- en Samenwerkingsovereenkomst, het kader voor het nieuwe partnerschap tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU, trad op 1 januari 2021 voorlopig en op 1 mei 2021 officieel in werking. Hiermee is het zogenaamde ‘cliff-edge’ scenario afgewend. In de laatste maanden van het jaar zijn er, door zorgen van het Verenigd Koninkrijk over de handelsstromen tussen het Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland, nieuwe onderhandelingen gestart tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU. Het is vooralsnog onduidelijk wanneer deze onderhandelingen worden afgerond.

De Douane heeft zich samen met haar ketenpartners zo goed mogelijk voorbereid op de uittreding van het Verenigd Koninkrijk. Terugkijkend op de eerste maanden van 2021 blijkt dat grote logistieke problemen zijn uitgebleven. De Brexit heeft geleid tot een intensieve samenwerking en afstemming tussen alle schakels in de logistieke sector, zowel publiek als privaat. Dat heeft bijgedragen aan een beheerste overgang naar de nieuwe werkelijkheid.

Invest International

Invest International is op 27 juli 2021 opgericht en 1 oktober 2021 officieel gestart. Aandeelhouders zijn de Staat (51 procent) en de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO, 49 procent). Invest International ondersteunt Nederlandse bedrijven in het buitenland en draagt bij aan wereldwijde duurzaamheidsdoelstellingen. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat Invest International aanvullend aan de markt opereert, en slechts financiering verstrekt wanneer private financiers daar niet of onvoldoende in voorzien. De instelling richt zich op de sectoren waar Nederlandse bedrijven in uitblinken, zoals Agrifood en Water en op de regio’s waar de toegevoegde waarde het grootst is: Afrika, Zuidoost Azië, Europa, India en Latijns-Amerika. Door het samenbrengen van reeds bestaande onderdelen van FMO en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), en door de overname van een door FMO opgebouwde leningenportefeuille, kan Invest International een vliegende start maken.

Vestigingsklimaat

Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat spelen fiscale factoren een belangrijke rol. In dit kader heeft dit kabinet het vennootschapsbelastingtarief in de eerste tariefschijf per 2021 verlaagd van 16,5% (2020) naar 15%. Verder is de eerste tariefschijf verlengd van € 200.000 naar € 245.000 in 2021 en vanaf 2022 naar € 395.000.

Het kabinet heeft de aangekondigde baangerelateerde investeringskorting (BIK) met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 ingetrokken. Uit informeel overleg met de Europese Commissie bleek dat er een kans bestond dat zij de gehele BIK als ongeoorloofde staatssteun zouden gaan beschouwen. Om het voor de BIK beschikbare budget zo snel mogelijk ten goede te laten komen aan het bedrijfsleven, heeft het kabinet per 1 augustus 2021 de premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) verlaagd. Het verlagen van de AWf-premie betekent een verlaging van de loonkosten en verbetering van de liquiditeit en solvabiliteit van bedrijven en dat vergroot daarmee de ruimte om te investeren en/of externe financiering voor die investeringen te vinden.

In 2021 is ingezet op het versterken en moderniseren van het Nederlandse belastingverdragennetwerk. Verschillende internationale indexen laten zien hoe het in de wereld is gesteld met logistiek en grensafhandeling. Nederland en de Douane staan daarin steevast hoog genoteerd. Hiermee draagt de Douane bij aan de concurrentiekracht van Nederland en Europa.

Aanpak internationale belastingontduiking en -ontwijking

De Wet bronbelasting 2021 is per 1 januari 2021 in werking getreden. Op grond van deze wet wordt een bronheffing geheven op renten en royalty’s naar landen en gebieden met lage winstbelastingtarieven14en in misbruiksituaties. Daarnaast heeft het kabinet een aanvullende maatregel genomen tegen dividendstromen naar deze landen en gebieden. Deze aanvullende bronheffing zal per 2024 in werking treden. Verder wordt er met de inwerkingtreding van de belastingplichtmaatregel voor gezorgd dat een in Nederland gevestigd of naar Nederlands recht opgericht samenwerkingsverband per 1 januari 2022 in bepaalde situaties belastingplichtig wordt voor de vennootschapsbelasting. Hiermee wordt een oorzaak van een zogenoemde ‘hybridemismatch' aangepakt. Tot slot is in 2021 de wet voorkoming mismatches bij toepassing van het zakelijkheidsbeginsel aangenomen, waarmee mismatches worden bestreden. Binnen een concern moet op grond van het zakelijkheidsbeginsel net zo zakelijk met elkaar worden gehandeld als onafhankelijke partijen dat doen. Als een ander land dat beginsel niet of anders toepast, kunnen in internationale situaties verschillen (‘mismatches’) ontstaan.

Nederland vervulde een voortrekkersrol bij het project van het Inclusive Framework15, dat is georganiseerd door de OESO voor de herziening van het internationale belastingsysteem. In oktober 2021 is een akkoord gesloten over een nieuw raamwerk voor internationale belastingheffing, dat steunt op twee pijlers. De eerste pijler regelt een andere verdeling van winsten en heffingsrechten tussen landen voor de grootste en meest winstgevende multinationals, waaronder grote digitale bedrijven. De tweede pijler bevat afspraken over een wereldwijd minimumniveau van belastingheffing bij multinationals.

Thema 3. Verduurzaming en vergroening van de economie

Vergroening fiscaal stelsel

Nadat het wetgevingsproces in 2020 was afgerond, traden in 2021 de CO2-heffing industrie en de nationale vliegbelasting in werking. Hiermee zijn alle fiscale maatregelen uit het Klimaatakkoord ingevoerd. Het wetsvoorstel CO2-minimumprijs voor elektriciteitsopwekking16 is daarnaast aangenomen door de Tweede Kamer en de behandeling in de Eerste Kamer is gestart. Tot slot zijn met het Belastingplan 202217 de steunpercentages in de Milieu-Investeringsaftrek verhoogd, zodat ondernemers een groter financieel voordeel kunnen krijgen bij het investeren in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Naast het uitwerken van vergroeningsmaatregelen in wetgeving, is ook verdiepend onderzoek gedaan naar verdere fiscale vergroening in de rapporten «Bestemming Parijs: Wegwijzer voor klimaatkeuzes 2030, 2050»,18 «Normeren en beprijzen stikstofemissies»19 en «Evaluatie energiebelasting».20

Een financiële sector die bijdraagt aan de verduurzaming van de economie

Het ministerie van Financiën heeft zich in 2021 ingezet voor het betrekken van de financiële sector bij de mondiale klimaatopgave. Zo wordt bijgedragen aan de ontwikkeling en het gebruik van (internationale) rapportagestandaarden. Daarnaast is gepleit voor de opname van duurzaamheidsrisico’s in de prudentiële toezichtraamwerken voor banken en verzekeraars. Ten slotte heeft het ministerie zich ingezet voor invulling van het klimaatcommitment van de financiële sector. In oktober 2021 is de tweede voortgangsrapportage opgeleverd en de Tweede Kamer is hier per brief over geïnformeerd.21 Het ministerie heeft de financiële sector aangemoedigd om de OESO-richtlijnen en de United Nations Guiding Principles te implementeren in het kader van de IMVO-convenanten (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) en de high level expert pool voor de bancaire sector.

Energietransitie deelnemingen

De staatsdeelnemingen Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam en TenneT spelen een belangrijke rol in de energietransitie. Zo nam Gasunie in 2021 de investeringsbeslissing voor een warmtetransportnet in Zuid-Holland. Daarnaast is in 2021 het voornemen uitgesproken om Gasunie te vragen om een gedeelte van de huidige gasleidingen om te bouwen tot een landelijk dekkend waterstofnet, de ‘waterstofbackbone’. Het kabinet heeft € 750 miljoen gereserveerd voor de realisatie van dit project. TenneT heeft in 2021 geïnvesteerd en blijft investeren in het creëren van meer capaciteit op het landelijke elektriciteitsnet en in de aansluiting van windparken op zee.

Met het oog op de voorbeeldrol ten aanzien van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is de Staat als aandeelhouder in 2021 actief het gesprek aangegaan met de staatsdeelnemingen over hun MVO-ambities en naleving van internationale richtlijnen.

Klimaat doelstellingen Internationale Financiële Instellingen (IFI’s)

Mede op aandringen van Nederland hebben IFI’s in 2021 verschillende stappen gezet om hun portefeuilles in lijn te brengen met het Parijs-akkoord. Op de 26e VN-klimaatconferentie (COP2226) hebben de IFI’s een gezamenlijke verklaring gepresenteerd. IFI's verhogen hun aandeel in klimaatfinanciering, streven naar het mobiliseren van meer private financiering voor klimaatactie en ze ondersteunen landen bij het ontwikkelen en implementeren van ambitieuze klimaatplannen.23 Daarnaast heeft de Europese Investeringsbank (EIB) op de COP26 een plan gepresenteerd om financiële intermediairs te stimuleren om al hun activiteiten in lijn te brengen met de doelstellingen van het Parijs Akkoord. De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) heeft eind 2021 een publieke consultatie uitgevoerd voor nieuw beleid dat zich richt op het stimuleren van financiële intermediairs om hun beleid in lijn te brengen met het Parijs-akkoord. Mede op verzoek van Nederland en gelijkgestemde landen, is de Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB), eind 2021 gestart met de herziening van het energiebeleid (Energy Sector Strategy). Ook de Wereldbank heeft in 2021 een nieuw klimaatbeleid aangenomen (Climate Change Action Plan) waarbij het doel is om uiterlijk in juli 2023 de financiering in lijn te brengen met de doelen van het Parijs-akkoord.

Vergroening ekv-portefeuille

Aangezien investeringen in nieuwe groene technologieën vaak risicovoller zijn (onder meer vanwege het ontwikkelingsrisico), is het niet altijd makkelijk voor bedrijven om een lening te krijgen. Met de in 2021 door het kabinet geïntroduceerde groendekking wordt dat eenvoudiger en kunnen exporteurs het vergroeningsproces versnellen. Van het totale bedrag dat in verzekering is genomen in 2021, is 28% te classificeren als groen.

In november heeft Nederland de COP26-verklaring getekend om overheidssteun aan de internationale fossiele energiesector per eind 2022 te beëindigen.24Tegelijkertijd moet een gelijk speelveld worden gewaarborgd. Daarom is ingezet op samenwerking met gelijkgezinde landen en het agenderen van vergroening van de ekv in internationaal verband. Mede in dit kader heeft Nederland op 14 april 2021 met zes andere landen de Export Finance for Future (E3F) coalitie opgericht. Nederland organiseerde de tweede E3F Summit op 24 november. Daar is de coalitie verder uitgebreid en zijn verdere afspraken gemaakt over het implementeren van klimaatdoelen in de ekv.

Thema 4. Vergroten menselijke maat in het toeslagenstelsel

Compensatie en herstel ouders

Het jaar 2021 kenmerkte zich voor Toeslagen door grote druk op de herstelorganisatie en het inrichten en uitvoering geven aan aanvullende doelstellingen en aanvullend beleid. Daarnaast was er grote politieke en media-aandacht.

Een samenwerkingsverband van uitvoeringspartijen, Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) en de gemeenten voorop, werkt met volle kracht om gedupeerde ouders te helpen. In december 2020 heeft het kabinet de Catshuisregeling aangekondigd, waarbij gedupeerde ouders minimaal € 30.000 ontvangen. UHT heeft in het begin van 2021 een eerste toets ingericht om de Catshuisregeling te kunnen uitvoeren. Gedurende het afgelopen jaar is het aantal mensen dat zich gemeld heeft bij UHT opgelopen tot bijna 50.900. Eind 2021 had UHT voor circa 42.700 van hen tenminste de eerste toets uitgevoerd. Van de bijna 24.000 ouders waarvan is vastgesteld dat zij tot de doelgroep van de hersteloperatie behoren, hebben circa 21.800 ouders minimaal € 30.000 betaald gekregen. Voor bijna 8.500 ouders en aanvragers is de beoordeling tot afronding gekomen. Dit zijn hoofdzakelijk uitgevoerde integrale beoordelingen. De groep van bijna 8.500 ouders omvat daarnaast circa 3.200 ouders/aanvragers die we versneld duidelijkheid hebben kunnen bieden, zoals aanvragers zonder kinderen of kinderopvangtoeslag en ouders die aangeven dat 30.000 euro voldoende is.

De additionele middelen vanuit de Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB’s) ter hoogte van ruim € 1 miljard die zijn toegevoegd aan de begroting bestaan uit o.a. compensatie toeslagengedupeerden (ISB-1), kwijtschelding van belastingschulden en compensatie aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van kwijtschelding openstaande schulden (ISB-2), wettelijke en minnelijke sanering private schulden (ISB-3) en kwijtschelding private schulden (ISB-4).

In 2021 is de schuldenregeling uitgewerkt en tot uitvoering gebracht. De publieke kwijtschelding wordt uitgevoerd door verschillende publieke uitvoeringsorganisaties. Voor de private schuldenaanpak is de uitvoeringsorganisatie Sociaal Banken Nederland (SBN) gevraagd voor de uitvoering. Daarnaast zijn de contouren uitgewerkt van aanvullende herstelregelingen zoals voor ex-partners, de kinderen van gedupeerde ouders en de gedupeerden van andere toeslagen. Voor gedupeerde ouders in het buitenland is er een belactie afgerond om hun behoefte te inventariseren.

Samen met meer dan 1.000 gedupeerde ouders is gesproken over een herijking van de herstelregeling. Twee van de belangrijkste voorgestelde oplossingsrichtingen zijn eerder persoonlijk contact en meer aandacht voor emotioneel herstel. Een onderdeel hiervan is lotgenotenondersteuning.25

Om voor alle gedupeerden zo zorgvuldig en snel mogelijk herstel te realiseren is UHT gedurende 2021 met ongeveer 580 fte versterkt. Daarnaast is per 1 januari 2022 het programma directoraat-generaal Herstel Toeslagen opgericht om de coördinatie rondom beleid en uitvoering van de hersteloperatie te versterken.

Kwaliteitsimpuls toeslagenorganisatie

Voor 5,3 miljoen huishoudens, dat betekent voor 8,8 miljoen burgers verzorgt Toeslagen jaarlijks meer dan 7 miljoen toeslagen. Toeslagen heeft in 2021 gewerkt aan het tijdig signaleren van mogelijke onjuistheden die voor terugvorderingen kunnen zorgen. Toeslagen werkte ook aan het eenvoudiger doorvoeren van wijzigingen in bijvoorbeeld de Kinderopvangtoeslagapp. Met name bij de kinderopvangtoeslag kunnen hierdoor, dankzij de maandelijkse gegevenslevering van kinderopvangorganisaties, hoge terugvorderingen voor een deel worden voorkomen. In 2021 is een pilot gestart om burgers die na een dergelijke signalering geen actie hebben ondernomen, te bellen.

Het tweede bestedingsplan vernieuwing dienstverlening Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag is ingediend en goedgekeurd en betreft middelen ter waarde van € 31,9 miljoen voor 2021 t/m 2023. Toeslagen doet er alles aan om communicatie en dienstverlening begrijpelijker te maken. Samen met burgers zijn veel brieven en andere communicatie-uitingen geëvalueerd en verbeterd. Ook zijn sinds dit jaar in samenwerking met de Belastingdienst en gemeenten balies en servicepunten geopend waar mensen naar toe kunnen met hun vragen. Ook heeft Toeslagen capaciteit beschikbaar om burgers waar nodig meer persoonlijk te begeleiden.

In de werkzaamheden van Toeslagen is de balans tussen snelheid en zorgvuldigheid van groot belang. Deze zorgvuldigheid komt bijvoorbeeld terug in de processen van Intensief toezicht en handhaving die een integraal onderdeel zijn van onze dienstverlening, waarbij controles slechts het sluitstuk vormen. In de handhavingsstrategie van Toeslagen, die op dit moment wordt ontwikkeld, staat verder uitgewerkt wat we onder handhaving verstaan, welke doelen we willen bereiken en welke uitgangspunten hiervoor gelden. Ook bij de coronamaatregelen vanuit Toeslagen, zowel voor de tijdelijke tegemoetkomingen kinderopvang (TTKO) als voor de herstart van de invordering in 2022, die in verband met de coronacrisis was stilgelegd, hanteren we zoveel mogelijk de uitgangspunten: snelheid versus zorgvuldigheid en alles gericht op begrijpelijke en toegankelijke communicatie en dienstverlening naar burgers.

De vaktechnische lijn is daarom versterkt door het benoemen van vaktechnische aanspreekpunten en coördinatoren en de start van inrichting van signaalmanagement. Dit draagt bij aan het bespreken van casuïstiek, het eenduidig uitleggen van wet- en regelgeving en haalt juridische knelpunten naar boven. Zo kan onder meer beter vooraf worden bepaald of een hoger beroep daadwerkelijk noodzakelijk of gewenst is.

Stappen richting vernieuwing van het toeslagenstelsel

In de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag staat dat we op termijn het stelsel willen vernieuwen. Toeslagen heeft in 2021 uitvoeringsgevolgen van mogelijke stelselvarianten in kaart gebracht.

In de reactie op de motie Lodders en Van Weyenberg over quick fixes in het huidige toeslagenstelsel26 is een groot aantal knelpunten met verschillende mogelijke oplossingen voor deze knelpunten gedeeld met de Kamer. In de Stand van de Uitvoering27 wordt nader ingegaan op het doorvoeren van veranderingen.

Thema 5. Verbeteren processen Belastingdienst, Douane en Toeslagen: betrouwbaar, benaderbaar en behulpzaam

Verbeteren dienstverlening

Eind 2020 heeft de Belastingdienst een fundamentele transitie van de dienstverlening ingezet. Deze moet ervoor zorgen dat burgers, ondernemers en intermediairs meer centraal worden gesteld. Daartoe zijn in 2021 de visie en ambitie op dienstverlening opnieuw geformuleerd en aangescherpt. Deze heeft de Kamer bij brief van 3 december 2021 ontvangen.28

Naar aanleiding van het rapport ‘Ongekend onrecht’ van de Parlementaire Ondervragingscommissie zijn voor zowel de Belastingdienst als Toeslagen aanvullende middelen vrijgemaakt voor de verbetering van de dienstverlening. Deze middelen zijn onder meer aangewend voor de uitbreiding en intensivering van de Stella-teams29, de uitbreiding van het aantal balies en klantenservicepunten, extra capaciteit voor bezwaar en beroep en het kwalitatief en kwantitatief versterken van de Belastingtelefoon.

Concreet kunnen onder meer de volgende verbeteringen worden genoemd:

  • Meer burgers worden geholpen met belastingen en toeslagen door de inzet van extra baliemedewerkers.

  • Negen extra servicepunten in regio's waar de Belastingdienst op dit moment niet is gehuisvest, dragen bij aan fysiek toegankelijke dienstverlening.

  • Een pilot waarin de Belastingdienst vroegtijdig telefonisch contact zocht met verzuimende belastingplichtigen heeft goede resultaten laten zien: 80% van de 3.315 burgers die gebeld werden deed alsnog aangifte.

  • Ondernemers worden op verschillende manieren extra ondersteund. Dat gold in 2021 met name voor startende ondernemers, ondernemers die gebruik maakten van coronasteunmaatregelen en ondernemers die met nieuwe wetgeving te maken krijgen.

Fiscaal beleid en uitvoering

Meerjarige agenda beleid en uitvoering

De Tweede Kamer heeft op 3 december 2021 een rapport van een extern onderzoeksbureau ontvangen waarin het traject van beleidsinitiatief tot en met de uitvoeringstoets is onderzocht op mogelijke verbeteringen.30 Daarnaast is, om meer grip te krijgen op het uitvoeringspakket, het wettelijke takenpakket van de Belastingdienst in kaart gebracht. Dat is in januari 2022 met de Kamer gedeeld.31Bij aanvragen om nieuwe niet-fiscale taken aan het takenpakket toe te voegen, is getoetst of de taak passend is bij het reeds bestaande uitvoeringspakket.

Doenvermogen van burgers en ondernemers

Het Ministerie van Financiën heeft in 2021 de doenvermogenscan ontwikkelt. De doenvermogenscan wordt tijdens de wetsontwerpfase ingezet om een inschatting te maken van de doenlijkheid van voorgenomen wetgeving en van de mogelijkheden om deze doenlijker te maken. De scan wordt het komende jaar verder ontwikkeld en geëvalueerd, zodat het steeds meer kan bijdragen aan het realiseren van meer doenlijke wetgeving.

Toezicht

Er is door het ministerie van Financiën een analyse uitgevoerd van het niveau van ‘toezicht achteraf’ in de periode 2016-2019. Uit het onderzoek blijkt dat bij de drie doelgroepen Particulieren, Midden- en kleinbedrijf en Grote ondernemingen het niveau van toezicht (achteraf) is gedaald in de onderzochte periode. Om de risico's die uit het onderzoek blijken te ondervangen, wordt een actieplan opgesteld gericht op de inzet van een effectieve mix van handhavingsinstrumenten overeenkomstig de uitgangspunten van de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie.

In 2021 is de Uitvoerings- en handhavingsstrategie geactualiseerd. Bij de aanbieding van het Jaarplan 2022 Belastingdienst aan de Tweede Kamer is deze strategie meegestuurd.32 Met de brief van 17 juni 2021 aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Fiscaliteit & Belastingdienst geschetst hoe de Belastingdienst invulling geeft aan het bestrijden van fraude.33

Herstellen, Verbeteren en Borgen

Naar aanleiding van de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en de wijze waarop de Belastingdienst om is gegaan met registraties van persoonsgegevens, risicomodellen en het gebruik van persoonsgegevens zoals nationaliteit, is in het najaar 2020 een omvangrijk programma genaamd Herstellen, Verbeteren en Borgen (HVB) van start gegaan. Mensen zijn met een brief geïnformeerd dat zij in FSV stonden , tenzij er een uitzonderingsgrond van toepassing was. In een afzonderlijke tweede brief stond de reden van hun registratie. Risicomodellen zijn al dan niet tijdelijk uitgezet. Verder is er extra aandacht voor de correcte toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en Archiefwet. De processen waarin persoonsgegevens worden verwerkt, worden systematisch in kaart gebracht en waar nodig aangepast. De Tweede Kamer is over de voortgang van de verschillende trajecten periodiek geïnformeerd34.

Vermogensrendementsheffing Box 3

De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 geoordeeld dat de forfaitaire wijze waarop het belastbaar inkomen uit box 3 is bepaald in 2017 en 2018 strijdig is met het recht op eigendom en het verbod op discriminatie dat is vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in de gevallen waarin het forfaitaire berekende rendement hoger uitvalt dan het werkelijk behaalde rendement. Via het arrest biedt de Hoge Raad rechtsherstel. De consequenties van het arrest worden in kaart gebracht.

Organisatie op orde

Sturing en beheersing

Om de Belastingdienst beter in staat te stellen intern te sturen en zowel intern als extern te verantwoorden, is in 2021 verder gewerkt aan de verbetering van de managementinformatie en het risicomanagement. Onder andere door het ontwikkelen van instrumenten, zoals dashboards en risicoregisters. Hiermee is de basis gelegd voor meer inzicht in de prestaties en risico’s op concern- en ketenniveau.

Cultuur

Om het vertrouwen van burgers en bedrijven te herwinnen, werkt de Belastingdienst aan de cultuur van de eigen organisatie. Hierbij zijn de centrale thema's: burgers en bedrijven in de uitvoering centraal stellen en zorgen voor een open en veilig werkklimaat voor medewerkers.

Integriteit is benoemd als strategische prioriteit voor de Douane en maakt als zodanig onderdeel uit van het Strategisch Meerjarenplan 2021-2025 van de Douane. De Douane heeft op 1 juli 2021 het rapport 'Beheersing van corruptierisico's door de Douane in de Rotterdamse haven' aan de Tweede Kamer gezonden35. Mede op basis van dit rapport heeft de Douane vervolgens de Verbeteragenda integriteit opgesteld. Deze is op 16 december 2021 aan de Tweede Kamer gestuurd36.

Personeel

De instroomdoelstelling voor de Belastingdienst in 2021 bedroeg 1.600-2.000 fte. In totaal zijn in 2021 2.227 fte ingestroomd. Hiermee is de wervingsdoelstelling ruimschoots gehaald. Daarnaast is de formatie in 2021 met 635 fte opgehoogd ten behoeve van extra capaciteit voor het verbeteren van de dienstverlening. Dit resulteerde eind 2021 in een bezettingsgraad van 96,7%. Het tekort aan bezetting is zoveel mogelijk opgevangen met inzet van extern personeel (externe inhuur en uitzendkrachten).

Ook bij Toeslagen zijn in 2021 meer mensen komen werken. Zowel voor de reguliere operatie met rond de 130 fte als de hersteloperatie met rond de 580 fte.

Bij de Douane is het aantal fte in 2021 met 202 fte verhoogd naar 5.901 fte in totaal. De bezettingsgraad is 97%. De Douane zet onverminderd in op werving om de lagere bezetting in te lopen.

ICT

De overall doelstelling voor de Belastingdienst voor 2021 van maximaal 34% technische schuld (achterstallig onderhoud van systemen) is gehaald. Voor 2021 was de realisatie 30%. Wel bestaan er voor een aantal IT-applicaties concrete risico’s voor de continuïteit. Dit betreft onder meer applicaties voor loonheffingen, omzetbelasting, innings- & betalingsverkeer en autoheffingen.

3.2 Samenvatting Nationale Schuld

De EMU-schuld is de uitstaande schuld van de hele collectieve sector en is eind 2021 uitgekomen op € 448,1 mld. De staatsschuld is hier onderdeel van en wordt door het Agentschap gefinancierd. De staatsschuld bedroeg ultimo 2021 € 371,8 mld., dat is € 50,8 mld. lager dan geraamd. De belangrijkste oorzaak van deze daling is dat de kastekorten van 2020 en 2021, beide nog onbekend bij het opstellen van de begroting, lager zijn uitgevallen.

Tabel 2 Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties 2021 (bedragen x € 1 mld.)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

Stand schuld (ultimo 2021)

   

EMU-schuld

448,1

502,0

‒ 53,9

Staatsschuld

371,8

422,6

‒ 50,8

Interne schuldverhouding

32,2

18,9

13,3

    

Rentelasten relevant voor het EMU-saldo

   

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

4,2

3,7

0,5

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

‒ 0,1

‒ 0,1

0,0

Totaal

4,2

3,7

0,5

    

Niet relevant voor het EMU-saldo

   

Rentelasten derivaten

‒ 0,8

‒ 1,4

0,6

Voortijdige beëindiging derivaten

‒ 1,5

0

‒ 1,5

Voortijdige beëindiging schuld

0,0

0

0,0

Totaal

‒ 2,3

‒ 1,4

‒ 0,9

X Noot
1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De Staat heeft ook een schuldverhouding met de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. Dit zijn ministeries, de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s, decentrale overheden en een aantal derden (veelal instellingen met een publieke taak of instellingen die publieke middelen beheren). Het saldo van de vorderingen en schulden die de deelnemers hebben bij de Staat wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2021 € 32,2 mld. positief. Dit houdt in dat de Staat per saldo een schuld heeft aan de deelnemers van het schatkistbankieren. In 2021 is de interne schuldverhouding met € 16,1 mld. toegenomen ten opzichte van vorig jaar (€ 13,3 mld. meer dan begroot). Dit wordt met name veroorzaakt door de toename in de rekening-courantstanden van de deelnemers.

De voor het EMU-saldo relevante rentelasten voor de financiering van de staatsschuld zijn uitgekomen op € 4,2 mld. Het betreft het saldo van de rentelasten en -baten op de vaste en de vlottende schuld (artikel 11 Financiering staatsschuld) en de interne schuldverhouding (artikel 12 Kasbeheer). De rentelasten zijn € 0,5 mld. hoger dan in de begroting 2021 werd geraamd. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat de rentepercentages in 2021 iets hoger waren dan de rentepercentages waarmee in de begroting 2021 rekening is gehouden.

De rentebaten op derivaten zijn met € 0,6 mld. lager uitgevallen dan begroot (negatieve rentelasten van ‒ € 0,8 mld. in plaats van ‒ € 1,4 mld.) doordat in 2021 rentederivaten voortijdig zijn beëindigd, wat een éénmalige ontvangst van € 1,5 mld. heeft opgeleverd. Bij de voortijdige beëindiging van rentederivaten wordt de netto contante waarde van de toekomstige rentestromen in één keer ontvangen, waardoor de verwachte rentebaten op derivaten in toekomstige jaren dalen. De voortijdige beëindigingen van rentederivaten hebben plaatsgevonden om de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille te verhogen en het gemiddelde renterisicobedrag (RRB) de komende jaren onder de 30% te houden, hetgeen beide in lijn is met het beleidskader 2020-2025.

Financieringsbehoefte

Tabel 3 Opbouw en dekking van de financieringsbehoefte van het Rijk in 2021, inclusief de geldmarkt (bedragen x € 1 mld.)
   

Realisatie1

Financieringsbehoefte:

   

Aflossingen kapitaalmarkt in 2021

  

16,5

Geldmarkt ultimo 2020 incl. uitzettingen

  

40,7

Mutatie onderpand in contanten 2021

  

3,4

Kassaldo Rijk 2021 (-/- is kasoverschot)

  

23,6

Totaal

  

84,3

    

Dekking:

   

Kapitaalmarktuitgifte 2021 (op kasbasis)2

  

65,0

Geldmarkt ultimo 2021 incl. uitzettingen

  

19,3

Totaal

  

84,3

X Noot
1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

De kapitaalmarktuitgifte is in deze tabel weergegeven op kasbasis. De nominale waarde van de uitgifte op de kapitaalmarkt was € 58,0 mld. Daarnaast is bij de uitgifte van de leningen € 7,0 mld. aan agio ontvangen. Agio is het bedrag dat een belegger boven de nominale waarde op een lening stort wanneer de prijs van de aangeboden obligatie hoger was dan de nominale waarde. In de verantwoordingsstaten wordt het agio gedurende de looptijd van de lening als rentebaten evenredig toegerekend aan de netto rentelasten van de lening (op transactiebasis). In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt het agio meegenomen in de netto rentelasten vaste schuld die eveneens op transactiebasis worden weergegeven.

De financieringsbehoefte bedroeg in 2021 € 84,3 mld. en bestond deels uit herfinancieringen van leningen die afgelost moesten worden en deels uit extra financiering als gevolg van het begrotingstekort. De financieringsbehoefte hangt verder af van de verandering in het onderpand in contanten in 2021. Onderpand betreft kasgeld dat tegenpartijen (bijvoorbeeld bij het aangaan van swaps) bij de Staat plaatsen om het risico dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen te ondervangen. Het onderpand in contanten is in 2021 met € 3,4 mld. afgenomen, de totale omvang van de swapportefeuille is afgenomen. Het kassaldo van het Rijk was vanwege de coronacrisis negatief in 2021 en droeg met een tekort van € 23,6 mld. in belangrijke mate bij aan de financieringsbehoefte. In bovenstaande tabel is te zien dat de financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van nieuwe langlopende leningen op de kapitaalmarkt en nieuwe kortlopende leningen op de geldmarkt.

3.3 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gerealiseerde beleidsdoorlichtingen van de afgelopen 7 jaar.

Tabel 4 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Art.

Naam artikel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Geheel artikel?

1

Belastingen

        
 

Dienstverlening

X link

    

X link

 

nee

 

Toezicht en opsporing en massale processen

  

X link

    

nee

2

Financiële markten

  

X link

    

ja

3

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

 

X link

   

X link

 

ja

4

Internationale financiële betrekkingen

 

X link

     

ja

5

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

 

x link

     

ja

6

BTW-compensatiefonds

 

X link

    

X link

ja

9

Douane1

     

X link

 

ja

11

Financiering staatsschuld

X link

   

X link

  

ja

12

Kasbeheer

    

X link

  

ja

13

Toeslagen

 

X link2

     

nee

n.v.t.

Begrotingsbeleid

 

X link

   

X link

 

n.v.t.

X Noot
1

de beleidsdoorlichting Douane over de periode 2012-2018 is in 2020 afgerond maar pas op 29 januari 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden.

X Noot
2

ten tijde van deze beleidsdoorlichting was Toeslagen nog onderdeel van artikel 1

Een meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Strategische Evaluatie Agenda

Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 ‘Afgerond evaluatie- en overig onderzoek’.

3.4 Overzicht risicoregelingen

Tabel 5 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Art.

 

Omschrijving

Uitstaande Garanties 2020

Verleend 2021

Vervallen 2021

Uitstaande garanties 2021

Garantie-plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoor-ziening

1

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

168

277

68

378

445

0

n.v.t.

2

2

Financiële markten

DGS BES-eilanden

61.120

5.099

0

66.219

0

66.219

5.000

3

2

Financiële markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

217

0

0

217

0

217

n.v.t.

4

2

Financiële markten

NBM

2.500

0

0

2.500

0

2.500

n.v.t.

5

2

Financiële markten

Single Resolution Fund

4.163.500

0

0

4.163.500

0

4.163.500

n.v.t.

6

2

Financiële markten

Terrorisme-schades (NHT)

50.000

0

0

50.000

0

50.000

2.125

7

2

Financiële markten

Waarborgfonds motorverkeer

2.500

0

0

2.500

0

2.500

n.v.t.

8

2

Financiële markten

WAKO (kern-ongevallen)

9.768.901

0

0

9.768.901

0

9.768.901

n.v.t.

9

3

Financierings-activiteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeel-nemingen

2.169.165

0

578

2.168.587

0

2.168.587

0

10

3

Financierings-activiteiten publiek-private sector

Financierings-maatschappij voor ontwikkelings-landen (FMO)

5.507.000

0

0

5.507.000

0

5.507.000

n.v.t.

11

4

Internationale financiële betrekkingen

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

672.317

56.096

0

728.413

0

728.413

n.v.t.

12

4

Internationale financiële betrekkingen

DNB - deelneming in kapitaal IMF

43.152.377

6.505.509

19.198.694

30.459.192

0

30.459.192

n.v.t.

13

4

Internationale financiële betrekkingen

EIB - kredietver-lening in ACP en OCT

62.082

2.670

0

64.752

0

64.752

n.v.t.

14

4

Internationale financiële betrekkingen

EIB - pan Europees Garantiefonds

1.301.381

0

53

1.301.328

0

1.301.328

n.v.t.

15

4

Internationale financiële betrekkingen

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

589.100

0

0

589.100

0

589.100

n.v.t.

16

4

Internationale financiële betrekkingen

European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)

2.771.582

0

4.163

2.767.419

0

2.767.419

n.v.t.

17

4

Internationale financiële betrekkingen

European Financial Stability Facility (EFSF)

34.154.159

0

0

34.154.159

0

34.154.159

n.v.t.

18

4

Internationale financiële betrekkingen

European Investment Bank (EIB)

11.795.972

0

0

11.795.972

0

11.795.972

n.v.t.

19

4

Internationale financiële betrekkingen

European Stability Mechanism (ESM)

35.423.700

0

60.050

35.363.650

0

35.363.650

n.v.t.

20

4

Internationale financiële betrekkingen

Kredieten EU-betalings-balanssteun

3.712.000

64.000

0

3.776.000

0

3.776.000

n.v.t.

21

4

Internationale financiële betrekkingen

Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA)

27.304

2.278

0

29.582

0

29.582

n.v.t.

22

4

Internationale financiële betrekkingen

Next Generation EU (NGEU)

27.401.109

254.048

0

27.655.157

0

27.655.157

n.v.t.

23

4

Internationale financiële betrekkingen

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

6.071.150

62.516

0

6.133.666

0

6.133.666

n.v.t.

24

4

Internationale financiële betrekkingen

Wereldbank

4.932.147

106.702

0

5.038.849

0

5.038.849

n.v.t.

25

5

Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen

Exportkrediet-verzekering

18.842.123

7.267.867

4.255.583

21.854.407

10.000.000

0

465.328

26

5

Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen

Herverzekering leveranciers-kredieten

11.972.120

0

11.972.120

0

0

12.000.000

n.v.t.

           
 

Totaal

  

224.605.694

14.327.062

35.491.309

203.441.448

10.000.445

193.586.663

472.453

Tabel 6 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Art.

 

Omschrijving

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Saldo 2020

Uitgaven 2021

Ontvangsten 2021

Saldo 2021

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2020 en 2021

1

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

209

0

‒ 209

68

0

‒ 68

n.v.t.

2

2

Financiële markten

DGS BES-eilanden

0

0

0

0

0

0

2.000

3

2

Financiële markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

4

2

Financiële markten

NBM

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

5

2

Financiële markten

Single Resolution Fund

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

6

2

Financiële markten

Terrorismeschades (NHT)

0

625

625

0

625

625

1.250

7

2

Financiële markten

Waarborgfonds motorverkeer

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

8

2

Financiële markten

WAKO (kernongevallen)

0

505

505

0

516

516

n.v.t.

9

3

Financierings-activiteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeel-nemingen

0

3.156

3.156

0

12.000

12.000

‒ 44.844

10

3

Financierings-activiteiten publiek-private sector

Financierings-maatschappij voor ontwikkelings-landen (FMO)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

11

4

Internationale financiële betrekkingen

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

12

4

Internationale financiële betrekkingen

DNB - deelneming in kapitaal IMF

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

13

4

Internationale financiële betrekkingen

EIB - kredietverlening in ACP en OCT

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

14

4

Internationale financiële betrekkingen

EIB - pan Europees Garantiefonds

0

0

0

53

0

‒ 53

n.v.t.

15

4

Internationale financiële betrekkingen

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

16

4

Internationale financiële betrekkingen

European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

17

4

Internationale financiële betrekkingen

European Financial Stability Facility (EFSF)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

18

4

Internationale financiële betrekkingen

European Investment Bank (EIB)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

19

4

Internationale financiële betrekkingen

European Stability Mechanism (ESM)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

20

4

Internationale financiële betrekkingen

Kredieten EU-betalings-balanssteun

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

21

4

Internationale financiële betrekkingen

Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

22

4

Internationale financiële betrekkingen

Next Generation EU (NGEU)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

23

4

Internationale financiële betrekkingen

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

24

4

Internationale financiële betrekkingen

Wereldbank

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

25

5

Export-krediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen

Export-krediet-verzekering

21.640

110.830

89.190

208.978

122.928

‒ 86.050

24.621

26

5

Export-krediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen

Herverzekering leveranciers-kredieten

100.561

194.235

93.674

35.311

135.259

99.948

n.v.t.

           
 

Totaal

  

122.410

309.351

186.941

244.410

271.328

26.918

‒ 16.973

Tabel 7 Overzicht verstrekte Leningen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening (in jaren)

Totaalstand risicovoorziening 2020

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2020 en 2021

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Lening KLM

277.083

5,5

0

0

Toelichting per risicoregeling

De gedurende dit jaar verleende en vervallen bedragen aan garanties groter dan € 1 mln. worden toegelicht, alsmede de uitgaven en ontvangsten groter dan € 1 mln. die dit jaar binnen de garantieregelingen hebben plaatsgevonden. Onder vervallen en verleende garanties zijn ook positieve respectievelijk negatieve bijstellingen van garanties opgenomen. Garantieregelingen onder de algemene faciliteit voor het schatkistbankieren op de begroting Nationale Schuld (beleidsartikel 11 & 12) worden niet opgenomen in het overzicht risicoregelingen. Voor een algemene toelichting op de risicoregelingen, zie in de begroting het overzicht risicoregelingen.

2. DGS BES-eilanden

Verleende en vervallen garanties

In 2021 is er een bijstelling geweest van de garantie voor het depositogarantiestelsel voor de BES-eilanden als gevolg van een veranderende wisselkoers. De garantie is in USD ten opzichte van de Rijksbegroting in EUR.

Ontvangsten, uitgaven en verloop risicovoorziening

De premie depositogarantiestelsel BES bedraagt € 1 mln. per jaar en wordt in een begrotingsreserve gestort. Voor 2021 is € 1 mln. in de begrotingsreserve gestort. De totale omvang van de begrotingsreserve DGS BES is per jaareinde 2021 € 5 mln. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

9. Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

Ontvangsten, uitgaven en verloop risicovoorziening

KLM heeft in 2021 premie betaald (€ 12,0 mln.) als vergoeding voor de verstrekte garantie.

11. Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

Verleende en vervallen garanties

De uitstaande garantieverplichting aan de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) is met € 56,1 mln. opwaarts bijgesteld aan de hand van de wisselkoers euro/dollar ultimo 2021.

12. DNB – deelneming in kapitaal Internationaal Monetair Fonds (IMF)

Verleende en vervallen garanties

De uitstaande garantieverplichting aan DNB inzake IMF is in 2021 met € 12,6 mld. naar beneden bijgesteld als gevolg van de volgende mutaties: de NAB-middelen zijn per 1 januari 2021 verdubbeld van SDR 4,6 mld. (€ 5,4 mld.) naar SDR 9,2 mld. (€ 10,9 mld.). Tevens heeft de IMF Executive Board ingestemd met een verlenging van een deel van de BBA-middelen waarvan de overeenkomsten per 31 december 2020 afliepen.De totale hoeveelheid BBA-middelen zijn per 1 januari 2021 gedaald na deze verlenging met € 7,7 mld. (van € 13,6 mld. naar € 5,9 mld.). Op basis van de uitgevoerde evaluatie37 over de garantie voor Special Drawings Rights (SDR), heeft de Nederlandse Staat met instemming van DNB, besloten deze garantie van € 11,5 mld. te laten vervallen. Daarnaast is de garantie aangepast aan de hand van de wisselkoersstand van de euro ten opzichte van de SDR van het IMF.

13. EIB - kredietverlening in ACP en OCT

Verleende en vervallen garanties

De garantie van Nederland aan het EIB is verhoogd met € 2,7 mln. De uitstaande garanties van de EIB zijn enigszins verhoogd38.

16. European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)

Verleende en vervallen garanties

De garantie aan het EFSM is neerwaarts bijgesteld met € 4,2 mln. De Nederlandse garantie wordt bepaald door het Nederlandse aandeel in het Europese bruto nationaal inkomen (bni). Dit aandeel is in 2021 gestegen van 5,8% naar 5,9%, waardoor ook de Nederlandse garantie toeneemt. Daarnaast heeft het EFSM enkele aflopende leningen opnieuw gefinancierd (‘doorgerold’) tegen een lagere rente dan voorheen. Dit zorgt voor een verlaging van de garanties. De combinatie van deze twee effecten heeft ervoor gezorgd dat de garantie voor het EFSM met € 4,2 mln. is afgenomen.

19. European Stability Mechanism (ESM)

Verleende en vervallen garanties

De garantieverplichting aan het ESM is in 2021 met € 60,1 mln. gedaald vanwege het verlopen van de kortingsperiode van Slowakije. Nu de kortingsperiode van Slowakije verstreken is, heeft zij haar garantstelling aan het ESM opgehoogd. Omdat het totale bedrag aan garantiekapitaal voor het ESM vaststaat, betekent dit dat de garantstelling van andere lidstaten aan het ESM lager uitvalt.

20. Kredieten EU-betalingsbalanssteun

Verleende en vervallen garanties

De garantie kredieten EU-betalingsbalanssteun is verhoogd met € 64 mln. De Nederlandse garantie voor de EU-betalingsbalanssteun (BoP) wordt bepaald door het Nederlandse aandeel in het Europese bni. In 2021 is dit aandeel van 5,8 naar 5,9 procent gestegen waardoor ook de Nederlandse garantie in deze faciliteit toeneemt.

21. Multilateral Investment Garantee Agency (MIGA)

Verleende en vervallen garanties

De garantie aan MIGA is met € 2,3 mln. naar boven bijgesteld. De garantie is bijgesteld aan de hand van de wisselkoers ultimo 2021.

22. Next Generation EU (NGEU)

Verleende en vervallen garanties

De Nederlandse garantie aan NGEU is met € 254 mln. naar boven bijgesteld. Nederland heeft een garantie aan de Europese Commissie verleend voor het leningendeel van het NGEU. Het NGEU is ingesteld in reactie op de coronacrisis en bedoeld om het herstel van de gevolgen ervan te ondersteunen. De Nederlandse garantie voor NGEU wordt bepaald aan de hand van het Nederlandse bni-aandeel in de EU en mutaties in de verwachtte schulduitgifte en renteverplichtingen. De Nederlandse bni-afdracht is gestegen van 5,8% naar 5,9%, waardoor de Nederlandse garantie toeneemt met € 472 mln. Daarnaast heeft de Europese Commissie namens de Commissie geld op de markt geleend tegen een lagere rente dan voorheen verwacht. De combinatie van deze twee effecten heeft ervoor gezorgd dat de garantie is toegenomen. Zie hiervoor ook de bijlage: Overzicht coronasteunmaatregelen.

23. Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

Verleende en vervallen garanties

De Nederlandse garantie aan de Europese Commissie voor het SURE instrument is met € 62,5 mln. gestegen. SURE heeft als doel om lidstaten financiële assistentie te bieden met betrekking tot uitgaven als gevolg van de coronacrisis die direct gerelateerd zijn aan arbeidsmarktmaatregelen en relevante gezondheidszorg. De garantie wordt aangepast als er een wijziging plaatsvindt in het Nederlandse aandeel in het Europese bni of als er een wijziging optreedt in de uitstaande schuld met bijbehorende renteverplichtingen. Het Nederlandse aandeel in het Europese bni in 2021 is gestegen van 5,8% naar tot 5,9%, wat leidt tot een hogere garantie. Daarnaast heeft de Europese Commissie nieuwe leningen uitgegeven tegen lagere rentes dan voorheen geraamd, wat leidt tot een lagere garantie. Per saldo leiden deze twee effecten tot een verhoging van de garantie. Zie hiervoor ook de bijlage: Overzicht coronasteunmaatregelen.

24. Wereldbank

Verleende en vervallen garanties

De garantieverplichtingen aan de Wereldbank zijn met € 106,7 mln. naar boven bijgesteld. De uitstaande garantieverplichtingen aan de IFC- en IBRD-onderdelen van de Wereldbank worden bijgesteld aan de hand van de realisatiewisselkoers euro/dollar over 2021.

25. Exportkredietverzekering (ekv)

Verleende en vervallen garanties

In 2021 is voor € 7,3 mld. aan nieuwe verplichtingen aangegaan en is er voor € 4 mld. aan verplichtingen vervallen. Het uitstaande obligo van de ekv bedraagt in totaal € 21,9 mld. Met de ekv biedt de Staat additioneel aan de markt exporteurs de mogelijkheid om betalingsrisico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland te verzekeren. Het productassortiment van de ekv-faciliteit omvat momenteel onder andere de kapitaalgoederenverzekering, de financieringsverzekering, de koersrisicoverzekering, de exportkredietverzekering en de verzekering van garanties.

Ontvangsten, uitgaven en verloop risicovoorziening

Voor de ekv is een begrotingsreserve ingericht. Ultimo 2021 bedroeg deze voorziening € 465,3 mln. Voor de totale ekv-faciliteit is de risicovoorziening ekv opgericht ter dekking van verwachte en onverwachte schades.

26. Herverzekering leverancierskredieten

Verleende en vervallen garanties

In 2020 is de Staat een herverzekering voor leverancierskredieten aangegaan met een plafond van € 12 mld. Het betreft een coronamaatregel waarbij de Staat voorkomt dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector stilvalt. Deze maatregel is per 1 juli 2021 beëindigd. De garantie is daardoor met € 11,9 mld. naar beneden bijgesteld. Zie hiervoor ook de bijlage: Overzicht coronasteunmaatregelen.

Ontvangsten, uitgaven en verloop risicovoorziening

De schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten bedragen € 35,3 mln. en de uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten bedragen € 55,3 mln. in 2021. De gerealiseerde premie-inkomsten en schaderestituties voor de herverzekering leverancierskredieten bedragen respectievelijk € 131,1 mln. en € 4,1 mln. Het saldo over 2021 komt daarmee op € 44,6 mln.

Lening KLM

De Nederlandse staat heeft in 2020 een directe lening aan KLM verstrekt met een maximale omvang van € 1 mld. Dit betreft een achtergestelde lening. Daarmee neemt de Nederlandse staat relatief veel risico op zich, hetgeen weerspiegeld wordt door de eveneens relatief hoge rente die KLM op deze lening betaalt.

3.5 Openbaarheidsparagraaf

Informatie op Orde

Het programma Informatie op Orde (IOO) is opgestart om informatievoorziening en informatiehuishouding binnen het ministerie van Financiën op orde te krijgen. Dit is een verbouwing terwijl de winkel open blijft. 2021 stond enerzijds in het teken van de opstart en inrichting van het programma en anderzijds moesten op het terrein van informatievoorziening aan het parlement ook al concreet zaken worden opgeleverd.

Inrichten & richten Programma IOO

In het voorjaar van 2021 is de vertaling gemaakt van het rijksbrede actieplan naar het ministerie van Financiën. In de zomer van 2021 is vervolgens de programmadirectie IOO samengesteld en van start gegaan met het uitwerken van het programmaplan met overzicht van de benodigde projecten om informatie op orde te krijgen. Daarnaast is de governance ingericht om efficiënt te kunnen samenwerken met de verschillende ondersteunende-, beleids- en uitvoerings Directoraten-Generaal (DG’s). Binnen de uitvoerings DG’s zijn programmaorganisaties en actieplannen opgezet, in het verlengde van de departementale structuur. Ook zijn de eerste programmaresultaten opgeleverd ter ondersteuning van het programmaplan: nulmeting binnen het gehele ministerie en haalbaarheidstoets op de plannen.

Actieve openbaarmaking

In de kabinetsreactie op het eindverslag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag heeft het Kabinet toegezegd om per 1 juli ambtelijke adviezen (beslisnota’s) mee te sturen met nieuwe wetgeving onder het begrijp ‘actieve openbaarmaking’. In de selectie van informatie die in 2021 openbaar wordt gemaakt door het ministerie van Financiën zijn 2 categorieën gehanteerd (beleid + wetgeving). Er gaan meer documenten naar het parlement, waarmee ook meer informatie wordt vrijgegeven.

Vanuit programma Informatie op Orde is de eerste fase van de rijksbrede beleidslijn «actieve openbaarmaking nota’s» geïmplementeerd in 2021. Tijdens de voorbereiding op actieve openbaarmaking van beslisnota’s is, in samenwerking met de beleidsdirecties, onderzocht hoe dit proces het beste ingericht en ondersteund kan worden. Met enkele pilots is dit proces vervolgens getoetst. Een team van ondersteuners is geworven en getraind om de organisatie te helpen met het selecteren van documenten en het screenen op informatie die niet openbaar gemaakt mag worden in het ‘belang van staat’.

Sinds de invoering van de beleidslijn op 1 juli 2021 zijn door het ministerie van Financiën 37 dossiers (100% van de aangeleverde dossiers) actief openbaar gemaakt tot eind 2021. Bij de invoering van de beleidslijn is ook stilgestaan bij het gebruiksgemak en de privacy van ambtenaren. In 2022 zal het effect geëvalueerd worden.

Passieve openbaarmaking

In 2021 is ingezet op de verdere versterking van de kwaliteit en snelheid van de behandeling van Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-verzoeken door het ministerie van Financiën. Daartoe is een Wob-ondersteuningspool opgericht, waarin Wob-medewerkers de behandeling van Wob-verzoeken ondersteunen. Voorheen waren daarvoor twee medewerkers werkzaam bij de directie Juridische Zaken. De ondersteuningspool bestaat inmiddels uit 15 medewerkers en er is een teamleider voor aangetrokken. Daarnaast is het aantal Wob-juristen eveneens uitgebreid van 7 naar 10 juristen, inclusief de Wob-coördinator. De stijging in het aantal Wob-verzoeken in combinatie met een toename in omvang en complexiteit van deze verzoeken, blijft evenwel veel capaciteit vergen van zowel de betrokken beleidsdirecties als de directie Juridische Zaken en legt een grote druk op de werkzaamheden van de betrokken medewerkers. Zodoende zal hier blijvende aandacht voor nodig zijn in 2022 en daarna.

Bijlage: Overzicht coronasteunmaatregelen

Het jaar 2021 is voor een belangrijk deel getekend door de coronacrisis. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een overzicht van de maatregelen die op de begroting van het ministerie van Financiën zijn genomen. Een uitgebreid overzicht is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/corona-visual.

Onderstaande bedragen zijn gerealiseerde bedragen in 2021, behalve bij de Belasting- en invorderingsrente en boetes en schikkingen en opbrengsten kosten vervolging. Daar zijn de vooraf verwachte en in (incidentele) suppletoire begrotingen verwerkte budgettaire effecten opgenomen. Het is namelijk niet vast te stellen wat de ontvangsten zouden zijn geweest, als de maatregelen niet genomen waren. Hoeveel niet-belastingontvangsten er binnen komen is afhankelijk van het concrete betaalgedrag van belastingplichtigen. Dit is dus in tegenstelling tot nieuw opgezette uitgavenregelingen als gevolg van de coronamaatregelen. Daar is de exacte budgettaire omvang wel bekend, aangezien de regeling voorheen niet bestond.

Tabel 8 Overzicht coronasteunmaatregelen (x € 1 mln.)

Art.

Naam maatregel/regeling

Verplichtingen 2021

Uitgaven 2021

Ontvangsten 2021

Relevante Kamerstukken

1

Belasting- en invorderingsrente

‒ 40,0

‒ 40,0

‒ 289,0

Kamerstukken II 2019-2020, 35 412, nr. 1Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1Kamerstukken II 2019-2020, 35 540, nr. 1Kamerstukken II 2020-2021, 35 420, nr. 458

1

Boetes en schikkingen

0,0

0,0

‒ 189,0

Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 4Kamerstukken II 2020-2021, 35 850 IX, nr. 1Kamerstukken II 2020-2021, 35 420, nr. 458Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr. 1

1

Kosten vervolging

0,0

0,0

‒ 176,0

Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 4Kamerstukken II 2020-2021, 35 850 IX, nr. 1Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr. 1

3

Steunmaatregelen KLM

0,0

0,0

29,3

Kamerstukken II 2019-2020, 35 505 nr. 1Kamerstukken II 2020-2021, 29 232, nr. 41

4

EIB pan-Europees Garantiefonds

0,0

0,1

0,0

Kamerstukken II 2019-2020, 35 492 nr. 1

4

SURE

62,5

0,0

0,0

Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1

4

NGEU

254,0

0,0

0,0

Kamerstukken II 2019-2020, 21 51-20, nr. 1575

5

Herverzekering leverancierskredieten

‒ 11.851,8

90,6

135,3

Kamerstukken II 2019-2020, 35 433, nr. 1

Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

Belasting- en invorderingsrente

Het eerste noodpakket banen en economie in maart 2020 betrof onder andere een verlaging van de belasting- en invorderingsrente naar 0,01%. De verlaging van de invorderingsrente is meermaals met 3 maanden verlengd. Gedurende het hele jaar 2021 is deze op 0,01% gebleven. De belastingrente veerde op 1 oktober 2020 weer terug naar 4%. De verlaagde rente resulteerde enerzijds in lagere verwachte uitgaven (- € 40 mln.), maar vooral in fors lagere verwachte ontvangsten (- € 289 mln.) in 2021.

Boetes en schikkingen & Kosten vervolging

In het coronasteunpakket van 20 mei 2020 is rekening gehouden met een derving van boetes en ontvangsten uit het doorbelasten van vervolgingskosten, ook in 2021, naar aanleiding van het verlenen van uitstel van het betalen van belasting. Hierbij werden verzuimboetes namelijk achterwege gelaten of teruggedraaid en invorderingsmaatregelen opgeschort. In verband met het beperken van de economische effecten van het coronavirus heeft het kabinet meermaals besloten de mogelijkheid voor bedrijven voor uitstel van betaling van belastingen met 3 maanden te verlengen. Gedurende heel 2021 hebben bedrijven gebruik kunnen maken van de uitstelregeling. Dit werkt door in lagere ontvangsten van boetes en van de opbrengsten uit het doorbelasten van vervolgingskosten.

Steunmaatregelen KLM

De Nederlandse staat heeft in 2020 een directe lening aan KLM verstrekt met een maximale omvang van € 1 mld. Dit betreft een achtergestelde lening. De renteontvangst in 2021 bedroeg € 17,3 mln. Daarnaast heeft de Nederlandse staat in 2020 maximaal 90% van een kredietfaciliteit van € 2,4 mld. gegarandeerd, die door een consortium aan banken aan KLM wordt verstrekt. Voor deze garantie ontvangt de Nederlandse staat een garantiepremie die gedurende de looptijd in percentage oploopt. De premieontvangst in 2021 bedroeg € 12,0 mln.

EIB pan-Europees Garantiefonds

De Europese Investeringsbank (EIB) heeft in 2020 een pan-Europees garantiefonds (EGF) opgericht om de negatieve economische gevolgen van de coronacrisis op te vangen. Het fonds is een onderdeel van het pakket aan maatregelen dat op 9 april 2020 door de Eurogroep werd afgesproken. De investeringen onder het EGF hebben een hoog risicoprofiel waardoor het waarschijnlijk is dat de garantie ingeroepen zal worden. De verwachte nettoverliezen van het EGF worden ingeschat op 20%, het Nederlandse aandeel in de verwachte verliezen komt neer op € 260 mln. verdeeld over de looptijd van het fonds.

SURE

In de Eurogroep van 9 april 2020 is overeengekomen SURE (Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency) op te richten. Dit is een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken naar aanleiding van de corona-uitbraak. De garantie wordt aangepast als er een wijziging plaatsvindt in het Nederlandse aandeel in het Europese bruto nationaal inkomen (bni) of als er een wijziging optreedt in de uitstaande schuld met bijbehorende renteverplichtingen. Het Nederlandse aandeel in het Europese bni in 2021 is gestegen van 5,8% naar tot 5,9%, wat leidt tot een hogere garantie. Daarnaast heeft de Europese Commissie nieuwe leningen uitgegeven tegen lagere rentes dan voorheen geraamd, wat leidt tot een lagere garantie. De combinatie van deze twee effecten zorgt voor een stijging van de garantie.

NGEU

NGEU (Next generation EU) is ingesteld in reactie op de corona crisis en is bedoeld om lidstaten te ondersteunen bij het herstel van de gevolgen. Het belangrijkste onderdeel van NGEU is de Recovery and Resilience Facility (RRF). De Nederlandse garantie voor NGEU wordt bepaald aan de hand van het Nederlandse bni-aandeel in de EU en mutaties in de verwachtte schulduitgifte en renteverplichtingen. In 2021 is de garantie met € 254 mln. toegenomen. De Nederlandse bni-afdracht is gestegen van 5,8% naar 5,9%, waardoor de Nederlandse garantie toeneemt met € 472 mln. Daarnaast heeft de Europese Commissie geld op de markt geleend tegen een lagere rente dan voorheen verwacht. Dit zorgt voor een verlaging van de garantie. De combinatie van deze twee effecten heeft ervoor gezorgd dat de garantie voor NGEU met € 254 mln. is toegenomen. De gevolgen voor de verwachte Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting worden toegelicht op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Herverzekering leverancierskredieten

De staat heeft in het voorjaar van 2020 besloten over te gaan tot herverzekering van de gehele portefeuilles van verzekeraars van kortlopende leverancierskredieten voor het hele kalenderjaar 2020. Hiermee is voorkomen dat kredietverzekeraars op grote schaal hun limieten hebben verlaagd als gevolg van de coronacrisis, waardoor de onderliggende handelsstromen tot stilstand komen. De regeling is per 1 juli 2021 beëindigd. Als gevolg hiervan is de verplichting naar beneden bijgesteld.

4. Beleidsartikelen

Artikel 1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet- en regelgeving dragen bij aan de bereidheid van burgers en bedrijven om hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Onder «compliance» verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen. De term ‘bereidheid’ geeft aan dat de Belastingdienst ernaar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen, komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  • het te voeren fiscale beleid;

  • het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

  • het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

  • de heffing en inning van de rijksbelastingen;

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

  • de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;

  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en de Invorderingswet 1990 voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

C. Beleidsconclusies

Ondanks de coronacrisis hebben de reguliere processen bij de Belastingdienst in 2021 doorgang gevonden. De Belastingdienst heeft de dienstverlening in 2021 zoveel mogelijk op peil weten te houden. De personele capaciteit is vergroot en locaties om burgers te helpen zijn uitgebreid. Door corona konden bedrijfsbezoeken op locatie voor een groot deel van het jaar niet worden afgelegd. In de gevallen waar contact met de belastingplichtige nodig was, zijn alternatieven ontwikkeld, zoals toezicht ‘digitaal en op afstand’. Het werk van de FIOD heeft in belangrijke mate doorgang kunnen vinden. In het kader van de coronasteunmaatregelen is ook in 2021 uitstel van belastingbetaling verleend. Bij de inning is de dwanginvordering opgeschort.

Prestatie-indicatoren

In de ontwerpbegroting IX 2021 is de set prestatie-indicatoren op artikel 1 herijkt39. Hierbij zijn burgers en bedrijven centraal gezet. Met dit jaarverslag wordt in onderdeel F2 «Belastingdienst» voor het eerst gerapporteerd over de herijkte prestatie-indicatoren. Enkele indicatoren worden naar aanleiding van de eerste metingen doorontwikkeld.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

2.936.066

3.347.387

2.993.664

3.953.755

3.306.918

2.987.107

319.811

        

Uitgaven (1) + (2)

3.069.422

3.182.409

3.061.677

3.365.827

3.187.436

3.108.560

78.876

        

(1) Apparaatsuitgaven

2.924.025

2.965.330

2.531.436

2.740.198

2.639.201

2.642.216

‒ 3.015

waarvan: Uitvoering fiscale wet- en regelgeving en douanetaken Caribisch Nederland

13.283

13.312

13.879

12.216

14.347

14.000

347

        

Personele uitgaven

2.284.363

2.302.651

2.197.950

2.373.850

2.280.487

2.213.751

66.736

Eigen personeel

2.097.312

2.098.935

1.916.735

2.034.329

1.921.276

1.886.602

34.674

Inhuur externen

187.051

203.716

272.715

332.656

352.864

318.167

34.697

Overig Personeel

0

0

8.501

6.865

6.347

8.982

‒ 2.635

        

Materiële uitgaven

639.662

662.679

333.485

366.348

358.714

428.465

‒ 69.751

ICT

190.759

267.080

14.165

19.830

18.589

25.928

‒ 7.339

Bijdrage aan SSO's

209.007

166.004

213.648

217.865

236.235

279.116

‒ 42.881

Overige

239.896

229.595

105.672

128.653

103.890

123.421

‒ 19.531

        

(2) Programma-uitgaven

145.397

217.078

530.241

625.630

548.235

466.344

81.891

        

Bekostiging

6.170

6.104

9.378

41.116

1.103

6.290

‒ 5.187

Vergoeding proceskosten

6.170

6.104

9.378

41.116

1.103

6.273

‒ 5.170

Overige programma-uitgaven

0

0

0

0

0

17

‒ 17

        

Garanties

0

0

156

209

68

245

‒ 177

Garantie procesrisico's

0

0

156

209

68

245

‒ 177

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

15.697

17.632

15.930

15.780

150

Waarderingskamer

0

0

2.011

2.017

2.349

1.987

362

Kadaster

0

0

9

1.972

2.432

2.006

426

Kamer van Koophandel

0

0

4.141

2.009

131

4.345

‒ 4.214

Overige bijdrage ZBO's/RWT's

0

0

9.537

11.635

11.019

7.442

3.577

        

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

0

8.089

7.766

5.989

445

5.544

Internationale Douaneraad

0

0

168

232

280

175

105

Overige internationale organisaties

0

0

7.921

7.534

5.709

270

5.439

        

Opdrachten

0

0

267.513

339.204

327.870

340.377

‒ 12.507

ICT opdrachten

0

0

216.681

285.510

266.114

288.654

‒ 22.540

Overige opdrachten

0

0

50.833

53.694

61.756

51.723

10.033

        

Bijdrage agentschappen

0

64.593

118.097

94.896

91.137

89.574

1.563

Bijdrage Logius

0

0

112.999

89.106

86.271

86.381

‒ 110

Bijdrage CIBG

0

0

338

0

0

193

‒ 193

Bijdrage overige agentschappen

0

64.593

4.760

5.790

4.865

3.000

1.865

        

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

10.786

0

0

0

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

10.786

0

0

0

        

(Schade)vergoeding

0

0

0

0

7.433

0

7.433

(Schade)vergoedingen

0

0

0

0

7.433

0

7.433

        

Rente

139.227

146.381

111.310

114.021

170.071

85.000

85.071

Belasting- en invorderingsrente

139.227

146.381

111.310

114.021

170.071

85.000

85.071

        

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

‒ 71.367

‒ 71.367

0

Toerekening uitgaven aan Douane

0

0

0

0

‒ 71.367

‒ 71.367

0

        

Ontvangsten (3) + (4)

137.141.007

144.168.866

157.215.788

145.836.034

166.431.153

150.945.690

15.485.463

        

(3) Programma-ontvangsten

137.109.749

144.130.146

157.057.332

145.759.431

166.317.485

150.889.259

15.428.226

waarvan: Belastingontvangsten

136.288.069

143.236.163

155.984.044

144.993.687

165.268.171

150.164.278

15.103.893

        

Bekostiging

207.780

240.859

242.970

142.914

36.607

181.827

‒ 145.220

Kosten vervolging

207.780

240.859

242.970

142.914

36.607

181.827

‒ 145.220

        

Rente

414.676

452.990

601.114

468.180

798.814

350.377

448.437

Belasting- en invorderingsrente

414.676

452.990

601.114

468.180

798.814

350.377

448.437

        

Boetes en schikkingen

199.225

200.135

229.203

154.651

213.894

192.777

21.117

Ontvangsten boetes en schikkingen

199.225

200.135

229.203

154.651

213.894

192.777

21.117

        

(4) Apparaatsontvangsten

31.258

38.720

158.456

76.603

113.667

56.431

57.236

X Noot
1

De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB(s) die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

Tabel 10 Uitsplitsing verplichtingen
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

2.936.066

3.347.387

2.993.664

3.953.755

3.306.918

2.987.107

319.811

Waarvan betalingsverplichtingen:

2.935.908

3.347.080

2.993.549

3.953.708

3.306.641

2.986.707

319.934

        

Waarvan garantieverplichtingen:

158

307

115

47

277

400

‒ 123

Procesrisico's

158

307

115

47

277

400

‒ 123

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingen in 2021 vallen € 320 mln. hoger uit dan begroot. De hogere realisatie op de verplichtingen hangt voor een deel samen met de hogere uitgaven (€ 79 mln.). Dit deel wordt toegelicht bij de uitgaven.

De belangrijkste oorzaken van de wijzigingen die specifiek bij de verplichtingen zijn opgetreden betreffen:

  • De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de accountantscontrole 2020 de aangegane en openstaande verplichtingen op het instrument «overig materieel» voor € 120 mln. verschoven naar 2021.

  • De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de accountantscontrole 2021 de aangegane en openstaande verplichtingen voor € 96 mln. naar beneden bijgesteld.

  • Er zijn extra verplichtingen aangegaan ter hoogte van € 105 mln. door het afsluiten van meerjarige contracten van bijvoorbeeld videoconferencing en werkplek software waarvan de uitgaven in komende jaren plaatsvinden.

  • Er zijn extra verplichtingen aangegaan ter hoogte van € 56 mln. door het afsluiten van inhuurcontracten die nodig zijn voor de opdrachten in 2022.

  • Er is een extra verplichting aangegaan ter hoogte van € 14 mln. door het sluiten van een nieuw contract voor mobiliteitskaarten.

  • Er zijn minder verplichtingen aangegaan voor bijdragen aan SSO's. Dit betreft voornamelijk huisvesting en facilitaire dienstverlening als gevolg van het thuiswerken.

  • De gerealiseerde verplichtingen voor de bijdrage aan Logius zijn € 11 mln. lager.

Uitgaven

De uitgaven zijn in totaal € 79 mln. hoger dan begroot. De belangrijkste oorzaken van de hogere uitgaven worden hieronder vermeld.

Personele uitgaven

De personele uitgaven vallen per saldo € 67 mln. hoger uit. De uitgaven aan eigen personeel zijn € 35 mln. hoger doordat de lonen opwaarts zijn bijgesteld in verband met de thuiswerkvergoeding en de stijgende cao en sociale premies. De uitgaven aan externe inhuur zijn € 35 mln. hoger, omdat er extra inhuur benodigd was voor onder andere Fraude Signalering Voorziening, e-commerce en het afhandelen van bezwaren. Daarnaast zijn de uitgaven hoger omdat de dienstverlening naar aanleiding van het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag wordt verbeterd.

Materiële uitgaven

De materiële uitgaven vallen € 70 mln. lager uit. Door het vanwege corona verplichte thuiswerken worden minder uitgaven gedaan. Zo zijn bijvoorbeeld de middelen die geraamd waren voor de uitbreiding van kantoorruimte en facilitaire zaken met het oog op de toenemende formatie niet volledig benodigd in 2021 en vallen onderhoudskosten lager uit.

Opdrachten

De uitgaven aan «opdrachten» zijn € 13 mln. lager dan geraamd. Dit heeft voornamelijk te maken met een kasschuif van € 37 mln. van 2021 naar 2022 en 2023 bij ICT opdrachten. De ICT-middelen komen in een ander ritme tot besteding dan eerder voorzien wat leidt tot lagere uitgaven voor ICT-opdrachten. Daarnaast zijn middelen die eerder onder apparaatsuitgaven (materiële uitgaven) waren geraamd in 2021 tot realisatie gekomen als opdrachten.

Rente

De uitgaven voor de belasting- en invorderingsrente zijn in 2021 € 85 mln. hoger dan geraamd. Dat wordt met name veroorzaakt door de definitieve verdeelsleutel van de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen, die ertoe leidt dat van de rente-uitgaven een groter deel dan voorzien is toegerekend aan de Financiënbegroting en een kleiner deel aan de Sociale Fondsen. Daarnaast zijn de uitgaven hoger, doordat er invorderingsrente betaald is over belastingteruggaven naar aanleiding van de uitspraak in het Sofina- arrest.

Ontvangsten

De ontvangsten, exclusief de belastingontvangsten, vallen in totaal € 382 mln. hoger uit.

Belastingontvangsten

Voor een toelichting op de belastingontvangsten, zie het Financieel Jaarverslag Rijk.

Bekostiging

De ontvangsten uit het doorbelasten van vervolgingskosten (aanmaningen, dwangbevelen, beslaglegging etc.) zijn € 145 mln. lager ten opzichte van de vastgestelde begroting.

  • Het coronasteunpakket van 20 mei 2020 verleent uitstel van het betalen van belasting, hetgeen zorgt voor een derving van boetes en kosten vervolging. Omdat het kabinet meermaals besloten heeft dit uitstel van betaling van belastingen met 3 maanden te verlengen, hebben bedrijven heel 2021 gebruik kunnen maken van deze uitstelregeling.

  • De ontvangsten kosten vervolging zijn verder lager uitgevallen als gevolg van de herstelactie vervolgingskosten. In het verleden zijn onterecht vervolgingskosten niet altijd verminderd wanneer belastingvorderingen werden verlaagd. In 2021 is gestart met het herstel op dit punt.

Rente

De ontvangsten aan belasting- en invorderingsrente zijn € 448 mln. hoger dan geraamd. Dat wordt met name veroorzaakt door de definitieve verdeelsleutel van de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen, die ertoe leidt dat van de rente-inkomsten een groter deel dan voorzien is toegerekend aan de Financiënbegroting en een kleiner deel aan de Sociale Fondsen.

Boetes en schikkingen

De boeteontvangsten zijn € 21 mln. hoger dan begroot.

  • Enerzijds zijn de boeteontvangsten lager door het effect van de coronasteunmaatregelen op de boeteontvangsten, zie ook de toelichting onder «bekostiging».

  • Hier tegenover staat een groter effect van de definitieve verdeelsleutel van de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen. Deze verdeelsleutel leidt ertoe dat van de boetes een groter deel dan voorzien is toegerekend aan de Financiënbegroting en een kleiner deel aan de Sociale Fondsen

Apparaatsontvangsten

De apparaatsontvangsten vallen € 57 mln. hoger uit. De Belastingdienst heeft conform Rijksbrede afspraken meer facilitaire diensten en diensten op het gebied van ICT aan andere overheidspartijen geleverd dan aanvankelijk geraamd. Dit heeft geleid tot meer ontvangsten uit de doorbelasting daarvan. De toename wordt ook veroorzaakt door een teruggave van een voorschot van Logius voor opdrachten uit 2020. Daarnaast is er meer ontvangen van het UWV-loket dat werkgevers compenseert voor zwangerschapsverlof en langdurig afwezigheid door ziekte.

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbelastingen, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is. 

Algemeen

De inkomsten uit rijksbelastingen zijn van groot belang om de uitgaven van de rijksoverheid te financieren. Naast het realiseren van deze financiering, wordt fiscale regelgeving zo ingericht dat het bepaalde doelen stimuleert, zoals werkgelegenheid en klimaatvriendelijk gedrag, en andere ontmoedigt, zoals roken en milieuvervuiling. Jaarlijks wordt een pakket Belastingplan ingediend met aanpassingen voor het volgende (en latere) ja(a)r(en). Daarnaast is een aantal aparte wetsvoorstellen ingediend/behandeld en is onder andere verder vorm gegeven aan internationale beleidsontwikkeling met betrekking tot de aanpak van belastingontwijking.

Belastingplanpakket

Het pakket Belastingplan 202240 heeft betrekking op een breed terrein en bestaat uit zes wetsvoorstellen. Het gaat om circa 40 maatregelen op het terrein van onder andere inkomensbeleid, compensatie van de gestegen gasprijzen, het tegengaan van belastingontwijking, fiscale stimulering van emissievrij rijden, fiscale steunmaatregelen in relatie tot de coronacrisis en het jaarlijkse noodzakelijke onderhoud aan het fiscale stelsel.

Gedurende de parlementaire behandeling is besloten om het wetsvoorstel delegatiebepaling tegemoetkoming schrijnende gevallen en het wetsvoorstel fiscale regeling aandelenoptierechten aan te houden. Deze wetsvoorstellen worden op een later moment, mogelijk in gewijzigde vorm, behandeld in de Tweede Kamer.

Voorafgaand aan de indiening van het pakket Belastingplan 2022 is besloten om het wetsvoorstel Hersteloperatie toeslagen en het wetsvoorstel Versterking grondslag cameratoezicht Douane niet in te dienen. Deze wetsvoorstellen zullen waarschijnlijk in de toekomst in aangepaste vorm worden ingediend.

Fiscale verzamelwet 2022

In het kader van spreiding van wetgeving wordt, naast het Belastingplan, jaarlijks ook een Fiscale verzamelwet opgesteld. De fiscale verzamelwet bevat doorgaans relatief beperkte, technische maatregelen met een zeer beperkt of geen budgettair belang. In 2021 is de Fiscale verzamelwet 202241 behandeld in de Tweede en Eerste Kamer. In beide Kamers is de Fiscale verzamelwet 2022, na de schriftelijke behandeling, als hamerstuk in stemming gebracht en aangenomen.

Internationale ontwikkelingen/agenda 

Nederland heeft initiatieven genomen om tot een verdere internationaal gecoördineerde aanpak van belastingontwijking te komen. Zo vervult Nederland een voortrekkersrol bij het project van het Inclusive Framework (IF) georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor de herziening van het internationale belastingsysteem. Het afgelopen jaar is dit in een stroomversnelling gekomen waarbij het akkoord dat is gesloten in oktober 2021 kan worden gezien als een belangrijke mijlpaal. Het nieuwe raamwerk voor internationale belastingheffing steunt op twee pijlers. De eerste pijler regelt een andere verdeling van winsten en heffingsrechten tussen landen voor de grootste en meest winstgevende multinationals, waaronder grote digitale bedrijven. De tweede pijler bevat afspraken over een wereldwijd effectief minimumniveau van belastingheffing bij multinationals. Tijdens de IF-vergadering van oktober 2021 zijn openstaande hoofdlijnen42 van beide pijlers ingevuld en zijn concrete afspraken gemaakt over de manier waarop landen de voorstellen in gaan voeren. Het doel is hierbij om beide pijlers per 2023 in werking te laten treden. Inmiddels hebben 137 landen zich aangesloten bij dit akkoord, dat ook door de G20 wordt onderschreven. Het kabinet is blij dat het gelukt is om met wereldwijde steun deze belangrijke stap te zetten.

F2. Belastingdienst

Doelen en prestatie-indicatoren

De set herziene prestatie-indicatoren sluit aan bij de Uitvoerings- en Toezichtstrategie van de Belastingdienst. Op die manier zijn prestatie-indicatoren een uiting van de strategie van de organisatie en kan, in lijn met de strategie, gestuurd worden op resultaten en effecten. De nieuwe set van indicatoren stelt de Belastingdienst bovendien in staat thematisch en actueel te verantwoorden; niet alleen gericht op een specifieke indicator, maar ook over de bovenliggende doelstellingen.43

De set is als volgt opgebouwd:

  • Kengetallen verdeeld naar drie van de vier compliancefactoren:

    • Juiste en tijdige registratie;

    • Tijdige aangifte;

    • Juiste en volledige aangifte;

    • Tijdige betaling.

  • Subjectieve en objectieve prestatie-indicatoren op de volgende vier tussendoelen van compliance:

    • Een adequate behandeling (juist, tijdig, proportioneel);

    • Effectief informeren over rechten en plichten;

    • Het nakomen van verplichtingen zo makkelijk mogelijk maken;

    • Op gepaste wijze corrigerend optreden bij niet-naleving

Op ieder tussendoel is een subjectieve indicator geformuleerd die de ervaring van burgers en bedrijven met betrekking tot de tussendoelen van de Belastingdienst inzichtelijk maakt. Ieder tussendoel is voorzien van meerdere objectieve indicatoren, die de feitelijke prestatie van de Belastingdienst meetbaar maken.

Door het onderscheid in compliancefactoren met kengetallen en tussendoelen te voorzien van subjectieve en objectieve indicatoren ontstaat een geheel dat beter aansluit bij de strategie van de Belastingdienst en inzicht geeft in de werking hiervan. Hiermee zijn burgers en bedrijven meer centraal gezet in de kengetallen en prestatie-indicatoren van de Belastingdienst. Bij dit jaarverslag zijn voor het eerst realisatiecijfers beschikbaar op de subjectieve indicatoren. Voor particulieren zijn deze gemeten aan de hand van panels, voor het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), Grote Ondernemingen (GO) en Fiscaal Dienstverleners (FD) aan de hand van steekproeven. 2021 kan daarmee beschouwd worden als het jaar van de 0-meting. Waar mogelijk is de trend (op basis van oude indicatoren) wel beschreven.

Tabel 11 Realisatie kengetallen Algemene doelstelling Compliance
 

Waarde 2017

Waarde 2018

Waarde 2019

Waarde 2020

Waarde 2021

Belastingmoraal (schaal 1 - 5)

     

- Particulieren

4,1

- Midden en Kleinbedrijf

4,4

- Grote Ondernemingen

4,4

- Fiscaal Dienstverleners

4,4

Vertrouwen in de belastingdienst (schaal 1 - 5)

     

- Particulieren

3,2

- Midden en Kleinbedrijf

3,3

- Grote Ondernemingen

3,4

- Fiscaal Dienstverleners

3,3

Percentage tijdige aangiften VpB1

n.v.t.2

94,7%

91,9%

92,4%

86,5%

Percentage tijdige aangiften IH1

n.v.t.

94,7%

91,9%

92,4%

92,6%

Percentage tijdige aangiften OB

95,3%

95,6%

95,6%

95,0%

95,1%

Percentage tijdige aangiften LH

99,3%

99,1%

99,1%

99,0%

99,0%

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren

0,9%

0,7%

n.v.t.

0,5%

n.v.t.

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB

n.v.t.

5,7%

n.v.t.

n.v.t.

4,3%

Percentage tijdige betaling van belastingen en premies

98,4%

98,5%

98,5%

98,5%

99,3%

X Noot
1

Tot en met 2020 zijn de percentages voor tijdige aangiften VPB en IH gecombineerd gemeten. In de tabel zijn tot en met 2020 de gecombineerde waarden voor VPB en IH opgenomen. Vanaf 2021 zijn deze percentages separaat inzichtelijk gemaakt.

X Noot
2

N.v.t. betekent dat in het gegeven jaar de (streefwaarde van de) prestatie-indicator niet of anders is gemeten en/of gerapporteerd in de begroting, waardoor vergelijking over de jaren niet mogelijk is.

Belastingmoraal

Een hoge belastingmoraal kan een bijdrage leveren aan een hoge compliance. De belastingmoraal is gemeten via de Fiscale Monitor.

De belastingmoraal is het hoogst bij fiscaal dienstverleners, Grote ondernemingen en MKB-bedrijven (4,4). Belastingplichtige burgers scoren met 4,1 lager. Circa de helft van deze groepen acht zelf belasting ontduiken (helemaal) uitgesloten, terwijl ongeveer driekwart belastingontduiking in het algemeen onaanvaardbaar vindt.

Vertrouwen in de belastingdienst

«Vertrouwen» is een breed begrip dat veel aspecten in zich heeft. Uit de Fiscale Monitor blijkt dat het gemiddelde vertrouwen (over de doelgroepen burgers, MKB-bedrijven en fiscaal dienstverleners heen) afgelopen twee jaar is gedaald. Het vertrouwen ligt onder burgers en MKB-bedrijven het laagst en is het hoogst onder grote ondernemingen.

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort particulieren

Dit kengetal wordt eens per twee jaar gemeten; voor 2021 zijn er geen cijfers beschikbaar. De controles voor de steekproef worden eind 2021 afgerond. De nieuwe cijfers zijn in de loop van 2022 beschikbaar.

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB

De schatting van het nalevingstekort bij MKB-ondernemingen is 4,3%. Deze schatting is gebaseerd op de Steekproef Ondernemingen 2019. Door de invloed van corona zijn de in de steekproef getrokken ondernemingen niet in de gebruikelijke periode van twee jaren, i.c. 2019 en 2020, gecontroleerd, maar zijn hiervoor drie jaren nodig geweest, i.c. 2019, 2020 en 2021.

Percentage tijdige betaling van belastingen en premies

Een ontvangst wordt als compliant aangemerkt wanneer deze voor de laatste vervaldatum, inclusief betaalperiode na een eventuele herinnering of uiterlijk voor het versturen van een aanmaning is ontvangen. Van de ontvangsten in 2021 is 99,3% zodanig tijdig ontvangen dat er geen aanmaning verstuurd hoefde te worden. Doordat vanwege de coronasituatie een groot deel van 2021 geen betalingsherinneringen, aanmaningen en dwangbevelen zijn gestuurd, is het percentage tijdige betalingen van belastingen en premies bijna een procentpunt hoger dan voorgaande jaren.

Hierna volgt een verantwoording op de tussendoelen Adequate behandeling, Informeren, Gemak en Corrigerend optreden en de daaraan gerelateerde prestatie-indicatoren.

Adequate behandeling

De Belastingdienst geeft burgers en bedrijven een adequate behandeling (correct en passend).

Tabel 12 Realisatie prestatie-indicatoren: Adequate behandeling (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2021

Realisatie 2021

Burgers en bedrijven geven aan dat ze adequate behandeling hebben gekregen (schaal 1 - 5)

      

- Particulieren

n.n.b

2,9

- Midden en Kleinbedrijf

n.n.b

3,3

- Grote Ondernemingen

n.n.b

3,5

- Fiscaal Dienstverleners

n.n.b

3,3

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

88%

78%

68%

79%

≥ 90%

85,1%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

98%

98%

97%

93%

≥ 93%

95,3%

Percentage burgers en bedrijven dat op afspraak tijdig wordt teruggebeld door een Belastingdienst-medewerker

97%

97%

≥ 90%

95,6%

Percentage tijdig afgehandelde verzoeken tot registratie

≥ 95%

93,7%

Kwaliteit volgens interne fiscale kwaliteitscontrole

85%

86%

87%

87%

≥ 87%

89,3%

De prestatie-indicatoren voor het aantal afgehandelde klachten binnen Awb-termijn en het percentage burgers en bedrijven dat op afspraak tijdig wordt teruggebeld door een Belastingdienstmedewerker voldoen aan de streefwaarde. De overige prestatie-indicatoren worden hieronder toegelicht.

Burgers en bedrijven geven aan dat ze adequate behandeling hebben gekregen

Onder adequate behandeling wordt verstaan in welke mate burgers, bedrijven en fiscaal dienstverleners zich adequaat behandeld voelen door de Belastingdienst. Adequaat betekent correct (op de juiste wijze) en passend, geschikt voor het beoogde doel. De basis van een adequate behandeling ligt bij het door de Belastingdienst volgen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het gelijksbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

Gesteld kan worden dat MKB-bedrijven, grote ondernemingen en fiscaal dienstverleners zich adequater behandeld voelen dan particulieren. Aangezien 2021 de nulmeting betreft kan over de trend geen uitspraken worden gedaan.

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

Het percentage binnen Awb-termijn afgehandelde bezwaren is in 2021 toegenomen ten opzichte van 2019 en 2020. Afgehandelde bezwaren uit eerdere jaren drukken nog het percentage tijdig afgehandelde bezwaren, waardoor de streefwaarde nog niet is bereikt. De realisatie voor de bezwaren die na 1-1-2021 zijn binnengekomen, de zogenaamde recente bezwaren, haalt praktisch wel de norm (89,9%). De streefwaarde is wel behaald voor de middelen Vennootschapsbelasting (VPB) en Loonheffing (LH) (92,5%, respectievelijk 92,6%), maar niet voor de middelen Inkomensheffing (IH) (80,5%) en Omzetbelasting (OB) (89,9%). Oorzaken van het lage percentage bij IH zijn hoge voorraden en het feit dat de bezetting nog niet op niveau is.

Percentage tijdig afgehandelde verzoeken tot registratie

De Belastingdienst streeft ernaar de verzoeken voor de afgifte van een omzetbelasting- en/of loonheffingennummer binnen 8 werkdagen af te handelen. De realisatie van deze indicator is met 93,7% iets lager uitgekomen dan de norm.

Informeren

De Belastingdienst informeert burgers en bedrijven effectief over hun rechten en plichten.

Tabel 13 Realisatie prestatie-indicatoren: Effectief informeren (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2021

Realisatie 2021

Burgers en bedrijven geven aan dat de Belastingdienst hen voldoende informeert (schaal 1 - 5)

      

- Particulieren

n.n.b

3,4

- Midden en Kleinbedrijf

n.n.b

3,4

- Grote Ondernemingen

n.n.b

3,5

- Fiscaal Dienstverleners

n.n.b

3,5

Antwoorden op vragen via de BelastingTelefoon zijn kwalitatief juist

93%

93%

94%

>90%

91,5%

Bereikbaarheid BelastingTelefoon

83%

85%

88%

>90%

90,3%

Bereikbaarheid Webcare

73%

79%

71%

>80%

80,7%

Klanttevredenheid (schaal 1 - 5)% van de bellers, website- en baliebezoekers die een 3 of hoger scoort1

      

- Website

82%

79%

85%

86%

>70%

84%

- Balie

80%

82%

82%

80%

>70%

84%

- BelastingTelefoon

77%

73%

76%

81%

>70%

82%

Klantontevredenheid (schaal 1 - 5)% van de bellers, website- en baliebezoekers die een 1,5 of lager scoort1

      

- Website

5%

5%

3%

2%

<10%

3%

- Balie

7%

6%

6%

6%

<10%

5%

- BelastingTelefoon

7%

10%

8%

6%

<10%

6%

Aantal registraties waarmee MKB-ondernemers participeren in FD-convenanten

190.963

179211

>191.000

176.434

X Noot
1

Dit zijn gecombineerde cijfers van Belastingdienst en Toeslagen. De verwachting is dat over 2022 de cijfers kunnen worden uitgesplitst.

De prestatie-indicatoren 'antwoorden op vragen via de BelastingTelefoon zijn kwalitatief juist, de bereikbaarheid Belastingtelefoon en Webcare, Klanttevredenheid en Klantontevredenheid voldoen aan de streefwaarde. De overige prestatie-indicatoren worden hieronder toegelicht.

Burgers en bedrijven geven aan dat de Belastingdienst hen voldoende informeert

Deze indicator stelt vast in hoeverre burgers en bedrijven ervaren dat ze door de Belastingdienst voldoende geïnformeerd worden over de voor hen relevante fiscale onderwerpen, of weten waar ze informatie kunnen vinden of inwinnen, én of ze de informatie ook kunnen toepassen om aan hun fiscale verplichtingen te voldoen of dat ze in staat zijn daarvoor hulp in te schakelen. Voldoende geïnformeerd betekent dat ze weten wat ze moeten doen en hoe ze het moeten doen. Aangezien 2021 de nulmeting betreft kan over de trend geen uitspraken worden gedaan.

Aantal registraties waarmee MKB-ondernemers participeren in FD-convenanten

Het aantal registraties van MKB-ondernemingen die participeren in horizontaal toezicht via de fiscaal dienstverlener is met 176.434 lager dan de streefwaarde van minimaal 191.000. Bij de opschoning van de convenantenadministratie bleek dat er minder dan de oorspronkelijke gedachte 191.000 registraties zijn. De uiteindelijke keuze om deel te nemen aan een convenant ligt overigens bij ondernemers en fiscaal dienstverleners. Als onderdeel van de uitvoerings- en toezichtstrategie stimuleert de Belastingdienst ondernemers en fiscaal dienstverleners tot deelname aan een convenant in het kader van horizontaal toezicht.

Gemak

De Belastingdienst streeft ernaar om het voor burgers en bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken om te voldoen aan fiscale verplichtingen.

Tabel 14 Realisatie prestatie-indicatoren: Gemak bieden en fouten voorkomen (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2021

Realisatie 2021

Burgers en bedrijven geven aan dat ze gemak ervaren (schaal 1 - 5)

      

- Particulieren

n.n.b.

3,5

- Midden en Kleinbedrijf

n.n.b.

3,4

- Grote Ondernemingen

n.n.b.

3,3

- Fiscaal Dienstverleners

n.n.b.

3,5

Percentage aangiften IH-NW waarin de vooraf ingevulde gegevens juist en volledig zijn

65%

69%

69%

>65%

69%

Het percentage aangiften Inkomensheffing niet-winst (IH-NW) waarin de vooraf ingevulde gegevens juist en volledig zijn voldoet aan de norm. De indicator burgers en bedrijven geven aan dat zij gemak ervaren wordt hieronder toegelicht

Burgers en bedrijven geven aan dat zij gemak ervaren

De Belastingdienst streeft er naar om het voor burgers en bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken om te voldoen aan fiscale verplichtingen. Dit kan door het aantal stappen dat een burger of bedrijf moet zetten zo klein mogelijk te maken en zo vorm te geven dat zij worden geholpen om de acties juist uit te voeren. Daarmee maakt een belastingplichtige bij wijze van spreken ‘als vanzelf’ minder fouten. Aangezien 2021 de nulmeting betreft kan over de trend geen uitspraken worden gedaan.

Corrigerend optreden

De Belastingdienst treedt op gepaste wijze corrigerend op bij niet-naleving.

Tabel 15 Realisatie prestatie-indicatoren: Corrigerend optreden (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2021

Realisatie 2021

Burgers en bedrijven geven aan dat zij corrigerend optreden ervaren (schaal 1 - 5)

      

- Particulieren

n.n.b.

3,4

- Midden en Kleinbedrijf

n.n.b.

3,4

- Grote Ondernemingen

n.n.b.

3,3

- Fiscaal Dienstverleners

n.n.b.

3,2

Percentage van het nalevingstekort dat de Belastingdienst corrigeert bij burgers (IH)

n.n.b.

58%

Percentage van het nalevingstekort dat de Belastingdienst corrigeert bij MKB (IH, VPB, OB en LH)

n.n.b.

30%

Percentage processen verbaal dat leidt tot veroordeling of transactie

84%

87%

84%

72%

>82%

72%

Percentage opsporingscapaciteit dat wordt ingezet op omgevingsgerichte strafonderzoeken

31%

36%

40%

44%

>40%

45%

Betalingsachterstand

2,7%

2,9%

3,0%

7,5%

≤3,5%

3,4%

Inning invorderingsposten binnen een jaar

54,5%

58,3%

58,7%

53,8%

≥55%

41,1%

Percentage oninbaarheid

0,3%

0,3%

0,1%

0,4%

<0,6%

0,1%

De indicatoren percentage van de opsporingscapaciteit dat wordt ingezet op omgevingsgerichte strafonderzoeken, de betalingsachterstand en het percentage oninbaarheid voldoen aan de norm. De overige indicatoren worden hieronder toegelicht.

Burgers en bedrijven geven aan dat zij corrigerend optreden ervaren

Deze indicator meet in hoeverre burgers, bedrijven en fiscaal dienstverleners corrigerend optreden ervaren. Hierbij gaat het om het ervaren controlerend, corrigerend en sanctionerend optreden door de Belastingdienst. Aangezien 2021 de nulmeting betreft kan over de trend geen uitspraak worden gedaan.

Percentage van het nalevingstekort dat de Belastingdienst corrigeert bij burgers en bedrijven

Deze prestatie-indicator en de daarbij behorende meetmethodiek zijn nieuw voor de Belastingdienst. Aan de hand van het nalevingstekort wordt een schatting gemaakt van het percentage van het nalevingstekort dat de Belastingdienst corrigeert. Er is nog niet eerder ervaring mee opgedaan en mogelijk dient er nog doorontwikkeling plaats te vinden. Daarom is er in 2021 nog geen streefwaarde verbonden aan de prestatie-indicator. Op basis van de resultaten in 2021 zullen de werking en de meetmethodiek van deze indicator worden geëvalueerd en zo nodig verbeterd.

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling of transactie

De waarde ligt onder de streefwaarde. Dit is het gevolg van het relatief lage aantal uitspraken en het relatief hoge aantal sepots in 2021 door het Openbaar Ministerie (OM). In 2021 zijn er 176 zaken volledig afgehandeld, waarvan er 50 zijn geseponeerd. Door de FIOD en het OM is afgesproken achtergrond en reden van sepots in 2022 met prioriteit op te pakken.

Inning invorderingsposten binnen een jaar

Deze indicator toont het percentage van de niet tijdig betaalde vorderingen die binnen een jaar toch worden geïnd, als resultaat van de door de Belastingdienst ingezette invorderingsmaatregelen. Als gevolg van de coronasteunmaatregelen ligt de (dwang)invordering vanaf medio maart 2020 vrijwel geheel stil. Vanaf oktober 2021 is de Belastingdienst geleidelijk begonnen met het opstarten van de inning. Als onderdeel van de corona maatregelen is echter nog tot 1 april 2022 mogelijk om uitstel te krijgen van betaling voor nieuw opkomende verplichtingen. De streefwaarde van de indicator is daarom in 2021 niet behaald. De dalende trend zal naar verwachting doorzetten tot het moment dat de (dwang)invordering weer is hervat. Na het verzenden van de vooraankondigingsbrieven (september) en de betalingsherinneringen (oktober) zijn in de maand november aanmaningen verzonden.

Artikel 2 Financiële markten

A. Algemene doelstelling

Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën bevordert het goede functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. Zij is verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. De minister is daarnaast verantwoordelijk voor goed functionerende, stabiele en integere financiële markten en voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Verder draagt de minister samen met de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving om het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te voorkomen. Ook is de minister verantwoordelijk voor de regelgeving van bepaalde bijzondere financiële beroepsgroepen, zoals accountants. DNB en de AFM voeren het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten uit. Dat wil zeggen dat de minister verantwoordelijk is voor het functioneren van het toezichtsysteem als geheel en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het toezicht door DNB en de AFM. Echter, om de onafhankelijke positie van de toezichthouders te waarborgen is de minister noch verantwoordelijk noch bevoegd ten aanzien van individuele besluiten van de toezichthouders, en beschikt de minister niet over toezichtvertrouwelijke informatie. Daarnaast worden steeds meer toezichttaken op Europees niveau belegd. Zo voert de Europese Centrale Bank (ECB) ook in belangrijke mate het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken uit.

De randvoorwaarden die de minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft). Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Deze regelgeving en dit toezicht dragen eraan bij dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

Tot slot bevordert de minister het verantwoord financieel gedrag door de burger en is de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst verantwoordelijk voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

Verantwoordelijkheden minister van Financiën op de BES-eilanden

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden, ook wel aangeduid als Caribisch Nederland) maken deel uit van Nederland. De eilanden zijn openbare lichamen in de zin van de Grondwet. De verantwoordelijkheid van de minister van Financiën ten aanzien van de toezichttaken is dezelfde voor Caribisch Nederland als voor Europees Nederland en is vastgelegd in de Wet financiële markten BES. Het toezicht op Caribisch Nederland is net als in Nederland op afstand geplaatst bij DNB en de AFM; de minister van Financiën is systeemverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

In de Agenda voor de financiële sector die de toenmalige minister van Financiën in 2018 heeft gepubliceerd staan drie domeinen centraal: stabiliteit, integriteit en innovatie.1 Het belang is in 2021 onder andere tot uiting gekomen door:

  • De inzet van Nederland bij de onderhandelingen voor de richtlijn consumentenkrediet.44 Hierin is onder andere aandacht voor private lease.

  • Het verlengen van het tijdelijk besluit om de maximale kredietvergoeding te verlagen. Er wordt momenteel een voornemen voor structurele verlaging geconsulteerd.

  • Het voeren van informatiecampagnes om de financiële weerbaarheid van huishoudens te bevorderen en het verspreiden van een waaier45 met tien bouwstenen om financieel kwetsbare groepen beter te bereiken en te helpen.

  • De kabinetsinzet ten aanzien van de voorstellen van de Europese Commissie voor implementatie van de Bazel III standaarden.46

  • Het voorstel van de Europese Commissie voor de aanpassing van de Solvency II richtlijn en de publicatie van een nieuwe richtlijn voor herstel en afwikkeling van verzekeraars.

  • De voorbereiding van de vervroegde invoering van de gemeenschappelijke achtervang van het bankresolutiefonds (Single Resolution Fund). Nederland heeft de verdragen die de gemeenschappelijke achtervang mogelijk maken in 2021 geratificeerd. Na ratificatie door alle andere deelnemende landen kan het ESM de gemeenschappelijke achtervang activeren.47 Met de gemeenschappelijke achtervang kan de Europese resolutieautoriteit (SRB) voor de resolutie van een falende bank in noodgevallen onder strenge voorwaarden geld lenen van het ESM. Het ESM wordt later middels heffingen op de hele Europese bankensector terugbetaald.

  • De Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies die door het parlement is aanvaard. De Kamer van Koophandel is samen met DICTU gestart met de technische realisatie van dit register.

  • Nederland heeft wensen ten aanzien van anti-witwassen actief onder de aandacht gebracht bij de Europese Commissie.48 Deze zijn deels overgenomen in wetgevende voorstellen, bijvoorbeeld de introductie van een centrale Europese anti-witwastoezichthouder.

  • De consultatie van het wetsvoorstel toekomst accountancysector om de kwaliteit in de accountancysector duurzaam te verhogen. Ook is er gewerkt aan de overgang van het toezicht op de niet-OOB accountantsorganisaties, dat vanaf 1 januari 2022 volledig door AFM zal worden uitgevoerd.

  • Het sluiten van een Raadsakkoord op verordening markten in crypto-activa (MiCA) en digitale operationele weerbaarheid in de financiële sector (DORA).

  • De inzet op Europese (bv. Richtlijn niet financiële informatie, benchmarking regulation) en internationale rapportagerichtlijnen (TNFD, Taskforce on Nature-related Financial Disclosures en TCFD, Task Force on Climate-Related Financial Disclosures).

  • De inzet voor de opname van duurzaamheidsrisico’s in de prudentiële toezichtraamwerken voor banken en verzekeraars. Nederland heeft hierop een ambitieuze inzet in de huidige onderhandelingen.

Kengetallen financiële stabiliteit

Financiële stabiliteit staat centraal in het beleid van de minister van Financiën ten aanzien van de financiële sector. Een belangrijk onderdeel hierbij zijn de buffers die banken hebben zodat zij weerbaarder zijn. In het prudentieel raamwerk voor banken gelden zowel ongewogen als gewogen kapitaaleisen. Twee belangrijke indicatoren zijn de zogenaamde leverage ratio49 en de Common Equity Tier 1 (CET1)-ratio50. De afgelopen jaren hebben banken beide typen buffers verder opgebouwd51. Mede dankzij die opbouw zijn banken in staat geweest om de financiële gevolgen van de coronapandemie goed op te vangen. 52 Uit de cijfers van de European Banking Authority (EBA) blijkt dat Nederlandse banken zowel hun leverage ratio als CET1-ratio is toegenomen in 2021.53 CET1 is kapitaal van de hoogste kwaliteit en draagt daarmee nadrukkelijk bij aan de weerbaarheid van banken. Het is mogelijk dat de kredietkwaliteit van door banken verstrekte leningen de komende tijd zal afnemen door de afbouw van corona gerelateerde overheidsmaatregelen. Ook is de onzekerheid over kredietkwaliteit toegenomen, hetgeen invloed heeft op de hoogte van kapitaalbuffers.

Tabel 16 ‒ 1. Gemiddelde leverage ratio (ongewogen) Nederlandse banken

Jaar

2017

2018

2019

2020

2021

Percentage1

4,5

4,6

4,7

4,8

5,92

X Noot
1

Zie

X Noot
2

Op basis van de cijfers van Q1-Q3 2021

Tabel 17 ‒ 2. Gemiddelde CET1-ratio Nederlandse banken

Jaar

2017

2018

2019

2020

2021

Percentage1

15,8

16,1

16,4

16,7

172

X Noot
1

Zie

X Noot
2

Op basis van de cijfers van Q1-Q3 2021

Kengetallen betalingsverkeer

Het ministerie van Financiën zet zich, samen met DNB, in voor een efficiënt, veilig en toegankelijk betalingsverkeer. Hierbij wordt nauw samengewerkt in het kader van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), waarin banken, betaaldienstverleners en maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd.

Teneinde de goede werking van het girale betalingsverkeer te borgen, is in de Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer opgenomen dat de beschikbaarheid van pinnen (inclusief contactloos betalen) 99,88% moet zijn. Deze norm richt zich tot de private partijen die het girale betalingsverkeer verzorgen en wordt gehandhaafd door DNB. Voor de beschikbaarheid van mobiel en internetbankieren bestaan geen wettelijke eisen. Desalniettemin is ook bij deze betaalmethodes de beschikbaarheid zeer hoog, zoals blijkt uit onderstaande tabel.

Tabel 18 Beschikbaarheid

Beschikbaarheid1

2017

2018

2019

2020

2021 (gerealiseerd)2

2021 (norm)

Pinnen en contactloos betalen

99,88%

99,89%

99,89%

99,89%

n.n.b.

99,88%3

Mobiel bankieren

99,83%

99,75%

99,81%

99,85%

n.n.b.

n.v.t.

Internet-bankieren

99,83%

99,72%

99,78%

99,90%

n.n.b.

n.v.t.

X Noot
1

Bron: Bijlage bij Kamerstukken II, 2020-2021, 27 863, nr.92 (MOB-rapportage 2020), en Betaalvereniging Nederland:

X Noot
2

De realisatiecijfers 2021 zijn op het moment van schrijven nog niet beschikbaar. In jaarverslag 2022 zullen de realisatiecijfers van 2021 worden opgenomen.

X Noot
3

Cf. artikel 6.2. Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer

Voorts vindt het ministerie het van belang dat de toegang tot contant geld voldoende is. In het MOB zijn hier (niet-bindende) afspraken over gemaakt tussen de banken, maatschappelijke organisaties en DNB, waarbij de doelstelling is dat in principe alle Nederlandse huishoudens binnen een straal van 5 kilometer (hemelsbreed) contant geld moeten kunnen opnemen. Uit onderstaande cijfers blijkt dat deze norm vrijwel overal wordt gehaald.

Tabel 19 Vijfkilometernorm

Vijfkilometernorm 1

2017

2018

2019

2020

2021

Het percentage aan huishoudens in Nederland dat binnen een straal van vijf kilometer contant geld kan opnemen.

99,58%

99,55%

99,50%

99,50%

n.n.b.2

X Noot
1

Bron: Bijlage bij Kamerstukken II, 27 863, nr. 92 (MOB-rapportage 2020), en Betaalvereniging Nederland: .

X Noot
2

De realisatiecijfers 2021 voor dit kengetal zijn op het moment van schrijven nog niet beschikbaar. In jaarverslag 2022 zullen de realisatiecijfers van 2021 worden opgenomen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 20 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 2 Financiële markten (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

151.029

‒ 50.454

48.054

70.257

29.698

26.053

3.645

        

Uitgaven

21.980

21.916

48.562

54.104

27.105

26.053

1.052

        

Subsidies

437

436

0

0

0

0

0

Vakbekwaamheid

437

436

0

0

0

0

0

        

Bekostiging

7.062

10.013

33.336

36.350

3.786

7.240

‒ 3.454

Accountantskamer

1.102

1.295

1.234

1.533

1.403

1.350

53

Muntcirculatie

5.960

6.836

4.171

2.925

2.068

5.500

‒ 3.432

Afname munten in circulatie

0

1.702

27.535

31.649

0

0

0

IMVO Convenanten

0

0

0

0

0

50

‒ 50

Overig

0

180

396

243

315

340

‒ 25

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

1.000

1.000

1.875

1.625

1.625

1.875

‒ 250

Dotatie begrotingsreserve DGS BES

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

0

Dotatie begrotingsreserve NHT

0

0

875

625

625

875

‒ 250

        

Opdrachten

9.600

4.964

6.999

8.468

13.181

9.357

3.824

Wijzer in geldzaken

1.910

1.638

1.695

1.495

1.832

1.634

198

Vakbekwaamheid

4.289

3.326

3.933

4.994

4.388

4.600

‒ 212

Uitvoeringskosten SRH

0

0

0

644

330

0

330

Schadeloosstelling SRH

0

0

0

0

5.782

0

5.782

Overig

3.400

0

1.371

1.335

849

3.123

‒ 2.274

        

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

3.871

5.123

5.932

7.080

7.956

7.057

899

Bijdrage AFM BES-toezicht

339

361

450

624

580

705

‒ 125

Bijdrage DNB toezicht & DGS BES

3.341

4.472

1.980

968

2.141

2.010

131

Bijdrage Toezicht en Handhavig MIF

0

0

0

0

0

260

‒ 260

Bijdrage PSD II

191

291

330

363

367

195

172

Bijdrage FEC

0

0

3.173

3.084

3.728

2.887

841

Overig

0

0

0

2.042

1.141

1.000

141

        

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

10

380

420

582

557

524

33

IASB

0

380

420

420

420

420

0

Caribbean Financial Action Taskforce

10

0

0

162

137

104

33

        

Ontvangsten

27.645

13.426

10.321

6.287

29.555

10.255

19.300

        

Bekostiging

18.896

2.036

2.155

505

15.514

2.000

13.514

Ontvangsten muntwezen

3.325

2.036

2.155

505

2.260

2.000

260

Toename munten in circulatie

15.571

0

0

0

13.254

0

13.254

        

Opdrachten

0

0

0

1.137

1.325

1.455

‒ 130

Wijzer in geldzaken

0

0

0

1.137

1.325

1.455

‒ 130

        

Overig

8.748

11.390

8.166

4.646

12.716

6.800

5.916

Overige ontvangsten

8.748

11.390

8.166

4.646

12.716

6.800

5.916

Tabel 21 Uitsplitsing verplichtingen
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

151.029

‒ 50.454

48.054

70.257

29.698

26.053

3.645

Waarvan betalingsverplichtingen

21.999

16.547

48.292

55.899

24.599

26.053

‒ 1.454

Afname munten in circulatie

0

1.702

27.535

31.649

0

0

0

Muntcirculatie

5.961

2.076

5.719

3.489

‒ 256

5.500

‒ 5.756

Vakbekwaamheid

4.726

3.762

3.733

4.584

4.388

4.600

‒ 212

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

3.275

4.472

1.980

968

2.141

2.010

131

Bijdrage FEC

0

0

3.173

3.084

3.728

2.887

841

Schadeloosstelling SRH

0

0

0

0

5.782

0

5.782

Overige betalingsverplichtingen

8.037

4.536

6.153

12.126

8.818

11.056

‒ 2.238

        

Waarvan garantieverplichtingen:

129.030

‒ 67.000

‒ 238

14.358

5.099

0

5.099

Garantie verhoging plafond kredietfaciliteit AFM

‒ 6.000

‒ 2.000

3.000

20.000

0

0

0

Garantie stichting waarborgfonds

30

0

0

0

0

0

0

Garantie DGS BES

135.000

‒ 65.000

‒ 3.238

‒ 5.642

5.099

0

5.099

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Muntcirculatie

De verplichtingen voor muntcirculatie vallen € 5,8 mln. lager uit dan oorspronkelijk geraamd. Dit komt ten eerste doordat in 2021 minder munten zijn geslagen en geproduceerd, omdat er van alle muntsoorten nog voldoende in omloop bleek te zijn. Daarnaast is de realisatie van de verplichtingen lager uitgevallen als gevolg van een in 2021 doorgevoerde correctie (€ 1,5 mln.) van een onjuiste geboekte verplichting uit 2020.

Schadeloosstelling SRH

Inzake «Schadeloosstelling SRH» is in 2021 € 5,8 mln. verplicht en uitgegeven, onder andere aan de vergoeding van proceskosten en kosten van deskundigen. Sinds enkele jaren loopt een rechtszaak over het vaststellen van de schadeloosstelling naar aanleiding van de onteigening van effecten en vermogensbestanddelen van SNS Reaal N.V. en SNS Bank N.V. door de Staat. Op 11 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam uitspraak gedaan in de deze procedure. De staat heeft tegen de uitspraak cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De eventuele uitbetaling van de schadeloosstelling wordt hiermee uitgesteld tot de hoogte van de schadeloosstelling definitief is komen vast te staan.

Overige betalingsverplichtingen

De overige betalingsverplichtingen in 2021 waren € 2,2 mln. lager dan oorspronkelijk begroot. Dit komt onder andere doordat de advies- en onderzoekskosten lager uitvielen dan verwacht.

Garantie DGS BES

In 2021 is er een bijstelling van € 5,1 mln. geweest van de depositogarantie, die in USD is, als gevolg van een gewijzigde wisselkoers USD/EUR.

Uitgaven

Bekostiging

Muntcirculatie

De uitgaven aan muntcirculatie vallen € 3,4 mln. lager uit. In 2021 zijn minder munten geslagen en geproduceerd dan aanvankelijk was verondersteld, aangezien alle muntsoorten al voldoende in omloop waren.

Opdrachten

Schadeloosstelling SRH

Zie toelichting onder ‘verplichtingen’.

Overig

Zie toelichting onder ‘verplichtingen’.

Ontvangsten

Bekostiging

Toename munten in circulatie

In 2021 zijn er via DNB meer munten in omloop gebracht dan dat er uit omloop zijn teruggekomen. Als gevolg daarvan heeft DNB het afgelopen jaar per saldo een bedrag van € 13,3 mln. aan nominale waarde van in de markt uitgezette munten aan de schatkist toegevoegd.

Overig

Overige ontvangsten

De hogere ontvangsten van € 5,9 mln. zijn voornamelijk ontstaan als gevolg van hogere dan verwachte boeteontvangsten in 2021 van DNB en AFM.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A. Algemene doelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen; in het bijzonder bij het investeren in en verwerven, beheren en afstoten van de financiële en materiële activa van de Staat.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën stimuleert en regisseert een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, investeringsprojecten en transacties van de Rijksoverheid.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

  • het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van grote publieke investeringsprojecten, zodat vakdepartementen hun projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit kunnen realiseren. Voorbeelden van deze projecten zijn DBFM(O)54-projecten, bedrijfsvoerings- en duurzaamheidsprojecten, en veilingen waarbij exclusieve rechten in de markt worden gezet;

  • het overkoepelende DBFM(O)-beleid en de regie van het systeem dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd is en toegepast wordt;

  • het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen. In dit kader is de minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (onder andere exitstrategie en beloningsbeleid van de financiële instellingen) van NL Financial Investments (NLFI). Voorts houdt de minister van Financiën toezicht op NLFI;

  • het toetsen van door vergunninghouders gestelde financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van instellingen vallend onder de Kernenergiewet.

De minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

  • bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet 2016;

  • de regeling financieel beheer van het Rijk, in het bijzonder artikel 2: huur-, huurkoop- en leaseovereenkomsten, zoals DBFM(O), mogen pas door de Staat worden gesloten na overeenstemming met de minister van Financiën;

  • bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Kernenergiewet;

  • bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Telecommunicatiewet;

  • de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI);

  • bevoegdheden die de minister van Financiën heeft als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de ondernemingen;

  • de gedragsregels uit de Corporate Governance Code voor zijn rol als aandeelhouder in staatsdeelnemingen;

  • het kader voor het gebruik van businesscases binnen het Rijk (handleiding publieke businesscase);

  • PPS-code (publiek-private samenwerking): de beheercode voor goede bedrijfsvoering binnen de Rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek-private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten. Deze beheercode is nader uitgewerkt in een aantal specifieke toezichtsafspraken op het gebied van huisvesting en infrastructuur;

  • structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen.

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, Comptabiliteitswet 2016, Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen en de Kernenergiewet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

Beleidsinformatie

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de staatsdeelnemingen waarvan het beheer van het aandeelhouderschap ligt bij het ministerie van Financiën. Hierbij staat aangegeven hoeveel procent van de aandelen in handen is van de Staat en op welke wijze deze aandelen worden gehouden. Daarnaast wordt aangegeven of het aandeelhouderschap permanent is, bij voorbaat tijdelijk (bij financiële instellingen), of dat de deelneming op termijn voor vervreemding in aanmerking zou kunnen komen (niet-permanent aandeelhouderschap). Tot slot is in deze tabel te zien wanneer de volgende evaluatie van het aandeelhouderschap zal plaatsvinden.

Tabel 22 Aandeelhouderschap ministerie van Financiën

Staatsdeelneming

Percentage aandelen (per 31/12/2021)

Wijze van aandeelhouderschap

Categorie aandeelhouderschap

Volgende evaluatie

ABN AMRO

56,3%

Indirect (via NLFI)

Bij voorbaat tijdelijk

n.v.t.

Air France-KLM

9,3%

Direct

Permanent

2024

BNG Bank

50%

Direct

Permanent

2026

COVRA

100%

Direct

Permanent

2023

FMO

51%

Direct

Permanent

2024

Gasunie

100%

Direct

Permanent

2025

Havenbedrijf Rotterdam

29,2%

Direct

Permanent

2027

Holland Casino

100%

Direct

Niet-permanent

n.v.t.

Invest-NL

100%

Direct

Permanent

2022

Invest International

51%

Direct

Permanent

2024

KLM

5,9%

Direct

Permanent

2024

Nederlandse Loterij

99%

Direct

Niet-permanent

n.v.t.

Nederlandse Spoorwegen

100%

Direct

Permanent

2023

NIO

100%

Direct

Permanent

n.v.t.

NWB Bank

17,2%

Direct

Permanent

2026

Schiphol

69,8%

Direct

Permanent

2024

SRH

100%

Direct

Bij voorbaat tijdelijk

n.v.t.

TenneT

100%

Direct

Permanent

2025

Thales Nederland

1%

Direct

Permanent

2022

UCN

100%

Direct

Niet-permanent

n.v.t.

De Volksbank

100%

Indirect (via NLFI)

Bij voorbaat tijdelijk

n.v.t.

Kengetallen

Onderstaande kengetallen zien op de implementatie en uitvoering van het staatsdeelnemingenbeleid. Hierbij wordt alleen gekeken naar deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten, waar de Staat >15% van de aandelen heeft, en deze met direct aandeelhouderschap beheert.

Tabel 23 Kengetallen deelnemingenbeleid
 

Realisatie 2020

Streefwaarde 2021

Realisatie 2021

Percentage deelnemingen met >30% vrouwen in de raad van bestuur

70%

80%

73%

Percentage deelnemingen met >30% vrouwen in de raad van commissarissen

92%

100%

86%

Aantal deelnemingen waar een meerjarig dividendbeleid is herijkt

0

2

1

Aantal deelnemingen waarvan het aandeelhouderschap is geëvalueerd in het betreffende begrotingsjaar

1

0

0

Het percentage deelnemingen met meer dan 30% vrouwen in de raad van bestuur is tijdelijk lager uitgevallen, maar zal in 2022 weer omhoog gaan door enkele aanstaande benoemingen. Het percentage op het gebied van de Raad van Commissarissen is door recente wisselingen in raden van commissarissen tijdelijk teruggezakt, maar zal naar verwachting medio 2022 weer op 100% staan. Het aantal herijkingen op dividendbeleid van deelnemingen is met één herijking achtergebleven op de streefwaarde voor 2021. Voornaamste reden hiervoor is dat herijkingen in afwachting zijn van de nieuwe nota staatsdeelnemingenbeleid. Meer kengetallen over het deelnemingenbeleid (zoals de omvang van het balanstotaal van alle staatsdeelnemingen, de vermogenspositie van staatsdeelnemingen en het door staatsdeelnemingen gerealiseerde rendement) zijn te vinden in het meest recente Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen55.

C. Beleidsconclusies

Net als in 2020 stond voor veel staatsdeelnemingen 2021 in het teken van de coronacrisis en dit had ook wezenlijke invloed op de aandeelhouder. Onder andere FMO, Holland Casino, (Air France-)KLM, Schiphol en NS zijn hard geraakt en zullen de gevolgen van de crisis de komende tijd blijven merken. Om de continuïteit van activiteiten te ondersteunen is afgelopen jaar, net als in 2020, in bepaalde gevallen afgezien van dividend.

Naast de coronacrisis zijn de reguliere werkzaamheden rond het aandeelhouderschap van de staatsdeelnemingen ook in 2021 gewoon doorgegaan. De Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2013 vormt de basis van het beleid rondom staatsdeelnemingen. In 2020 is een beleidsdoorlichting van het deelnemingenbeleid uitgevoerd56. De aandachtspunten en aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting worden onderschreven door het kabinet. Het toenmalige kabinet zag in de aandachtspunten voldoende aanleiding voor een nieuwe nota Deelnemingenbeleid maar liet dit over aan een nieuw kabinet. In 2021 zijn ambtelijk al de nodige voorbereidingen getroffen voor een nieuwe nota, hier zal onder het huidige kabinet in 2022 vervolg aan worden gegeven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 24 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

220.501

‒ 5.612.568

1.414.354

2.994.510

571.098

692.928

‒ 121.830

        

Uitgaven

266.104

466.499

1.693.064

407.619

323.401

692.928

‒ 369.527

        

Garanties

0

6

18

6

0

20

‒ 20

Regeling Bijzondere Financiering

0

6

16

6

0

20

‒ 20

Overig

0

0

2

0

0

0

0

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

4.800

4.800

4.800

3.158

0

0

0

Dotatie begrotingsreserve TenneT

4.800

4.800

4.800

3.158

0

0

0

        

Lening

0

0

0

277.083

0

0

0

Lening KLM

0

0

0

277.083

0

0

0

        

Opdrachten

3.035

4.766

96.275

7.734

14.329

10.908

3.421

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

3.035

3.674

94.373

5.986

5.107

3.908

1.199

Opstart Invest-NL

0

1.092

1.901

1.748

0

7.000

‒ 7.000

Opstart Invest International

0

0

0

0

9.222

0

9.222

        

Vermogensverschaffing/-onttrekking

250.268

451.927

1.587.202

114.573

304.972

677.000

‒ 372.028

Kapitaalinjectie TenneT

150.000

350.000

690.000

0

0

0

0

Kapitaalinjectie Invest-NL

0

0

50.000

0

125.000

330.000

‒ 205.000

Kapitaalinjectie Invest International

0

0

0

0

69.163

247.000

‒ 177.837

Verwerving vermogenstitels

0

0

744.396

7.766

0

0

0

Afdrachten Staatsloterij

100.268

101.927

102.806

106.807

110.809

100.000

10.809

        

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

8.000

5.000

4.770

5.065

4.100

5.000

‒ 900

NLFI

8.000

5.000

4.770

5.065

4.100

5.000

‒ 900

        

Ontvangsten

7.526.800

2.096.992

2.783.753

1.544.423

1.447.138

815.850

631.288

        

Garanties

9.334

4.846

4.819

51.158

12.000

18.000

‒ 6.000

Premieontvangsten garantie TenneT

4.800

4.800

4.800

51.156

0

0

0

Premieontvangsten garantie Propertize

4.053

0

0

0

0

0

0

Premieontvangsten garantie KLM

0

0

0

0

12.000

18.000

‒ 6.000

Overig

481

46

19

2

0

0

0

        

Leningen

161.000

0

0

0

17.318

58.350

‒ 41.032

Lening SRH

161.000

0

0

0

0

0

0

Renteontvangsten lening KLM

0

0

0

0

17.318

58.350

‒ 41.032

        

Vermogensverschaffing/-onttrekking

7.349.001

2.087.316

2.770.923

1.489.199

1.412.926

735.000

677.926

Opbrengst verkoop vermogenstitels

5.715.676

0

490.451

39.140

0

0

0

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

1.492.495

1.869.999

1.999.876

706.009

1.286.872

635.000

651.872

Afdrachten Staatsloterij

100.268

101.927

102.806

106.807

110.809

100.000

10.809

Winstafdracht DNB

40.561

115.391

177.790

637.243

15.244

0

15.244

        

waarvan: Griekse inkomsten SMP

57.950

51.300

47.000

10.000

0

0

0

waarvan: rente-inkomsten ESM

59.850

48.450

0

0

15.244

0

15.244

        

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

7.457

4.403

6.864

3.734

4.895

4.500

395

Ontvangsten NLFI

7.457

4.403

6.864

3.734

4.895

4.500

395

        

Opdrachten

6

427

1.148

331

0

0

0

Terug te vorderen kosten staatsdeelnemingen

6

427

1.148

0

0

0

0

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

0

0

0

331

0

0

0

Tabel 25 Uitsplitsing verplichtingen
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

220.501

‒ 5.612.568

1.414.354

2.994.510

571.098

692.928

‒ 121.830

Waarvan betalingsverplichtingen:

279.701

117.571

1.414.354

1.134.510

571.676

692.928

‒ 121.252

Verwerving vermogenstitels

0

0

744.396

7.766

0

0

0

Kapitaalinjectie Invest-NL

0

0

50.000

0

385.000

330.000

55.000

Kapitaalinjectie Invest International

0

0

0

0

69.163

247.000

‒ 177.837

Afdrachten Staatsloterij

100.268

101.927

102.806

106.807

110.809

100.000

10.809

Lening SRH

164.062

1.656

1.658

1.660

‒ 11.414

0

‒ 11.414

Lening KLM

0

0

0

1.000.000

0

0

0

Schikking Alawwal Bank

0

0

93.297

0

0

0

0

Kapitaalinjectie TenneT

0

0

410.000

0

0

0

0

Overige betalingsverplichtingen

15.371

13.998

12.198

18.277

18.118

15.928

2.190

        

Waarvan garantieverplichtingen:

‒ 59.200

‒ 5.730.139

0

1.860.000

‒ 578

0

‒ 578

Garantie DNB winstafdracht

0

‒ 5.700.000

0

0

0

0

0

Garanties en vrijwaringen staatsdeelnemingen

‒ 59.200

‒ 30.139

0

1.860.000

‒ 578

0

‒ 578

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Kapitaalinjectie Invest-NL

De verplichting voor de kapitaalinjectie Invest-NL is in 2021 € 55,0 mln. hoger dan oorspronkelijk begroot. Bij de 2e suppletoire begroting is een schuif van het verplichtingenbudget van 2025 naar 2021 (€ 55,6 mln.) toegepast, om het verplichtingenbudget aan te sluiten op het tempo waarop de staat de verplichtingen met Invest-NL aangaat voor het storten van kapitaal. De omvang van de totaal beoogde kapitaalinjectie en de kasreeks van de kapitaalinjectie wijzigden niet.

Kapitaalinjectie Invest International

De begrotingsreeks voor de kapitaalinjectie Invest International werd getemporiseerd door vertraging in de oprichting van Invest International, per 1 oktober 2021. Het deel (€ 117 mln.) dat in 2021 niet nodig was, werd bij de 2e suppletoire begroting voor een deel doorgeschoven naar latere jaren. Daarnaast bleek dat Invest International bovenop de initiële aandelenstorting en de kapitaalstortingen van € 69 mln. geen aanvullende kapitaalbehoefte had in 2021.

Afdrachten Staatsloterij

Om te voldoen aan de Wet op de kansspelen wordt in de begroting en verantwoording een technische post opgenomen bij zowel de uitgaven, betalingsverplichtingen als de ontvangsten ter hoogte van de afdrachten van de Staatsloterij. Deze post is met € 10,8 mln. bijgesteld.

Lening SRH

Dit betreft de jaarlijkse verrekening van de rente aan de verplichting voor de lening SRH (- € 11,4 mln.). Conform afspraak wordt de nog door SRH aan de Staat verschuldigde rente verrekend met de lening.

Uitgaven

Opdrachten

Opstart Invest-NL

De opstartkosten voor Invest-NL vallen ten opzichte van de begroting € 7 mln. lager uit. In de 1e suppletoire begroting is een kasschuif verwerkt van € 2,6 mln. van 2021 naar 2022 (voor de bouw van een ICT-systeem), vanwege de vertraagde oprichting van Invest International. Bij de 2e suppletoire begroting is een nieuw subartikel gecreëerd specifiek voor de opstartkosten van Invest International, en zijn de opstartkosten voor Invest International overgeheveld naar dit nieuwe subartikel (€ 4,4 mln.).

Opstart Invest International

De opstartkosten voor Invest International vallen € 9,2 mln. hoger uit ten opzichte van de begroting. Vanuit het subartikel «Opstart Invest-NL» is € 4,4 mln. overgeheveld bij de 2e suppletoire begroting, zie ook de toelichting hierboven. Daarnaast zijn voor de nieuwe staatsdeelneming Invest International meer opstartkosten gemaakt (€ 4,7 mln.). De opstartkosten waren hoger doordat de oprichting meer tijd in beslag heeft genomen dan eerder werd verondersteld, onder andere vanwege het parlementaire traject voor de oprichting dat langer duurde dan voorzien.

Vermogensverschaffing/ - onttrekking

Kapitaalinjectie Invest-NL

In 2021 is € 125 mln. kapitaal gestort in Invest-NL, afgestemd op de kasbehoefte van Invest-NL voor investeringen. Het resterende begrote kapitaal van € 205 mln. zal door worden geschoven naar latere jaren en zal daarmee beschikbaar blijven voor Invest-NL.

Kapitaalinjectie Invest International

Zie toelichting onder 'verplichtingen'.

Afdrachten Staatsloterij

Zie toelichting onder 'verplichtingen'.

Ontvangsten

Garanties

Premieontvangsten garantie KLM

De premies voor de door de Staat verstrekte garantie aan de banken voor KLM, worden jaarlijks achteraf in augustus betaald op basis van een gebroken boekjaar. De premieontvangsten zijn € 6,0 mln. lager dan geraamd in de begroting, omdat de oorspronkelijke raming nog uit ging van uitbetaling per kalenderjaar.

Leningen

Renteontvangsten lening KLM

De rentevergoeding voor de door de Staat verstrekte lening aan KLM wordt ontvangen op basis van een gebroken boekjaar. KLM heeft in 2020 en 2021 minder getrokken uit de directe lening dan initieel voorzien. Daarom zijn de rente-ontvangsten op de lening van KLM € 41,0 mln. lager uitgevallen dan oorspronkelijk verwacht.

Vermogensverschaffing/ -onttrekking

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

In juli volgde een wijziging57 van de Europese Centrale Bank (ECB) op het eerdere ECB-advies aan financiële instellingen om naar aanleiding van de coronacrisis niet of zeer terughoudend te zijn met het doen van winstuitkeringen. Op basis hiervan is de dividendraming bij de 2e suppletoire begroting naar boven bijgesteld. Daarnaast daalde de onzekerheid als gevolg van de coronapandemie in de dividendramingen, wat eveneens tot hogere dividendontvangsten leidde.

Afdrachten Staatsloterij

Zie toelichting onder 'verplichtingen'.

Winstafdracht DNB

De meerjarenraming van de winstafdracht DNB is in de ontwerpbegroting 2021 op nul gesteld, vanwege verwachte verliezen en oplopende risico's als gevolg van (verwachte) ontwikkelingen in de rente en het ECB-beleid. In de 1e suppletoire begroting is de raming met € 15 mln. naar boven bijgesteld, als gevolg van de bijgewerkte rentecompensatie voor het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). De door het ESM afgedragen depositorente wordt ontvangen op artikel 3 (Financieringsactiviteiten publiek-private sector) als onderdeel van de DNB-winstafdracht en vervolgens budgetneutraal via artikel 4 (Internationale financiële betrekkingen) doorgegeven aan het ESM.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

A. Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door internationale financieel-economische ontwikkelingen. Dit betreft voor een belangrijk deel ontwikkelingen in de lidstaten van de EU. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een direct effect op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel-economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de EU en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is.

De minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten. Ten behoeve van de bevordering van de financiële stabiliteit neemt de minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere de Ecofinraad en de Eurogroep) en zet zich in voor gezond en prudent macro-economisch beleid van lidstaten van de EU en een stabiele macro-economische omgeving in de eurozone. Hieronder valt ook de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU in het kader van het Europees Semester.

Verder neemt de minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot toetreding van landen tot het Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en invoering van de euro. Tevens draagt de minister van Financiën het Nederlandse standpunt over de EU-begroting uit en de financiering daarvan op basis van het Eigenmiddelenbesluit. De minister ziet erop toe dat deze EU-begroting volgens de afspraken van het MFK (het huidige MFK loopt van 2021 tot 2027) wordt vormgegeven. Dit geldt ook voor alle coronamaatregelen die in Europees verband zijn genomen (zie ook het overzicht coronamaatregelen).

In internationaal verband zijn maatregelen getroffen om de wereldeconomie minder gevoelig te maken voor financieel-economische crises en te zorgen dat de gevolgen, mocht een dergelijke crisis toch plaatsvinden, zo beperkt mogelijk blijven. De minister van Financiën draagt bij aan het beheer van stabilisatiemechanismen, zoals het EFSF en het ESM ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit in de eurozone.

Internationale financiële instellingen (IFI’s), waaronder het IMF, de Wereldbank, de EBRD, de EIB en de AIIB, dragen in belangrijke mate bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. Tevens vervullen de IFI’s een belangrijke rol bij het financieel-economisch beleidstoezicht, bevorderen zij de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden en vormen zij een financieel vangnet in het geval van een crisis. De minister houdt als aandeelhouder toezicht op deze IFI’s en hun financiële soliditeit en bestuur, met als doel deze instellingen gezond en sterk te houden. Hierbij bewaakt de Minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en de Nederlandse burger. Ook ziet de minister toe op de effectiviteit van de internationale financiële architectuur, waarbij het cruciaal is dat IFI’s hun eigen rol hierbinnen uitvoeren en hun middelen effectief en efficiënt inzetten.

Daarnaast levert de minister een bijdrage aan de internationale beleidsdiscussies en beleidsresponses bij internationale fora zoals de Ecofinraad, de Eurogroep, de G20, verschillende OESO-werkgroepen en commissies en discussies bij het IMF, de Wereldbank en andere IFI’s.

C. Beleidsconclusies

EU/Eurozone

Fit-For-55

De Europese Commissie heeft op 14 juli 2021 haar Fit-for-55-pakket gepubliceerd.58 Dit betreft een pakket met een breed aantal voorstellen om het Europese klimaatbeleid in lijn te brengen met de doelstellingen uit de Europese klimaatwet. Voor het ministerie van Financiën bevat het verschillende relevante onderdelen zoals de voorstellen voor het Social Climate Fund, een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens en een herziening van de richtlijn voor energiebelastingen59.

Nieuwe eigen middelen

De Europese Commissie heeft in december 2021 een voorstel gedaan voor nieuwe eigen middelen voor de financiering van de EU-begroting zoals overeen gekomen tijdens de buitengewone Europese Raad van juli 202060. De voorgestelde eigenmiddelen zijn op basis van een koolstofheffing aan de grens (CBAM) een (uitgebreid) emissiehandelssysteem ETS en de herverdeling van een deel van de belastingheffingsrechten (OESO pijler 1). De Commissie heeft de voorstellen eind 2021 gepubliceerd met het oog op introductie in 2023. Het kabinet beoordeelt de voorstellen op hun merites en neemt daarbij verschillende factoren in overweging.

De Europese Commissie heeft samenhangend met de voorstellen voor nieuwe eigen middelen ook een voorstel gepubliceerd voor de aanpassing van het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027. Dit is om het door de Commissie voorgestelde Social Climate Fund in het kader van het Fit-for-55 pakket te kunnen bekostigen. Daarnaast stelt de Commissie een mechanisme voor om onder het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021-2027 vervroegde aflossing van NGEU-leningen mogelijk te maken.

Internationale Financiële Instellingen

Als gevolg van de coronacrisis bestond er in 2021 in zowel opkomende economieën en lage-inkomenslanden als ontwikkelde landen acute behoefte aan financiering, onder andere voor investeringen in de gezondheidszorg en liquiditeitssteun aan bedrijven. Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) hebben hun mondiale bereik, breed publiek en private sector-instrumentarium en anticyclische financieringscapaciteit ingezet om de impact van corona te mitigeren.

Voor lage-inkomenslanden wordt door het IMF via het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) concessionele leningen aangeboden. In 2021 heeft de IMF board besloten om de capaciteit van de PRGT op te hogen, gecombineerd met een aantal beleidswijzigingen waaronder makkelijkere toegang tot financiering, om zo het herstel van PRGT-landen te ondersteunen.61 Nederland heeft tijdens de G20 meeting van ministers van Financiën in oktober 2021 aangekondigd voornemens te zijn een bijdrage aan de leningenaccount van SDR 300 mln te doen.

In 2021 stemde de IMF board tevens in met een generieke allocatie van speciale trekkingsrechten (SDR’s). Van de nieuwe generieke allocatie heeft Nederland, op basis van het quota-aandeel, € 10 mld. (SDR 8,3 mld.) ontvangen. Daarmee komt de totale hoeveelheid Nederlandse SDR's op € 15,8 mld. (SDR 13,1 mld.). De onderliggende overeenkomst tussen DNB en de Staat die de juridische basis vormt voor de garantie, is op het punt van de SDR allocatie en garantie in 2021 geëvalueerd op juridische, financiële en institutionele aspecten. De in 2021 uitgevoerde evaluatie62 stelt vast dat de bestaande garantie niet noodzakelijk is voor de financiële onafhankelijkheid van DNB en dat het afzien van de garantie mogelijk is. Door DNB en de Staat is vervolgens ingestemd met het laten vervallen van de garantie. Hiermee is ook de bestaande garantie voor de reeds gealloceerde SDR's (ca. € 11,6 mld.) vervallen.

De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) heeft in 2021 in totaal 413 projecten opgezet in het mandaatgebied van de instelling, het op een na hoogste aantal in de geschiedenis van de bank. De bank heeft voor € 10,4 mld. aan investeringen gedaan in 2021, waarvan 76% in de private sector. De helft van de investeringen had een groene component.

De Europese Investeringsbank (EIB) heeft in 2021 middels projecten verder uitvoering gegeven aan haar mandaat. Het door de EIB opgerichte pan-Europees Garantiefonds (EGF) heeft in totaliteit garanties ter waarde van € 23,2 mld. goedgekeurd in 2021. Hiermee wordt naar verwachting € 174,4 mld. aan liquiditeit gemobiliseerd, met name voor het midden- en kleinbedrijf. Gezien het risicoprofiel van de garanties zijn de netto verwachte verliezen van het fonds 20%. Voor Nederland komt dit neer op € 260 mln. (uitgaande van de oorspronkelijke doelomvang van het EGF van € 25 mld.). Deze uitgaven zullen verspreid plaatsvinden over enkele jaren, afhankelijk van wanneer de verliezen, kosten en inkomsten neerslaan. Eind 2021 heeft Nederland een eerste betaling aan het EGF gedaan van € 53.000.

De Wereldbank heeft sinds de start van de pandemie in 2020 aan een steunpakket van ongeveer $ 160 mld. gecommitteerd, mede door de inzet van haar crisisbuffer. Een deel van deze middelen is bijvoorbeeld ingezet voor de financiering van vaccins of de financiering van programma’s om de economische schok als gevolg van corona op te vangen. In februari 2021 is tevens besloten om de 20e middelenaanvulling van IDA (Wereldbankloket voor de armste landen) naar voren te halen, met twaalf maanden. De onderhandelingen voor deze middelenaanvulling inclusief het nieuwe pakket aan voorwaarden zijn in december 2021 afgerond, en leidden tot een totale bijdrage van ongeveer $ 23,5 mld. door 48 landen.63

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 26 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingen (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

11.434.921

1.106.696

1.628.249

37.500.508

‒ 12.102.703

‒ 2.082.075

‒ 10.020.628

        

Uitgaven

39.163

502.045

363.829

215.674

93.930

79.362

14.568

        

Garanties

0

0

0

0

53

0

53

EIB pan-Europees garantiefonds

0

0

0

0

53

0

53

        

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

38.030

397.312

362.506

181.651

59.444

44.283

15.161

Wereldbank

3.132

361.037

325.280

181.651

44.200

44.200

0

Rentecompensatie ESM

0

0

0

0

15.244

0

15.244

AIIB

34.898

36.276

37.226

0

0

0

0

Bijdrage kiesgroepkantoor IMF

0

0

0

0

0

83

‒ 83

        

Leningen

0

103.300

0

33.010

33.300

33.300

0

Teruggave winsten SMP/ANFA

0

103.300

0

33.010

33.300

33.300

0

        

Opdrachten

1.132

1.432

1.323

1.013

1.133

1.779

‒ 646

Technische assistentie kiesgroeplanden

1.132

1.432

1.323

1.013

1.133

1.779

‒ 646

        

Ontvangsten

6.101

5.415

6.828

54.918

127.083

136.298

‒ 9.215

        

Garanties

0

0

2.000

8.550

0

7.750

‒ 7.750

ESM

0

0

2.000

8.550

0

7.750

‒ 7.750

        

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

3.828

3.059

2.792

4.086

2.387

2.180

207

Ontvangsten IFI's

3.828

3.059

2.792

4.086

2.387

2.180

207

        

Leningen

2.273

2.356

2.036

42.282

124.696

126.368

‒ 1.672

Terugbetaling lening Griekenland

0

0

0

41.956

124.696

124.696

0

Renteontvangsten lening Griekenland

2.273

2.356

2.036

325

0

1.672

‒ 1.672

Tabel 27 Uitsplitsing verplichtingen
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

11.434.921

1.106.696

1.628.249

37.500.508

‒ 12.102.703

‒ 2.082.075

‒ 10.020.628

Waarvan betalingsverplichtingen:

678.313

107.144

121.352

935.838

106.438

35.162

71.276

Wereldbank

690.280

0

116.703

901.439

2.716

0

2.716

AIIB

‒ 13.661

1.296

3.399

0

0

0

0

Technische assistentie kiesgroeplanden

1.694

2.548

1.250

1.389

125

1.779

‒ 1.654

Teruggave winsten SMP/ANFA

0

103.300

0

33.010

33.300

33.300

0

EIB - pan-Europees garantiefonds

0

0

0

0

53

0

53

Overige betalingsverplichtingen

0

0

0

0

70.244

83

70.161

        

waarvan garantieverplichtingen:

10.756.607

999.551

1.506.897

36.564.671

‒ 12.209.141

‒ 2.117.237

‒ 10.091.904

Wereldbank

‒ 599.648

199.750

862.876

‒ 457.802

108.980

0

108.980

Garantie aan DNB inzake IMF

11.451.012

654.645

529.184

‒ 680.531

‒ 12.693.185

‒ 2.050.187

‒ 10.642.998

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

0

50.000

50.000

1.262.000

64.000

0

64.000

EFSM

0

60.000

60.000

‒ 168.418

‒ 4.163

0

‒ 4.163

AIIB

‒ 94.757

31.555

14.922

‒ 62.061

56.096

0

56.096

EIB

0

3.601

5.415

1.904.043

2.670

0

2.670

ESM

0

0

‒ 15.500

‒ 6.200

‒ 60.050

‒ 67.050

7.000

SURE

0

0

0

6.071.150

62.516

0

62.516

EIB - pan-Europees garantiefonds

0

0

0

1.301.381

‒ 53

0

‒ 53

NGEU

0

0

0

27.401.109

254.048

0

254.048

EFSF

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Betalingsverplichtingen

Wereldbank

De verplichtingen aan IBRD en IDA zijn aangepast aan de realisatiewisselkoers over 2021.

Overige betalingsverplichtingen

In 2021 is de betalingsverplichting voor rentecompensatie ESM voor de komende jaren geboekt. Deze zullen in de jaren 2022 tot en met 2026 betaald worden.

Garantieverplichtingen

Wereldbank

De garantieverplichting aan de Wereldbank is met € 109 mln. naar boven bijgesteld. Dit betreft een wisselkoersbijstelling van de garantieverplichtingen aan het Wereldbankonderdeel IBRD, IFC en IDA. Aangezien de koers van de euro ten opzichte van de dollar is gedaald, stijgt de waarde van deze garanties.

Garantie aan DNB inzake IMF

De wijziging in de uitstaande garantieverplichting aan DNB inzake IMF is in 2021 ten opzichte van de begroting met € 10,6 mld. naar beneden bijgesteld als gevolg van de volgende mutaties: de NAB-middelen zijn per 1 januari 2021 verdubbeld van SDR 4,6 mld. (€ 5,4 mld.) naar SDR 9,2 mld. (€ 10,9 mld.). Tevens heeft de IMF Executive Board ingestemd met een verlenging van een deel van de BBA-middelen waarvan de overeenkomsten per 31 december 2020 afliepen. De totale hoeveelheid BBA-middelen zijn per 1 januari 2021 gedaald na deze verlenging met € 7,7 mld. (van € 13,6 mld. naar € 5,9 mld.). Op basis van de uitgevoerde evaluatie64 over de garantie voor Special Drawings Rights (SDR), heeft de Nederlandse Staat met instemming van DNB, besloten deze garantie van € 11,5 mld. te laten vervallen. Daarnaast is de garantie aangepast aan de hand van de wisselkoersstand van de euro ten opzichte van de SDR van het IMF.

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

De garantie kredieten EU-betalingsbalanssteun is verhoogd met € 64 mln. De Nederlandse garantie voor de EU-betalingsbalanssteun (BoP) wordt bepaald door het Nederlandse aandeel in het Europese bni. In 2021 is dit aandeel gestegen van 5,8% naar 5,9% waardoor ook de Nederlandse garantie in deze faciliteit toeneemt.

EFSM

De garantie aan het EFSM is neerwaarts bijgesteld met € 4,2 mln. De Nederlandse garantie wordt bepaald door het Nederlandse aandeel in het Europese bni. Dit aandeel is in 2021 gestegen van 5,8% naar 5,9%, waardoor ook de Nederlandse garantie toeneemt. Daarnaast heeft het EFSM enkele aflopende leningen opnieuw gefinancierd (‘doorgerold’) tegen een lagere rente dan voorheen. Dit zorgt voor een verlaging van de garanties. De combinatie van deze twee effecten heeft ervoor gezorgd dat de garantie voor het EFSM met € 4,2 mln. afgenomen.

AIIB

De garantie aan de AIIB is met € 56,1 mln. naar boven bijgesteld. Dit betreft een wisselkoersbijstelling van de garantieverplichting, aangezien de koers van de euro ten opzichte van de dollar is gedaald, stijgt de waarde van deze garantie.

EIB

De garantie van Nederland aan het EIB is verhoogd met € 2,7 mln. De uitstaande garanties van de EIB zijn enigszins verhoogd, omdat het totaal aan uitstaande garanties van de EIB ook is toegenomen65.

ESM

De garantieverplichting aan het ESM is in 2021 met € 7 mln. hoger uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd. Dit is het gevolg van een correctieboeking voor het ESM kapitaal. In 2020 is deze garantie in verband met het beëindigen van de kortingsperiode van Slowakije met € 7 mln. teveel afgeschaald. Dat is in 2021 gecorrigeerd.

SURE

De Nederlandse garantie aan de Europese Commissie voor het SURE instrument is met € 62,5 mln. gestegen. SURE heeft als doel om lidstaten financiële assistentie te bieden met betrekking tot uitgaven als gevolg van de coronacrisis die direct gerelateerd zijn aan arbeidsmarktmaatregelen en relevante gezondheidszorg. De garantie wordt aangepast als er een wijziging plaatsvindt in het Nederlandse aandeel in het Europese bni of als er een wijziging optreedt in de uitstaande schuld met bijbehorende renteverplichtingen. Het Nederlandse aandeel in het Europese BNI in 2021 is gestegen van 5,8% naar tot 5,9%, wat leidt tot een hogere garantie. Daarnaast heeft de Europese Commissie nieuwe leningen uitgegeven tegen lagere rentes dan voorheen geraamd, wat leidt tot een lagere garantie. Per saldo leiden deze twee effecten tot een verhoging van de garantie.

Next Generation EU (NGEU)

De Nederlandse garantie aan NGEU is met € 254 mln. naar boven bijgesteld. Nederland heeft een garantie aan de Europese Commissie verleend voor het leningendeel van het NGEU. Het NGEU is ingesteld in reactie op de coronacrisis en bedoeld om het herstel van de gevolgen ervan te ondersteunen. De Nederlandse garantie voor NGEU wordt bepaald aan de hand van het Nederlandse bni-aandeel in de EU en mutaties in de verwachtte schulduitgifte en renteverplichtingen. De Nederlandse bni-afdracht is gestegen van 5,8% naar 5,9%, waardoor de Nederlandse garantie toeneemt. Daarnaast heeft de Europese Commissie namens de Commissie geld op de markt geleend tegen een lagere rente dan voorheen verwacht. De combinatie van deze twee effecten heeft ervoor gezorgd dat de garantie is toegenomen.

Uitgaven

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De rentecompensatie ESM is met € 15,2 mln. gestegen. De meerjarenraming van de winstafdracht DNB wordt op € 0 gesteld. DNB krijgt volgens de laatste raming te kampen met verliezen en oplopende risico's, als gevolg van (verwachte) ontwikkelingen in de rente en het ECB-beleid. Enkel de rentecompensatie ESM wordt voldaan.

Ontvangsten

Garanties

De ontvangsten aan ESM dalen met € 7,8 mln. Omdat in 2021 de kortingsperiode van Slowakije afloopt en de omvang van het kapitaal van ESM gelijk blijft, krijgen de lidstaten, waaronder Nederland, een deel van hun ingelegde kapitaal terug. De teruggave aan Nederland was begroot voor 2021, maar omdat ESM het bedrag reeds eind 2020 heeft terugbetaald, dalen de ontvangsten in 2021.

Leningen

De renteontvangsten op de lening aan Griekenland zijn met € 1,7 mln. gedaald als gevolg van de lage rentestanden.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

A. Algemene doelstelling

Het verzekeren van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan Nederlandse export en buitenlandse investeringen die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën heeft de rol van regisseur bij de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit). De Nederlandse staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business N.V. (ADSB) voert de ekv-faciliteit uit, in naam van en voor rekening en risico van de Staat. De minister stelt de randvoorwaarden vast waaronder ADSB verzekeringen mag afgeven. De minister van Financiën is budgetverantwoordelijk, maar is samen met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beleidsverantwoordelijk voor het verstrekken van de verzekeringen. Beide ministers stimuleren een gelijkwaardig speelveld op het gebied van de exportondersteunende maatregelen.

Op basis van de «Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën» biedt de Nederlandse staat, in aanvulling op de private markt, faciliteiten aan waarmee Nederlandse ondernemers en hun financiers betalingsrisico’s kunnen afdekken bij de Staat. Met de verschillende producten binnen de exportkrediet- en investeringsverzekeringen kunnen Nederlandse bedrijven meer exportorders binnenhalen die in het bijzonder op (middel)lange termijn gefinancierd worden.66 De ekv-faciliteit van de Nederlandse staat is aanvullend aan de markt. Dit betekent dat exporteurs aanspraak kunnen maken op de ekv-faciliteit als exportorders niet commercieel verzekerd kunnen worden. Zo kan de export, ook naar politiek en economisch ingewikkelde landen, toch doorgaan. Er is duidelijk vastgelegd welke risico’s (looptijd, omvang en landen) verzekerd kunnen worden op de private markt en dus voor welke risico’s de Nederlandse Staat aanvullende zekerheid kan bieden. Daarnaast stelt de minister van Financiën voor alle verzekeringsproducten een risicokader vast. Hierin staan de randvoorwaarden voor het afgeven van een verzekering, waarmee de Staat vaststelt welke risico’s als verantwoord worden beschouwd.

Net als Nederland hebben veel landen in de wereld een eigen ekv-faciliteit. Nederland zet zich internationaal in om afspraken te maken over exportondersteuning en om Nederlandse exporteurs en hun financiers onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren. Deze afspraken zijn vastgelegd in de «Arrangement» en waarborgen een internationaal gelijk speelveld.67Zo worden er afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt, zoals kostendekkendheid, minimumpremies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) heeft internationaal, maar ook nationaal de aandacht. De Nederlandse staat vervult bij het uitvoeren van de ekv een voorbeeldfunctie voor niet ekv-gedekte exporttransacties, er is continu aandacht voor een gedegen uitvoering van het beleid voor mvo binnen de ekv-aanvragen. Het Nederlandse beleid voor de toetsing van ekv-aanvragen op de milieu- en sociale-effecten, dat in een aantal opzichten strenger is dan de internationale richtlijnen op dit gebied, is vastgelegd in het zogeheten Beleidsdocument mvo.68In het jaarverslag van ADSB worden de inspanningen en resultaten beschreven.

C. Beleidsconclusies

Herverzekering Leverancierskredieten

De garantie herverzekering leverancierskredieten is een tijdelijke garantie van de Staat als maatregel in de coronacrisis om te voorkomen dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector stilvalt. Deze garantie is in 2020 ter hoogte van € 12 mld. opgericht en staat los van het reguliere verplichtingen plafond. De herverzekering is per 1 juli 2021 in samenspraak met de private kredietverzekeraars beëindigd. Ten grondslag hieraan ligt het lager dan verwacht aantal faillissementen van het bedrijfsleven dat gebruik kon maken van deze regeling.

COP26-verklaring

Nederland heeft in november 2021 de COP26-verklaring69 getekend om overheidssteun aan de internationale fossiele energiesector per eind 2022 te beëindigen. Dit betekent dat het kabinet prioriteit zal geven aan de transitie naar een groene energievoorziening bij de exportkredietverzekeringen. Meer informatie is te vinden in het beleidsverslag onder het thema: 'verduurzaming en vergroening van de economie'.

Coronamaatregelen ekv

In 2020 zijn een aantal crisismaatregelen binnen de ekv genomen om de handelsstromen op gang te houden. Deze maatregelen waren mogelijk omdat de Europese Commissie (EC) de Europese staatssteunregels (waaronder de voor de ekv relevante regels) heeft versoepeld. Op 18 november 2021 heeft de EC bekend gemaakt dat de versoepeling van de staatssteunregels wederom wordt verlengd. In december zijn de crisismaatregelen vervolgens voor de derde keer verlengd. De verlenging van crisismaatregelen hebben geen budgettaire gevolgen, gelet op het kostendekkende principe van de ekv waar ook de crisismaatregelen onderhevig aan zijn.

Modernisering Arrangement

In 2021 heeft het Ministerie van Financiën overleg met stakeholders gevoerd over de prioriteiten voor de modernisering van de Arrangement (OESO). Daarbij kwamen met name de soms knellende maximale afbetalingstermijn en hoge premie bij langere afbetalingstermijnen naar voren. Dit geldt des te meer voor groene projecten. In de EU Raadswerkgroep Exportkredieten zijn vervolgens voorstellen besproken om de Arrangement op deze punten aan te passen. In 2022 zal de EU dit met de OESO participanten bespreken.

OOM

Per 1 januari 2022 is de pilot Omzetpolis Opkomende Markten (OOM) beëindigd. Middels de OOM werd voor exporteurs de mogelijkheid geboden om dekking te verkrijgen voor kortlopende betalingsrisico’s bij de uitvoering van bijvoorbeeld consumentengoederen naar opkomende landen. Op basis van de bevindingen in de pilot is besloten om de OOM niet structureel op te nemen in het ekv-instrumentarium.

Kengetallen

Eind 2021 staat er in totaal voor € 21,9 mld. uit aan verplichtingen. Dit is een combinatie van definitieve verplichtingen (afgegeven verzekeringspolissen) en voorlopige verplichtingen (dekkingstoezeggingen; een wederzijdse juridische verplichting tussen de Staat enerzijds en exporteur of bank anderzijds).

Figuur 7 Totaal uitstaande garantieverplichtingen (bedragen x € 1 mld.) 

Bovenstaande figuur geeft de ontwikkeling van de totale uitstaande verplichtingen weer. In 2021 is de portefeuille qua omvang iets toegenomen.

De coronamaatregel herverzekering leverancierskredieten is niet opgenomen in de bovenstaande grafiek, omdat het geen betrekking heeft op de reguliere garantieverplichtingenstand van de schade-uitkering exportkredietverzekering. Zie hiervoor de bijlage Overzicht coronamaatregelen.

Tabel 28 Trend van het aantal nieuwe klanten (meetbare gegevens)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Nieuwe klanten

40

29

39

45

38

Sinds 2016 is het streven om meer nieuwe klanten en met name nieuwe klanten uit het MKB segment te bereiken. Atradius DSB (ADSB) heeft zich hier in opdracht van de Staat de afgelopen jaren specifiek voor ingezet. In het bovenstaande overzicht is te zien dat er jaarlijks een significant aantal nieuwe klanten bij ADSB zijn bijgekomen. Zo'n 60% van de nieuwe klanten in 2021 behoort tot het midden- en kleinbedrijf.

Tabel 29 Realisatie prestatie-indicatoren (meetbare gegevens)
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2021

Realisatie 2021

Bijdrage bbp in % (berekening CBS) 

0,12%

0,11%

0,11%

0,07%

> 0,18%1

 

BERB

€478 mln.

€ 518 mln.

€ 555 mln.

€ 582 mln.

> € 0

€ 667 mln.

Nieuw aangegane donkergroene transacties o.b.v. commitment in %

  

19,7%

41,9%

 

24%

Absoluut aantal nieuw aangegane donkergroene transacties

  

15

12

 

4

X Noot
1

De realisatiecijfers voor 2021 worden pas later bekend. De streefwaarde is berekend op basis van het gemiddelde over de afgelopen jaren

Toelichting prestatie-indicatoren

Bijdrage bbp

De ekv-faciliteit is belangrijk voor Nederland om de export te kunnen bevorderen. Voor vrijwel alle ekv-gedekte export geldt dat het aannemelijk is dat die niet tot stand was gekomen zonder ekv-dekking. Als Nederland geen ekv-dekking zou aanbieden, zou wat Nederland had kunnen exporteren verschuiven naar buitenlandse concurrenten die wel gebruik kunnen maken van ekv-dekking. Elk jaar stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vast wat de positieve bijdrage van de ekv-faciliteit is aan de Nederlandse economie. Zij berekent dit aan de hand van het volume van de ekv-gedekte export wat de bruto bijdrage is aan het bbp en aan de totale werkgelegenheid. In de periode 2015-2020 bedroeg de bijdrage aan het bbp gemiddeld 0,2% en werden in totaal 87.500 arbeidsjaren gecreëerd met de verzekerde export. In 2020 was de bijdrage aan het bbp circa 0,07% en werden er 5.500 arbeidsjaren gecreëerd.

Realisatie bedrijfseconomisch resultaat (berb)

Met de berb wordt jaarlijks berekend of de ekv-faciliteit kostendekkend is. Het bedrijfseconomisch resultaat is een cumulatief resultaat over alle polissen die vanaf 1 januari 1999 zijn afgesloten, rekening houdend met de verwachte schades over de lopende verplichtingen. Nederland gebruikt dit model om te toetsen of wordt voldaan aan de internationale afspraken. Het cumulatieve resultaat sinds 1999 is voor 2021 € 667 mln. en was in 2020 € 582 mln. Daarmee is de ekv ruimschoots kostendekkend en wordt de doelstelling bereikt.

Vergroening

Ook in 2021 was de beleidsmatige inzet gericht op het vergroten van het aandeel transacties in de portefeuille die volgens de groenmethodiek van ADSB, het groen label, als ‘groen’ geclassificeerd worden. Het groen label is eerder met de Kamer gedeeld onder de Monitor exportkredietverzekering 2020.70 In 2021 zijn 10 groene transacties afgesloten waarvan 4 donkergroen. Dat is een lichte daling ten opzichte van 2020 waarin 14 groene transacties zijn afgesloten. Daarvan waren 12 donkergroen.

Van het totale bedrag dat in verzekering is genomen in 2021, is 28% te classificeren als groen. Daarvan is 24% geclassificeerd als donkergroen. De aangegane groene transacties in 2020 (49% groen waarvan 41,9% donkergroen) waren dus in volume groter dan in 2021. De reden hiervoor is dat in 2020 een aantal grote groene projectfinancieringszaken zijn aangegaan. Aangezien de ekv een vraaggestuurd instrument is, is het aantal zaken en de grootte daarvan niet te sturen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 30 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen (bedragen x € 1.000)
    

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

979.817

‒ 432.177

4.761.921

19.985.791

‒ 4.483.155

10.133.378

‒ 14.616.533

        

Uitgaven

79.488

42.733

198.506

204.344

400.211

1.265.378

‒ 865.167

        

Opdrachten

15.036

16.191

12.178

87.007

74.740

63.134

11.606

Kostenvergoeding Atradius DSB

14.971

15.999

12.134

13.565

19.191

17.987

1.204

Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten

0

0

0

72.681

55.300

45.000

10.300

Overige uitgaven

65

192

44

761

250

147

103

        

Garanties

39.940

26.542

186.328

49.519

244.289

1.132.000

‒ 887.711

Schade-uitkering EKV

37.865

26.530

184.726

21.640

208.978

142.000

66.978

Schade-uitkering Seno-Gom

2.075

12

1.602

0

0

0

0

Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten

0

0

0

27.880

35.311

990.000

‒ 954.689

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

24.512

0

0

67.818

81.182

70.244

10.938

Storting begrotingsreserve EKV

24.512

0

0

67.818

81.182

70.244

10.938

        

Ontvangsten

255.472

244.897

166.594

305.065

382.566

624.914

‒ 242.348

        

Garanties

255.472

244.896

217.575

305.065

258.187

521.870

‒ 263.683

Premies EKV

104.877

91.151

63.159

82.074

81.221

70.244

10.977

Premies herverzekering leverancierskredieten

0

0

0

191.805

131.119

90.000

41.119

Premies investeringsverzekeringen

554

0

0

0

0

0

0

Schaderestituties EKV

137.541

153.745

154.416

28.756

41.707

161.626

‒ 119.919

Schaderestituties herverzekering leverancierskredieten

0

0

0

2.430

4.140

200.000

‒ 195.860

Onttrekking begrotingsreserve Seno-Gom

12.500

0

0

0

0

0

0

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

0

0

‒ 50.981

0

124.379

103.044

21.335

Onttrekking begrotingsreserve EKV

0

0

‒ 50.981

0

124.379

103.044

21.335

Tabel 31 Uitsplitsing verplichtingen
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

979.817

‒ 432.177

4.761.921

19.985.791

‒ 4.483.155

10.133.378

‒ 14.616.533

waarvan betalingsverplichtingen:

41.622

16.210

13.780

155.015

185.787

133.378

52.409

Kostenvergoeding Atradius DSB

14.971

15.999

12.134

13.565

19.191

17.987

1.204

Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten

0

0

0

72.681

55.300

45.000

10.300

Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten

0

0

0

0

29.689

0

29.689

Storting begrotingsreserve EKV

0

0

0

67.818

81.182

70.244

10.938

Overige betalingsverplichtingen

26.652

211

1.646

951

425

147

278

        

waarvan garantieverplichtingen:

938.194

‒ 448.386

4.748.141

19.830.777

‒ 4.668.943

10.000.000

‒ 14.668.943

Exportkredietverzekeringen

998.604

‒ 448.386

4.748.141

7.830.777

7.267.867

10.000.000

‒ 2.732.133

waarvan: aangegane garantieverplichtingen

5.160.562

2.589.366

4.748.141

7.830.777

7.267.867

10.000.000

‒ 2.732.133

waarvan: vervallen verplichtingen

‒ 4.161.956

‒ 3.037.752

0

0

0

0

0

Herverzekering leverancierskredieten

0

0

0

12.000.000

‒ 11.936.809

0

‒ 11.936.809

        

Investeringsverzekeringen

‒ 60.410

0

0

0

0

0

0

waarvan: nieuwe verplichtingen

385

0

0

0

0

0

0

waarvan: vervallen verplichtingen

‒ 60.794

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Betalingsverplichtingen

Uitvoeringskosten Herverzekering leverancierskredieten

In 2021 is er voor € 55,3 mln. uitgegeven aan de uitvoeringskosten van de crisismaatregel Herverzekering leverancierskredieten. Dit is hoger uitgevallen dan de oorspronkelijke begroting in verband met het in 2021 afrekenen van gemaakte kosten in 2020.

Schade-uitkering Herverzekering leverancierskredieten

De herverzekering leverancierskredieten betreft een coronamaatregel waarbij de Staat de portefeuille van particuliere kredietverzekeraars heeft overgenomen. Per 1 juli 2021 is deze regeling beëindigd. De garantie is daarom aangepast. Daarnaast bleek de vermoedelijke schade lager uit te vallen.

Storting begrotingsreserve ekv

In 2021 is € 43,2 mln. onttrokken aan de begrotingsreserve ekv. De begrotingsreserve werkt als buffer om per jaar het verschil tussen enerzijds premieontvangsten en anderzijds definitieve schades en uitvoeringskosten op te vangen. Schades zijn niet EMU-saldorelevant zolang het een openstaand dossier betreft. Pas wanneer een dossier is afgesloten wordt de nettoschade-uitkering relevant voor het EMU-saldo. Ontvangen premies worden gestort in de begrotingsreserve, terwijl uitgaven aan definitieve schades op afgesloten polissen en de uitvoeringskosten van Atradius gedekt worden met een onttrekking uit de begrotingsreserve. Op basis van de realisatiestanden is er per saldo € 43,2 mln. aan de begrotingsreserve onttrokken. Dit is opgebouwd uit een storting van € 81,2 mln. aan premies en een onttrekking van € 124,4 mln., bestaande uit € 19,2 mln. aan uitvoeringskosten en € 105,1 mln. aan definitieve schades. Daarmee bedraagt de nieuwe stand € 465,3 mln., zie ook onderdeel 8.2.5. (Saldibalans IXB, begrotingsreserves).

Garantieverplichtingen

Exportkredietverzekeringen

Voor 2021 is er een benutting van € 7,3 mld. onder het plafond van € 10 mld. aan nieuw aangegane verplichtingen voor de exportkredietgarantie en de regeling investeringsverzekering. Artikel 5 van begroting IX heeft een garantieplafond waarin is aangegeven voor welk bedrag de minister jaarlijks nieuwe garantieverplichtingen kan aangaan. Dit plafond is vastgesteld op € 10 mld. voor de gehele ekv-faciliteit. Per 2019 zijn alleen de nieuw aangegane verplichtingen in de realisatie opgenomen zonder rekening te houden met vervallen verplichtingen. In de toelichting op de saldibalans zijn deze verplichtingen wel opgenomen.

Herverzekering leverancierskredieten

De garantie «herverzekering leverancierskredieten» is per 1 juli 2021 beëindigd. De regeling betrof een tijdelijke garantie van de Staat als maatregel in de coronacrisis om te voorkomen dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector stilviel. Deze garantie is in 2020 ter hoogte van € 12,0 mld. opgericht en staat los van het reguliere plafond van € 10 mld. voor exportkredietverzekeringen . Door beëindiging van de regeling in 2021 is garantie met € 11,9 mld. verlaagd.

Uitgaven

Opdrachten

Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten

De uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten zijn € 10 mln. hoger uitgevallen dan begroot. De raming hield alleen rekening met facturen uit 2021. In 2021 zijn ook de laatste facturen gerelateerd aan 2020 betaald welke over de jaargrens zijn heengeschoven. De uitvoeringskosten komen daardoor hoger uit.

Garanties

Schade-uitkering ekv

De schade-uitkeringen zijn in 2021 € 67 mln. hoger uitgevallen dan oorspronkelijk begroot.

Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten

De schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten is met € 954,7 mln. verlaagd. De tijdelijke regeling is per 1 juli 2021 beëindigd en de vermoedelijke schade-uitkeringen bleken lager dan begroot. De herverzekering leverancierskredieten betrof een coronamaatregel waarbij de Staat voorkomt dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector stilvalt.71

Storting/onttrekking begrotingsreserve

De begrotingsreserve wordt gevoed door premieontvangsten. Er zijn ca. € 10 mln. premies meer ontvangen dan begroot. Door deze toename stijgt ook de verwachte storting aan de begrotingsreserve.

Ontvangsten

Garanties

Premies EKV

In 2021 zijn de premieontvangsten van de exportkredietverzekeringen € 10,9 mln. hoger uitgevallen dan begroot. De ekv is een vraaggestuurd instrument, waardoor de realisaties kunnen afwijken van de ramingen.

Premies herverzekering leverancierskredieten

De gerealiseerde premie-inkomsten voor de herverzekering leverancierskredieten bedragen € 131,1 mln. Dit is € 41 mln. hoger dan begroot.

Schaderestituties EKV

De verwachte schaderestituties zijn € 120 mln. lager dan begroot . In de begroting was voor 2021 de laatste recuperatietranche op Argentinië € 135 mln. opgenomen. Argentinië bevindt momenteel in betalingsproblemen en is in onderhandeling over haar schulden. Dit jaar wordt daarom enkel 15 mln verwacht van de totale geraamde recuperatie voor 2021 van € 135 mln. op de Argentijnse Staat. De rest van de recuperaties zullen niet meer in 2021 binnenkomen.

Schaderestituties herverzekering leverancierskredieten

De schaderestituties herverzekering leverancierskredieten zijn € 195 mln. lager dan begroot. De schades zijn beperkt gebleven als gevolg van minder faillissementen dan verwacht. Daarnaast is de regeling per 1 juli 2021 beëindigd.

Storting/-onttrekking begrotingsreserve

Definitieve schades, de kostenvergoeding Atradius en de overige kosten leiden tot een onttrekking uit de begrotingsreserve. In 2021 zijn € 21 mln. meer definitieve schades dan begroot. Doordat de raming voor de definitieve schades toenemen, neemt ook de raming voor de onttrekking uit de begrotingsreserve met € 21 mln. toe.

Artikel 6 Btw-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het Btw-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het Btw-compensatiefonds (BCF) is opgericht om btw weg te nemen als factor in de afweging van decentrale overheden tussen uitbesteden en inbesteden (uitvoering door de eigen organisatie). Decentrale overheden kunnen betaalde btw terugvragen bij het BCF. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag er geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten en provincies btw kunnen terugvragen zijn: inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • het verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

  • het beheer van het BCF.

C. Beleidsconclusies

In 2021 hebben zich wat betreft beoogde resultaten geen bijzonderheden voorgedaan en de beleidsdoelen zijn bereikt zoals voorzien. Zoals in 2021 met een beleidsdoorlichting is geconcludeerd, worden de algemene en operationele doelstellingen van het BCF behaald: door de invoering van het BCF speelt btw geen rol meer bij de afweging tussen zelf uitvoeren of uitbesteden. Hierdoor ontstaat er een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden. Verder is geconcludeerd dat het plafond niet afdoet aan de effectiviteit van het BCF.

Naar analogie van de normeringssystematiek (zie bijlage 11 van de Miljoenennota 2021 voor een toelichting) is het accres van het BCF gedurende 2020 en 2021 bevroren. Daarmee werd het plafond in deze periode enkel nog gewijzigd voor taakmutaties en niet voor actuele loon-, prijs- en volumeontwikkelingen.

Tot slot toont de beleidsdoorlichting van 2021, zoals aangegeven, opnieuw aan dat het Btw-compensatiefonds doeltreffend is. Om ook een betere uitspraak over de doelmatigheid van het fonds te kunnen doen wordt er de komende jaren vervolgonderzoek uitgevoerd naar de uitvoeringskosten van het BCF en de uitsluitingsgronden in relatie tot de uitvoeringslasten.

CompensatieDe Belastingdienst heeft als taak om opgaafformulieren te verstrekken en te verzamelen en de btw over niet-ondernemersactiviteiten te compenseren.

Controle- en toezichtsbeleid, uitvoering- en toezichtstrategie

Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de Omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate te laten aansluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Dit betekent onder meer dat de controle van het BCF deel uitmaakt van de reguliere controle van de aangiften omzetbelasting bij gemeenten en provincies. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op de aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval bij het BCF. Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. De Belastingdienst beoordeelt of een gemeente of provincie in aanmerking kan komen voor klantbehandeling in de actualiteit (horizontaal toezicht). Daarbij bepaalt de Belastingdienst of er gesteund kan worden op de interne beheersing van de fiscale processen door gemeente of provincie.

Activiteiten 2021

Op 1 januari 2014 waren er 403 gemeenten. Het toezicht BCF richt zich zowel op bestaande als reeds opgeheven gemeenten. Op 1 januari 2021 zijn er nog 353 gemeenten over en daarnaast de 12 provincies. Eind 2021 is 98% van de 353 gemeenten beoordeeld op de mogelijkheid voor klantbehandeling in de actualiteit. De Belastingdienst heeft met ongeveer de helft van de gemeenten en provincies een individueel toezichtconvenant gesloten.

Wanneer daar aanleiding voor is kunnen ook boekenonderzoeken worden ingezet. Dit kunnen volledige boekenonderzoeken zijn, waarvan het BCF deel uitmaakt, of deelonderzoeken die specifiek zijn gericht op de juistheid van de opgaven BCF van gemeenten en provincies. Door de coronamaatregelen konden er in 2021 minder boekenonderzoeken op locatie worden uitgevoerd.

In 2021 zijn bij 4 gemeenten specifieke boekenonderzoeken voor het BCF uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben per saldo geleid tot een totaal correctiebedrag van € 965.286, wat neerkomt op een gemiddelde controleopbrengst van € 193.057.

Tabel 32 Realisatie prestatie-indicator BCF (meetbare gegevens)
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2021

Realisatie 2021

Percentage gemeenten en provincies waarvan klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is1

95,2%

96,4%

97,3%

97,3%

95%

98%

X Noot
1

De term klantbehandeling in de actualiteit vervangt de term horizontaal toezicht uit het vorige jaarverslag. De definities zijn uitwisselbaar, d.w.z. dat de achterliggende metingen niet zijn aangepast. Het streven is met gemeenten en provincies waar mogelijk in de actualiteit te werken. Voor gemeenten en provincies die hiervoor in aanmerking komen, biedt horizontaal toezicht doorgaans de beste mogelijkheden om in de actualiteit te werken.

Toelichting Eind 2021 is de beoordeling voor ruim 98% van alle gemeenten en provincies uitgevoerd. Dit betreft cumulatieve stand ultimo 2021. Niet alle beoordelingen hebben in 2021 plaatsgevonden omdat er geen jaarlijkse inhoudelijke klantbehandeling vereist is.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 33 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 6 Btw-compensatiefonds
    

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

3.029.706

3.286.561

3.422.490

3.564.607

3.666.792

3.576.710

90.082

        

Uitgaven

3.029.706

3.286.561

3.422.490

3.564.607

3.666.792

3.576.710

90.082

        

Bijdragen aan medeoverheden

3.029.706

3.286.561

3.422.490

3.564.607

3.666.792

3.576.710

90.082

Bijdragen aan gemeenten

2.630.051

2.881.223

2.955.990

3.162.382

3.252.802

3.159.089

93.713

Bijdragen aan provincies

399.655

405.338

466.500

402.226

413.990

417.621

‒ 3.631

        

Ontvangsten

3.029.706

3.286.561

3.422.490

3.564.607

3.666.792

3.576.710

90.082

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen en Uitgaven

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Ten opzichte van de totale uitgaven van gemeenten en provincies declareren provincies relatief gezien meer bij het BCF. De provincies zijn vooral actief op het gebied van verkeer en vervoer, een uitgavencategorie die veelal voor compensatie van btw in aanmerking komt.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven omdat de terugbetaalde btw-bedragen tevens belastinginkomsten zijn.

Plafond

Tabel 34 Plafond Btw-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2021

2021

2021

Plafond

4.044.935

3.812.354

232.581

W.v. stand MN 2021

3.812.354

  

W.v. overhevelingen i.v.m taakmutaties

232.581

  

W.v. accres

  

Uitgaven

3.666.792

3.576.710

90.082

W.v. Gemeenten

3.252.802

3.159.0891

93.713

W.v. Provincies

413.990

417.621

‒ 3.631

Ruimte onder plafond

378.143

235.644

142.499

W.v. Gemeenten

335.449

207.465

127.984

W.v. Provincies

42.693

28.179

14.514

X Noot
1

De oorspronkelijk geraamde bijdrage aan gemeenten van € 3.153,8 mln. is na het opstellen van de Miljoenennota 2021 met € 5,3 mln. verhoogd naar € 3.159,1 mln. als gevolg van een nota van wijziging op de Ontwerpbegroting IXB 2021. Zie ook Kamerstukken II 2020-2021, 35 570, nr. 36

Het plafond op het BCF is gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds en Provinciefonds. Naar analogie van de normeringssystematiek is het accres voor 2020 en 2021 bevroren. Daarmee wordt het plafond in deze periode enkel nog gewijzigd voor taakmutaties en niet voor actuele loon-, prijs- en volumeontwikkelingen. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeentefonds en Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds en Provinciefonds. De toevoeging of uitname moet worden verdeeld over gemeenten en provincies. Er is tussen decentrale overheden en het Rijk afgesproken dit te doen op basis van de verhouding van wat de gezamenlijke gemeenten en provincies in het afgelopen jaar ook daadwerkelijk hebben ontvangen uit het BCF72.

Aan de hand van de realisatiecijfers wordt in het Financieel Jaarverslag Rijk de definitieve ruimte onder het BCF-plafond bepaald. Het verschil tussen de voorlopige afrekening die bij Miljoenennota 2021 heeft plaatsgevonden (€ 235,6 mln.) en de definitieve ruimte onder het plafond (€ 378,1 mln.), wordt bij Voorjaarsnota verrekend met het Gemeentefonds en Provinciefonds.

In de volgende tabel worden de openstaande voorschotten weergegeven. Er zijn in 2021 minder nieuwe voorschotten verstrekt dan afgerekend. Het openstaande saldo aan voorschotten is daarom gedaald in 2021.

Tabel 35 Voorschotten Btw-compensatiefonds
 

2021

Saldo per 1 januari 2021

146.314.377

Bedrag nieuwe voorschotten 2021

191.133.845

Bedrag afgerekende voorschotten 2021

192.019.822

Saldo per 31 december 2021

145.428.400

Artikel 9 Douane

A. Algemene doelstelling

Algemene en operationele doelstelling Douane

De Douane draagt bij aan een solide financiering van de Europese en nationale overheid, aan een veilige samenleving en aan een sterke, aantrekkelijke en eerlijke interne markt waarmee de welvaart in de EU en Nederland wordt bevorderd. Dit doet de Douane door als handhavingsdienst toezicht te houden op het EU-grensoverschrijdende goederenverkeer en daarbij te controleren op de naleving van fiscale en niet-fiscale regels en door het bonafide bedrijfsleven daarbij te faciliteren. Douanerechten en nationale belastingen (accijnzen en verbruiksbelastingen en omzetbelasting bij invoer) worden zo veel mogelijk tijdig, juist en volledig geheven en geïnd.

De opdracht van de Douane bestaat uit:

  • Afdracht: zorgen dat opbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn.

  • Beschermen: de samenleving zo goed mogelijk beschermen tegen onveilige en ongewenste goederen.

  • Concurrentiepositie: bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een regisserende rol op het terrein van het beleid en de wet- en regelgeving inzake douaneformaliteiten en douanerechten. Dit is hoofdzakelijk Europese wet- en regelgeving. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving inzake binnenlandse accijnzen en verbruiksbelastingen.

Op grond van het Douanewetboek van de Unie (DWU), Europese verordeningen, de Algemene douanewet en andere nationale wet- en regelgeving handhaaft de Douane fiscale en niet-fiscale wet- en regelgeving.

De minister bevordert via de inzet van de Douane de naleving van wet- en regelgeving. Dit gebeurt door het leveren van passende en faciliterende dienstverlening door bijvoorbeeld zorg te dragen voor een goed werkend aangiftesysteem. Maar ook door processen juist en tijdig uit te voeren, door adequaat toezicht uit te oefenen en door naleving te stimuleren en waar nodig deze naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

In 2020 heeft de beleidsdoorlichting Douane plaatsgevonden, welke door het Kabinet op 29 januari 2021 is aangeboden aan de Tweede Kamer.

C. Beleidsconclusies

De algemene doelstelling komt voor de Douane tot uiting in de doelstellingen voor Afdracht, Bescherming en Concurrentiepositie de zogenoemde ABC-doelstellingen.

In 2021 zijn de goederen- en aangiftevolumes sterk gestegen, door onder meer Brexit, de groei van e-commerce, wetswijzigingen op het gebied van douane en btw en het herstel van de wereldhandel.

De Douane monitort continu het aangiftegedrag en neemt maatregelen om ondanks de toenemende volumes de controledruk op peil te houden.

Het begin van 2021 was door de Brexit een uitdaging. De Douane heeft samen met haar ketenpartners maximaal ingezet om zo goed als mogelijk voorbereid te zijn op de uittreding van het Verenigd Koninkrijk op 31 december 2020. Terugkijkend op 2021 blijkt dat grote logistieke problemen zijn uitgebleven. De Brexit heeft geleid tot een intensieve samenwerking en afstemming tussen alle schakels in de logistieke sector, zowel publiek als privaat. Dat heeft bijgedragen tot een beheerste overgang naar de nieuwe werkelijkheid, waarbij er ook nog een aantal uitdagingen zijn. Zo hebben veel bedrijven het douane aangifte proces onderschat en daardoor is er een groot aantal fouten in dit proces geconstateerd (zogenaamde mismatches). Dit zorgt voor extra veel administratief (herstel) werk voor de Douane. Er komt na intensieve voorlichting inmiddels verbetering in de kwaliteit van aangiften.

In tegenstelling tot 2020 was er in 2021 geen reden meer om het handhavingsniveau in verband met corona te verlagen. De Douane heeft laten zien dat zij wendbaar is en ondanks het thuiswerken en met behulp van corona protocollen de organisatie goed draaiende heeft weten te houden.

De Douane heeft in 2021 in de zeehavens en op de luchthaven Schiphol in totaal 71.796 kilo cocaïne in beslag genomen. Dit is 47% meer dan in 2020. In de luchtvracht (incl. passagiers) hebben we meer cocaïne in beslag genomen, namelijk: 2.317 kilo. Verder heeft de intensieve controle op post gezorgd voor een inbeslagname van bijna 15.500 postzendingen, vooral met synthetische drugs. De toename in vangsten is deels het effect van een effectievere na-analyse van indicatoren voor drugssmokkel in de gegevens van de verzender, vervoerder en ontvanger van verdovende middelen. Daarnaast is geïnvesteerd in de kwaliteit van de risicoprofielen.

Tabel 36 Realisatie prestatie-indicatoren Douane (meetbare gegevens)
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2021

Realisatie 2021

Afdracht: Juiste invoeraangiften

n.v.t.1

862

88

97

≥ 100

105

Beschermen: Uitvoering afspraken niet-fiscale taken

n.v.t.3

n.v.t.

n.v.t.

97

≥ 95%

98

Concurrentie positie: Waardering bedrijfsleven

104,3

107,2

105,8

104,3

≥ 100

107,2

Afgehandelde bezwaren binnen de Awb-termijn

 

78%

89%

94%

≥ 90%

88%

Afgehandelde klachten binnen de Awb-termijn

 

98%

98%

96%

≥ 95%

97%

X Noot
1

Deze meting is voor 2017 niet beschikbaar

X Noot
2

De realisatiecijfers voor 2018 en 2019 zijn gecorrigeerd vanwege een verkeerde vastlegging van een deel van de controleresultaten. Dit leidt tot lagere realisatiecijfers dan eerder gerapporteerd: in 2018 van 91 naar 86 en in 2019 van 97 naar 88. De aangiftes, hoewel deels foutief vastgelegd, zijn wel correct afgewikkeld.

X Noot
3

In verband met de nieuwe indicator zijn van eerdere jaren geen waarden opgenomen.

Met deze prestatie-indicatoren laat de Douane duidelijker de relatie zien tussen de strategische doelen en de prestaties. Op basis van de aanbeveling uit de beleidsevaluatie van 2020 wordt samen met de opdrachtgevers onderzocht of aanvullende indicatoren ontwikkeld kunnen worden.

Toelichting

Afdracht: Juiste invoeraangiften

De Douane zorgt dat de afdracht van douanerechten, belastingen bij invoer en binnenlandse accijnzen zo juist, tijdig en volledig mogelijk is. Dit houdt in dat de verschuldigde douanerechten en belastingen worden vastgesteld, geheven en geïnd. De geïnde bedragen worden afgedragen aan:

  • de Europese Unie (douanerechten);

  • de Nederlandse schatkist (accijnzen en verbruiksbelastingen en omzetbelasting bij invoer).

De invoeraangifte vormt de basis van de juiste afdracht van douanerechten en belastingen. Bedrijven kunnen in verschillende systemen een aangifte ten invoer doen. Een van deze systemen is het aangiftesysteem AGS. De prestatie-indicator «juiste invoeraangiften» geeft weer hoe groot het aandeel juiste invoeraangiften is in het totaal aantal invoeraangiften in het aangiftesysteem AGS. Dit wordt uitgedrukt in een indexcijfer. Het jaar 2016 geldt hierbij als indexjaar.

De prestatie-indicator is het afgelopen jaar gestegen met 8 punten, namelijk van 97 punten in 2020 naar 105 punten in 2021. Dit betekent dat het aandeel juiste aangiften in AGS is toegenomen. Deze stijging heeft verschillende oorzaken. Ten eerste heeft de in 2020 ingezette aanpak van en communicatie met bedrijven geleid tot een verdere toename van het aandeel juiste aangiften in 2021. Aan bedrijven is uitgelegd welke elementen van de aangifte verbeterd konden worden.

Ten tweede zijn in 2021 minder aangiften voor e-commerce zendingen ingediend in AGS. Door nieuwe BTW-regelgeving is voor veel meer zendingen dan voorheen een aangifte vereist, namelijk ook voor zendingen met een geringe waarde. Hiervoor is een nieuw aangiftesysteem gebouwd en per 1 juli in gebruik genomen. Met name e-commerce zendingen worden geraakt door deze aanpassing. Aangezien vooral deze e-commerce aangiften vaak onjuist zijn en deze aangiften nu minder in AGS worden gedaan, zijn minder onjuiste aangiften in AGS ingediend. De Douane verkent de mogelijkheden voor een aanvullende indicator voor Afdracht in dit aangiftesysteem voor e-commerce.

De prestatie-indicator Afdracht geeft de Douane meer inzicht in het aangiftegedrag van bedrijven in AGS en stimuleert de Douane om verbeteringen in gang te zetten. Zo heeft de Douane in 2021 samen met brancheverenigingen een plan van aanpak opgesteld voor verschillende manieren van communicatie met bedrijven. De communicatie heeft tot doel bedrijven aan te zetten tot het indienen van betere aangiften. Eind 2021 is gestart met de uitvoering van het plan.

Beschermen: Uitvoering afspraken niet-fiscale taken

De Douane beschermt de samenleving zo goed mogelijk tegen onveilige en ongewenste goederen. De B-doelstelling van de Douane, beschermen van de samenleving, betreft de uitvoering van de niet-fiscale taken die de Douane in opdracht van beleidsdepartementen kent.

De opdrachtgevende beleidsdepartementen voor de niet-fiscale douanetaken zijn de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Klimaat, Infrastructuur en Waterstaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eind 2021 hebben het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Douane een convenant afgesloten over een nieuwe douanetaak op het gebied van markttoezicht. Hiermee is dit Ministerie de negende opdrachtgever van de Douane geworden.

De streefwaarde van de B-doelstelling is over 2021 behaald.

Concurrentiepositie: Waardering bedrijfsleven

De Douane draagt bij aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie. Dit doet de Douane enerzijds door toe te zien op naleving van Europese maatregelen voor marktordening. Anderzijds bevordert de Douane een snelle en goede douaneafhandeling, resulterend in zo min mogelijk logistiek oponthoud en lage administratieve lasten en toezicht voor het bonafide bedrijfsleven.

De waardering van het bedrijfsleven is een indicator gericht op het versterken van de concurrentiepositie. De Douane peilt regelmatig de waardering van het bedrijfsleven. Voor het meten en verbeteren van de dienstverlening door de Douane aan het bedrijfsleven wordt het instrument Bewijs van Goede Dienst ingezet. Hierin zijn doelstellingen opgenomen die in samenspraak met het bedrijfsleven tot stand zijn gekomen en waaraan zowel de Douane als het bedrijfsleven grote waarde hechten.

De streefwaarde voor de begrotingsindicator C (≥100) is in 2021 gerealiseerd met 107,2. De tevredenheid over de telefonische bereikbaarheid van de Douane is afgenomen en valt te verklaren door de getroffen coronamaatregelen. De waardering van de inhoudelijke kennis en deskundigheid van douanemedewerkers is gestegen ten opzichte van 2020, evenals de tevredenheid over de website.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 37 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 9 Douane (bedragen x € 1.000)1
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

0

0

393.471

440.507

518.330

540.248

‒ 21.918

        

Uitgaven (1) + (2)

0

0

391.518

425.114

520.488

540.248

‒ 19.760

        

(1) Apparaatsuitgaven

0

0

366.896

404.567

426.376

437.863

‒ 11.487

        

Personele uitgaven

0

0

364.127

402.265

423.019

430.924

‒ 7.905

Eigen personeel

0

0

358.089

395.108

412.637

421.860

‒ 9.223

Inhuur externen

0

0

5.885

6.977

10.183

8.905

1.278

Overig personeel

0

0

153

180

199

159

40

        

Materiële uitgaven

0

0

2.770

2.302

3.358

6.939

‒ 3.581

ICT

0

0

704

730

735

5.413

‒ 4.678

Bijdrage aan SSO's

0

0

0

392

511

1.500

‒ 989

Overig materieel

0

0

2.066

1.180

2.112

26

2.086

        

(2) Programma-uitgaven

0

0

24.622

20.547

94.112

102.385

‒ 8.273

        

Bekostiging

0

0

0

834

0

0

0

Overige bekostiging

0

0

0

834

0

0

0

        

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

0

0

0

1.012

1.556

0

1.556

Overige bijdrage ZBO's/RWT's

0

0

0

1.012

1.556

0

1.556

        

Opdrachten

0

0

21.804

15.686

18.418

28.881

‒ 10.463

ICT opdrachten

0

0

1.059

1.356

1.477

3.840

‒ 2.363

Overige opdrachten

0

0

20.745

14.330

16.940

25.041

‒ 8.101

        

Bijdrage aan agentschappen

0

0

2.818

3.015

2.764

2.137

627

Bijdrage overige agentschappen

0

0

2.818

3.015

2.764

2.137

627

        

(Schade)vergoeding

0

0

0

0

7

0

7

(Schade)vergoedingen

0

0

0

0

7

0

7

        

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

71.367

71.367

0

Toegerekende uitgaven van Belastingen

0

0

0

0

71.367

71.367

0

        

Ontvangsten

0

0

990

1.037

749

605

144

Apparaatontvangsten

0

0

990

1.037

749

605

144

X Noot
1

Door het instellen van artikel 9 Douane per 1 januari 2019 zijn vergelijkende cijfers in eerdere jaren onderdeel van artikel 1 Belastingen. Alleen de directe verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de Douane, zoals personele en materiële uitgaven en de apparaatsontvangsten die direct aan het dienstonderdeel Douane kunnen worden toegerekend, zijn in artikel 9 verantwoord

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Personele uitgaven

De personele uitgaven vallen per saldo € 8 mln. lager uit dan begroot. Dit komt grotendeels door de toegenomen formatie die nog niet volledig ingevuld is. Hierdoor is het wel gelukt om het programma Digitale Snelweg Douane (DSD) reeds deels binnen de beschikbare personele middelen te dekken. Daarnaast zijn er lagere, aan personeel gerelateerde uitgaven in verband met de coronamaatregelen (minder dienstreizen, lagere reiskosten woon-werk, minder recepties).

Opdrachten

De uitgaven voor opdrachten vallen € 10,5 mln. lager uit dan begroot. Dit komt onder meer door een herschikking van het budget voor Digitale Snelweg Douane (DSD), dat op de juiste begrotingsposten is opgenomen (€ 4 mln.). Voorts is er een vertraging in de uitgaven ten aanzien van het Douane Wetboek van de Unie (DWU), dat naar verwachting in 2022 worden gedaan (ca. € 1,5 mln.). Tot slot hebben verschillende overhevelingen plaatsgevonden naar artikel 1 Belastingen ten behoeve van Douane-specifieke opdrachten die door de IV-organisatie worden uitgevoerd (ca. € 2,6 mln.).

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Een aantal dienstonderdelen van de Belastingdienst doet uitgaven ter ondersteuning van de Douane. Deze uitgaven zijn vanuit artikel 1 Belastingen toegerekend aan artikel 9 Douane en bestaan uit onderstaande onderdelen. Het was nog niet mogelijk om IV-uitgaven van de Belastingdienst in de ontwerpbegroting IX 2021 aan de Douane toe te rekenen en er is voor gekozen om dit gedurende het jaar niet aan deze begroting toe te voegen. De toerekening van IV-uitgaven vindt daarom plaats vanaf de ontwerpbegroting IX 2022. Voor de toegerekende uitgaven vindt geen nacalculatie plaats na afloop van het begrotingsjaar. De realisatie in artikel 9 is derhalve gelijk aan de begrotingsstand. Realisatie van de daadwerkelijke uitgaven wordt verantwoord in artikel 1 Belastingen.

Tabel 38 Toegerekende uitgaven tbv douaneprocessen (bedragen x 1.000)
 

Bedrag

Communicatieactiviteiten

1.782

HRM-activiteiten

5.687

Huisvesting en facilitaire zaken

60.247

Team Handel en Team OLGA grote ondernemingen

2.032

Gegevens- en betalingsverkeer

261

Kanaal & Ketenregie en Kanaal Digitaal/ Webcare

767

Internationale Fiscale Behandeling (IFB)

589

IV

nvt

Totaal

71.367

F. Douanebeleid en wetgeving

Context

Corona en de door Douane verleende steun aan het bedrijfsleven

De Douane heeft ook in 2021 steun verleend aan het bedrijfsleven door uitstel van betaling te verlenen voor douanerechten, accijnzen en verbruiksbelasting. Daarnaast heeft de Douane maatwerk verleend aan bedrijven in de vorm van verruiming van wettelijke termijnen voor aangiften en vergunningen en is de Douane coulant omgegaan met het opleggen van boetes.

Volumestijging aangiften

Sinds 2019 wordt de Douane geconfronteerd met grote stijgingen van volumes aangifteregels, voornamelijk veroorzaakt door de onstuimige groei van e-commerce, de Brexit en de afschaffing van de vrijstellingsgrens van € 22,- voor e-commerce. In 2021 verwerkte Douane Nederland met 699 miljoen bijna het dubbele aantal aangifteregels als in 2020.

De groei van het aantal aangiften vraagt van de Douane om nog slimmer te handhaven, teneinde de logistieke doorstroom van het goederenverkeer niet te hinderen. Er zijn meerdere lidstaten van de EU die te maken hebben met grote volumestijgingen. Op initiatief van de Nederlandse Douane zal, binnen de al lopende ontwikkelingen van de Douane Unie, aandacht worden besteed aan een gezamenlijke aanpak van de gevolgen van de volumestijging, e-commerce en de groei van niet fiscale douanetaken.

Kengetallen Douane

Onderstaande tabel geeft de aantallen correcties en processen-verbaal weer die voortvloeien uit de controles van de Douane. Daar waar goederen niet in overeenstemming zijn met de aangifte wordt een correctie toegepast. Tevens gaat de tabel in op het aantal aangifteregels (in specifieke procesdelen en systemen).

Tabel 39 Kengetallen Correcties en processen-verbaal Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu (VGEM) (aantallen x 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Correcties scan- en fysieke controles vracht

6,1

6,9

5,9

5,4

7,7

Correcties koeriers en postzendingen

9,5

13,6

8,9

4,5

5,2

Correcties passagiers

15,5

15,1

18,5

9,5

12,0

Correcties ambulante controles binnenland/buitengrens

0,6

1,4

1,6

1,8

1,6

Correcties administratieve controles

0,3

0,9

0,8

1,1

1,0

Processen-verbaal1

14

13,7

12,0

6,5

8,5

Ontwikkeling waarde Nederlandse internationale handel

     

Aantal aangifteregels in- en uitvoer, binnenbrengen, uitgaan en vervoer2 (aantallen x 1 mln.)

 

243,1

320,1

378,2

698,5

X Noot
1

de cijferreeks voor processen-verbaal is aangepast omdat de eerder gerapporteerde cijfers niet volledig waren.

X Noot
2

De reeks van aangifteregels is opgebouwd vanuit de vernieuwde definitie voor aangiften. Voor 2017 zijn deze gegevens niet beschikbaar.

Toelichting

Kengetallen

De stijging van de correcties scan- en fysieke controles vracht is te verklaren door een stijging van het aantal vrachtcontroles in 2021 ten opzichte van 2020. De correcties zijn voornamelijk op het fiscale segment binnen vracht. Een aanvullende oorzaak kan de invoering DECO (een nieuw aangiftesysteem voor e-commerce-zendingen) op 1 juli 2021 zijn en de Brexit. Vooral bij bedrijven, die veel handel bedreven met Engeland ging het na de Brexit fout, omdat bedrijven niet altijd wisten hoe te handelen in de nieuwe situatie.

De correcties bij passagiers zijn licht gestegen als gevolg van de toename van de passagiersstroom in 2021 door de gedeeltelijke opheffing van de beperkingen voor het vliegverkeer vanwege corona. Ten opzichte van 2020 zijn de correcties bij koeriers en postzendingen licht gestegen. Dit hangt samen met het feit dat de Douane het toezicht op de geneesmiddelenwet ook in 2021 heeft gericht op de handelszendingen.

De lichte stijging van het aantal processen-verbaal hangt eveneens samen met de gedeeltelijke opheffing van de coronamaatregelen. Tevens geldt dat als gevolg van corona en bijbehorende protocollen het aantal controles op aangiften (niet zijnde scancontroles) in 2021 lager is geweest dan in de jaren voor 2020. Hetgeen van invloed kan zijn op het aantal correcties en processen-verbaal.

Verdovende middelen in de havens en deelname aan MIT

In 2021 heeft de Douane in totaal 71.796 kg aan cocaïne inbeslaggenomen. Dit is een forse toename in vergelijking met voorgaande jaren. Deze toename is het gevolg van een sterke stijging van het aantal door de Douane onderschepte kilogrammen cocaïne in zeecontainers, zeevracht en op zeeschepen in de havens van Rotterdam en Vlissingen. In totaal werd in 2021 69.479 kilogram cocaïne onderschept in het maritieme proces.

In de meeste gevallen zijn deze onderscheppingen het resultaat van eigen Douane analyse, resulterend in een selectie. Selecties kunnen tot stand komen dankzij generieke of gerichte hoog-risico profielen, door na-analyse of door veredeling van gerichte informatie. Verdere aanleidingen van inbeslagnames waren onder andere informatie van buitenlandse douanediensten, meldingen van bedrijven en informatie van het Hit And Run Cargo-team of de politie.

De Douane is met de politie, OM, FIOD, Koninklijke Marechaussee en Belastingdienst een van de organisaties die in het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) de komende jaren de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit gaan bestrijden. In het kader van haar participatie aan het MIT is de Douane in 2021 nauw betrokken geweest bij de bouwfase van het MIT, onder meer door het opstellen van een Instellingsbesluit MIT en een informatiedelingsconvenant.

In 2021 is de DG Douane voor het eerst als volwaardig lid aangesloten bij het Strategisch Beraad Ondermijning. Hieraan nemen landelijke, regionale en lokale partners die een rol vervullen in de bestrijding van ondermijnende criminaliteit deel. Daarnaast is zij, in aanvulling op het lidmaatschap van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) Amsterdam-Amstelland, Noord-Holland, Rotterdam en Zeeland West-Brabant aangesloten als lid van het RIEC Oost-Brabant. Dit met het oog op het versterken van de aanpak van synthetische drugsproductie in deze regio.

Douane werkt in het kader van haar bijdrage aan de bestrijding van ondermijnende criminaliteit nauw samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, DG Ondermijning. Er wordt onder andere samengewerkt aan de totstandkoming van een plan van aanpak Mainports. Tevens sluit DG Ondermijning aan bij het periodieke directeurenoverleg, dat in het kader van het opdrachtgeverschap tussen Douane en het Ministerie van Justitie en Veiligheid plaatsvindt. Douane is tijdig aangesloten bij nieuwe ontwikkelingen op het gebied van ondermijning en wordt gezien als een belangrijke partner in de bestrijding van ondermijnende criminaliteit.

Artikel 11 Financiering staatsschuld

A. Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de financiering van de staatsschuld. Het doel is om de schuld tegen zo laag mogelijke kosten met een acceptabel risico voor de begroting te financieren. De wettelijke basis voor deze verantwoordelijkheid is geregeld in de Comptabiliteitswet 2016.73 Het Agentschap van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën is namens de minister van Financiën verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld. Voor de inrichting van het risicobeleid en het financieringsbeleid baseert het Agentschap zich onder meer op de internationale richtlijnen voor staatsschuldfinanciering die zijn opgesteld door het IMF74. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn transparantie, consistentie en een goede verhandelbaarheid van Nederlands schuldpapier. Het beheersen van de risico’s betreft onder andere het renterisico, valutarisico en kredietrisico.

Aan het einde van ieder jaar wordt het financieringsplan opgesteld voor het nieuwe jaar. Dit plan wordt in december gepresenteerd in de zogeheten Outlook75. Hierin wordt uiteengezet hoe de Staat in het komende kalenderjaar de schuldfinanciering zal uitvoeren. De kapitaalmarktfinanciering ligt dan (binnen een bepaalde onzekerheidsmarge) voor een jaar vast. Schommelingen in de financieringsbehoefte worden vervolgens primair opgevangen op de geldmarkt. Deze werkwijze maakt het financieringsbeleid consistent en transparant en draagt bij aan het betrouwbare imago van de Nederlandse staat op de financiële markten.

Op basis van bovenstaande uitgangspunten wordt het renterisicokader minimaal één keer in de zeven jaar herzien. Het huidige kader is in 2020 ingegaan en geldt tot en met 2025. Daarnaast wordt het kader één keer in de twee jaar intern geëvalueerd. Voor het beheersen van de renterisico’s worden twee risicomaatstaven gehanteerd: één voor de middellange termijn, de gemiddelde looptijd, en één voor de korte termijn, het renterisicobedrag (RRB). Door de looptijd van de schuld te verlengen kunnen relatief lage rentekosten voor langere tijd worden vastgelegd. Het RRB is het bedrag waarvoor de rente binnen 12 maanden opnieuw moet worden vastgesteld.

C. Beleidsconclusies

De financieringsbehoefte is in 2021 toegenomen en meerdere keren bijgesteld als gevolg van de coronacrisis. Hierdoor is het financieringsplan van het Agentschap, dat normaal gesproken alleen in december wordt gepubliceerd, gedurende het jaar twee keer naar boven toe bijgesteld. Om aan deze verhoogde financieringsbehoefte te voldoen is het verwachte beroep op de kapitaalmarkt gedurende het jaar verhoogd van € 50 mld. naar ongeveer € 60 mld. Het Agentschap heeft marktpartijen daar tijdig van op de hoogte gebracht middels persberichten. Eind 2021 bleek de financieringsbehoefte toch lager uit te vallen vanwege het sterker dan verwachte economisch herstel. Het beroep op de kapitaalmarkt is uiteindelijk uitgekomen op € 58,1 mld. De schommelingen in het financieringssaldo heeft het Agentschap kunnen opvangen op de geldmarkt.

Het huidige beleidskader is in 2020 ingegaan en geldt tot en met 2025. In het beleidskader wordt ingezet op een verdere verlenging van de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille. Hierdoor worden de huidige lage rentes voor een langere periode vastgelegd en wordt meer budgettaire zekerheid gecreëerd voor de middellange termijn. De looptijd van de portefeuille kan in de tijd fluctueren, bijvoorbeeld als gevolg van veranderingen in de financieringsbehoefte. Daarom is vanaf 2020 een bandbreedte vastgesteld van 6 tot 8 jaar waarbinnen de gemiddelde looptijd van de staatsschuld mag fluctueren. Daarnaast is een grens voor het renterisicobedrag (RRB) vastgesteld van 30%. Het RRB is dat deel van de staatsschuld waarop de rente binnen 12 maanden opnieuw moet worden vastgesteld. Wanneer de financieringsbehoefte onverwacht sterk oploopt – zoals in 2020 en 2021 als gevolg van de coronacrisis - wordt deze in eerste instantie voor een groot deel opgevangen door de geldmarkt. Aangezien de financiering op de geldmarkt een looptijd heeft van maximaal één jaar, valt deze financiering automatisch onder het RRB. Het Agentschap volgt de ontwikkeling van het RRB en de gemiddelde looptijd nauwlettend. In 2021 heeft het Agentschap sterk ingezet op het uitgeven van leningen met langere looptijden. Het Agentschap heeft in 2021 ook rentederivaten voortijdig beëindigd om de gemiddelde looptijd en het RRB bij te sturen conform de beleidsdoelstellingen. De omvang van de swapportefeuille is mede hierdoor afgenomen, waardoor de afhankelijkheid van swaps verder is verminderd.

In 2021 heeft voor het eerst een tweejaarlijkse evaluatie plaatsgevonden welke heeft geleid tot een nadere aanscherping van het risicokader. Aanleiding voor de aanscherping zijn onder andere de hogere staatsschuld en de behoefte om de huidige lage rentes voor een langere periode vast te leggen.76 

Financieringsactiviteiten in 2021

De rentepercentages voor schuldfinanciering zijn in 2021 gestegen. Op de kapitaalmarkt is de gemiddelde 10-jaarsrente op Nederlandse staatsobligaties gestegen van ‒0,49% ultimo 2020 naar ‒0,15% ultimo 2021. Mede door de lage rente is het Agentschap erin geslaagd de nieuw te financieren schuld tegen rentebaten of relatief beperkte rentekosten te financieren met een acceptabel risico voor de Rijksbegroting.

In onderstaande tabel is de omvang van de financieringsactiviteit per instrument weergegeven, evenals de begin- en eindstanden van de uitstaande schuld.77

Tabel 40 Uitstaande standen, leningen en aflossingen per instrument (bedragen x € 1 mld.)1

Instrument

Uitstaande stand per 1-1

Totaal uitgegeven

Totaal afgelost

Uitstaande stand per 31-12

     

Vaste schuld (kapitaalmarkt)

300,6

58,1

‒ 16,5

342,1

Dutch State Loan (DSL) + grootboeken

300,6

58,1

‒ 16,5

342,1

     

Vaste schuld (Private loans)

0,3

0,0

0,0

0,3

Private loans

0,1

0,0

0,0

0,1

Private loans in foreign currency

0,2

0,0

0,0

0,2

     

Vlottende schuld (geldmarkt)

51,9

215,4

‒ 241,2

26,1

Dutch Treasury Cerfitficate (DTC)

51,9

60,9

‒ 88,3

24,6

Commercial Paper in EUR

0,0

5,7

‒ 5,7

0,0

Commercial Paper USD

0,0

37,6

‒ 36,0

1,6

Deposit borrow EUR

0,0

98,2

‒ 98,2

0,0

Deposit borrow USD

0,0

3,5

‒ 3,5

0,0

Sell Buy Back (SBB)

0,0

9,6

‒ 9,6

0,0

     

Vorderingen (geldmarkt)

0,0

‒ 50,1

50,1

0,0

Deposit lend

0,0

‒ 45,6

45,6

0,0

Buy Sell Back (BSB)

0,0

0,0

0,0

0,0

Eurex repo

0,0

‒ 4,6

4,6

0,0

     

Overig

‒ 4,6

  

‒ 3,7

Cash collateral

6,7

  

3,2

Banksaldi totaal

‒ 11,2

  

‒ 6,9

     

Totaal leningen incl. collateral (=staatsschuld)

359,4

  

371,8

Totaal vorderingen

‒ 11,2

  

‒ 6,9

X Noot
1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De tabel laat zien dat het merendeel van de staatsschuld is gefinancierd met langlopende staatsobligaties (DSL’s). Maar tegelijk is ook te zien dat het grootste deel van de dagelijkse financieringsactiviteiten plaatsvindt op de geldmarkt. Door de korte looptijden wordt hier veel vaker afgelost en opnieuw geleend dan bij de langlopende leningen op de kapitaalmarkt. De omvang van de geldmarktfinanciering inclusief geldmarktuitzettingen op enig moment fluctueerde in 2021 tussen € 20,9 mld. en € 58,6 mld.

De basis van de korte financieringen wordt ingevuld met het DTC-programma. Dutch Treasury Certificates (DTC’s) – ofwel schatkistpapier – zijn leningen met een looptijd variërend van drie tot twaalf maanden. Naast de DTC’s is in 2021 voor de korte financiering gebruik gemaakt van Commercial Paper (CP). CP heeft kortere looptijden, meestal tussen een week en drie maanden. Door de flexibele start- en einddata, kan met dit instrument goed worden ingespeeld op schommelingen in de financieringsbehoefte op de korte termijn. Als laatste zijn er leningen met zeer korte looptijden (dagen en weken) zoals deposito’s en sell buy back’s. Indien nodig kunnen overtollige middelen voor korte tijd uitgeleend worden via de geldmarkt of worden aangehouden bij DNB, bijvoorbeeld wanneer relatief veel belastinginkomsten binnenkomen of wanneer er relatief minder uitgaven zijn, dan voorzien.

Transacties in CP en deposito’s kunnen plaatsvinden in verschillende valuta. Vanwege de gunstige prijzen heeft het Agentschap in 2021 bijvoorbeeld gebruik gemaakt van CP in US dollars. Het wisselkoersrisico op leningen in buitenlandse valuta wordt altijd direct afgedekt met behulp van valutaswaps, zodat de rentelasten in euro’s vastliggen.

De post cash collateral betreft de onderpanden die het Agentschap ontvangt doordat de afgesloten derivatencontracten door de lage rentestanden een positieve marktwaarde hebben voor de Staat. De totale waarde van het onderpand is in 2021 afgenomen. Dit is met name het gevolg van de voortijdige beëindiging van rentederivaten. Dit heeft een verlagend effect gehad op de EMU-schuld.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de nominale omvang van de staatsobligaties die in 2021 zijn uitgegeven op de kapitaalmarkt en wat de effectieve rente was voor deze obligaties. Door het grote uitstaande volume en de langere looptijden van de staatsobligaties is het effect van deze leningen op de rentelasten van de Staat veel groter dan dat van de geldmarktleningen. Net als voorgaande jaren is in 2021 een nieuwe 10-jaarslening uitgegeven. Het bedrag van € 13,4 mld. is verspreid over het jaar op vier verschillende dagen opgehaald. Ook is een nieuwe langlopende 15-jaarslening uitgegeven waarbij de veiling € 8,0 mld. heeft opgebracht, verspreid over twee verschillende dagen. De 20-jaars groene obligatie (DSL 2040-01-15 0,50 PCT) is in 2021 één keer heropend en hiermee is € 1,7 mld. opgehaald waardoor het totale volume van deze groene obligatie eind 2021 € 10,7 mld. is. Daarnaast is een nieuwe 8-jaarslening uitgegeven waarbij een bedrag van € 8,1 mld. is opgehaald, verspreid over twee verschillende dagen. Tevens zijn er meerdere leningen met diverse resterende looptijden heropend gedurende het jaar.

Tabel 41 Schulduitgifte op de kapitaalmarkt in 20211

Dutch State Loan (DSL)

Uitgiftedatum

Jaar eerste uitgifte

Totaal volume(in € mld.)

(Resterende) looptijd op uitgiftedatum (in jaren)

Effectieve rente(in %)

      

Uitgifte nieuwe DSL's

  

29,4

  
      

DSL 2029-01-15 0,00 PCT

  

8,1

  

MTS veiling

28-9-2021

2021

5,7

7,3

‒ 0,25%

Heropening

23-11-2021

2021

2,4

7,2

‒ 0,28%

      

DSL 2031-07-15 0,00 PCT

  

13,4

  

DDA

9-2-2021

2021

6,0

10,4

‒ 0,32%

Heropening

11-5-2021

2021

2,4

10,2

‒ 0,03%

Heropening

8-6-2021

2021

2,5

10,1

‒ 0,05%

Heropening

26-10-2021

2021

2,5

9,7

0,01%

      

DSL 2038-01-15 0,00 PCT

  

8,0

  

DDA

13-4-2021

2021

5,9

16,8

0,19%

Heropening

9-11-2021

2021

2,1

16,2

0,12%

      

Heropening oude DSL's

  

28,6

  
      

Resterende looptijd 0-5 jaar

  

6,8

  

DSL 2024-07-15 2,00 PCT

7-12-2021

2014

2,1

2,6

‒ 0,69%

DSL 2025-07-15 0,25 PCT

26-1-2021

2015

2,7

4,5

‒ 0,72%

DSL 2025-07-15 0,25 PCT

31-8-2021

2015

2,0

3,9

‒ 0,72%

      

Resterende looptijd 5-15 jaar

  

7,0

  

DSL 2026-07-15 0,50 PCT

28-4-2021

2016

2,4

5,2

‒ 0,50%

DSL 2027-01-15 0,00 PCT

9-3-2021

2020

2,7

5,9

‒ 0,48%

DSL 2033-01-15 2,50 PCT

23-3-2021

2012

2,0

11,8

‒ 0,15%

      

Resterende looptijd 15-20 jaar

  

4,0

  

DSL 2037-01-15 4,00 PCT

22-6-2021

2005

2,3

15,6

0,14%

DSL 2040-01-15 0,50 PCT

23-2-2021

2019

1,7

18,9

0,10%

      

Resterende looptijd >20 jaar

  

10,9

  

DSL 2042-01-15 3,75 PCT

13-7-2021

2010

2,8

20,5

0,11%

DSL 2047-01-15 2,75 PCT

25-5-2021

2014

2,0

25,7

0,40%

DSL 2047-01-15 2,75 PCT

12-10-2021

2014

2,0

25,3

0,36%

DSL 2052-01-15 0,00 PCT

12-1-2021

2020

2,2

31,0

‒ 0,03%

DSL 2052-01-15 0,00 PCT

14-9-2021

2020

2,0

30,4

0,27%

      

Totaal

  

58,1

  
X Noot
1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de nominale omvang van het DTC programma. Het geeft aan wat aan schatkistpapier in 2021 is uitgegeven op de geldmarkt en wat hiervan de gemiddelde effectieve rente was. De gemiddelde effectieve rente van het schatkistpapier was voor heel 2021 negatief.

Tabel 42 Schulduitgifte op de geldmarkt in 20211

Dutch Treasury Certificate (DTC)

Aantal keren uitgegeven

Totaal volume(in € mld.)

Gemiddelde resterende looptijd op uitgiftedatum (in jaren)

Gemiddelde effectieve rente(in %)

DTC 2021-04-29

2

1,7

0,3

‒ 0,65%

DTC 2021-05-28

2

1,7

0,3

‒ 0,65%

DTC 2021-06-29

4

3,6

0,4

‒ 0,63%

DTC 2021-07-29

4

4,3

0,4

‒ 0,63%

DTC 2021-08-30

4

4,5

0,4

‒ 0,62%

DTC 2021-09-29

4

6,1

0,4

‒ 0,63%

DTC 2021-10-28

4

7,5

0,4

‒ 0,63%

DTC 2021-11-29

4

6,9

0,4

‒ 0,64%

DTC 2022-01-28

5

8,2

0,4

‒ 0,71%

DTC 2022-02-25

4

7,5

0,4

‒ 0,71%

DTC 2022-03-30

4

4,6

0,4

‒ 0,71%

DTC 2022-04-28

2

3,2

0,5

‒ 0,74%

DTC 2022-05-30

2

1,1

0,5

‒ 0,79%

     

Totaal

 

60,9

  
X Noot
1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Verantwoording over de risico-indicatoren: gemiddelde looptijd en renterisicobedrag

Zoals aangegeven hanteert het Agentschap voor het beheersen van de renterisico’s twee risicomaatstaven, één voor de middellange termijn, de gemiddelde looptijd, en één voor de korte termijn, het RRB.

Eind 2021 is een gemiddelde looptijd van 7,9 jaar gerealiseerd. Het gemiddelde RRB is over heel 2021 uitgekomen op 22,6%, ruim onder de grens van 30%. Daarmee is het Agentschap er net als de afgelopen jaren in geslaagd om de indicatoren te laten voldoen aan de waarden die door het renterisicokader worden voorgeschreven.

De verlenging van de looptijd is tot stand gekomen door uitgifte van nieuwe staatsobligaties op de kapitaalmarkt en een lagere omvang van de geldmarkt in 2021. Het Agentschap heeft in 2021 rentederivaten voortijdig beëindigd om de gemiddelde looptijd en het RRB bij te sturen conform de beleidsdoelstellingen.

Tabel 43 Streefwaarde/maximale waarde en realisatie van gemiddelde looptijd en RRB – periode 2017-2021
 

2017

2018

2019

2020

2021

Gemiddelde looptijd (in jaren)

     

Streefwaarde

6,0

6,3

6,4

6,0-8,0

6,0-8,0

Realisatie

6,0

6,4

6,6

6,9

7,9

      

RRB (in %)

     

Maximale waarde RRB

18,0%

18,0%

18,0%

30,0%

30,0%

Realisatie

15,4%

13,7%

13,4%

18,8%

22,6%

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 44 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 11 Financiering staatsschuld (bedragen x € 1 mln.)12
    

Realisatie1

Realisatie1

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

54.275

45.831

40.638

34.922

46.538

20.926

25.612

        

Uitgaven

54.275

45.831

40.638

34.922

46.538

20.926

25.612

        

Opdrachten

13

9

16

16

16

16

0

Overige kosten

13

9

16

16

16

16

0

        

Rente

6.977

6.289

5.646

5.055

4.459

4.366

93

Rente vaste schuld

6.847

6.236

5.622

5.034

4.447

4.366

81

Rente vlottende schuld

29

0

0

0

0

0

0

Voortijdige beëindiging schuld

100

53

23

8

4

0

4

Voortijdige beëindiging derivaten

0

0

0

4

4

0

4

Rente derivaten kort

0

0

1

10

4

0

4

Rente derivaten lang

0

0

0

0

0

0

0

        

Leningen

47.286

39.533

34.976

29.851

42.063

16.544

25.519

Aflossing vaste schuld

43.303

39.533

30.053

29.851

16.543

16.544

‒ 1

Mutatie vlottende schuld

3.983

0

4.923

0

25.521

0

25.521

        

Ontvangsten

35.529

32.539

22.299

80.525

60.641

56.731

3.910

        

Rente

2.995

4.762

1.241

4.780

2.570

2.045

525

Rente vaste schuld

0

0

0

0

0

0

0

Rente vlottende schuld

237

224

146

234

212

634

‒ 422

Voortijdige beëindiging schuld

0

0

0

0

0

0

0

Rente derivaten lang

1.210

1.202

1.095

1.023

826

1.411

‒ 585

Rente derivaten kort

0

1

0

0

0

0

0

Voortijdige beëindiging derivaten

1.547

3.335

0

3.524

1.533

0

1.533

        

Leningen

32.534

27.777

21.058

75.745

58.071

54.686

3.385

Uitgifte vaste schuld

32.534

23.637

21.058

41.212

58.071

54.686

3.385

Mutatie vlottende schuld

0

4.140

0

34.533

0

0

0

        

Overige baten

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

De rentelasten en -baten voor rentederivaten waren tot en met begrotingsjaar 2015 onderdeel van de rentelasten en -baten vaste en vlottende schuld. Met ingang van begrotingsjaar 2016 worden deze apart getoond.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Rente

Rente vaste schuld

De rentelasten op de vaste schuld zijn in 2021 € 81 mln. hoger uitgevallen dan begroot. Bij de uitgifte van nieuwe schuld worden de rentetarieven vastgelegd tegen het dan geldende rentetarief. De rentepercentages waren iets hoger dan de rentepercentages die zijn gebruikt tijdens het opstellen van de begroting.

Leningen

Mutatie vlottende schuld

De eindstand van de uitstaande schuld op de geldmarkt is het gevolg van meerdere ontwikkelingen gedurende het jaar, waarvan de ontwikkeling van het kassaldo, de keuze voor de omvang van de financiering op de kapitaalmarkt, de ontwikkeling van het onderpand in contanten dat is ontvangen voor de derivaten en de vervroegde aflossingen de belangrijkste zijn. In 2021 is gedurende het jaar een veel grotere financieringsbehoefte geraamd door de verlenging van coronamaatregelen, waardoor de uitgifte van vaste schuld is verhoogd. Doordat het kastekort lager is uitgevallen dan werd geraamd, is een deel van de vlottende schuld afgelost.

Ontvangsten

Rente

Rente vlottende schuld

De rentebaten op de vlottende schuld vallen lager uit als gevolg van wijzigingen in de omvang van de kortlopende schuld en de hoogte van de korte rente. De lagere rentebaten zijn het saldo van meerdere mutaties die uit deze wijzigingen volgen. In 2021 is minder rente ontvangen doordat de omvang van de kortlopende schuld lager is uitgevallen als gevolg van het verhogen van de vaste schuld en het lagere kastekort.

Rentederivaten lang

De rentebaten op derivaten zijn lager uitgevallen als gevolg van de gerealiseerde rentepercentages op de variabele delen van de renteswaps en als gevolg van de voortijdige beëindiging van rentederivaten.

Voortijdige beëindiging derivaten

Het Agentschap heeft in 2021 rentederivaten voortijdig beëindigd. Dit is voornamelijk gedaan om het renterisico op de schuldportefeuille bij te sturen; de looptijd van de gehele schuldportefeuille is hierdoor in 2021 toegenomen. Bij de voortijdige beëindiging van renteswaps wordt de netto contante waarde van de toekomstige rentestromen in één keer in het jaar waarin de voortijdige beëindiging van derivaten plaatsvindt, ontvangen, hetgeen de EMU-schuld met hetzelfde bedrag verlaagt.

Leningen

Uitgifte vaste schuld

De uitgegeven vaste schuld (staatsobligaties) is € 3,4 mld. hoger uitgevallen door de toegenomen financieringsbehoefte als gevolg van de coronacrisis.

Artikel 12 Kasbeheer

A. Algemene doelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. Het doel is dat publieke middelen doelmatig worden beheerd en financiële risico’s worden voorkomen. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 201678, nader uitgewerkt in de Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen (voor RWT’s)79, de Wet financiering decentrale overheden80 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen81 en de Zorgverzekeringswet82 (voor sociale fondsen) en de Regeling Agentschappen83 (voor agentschappen).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de rijksoverheid.

Bij schatkistbankieren heeft de minister van Financiën een beleidsmatige en uitvoerende rol. De uitvoering van het schatkistbankieren is belegd bij het Agentschap van de Generale Thesaurie. Schatkistbankieren houdt in dat instellingen hun liquide (overtollige) publieke middelen aanhouden bij het ministerie van Financiën (de schatkist). De publieke middelen verlaten de schatkist niet eerder dan noodzakelijk voor de uitvoering van de publieke taak. Daarnaast kunnen onder voorwaarden sommige categorieën deelnemers aan schatkistbankieren ook leningen afsluiten.

Het schatkistbankieren heeft drie doelstellingen: reductie van de EMU-schuld, risicoreductie en doelmatig kasbeheer. Door alle overtollige middelen binnen de overheid te concentreren bij het ministerie van Financiën vermindert de leenbehoefte van de overheid als geheel. Deze lagere leenbehoefte zorgt voor een lagere EMU-schuld. Het risico dat deelnemers lopen met hun overtollige middelen is kleiner doordat er minder geld bij externe partijen in beheer is. Het kasbeheer is doelmatiger doordat, over de gehele collectieve sector bezien, deelnemers met een leenfaciliteit besparen op hun rentekosten omdat het ministerie van Financiën tegen lagere rentetarieven uitleent dan marktpartijen.

Het betalingsverkeer van het Rijk wordt door commerciële partijen uitgevoerd. Periodiek wordt hiertoe het betalingsverkeer, dat verdeeld is over percelen, aanbesteed. Het ministerie van Financiën coördineert deze aanbestedingen. Door deze aanbestedingen worden commerciële partijen geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden.

De doelstelling van het betalingsverkeer is het waarborgen en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening en het bewaken van de kosten hiervan.

C. Beleidsconclusies

In de begroting van 2021 waren geen beleidswijzigingen voor het schatkistbankieren en het betalingsverkeer voorzien. Het ministerie is in 2021 verder gegaan met de implementatie van een nieuw systeem voor het schatkistbankieren. Met dit nieuwe systeem wil het ministerie zijn dienstverlening op het gebied van het schatkistbankieren verder professionaliseren en toekomstbestendig maken, werkprocessen automatiseren en de gebruikers van het schatkistbankieren een nieuw en solide gebruikersomgeving bieden waarin zij op eenvoudige en efficiënte wijze veel zaken zelf kunnen regelen. Het project zal doorlopen tot in 2022.

Begin 2021 is voor het giraal betalingsverkeer Rijk de aanbesteding afgerond waarbij een nieuw contract met ING is gestart op 1 februari 2021.84 Deze aanbesteding betreft in de basis het girale SEPA-betalingsverkeer van alle Rijksonderdelen met uitzondering van het betalingsverkeer van de Belastingdienst. Daarnaast is op 29 maart 2021 de aanbesteding ‘Internationale betaaldienstverleners/Elektronisch Betalen’ gegund aan CM Payments. Bij elektronisch betalen gaat het zowel om het verwerken van online betalingen - voornamelijk via iDEAL - die door onderdelen van het Rijk ontvangen worden als ook om het verwerken van inkomende kaartbetalingen bij betaalterminals. Denk hierbij bijvoorbeeld aan pinbetalingen bij bedrijfsrestaurants van het ministerie van Defensie.

Voorts is er op 30 juli 2021 voor de verwerking van contant geld (in euro en in vreemde valuta) en vervoer van contant geld een overeenkomst gesloten met Travelex. De opdracht is gegund aan een partij die gespecialiseerd is in de verwerking van contant geld.85

Kengetallen

Het schatkistbankieren kent kengetallen die laten zien hoeveel deelnemers er zijn, wat de omvang is van de aangehouden en uitgeleende middelen én wat de bijdrage was aan het reduceren van de EMU-schuld. De EMU-schuld bestaat uit alle schulden van de collectieve sector aan instellingen buiten de overheid. Doordat de deelnemers aan het schatkistbankieren hun overtollige middelen bij het Rijk aanhouden, hoeft het Rijk minder te lenen. Het gevolg is dat de omvang van de totale extern uitstaande schuld van de hele collectieve sector daalt en daardoor de EMU-schuld afneemt. Aan het eind van 2021 was de bijdrage van het schatkistbankieren aan het verlagen van de EMU-schuld € 55,8 mld.

Tabel 45 Deelnemers en omvang middelen (ultimo 2021)
 

Aantal deelnemers

Overtollige middelen in rekening-courant en deposito(bedragen x € 1 mld.)

Verstrekte leningen en roodstand(bedragen x € 1 mld.)

Agentschappen

28

2,7

7,6

RWT's en derden

556

17,1

4,9

Sociale fondsen

3

21,0

10,9

Decentrale overheden

704

15,0

0,0

Totaal

1291

55,8

23,4

Tabel 46 EMU-schuldreductie (ultimo 2021)

In miljarden euro

  

55,8

In procenten bbp

  

6,5%

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 47 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 12 Kasbeheer (bedragen x € 1 mln.)1
     

Realisatie1

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

1.553

2.951

1.384

1.950

1.511

1.531

‒ 20

        

Uitgaven

1.553

2.951

1.384

1.950

1.511

1.531

‒ 20

        

Rente

29

31

28

35

34

31

3

Rente kasbeheer

29

31

28

35

34

31

3

Uitgaven bij voortijdige beëindiging (hoofdsom)

0

0

0

0

0

0

0

        

Leningen

1.523

2.213

1.312

1.859

1.477

1.500

‒ 23

Verstrekte leningen

1.523

2.213

1.312

1.859

1.477

1.500

‒ 23

        

Mutaties in rekening-courant en deposito's

0

708

45

56

0

0

0

Agentschappen

0

0

45

56

0

0

0

RWT's en derden

0

0

0

0

0

0

0

Sociale fondsen

0

0

0

0

0

0

0

Decentrale Overheden

0

708

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

6.063

10.747

10.915

9.006

17.632

9.142

8.489

        

Rente

146

120

110

106

95

92

3

Rente kasbeheer

141

118

109

105

95

92

2

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

4

2

1

1

0

0

0

        

Leningen

1.886

2.126

992

1.320

981

910

71

Ontvangen aflossingen

1.886

2.126

992

1.320

981

910

71

        

Mutaties in rekening-courant en deposito's

4.031

8.501

9.813

7.580

16.556

8.140

8.416

Agentschappen

47

209

0

0

328

0

328

RWT's en derden

805

2.015

1.293

2.934

4.590

0

4.590

Sociale fondsen

2.766

6.277

7.028

2.025

9.605

8.140

1.465

Decentrale Overheden

413

0

1.492

2.621

2.033

0

2.033

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

E. Toelichting op de instrumenten

Het ministerie van Financiën is de uitvoerder van schatkistbankieren en beheert de aangehouden (liquide) middelen en de leningen. Het ministerie heeft geen zicht op de beweegredenen van instellingen om leningen aan te gaan, of meer of minder middelen aan te houden op rekeningen-courant en/of deposito’s en rapporteert alleen over de totale omvang ervan per deelnemersgroep.

Verplichtingen en uitgaven

Leningen

Het bedrag aan verstrekte leningen is in 2021 € 23 mln. lager dan in de begroting werd geraamd. De leningen verstrekt aan de agentschappen zijn € 181 mln. lager uitgevallen en de leningen verstrekt aan RWT’s zijn € 158 mln. hoger uitgevallen dan begroot.

Ontvangsten

Leningen

In 2021 is € 71 mln. meer aan leningen afgelost dan in de begroting werd geraamd. Dit komt onder andere doordat aan het eind van 2020 meer leningen zijn verstrekt dan bij het opstellen van de begroting van 2021 was voorzien. Het grootste deel van de leningen hebben een jaarlijkse aflossing. Door de stijging van het aantal leningen in 2020 is eind 2021 meer afgelost dan begroot.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s

Alle deelnemers aan het schatkistbankieren hebben één of meerdere rekeningen-courant waarop zij tegoeden aanhouden. Een stijging van het saldo van de rekening-courant en deposito’s betekent een instroom van geld en is daarom een ontvangst voor de Staat. Een daling van het saldo leidt tot een uitgave. In 2021 is het saldo van de rekeningen-courant met € 16,6 mld. toegenomen, met name door de sociale fondsen en de RWT’s en derden.

De mutaties in rekening-courant en deposito’s zijn per saldo € 8,4 mld. hoger dan geraamd. Dit wordt vooral veroorzaakt door een hoger dan verwachte toename van het rekening-courant saldo van RWT’s en decentrale overheden, hetgeen mede komt door een toename van het aantal RWT’s.

Artikel 13 Toeslagen

A. Algemene doelstelling

Het uitvoeren van de toeslagregelingen voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die vallen onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).

De doelstelling van de Awir is het bewerkstelligen van harmonisatie tussen inkomensafhankelijke regelingen, het bevorderen van klantvriendelijkheid en doelmatigheid door het instellen van één uitvoeringsloket, en het realiseren van een betere aansluiting van inkomensafhankelijke regelingen bij de draagkracht door het gebruik van het actuele inkomen. Dit betreft de huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag (KOT).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de inkomensafhankelijke regelingen. Daarbij gaat het om het te voeren beleid en het opstellen van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de daarop gebaseerde regelgeving.

De minister van Financiën heeft daarnaast een uitvoerende rol op het terrein van de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) voert Toeslagen de toeslagregelingen uit voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Toeslagen is belast met de uitvoering van de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Toeslagen streeft naar klantgerichte dienstverlening aan burgers, de rechtmatige toekenning van toeslagen en efficiënte uitvoering van processen.

Belangrijk vertrekpunt bij de doorvoering van beleidswijzigingen voor Toeslagen is de positie van de opdrachtgevers, zijnde de beleidsdepartementen van SZW, BZK en VWS. In de begroting van deze ministeries wordt het beleid – waarvoor de desbetreffende minister verantwoordelijk is – toegelicht. Toeslagen gaat over de uitvoering van het beleid binnen de door opdrachtgevers gestelde kaders, niet over het beleid zelf.

C. Beleidsconclusies

Naast het uitvoeren van de reguliere dienstverlening, de werkzaamheden in het kader van herstel en het verder inrichten van het DG Toeslagen is in 2021 op onderstaande wijze invulling gegeven aan de beleidswijzigingen uit de ontwerpbegroting 2021.

Vergroten van de menselijke maat in de regelgeving

Het afgelopen jaar heeft het kabinet zich voorbereid op de hervorming en vernieuwing van het toeslagenstelsel. Naar aanleiding van de motie Lodders/Van Weyenberg zijn vooruitlopend op deze hervorming maatregelen uitgewerkt die op de korte termijn kunnen zorgen voor meer helderheid en zekerheid aan de voorkant voor alle toeslaggerechtigden. In het Belastingplan 2022 zijn twee maatregelen opgenomen die knelpunten in de huurtoeslag oplossen. Zo wordt de leeftijd waarop de verblijfsstatus van de medebewoner relevant is verhoogd naar 18 jaar. Ook vervalt de eis dat in de maand voorafgaand aan overschrijding van de maximum huurgrens recht op huurtoeslag moet bestaan om aanspraak te maken op de regeling verworven recht. Huurtoeslag kan herleven indien op enig moment voor de huurgrensoverschrijding voor dezelfde persoon en op hetzelfde adres recht is geweest op huurtoeslag.

Herstelorganisatie

In de afgelopen periode is het herstel voor door de kinderopvangtoeslagaffaire getroffen burgers uitgevoerd door een daartoe in het leven geroepen herstelorganisatie UHT (Uitvoering Herstel Toeslagen). Het doel van die organisatie is om voor alle getroffen ouders een zorgvuldig en snel herstel uit te voeren. In thema 4 onder het kopje «Compensatie en herstel ouders» zijn de activiteiten en resultaten van de herstelorganisatie toegelicht.

In het afgelopen jaar is gewerkt aan de versterking van de governance van de hersteloperatie. Belangrijk onderdeel van deze versterking was de voorbereiding van de oprichting van het programma directoraat-generaal Herstel Toeslagen. Waar de oorspronkelijke focus van herstel namelijk lag op het bieden van financieel herstel, ontwikkelde zich dat in 2021 steeds verder in de richting van een brede aanpak om gedupeerden en hun gezin in staat te stellen een nieuwe start te maken. Met de verbreding van de hersteloperatie werd de aansturing en coördinatie van alle betrokken partijen steeds belangrijker. Sinds begin 2021 zijn daarom stappen gezet om die coördinatie vorm te geven. Om te zorgen dat DG Toeslagen zich volledig op haar kerntaak van financieel herstel zou kunnen gaan richten en om tegelijkertijd de coördinatie van de hersteloperatie verder te versterken, is in de loop van 2021 besloten een programma directoraat-generaal in te richten. De Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën heeft daarvoor twee kwartiermakers benoemd. Zij zijn vanaf 1 oktober 2021 aan de slag gegaan - in nauwe samenwerking met de VNG, Rijk en overige bij de hersteloperatie betrokken partijen - om de organisatie en coördinatie van alle betrokken partijen te versterken. Per 1 januari 2022 is het programma directoraat-generaal formeel opgericht en is het verantwoordelijk voor zowel het herstelbeleid als voor de regie op de keten van uitvoeringsorganisaties. Daarmee heeft het DG Toeslagen (met daarbinnen ook UHT) weer de meer primaire rol als (mede-)uitvoerder van de hersteloperatie verkregen.

De herstelorganisatie laat zich adviseren door een bestuurlijke adviesraad. De adviesraad bestaat uit experts op het gebied van de kinderopvangtoeslag, zoals relevante brancheverenigingen en maatschappelijke organisaties, experts op (sociaal) juridisch vlak, en experts in crisismanagement. Daarnaast is er een apart ouder- en kindpanel ingesteld om advies te geven vanuit het perspectief van gedupeerde ouders en kinderen. Op deze manier wordt het meest belangrijke perspectief – dat van de betrokken ouders – op continue wijze geborgd in ontwerp en uitvoering.

Het ouderpanel denkt mee en adviseert over het aanpakken van de problemen met de kinderopvangtoeslag. Inhoudelijk richtte het ouderpanel zich de afgelopen maanden onder andere op lotgenotenondersteuning tussen gedupeerde ouders en inzet van ervaringsdeskundige ouders. Zowel landelijk als lokaal is hier behoefte aan en wordt dit (verder) vormgegeven. Daarnaast heeft het ouderpanel een ongevraagd advies gegeven in het kader van de herijking. Verder blijft het ouderpanel betrokken bij verschillende onderwerpen van de hersteloperatie. Het panel doet dit door zich hierover te laten informeren, deel te nemen aan overleg en advies vanuit ouderperspectief uit te brengen. Het ouderpanel heeft recent ook een aantal kritiekpunten op het plan van aanpak «uithuisplaatsing van kinderen» van het ministerie van Justitie en Veiligheid aangegeven.

De community kind, jongeren, 18+ heeft in 2021 waardevolle adviezen gegeven over een langjarige en brede aanpak voor kinderen van gedupeerde ouders (Leven op de rit).

Door middel van de voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag wordt de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd over de voortgang en resultaten.

Programma vernieuwing dienstverlening

Toeslagen werkt via het programma Vernieuwing Dienstverlening langs drie lijnen aan de verbetering van de dienstverlening:

  • Het vergroten van de zekerheid bij het toekennen van toeslagen;

  • Het hanteren van de menselijke maat;

  • Adequate handhaving.

Zekerheid bij toekenning

Om de zekerheid bij het toekennen van toeslagen te vergroten is de capaciteit om onjuiste of onvolledige aanvragen op te pakken uitgebreid. Het opleidingsaanbod voor deze medewerkers is vernieuwd en doorontwikkeld om ze voldoende te equiperen voor hun taak. Daarnaast is het grootschalig signaleren op basis van gegevensleveringen over de opvangsituatie of veranderingen in de situatie van de doelgroep geïmplementeerd als regulier, maandelijks proces bij Toeslagen. Tevens heeft Toeslagen 

als onderdeel van het beter informeren van burgers over de mogelijke impact van zogenaamde life events op hun toeslagensituatie samen met de Belastingdienst een webinar «scheiden/uit elkaar gaan" gemaakt.

Menselijke maat

De communicatie met de burger via brieven, de website en het aanvraagsysteem wordt versimpeld. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van input vanuit het burgerpanel en aanvullend burgeronderzoek. De verbeteringen worden vastgelegd in een schrijfwijzer, die behandelaren ondersteunt bij het helder schrijven van brieven.

Medewerkers worden begeleid om beslissingen op een begrijpelijke manier te motiveren. Naast de mogelijkheid om opleidingen te volgen op het gebied van wet- en regelgeving en communicatie wordt gebruik gemaakt van intervisie. Hierbij wordt casuïstiek over omgang en communicatie met burgers besproken en wordt gereflecteerd op het eigen gedrag.

Verder heeft Toeslagen de mogelijkheid om burgers individueel te begeleiden uitgebreid. In totaal zijn tot en met november 2021 bijna 2.000 burgers geselecteerd voor individuele begeleiding. Met de opening van tien extra steunpunten en de werving van 40 medewerkers is de inzet van balies voor toeslaggerechtigden geïntensiveerd. 

Indieners van een bezwaarschrift bij Toeslagen zijn gebeld om beter te begrijpen wat er aan de hand is, wat er speelt en om nadere uitleg te geven.

Adequate handhaving

Voor adequate handhaving richt het toezicht zich aan de voorkant van het toeslagenproces op het voorkomen van het aanleveren van foutieve informatie. De focus ligt hierbij op het eerder en proactief contact zoeken met burgers. Verder zijn burgers die gedurende het jaar een hoge terugvordering ontvangen in het kader van een pilot vooraf gebeld. Aan de achterkant van het toeslagenproces wordt gewerkt aan het verbeteren van de processen klachten, beroep en bezwaar.

De grootschalige publiekscampagne is in het eerste kwartaal van 2021 geëvalueerd. Een concreet resultaat van de campagne is zichtbaar bij de kinderopvangtoeslag-app. Gedurende de campagne groeide het aantal downloads fors. De campagne is het hele jaar voortgezet. Het doel van de campagne is bewustwording creëren, het kennisniveau vergroten en ouders activeren sneller wijzigingen door te geven.

Met het verbetertraject KOT als voorbeeld zijn vanuit het programma Vernieuwing Dienstverlening verbetertrajecten gestart voor de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget (KGB). Dit betekent dat een soortgelijke samenwerking tussen opdrachtgever, opdrachtnemer en het veld voor de huurtoeslag is opgezet. Voor de zorgtoeslag is hiermee gestart en voor het KGB zijn de eerste gesprekken gevoerd.

Verbeteringen uitvoering kinderopvangtoeslag

Het verbetertraject KOT wordt in nauwe samenwerking tussen SZW en Toeslagen uitgevoerd. De sector kinderopvang, branche- en oudervertegenwoordiging, speelt een belangrijke rol in het succes van het verbetertraject.

De hoofdthema’s van het verbetertraject zijn: eerder signaleren, begeleiden van ouders met kans op een hoge terugvordering, verbeteren van de digitale dienstverlening en verkennen van aanpassingen van regelgeving.

Eerder signaleren

In januari 2021 is door Toeslagen voor het eerst grootschalig gesignaleerd op basis van een afwijking tussen het aantal opvanguren in de aanvraag van de kinderopvangtoeslag en het aantal dat een kinderopvangorganisatie doorgaf. Deze grootschalige signalering bestond uit een populatie van circa 9.000 ouders en werd per brief of via de kinderopvangtoeslag-app verstuurd. Gedurende 2021 heeft Toeslagen het grootschalig signaleren uitgebreid naar situaties waarin sprake is van einde opvang, wijziging van opvangsoort, afwijking in de doelgroepstatus en wijziging van opvanglocatie geïmplementeerd. De pilot hierover heeft aangetoond dat 49% van de ouders na signalering in actie komt en 26% van de ouders, die een signaal hebben ontvangen hun toeslag naar beneden bijstelt, waardoor onnodige terugvorderingen worden voorkomen.

Voor het effectief inzetten van eerder signaleren is het noodzakelijk snel over betrouwbare opvanggegevens te beschikken. In dit kader is het verbetertraject intensief betrokken geweest bij een wetswijziging, die regelt dat kinderopvangorganisaties vanaf januari 2022 verplicht maandelijks opvanggegevens aan Toeslagen door moeten geven. Eind december heeft de Eerste Kamer deze wetswijziging aangenomen en daarmee is een belangrijke stap gezet in het verbeteren van de dienstverlening richting ouders.

Begeleiden van ouders met kans op hoge terugvordering

Vanuit het verbeterprogramma KOT is het team persoonlijke begeleiding gestart. In de eerste fase zijn vooral ouders benaderd op basis van signalen vanuit kinderopvangorganisaties. De ouders worden benaderd, om na hun goedkeuring, de begeleiding op te starten. Naast deze signalen, worden diverse pilots uitgevoerd om op basis van bredere signalering ouders te benaderen voor persoonlijke dienstverlening.

Verbeteren digitale dienstverlening

In de kinderopvangtoeslag-app is een ‘actieknop’ geïmplementeerd waarmee een ouder eenvoudig de door Toeslagen voorgestelde wijziging bij een signalering kan overnemen. Verder is de leesbaarheid en het invulgemak van het digitale toeslagen aanvraagsysteem verbeterd. Er is een landingspagina per toeslag ingericht, de zoektermen zijn geoptimaliseerd en de verwijzingen naar hulp en innings- en betalingspagina's zijn verbeterd. Samen met de Belastingdienst is gewerkt aan het project ‘Geldzaken in het burgerportaal’. Het doel is ‘Mijn Toeslagen’ te personaliseren en burgers de mogelijkheid te geven om informatie over terugvorderingen, betalingen en betalingsregelingen te raadplegen.

Verkenningen op gebied van wetgeving

Het afgelopen jaar heeft het kabinet zich voorbereid op de hervorming en vernieuwing van het toeslagenstelsel. In het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen zijn de verbetermogelijkheden binnen en buiten het huidige stelsel verkend. De mogelijkheden voor een ander toeslagenstelsel zijn nader uitgewerkt in de Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen (SVK)86en de eindrapportage Alternatieven voor het toeslagenstelsel87. Toeslagen heeft met zogeheten ‘wegingen op de hand’ de uitvoeringsgevolgen van de verschillende varianten in beeld gebracht. Daarnaast zijn voorstellen gedaan om knelpunten op de kortere termijn binnen het huidige stelsel en verbeteringen in de uitvoering en dienstverlening op te lossen. Dit in het kader van de motie Lodders/Van Weyenberg en de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvang (POK). De voorstellen richten zich onder andere op het vereenvoudigen van de grondslagen en een betere dienstverlening met meer ruimte voor maatwerk.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 48 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 13 Toeslagen (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

0

0

0

0

1.314.742

118.125

1.196.617

        

Uitgaven (1) + (2)

0

0

0

0

961.044

118.125

842.919

        

(1) Apparaatsuitgaven

0

0

0

0

191.075

118.000

73.075

        

Personele uitgaven

0

0

0

0

182.922

115.040

67.882

Eigen personeel

0

0

0

0

93.786

84.402

9.384

Inhuur externen

0

0

0

0

89.049

30.638

58.411

Overig personeel

0

0

0

0

87

0

87

        

Materiële uitgaven

0

0

0

0

8.153

2.960

5.193

ICT

0

0

0

0

102

0

102

Bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

137

0

137

Overige materiële uitgaven

0

0

0

0

7.914

2.960

4.954

        

(2) Programma-uitgaven

0

0

0

0

769.970

125

769.845

        

Bekostiging

0

0

0

0

66

0

66

Overige bekostiging

0

0

0

0

66

0

66

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

0

0

1.774

100

1.674

Overige bijdrage ZBO's/RWT's

0

0

0

0

1.774

100

1.674

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

0

0

0

0

1.616

0

1.616

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

0

0

0

0

1.616

0

1.616

        

Opdrachten

0

0

0

0

3.682

25

3.657

ICT opdrachten

0

0

0

0

44

25

19

Overige opdrachten

0

0

0

0

3.639

0

3.639

        

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

Bijdrage overige agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

        

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

0

11.864

0

11.864

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

0

11.864

0

11.864

        

(Schade)vergoeding

0

0

0

0

750.967

0

750.967

Compensatie toeslagengedupeerden

0

0

0

0

712.636

0

712.636

Kwijtschelden private schulden

0

0

0

0

35.531

0

35.531

Herstelprogramma voor kinderen

0

0

0

0

1

0

1

Herstelregeling voor ex-partners

0

0

0

0

0

0

0

Herstelregeling voor gedupeerden andere toeslagen

0

0

0

0

0

0

0

Overige (schade)vergoedingen

0

0

0

0

2.800

0

2.800

        

Ontvangsten

0

0

0

0

42

0

42

X Noot
1

De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB(s) die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

E. Toelichting op instrumenten

In 2021 is het begrotingsartikel 13 Toeslagen opgericht, met als doel goed zicht te bieden op het functioneren van Toeslagen als eigenstandig DG.

Verplichtingen

De verplichtingen vallen € 1,2 mld. hoger uit dan begroot. Voor € 0,4 mld. hangt dit samen met hogere uitgaven, waar dit deel wordt toegelicht. De overige € 0,8 mld. wordt hieronder toegelicht.

De verplichtingen vallen hoger uit dan de kasuitgaven. Dit is met name te verklaren door ramingsbijstellingen van bestaand beleid en aankondiging van nieuw beleid in de Toeslagenherstelactie, waarvoor uitgaven in volgende jaren worden gedaan. Deze aanpassingen in de verplichtingen zijn grotendeels in de tweede suppletoire begroting IX verwerkt.

  • De raming van de Catshuisregeling (de forfaitaire € 30.000-regeling) is herzien, met name vanwege een hoger aantal verwachte gedupeerden. Dit heeft geleid tot een verhoging van de verplichtingen van € 429 mln. Hiervan hangt € 131 mln. samen met kasuitgaven.

  • Gedupeerden kunnen via gemeenten ondersteuning krijgen. Om gemeenten financieel tegemoet te komen is hiervoor een tweede specifieke uitkering opgesteld met een omvang van € 48,1 mln., bovenop de eerste specifieke uitkering van € 11 mln. Voor een deel hiervan geldt dat declaratie via het Btw-compensatiefonds loopt. Omdat Financiën ook een inspanningsverplichting heeft om eventuele uitgaven boven het uitkeringsplafond te vergoeden, is de totale verplichting van € 59,1 mln. bijgesteld naar € 116,8 mln.

  • Om gedupeerden te ondersteunen is er daarnaast een subsidieregeling voor rechtsbijstand. Deze subsidieregeling is in 2021 gepubliceerd en tevens uitgebreid (€ 30,5 mln.).

  • De kwijtschelding van private schulden van gedupeerden van de kinderopvangtoeslag en de uitvoering van deze regeling bij Sociale Banken Nederland (SBN) leiden tot een verplichting in 2021. Voor de kwijtschelding is dit € 232 mln. en voor de uitvoering door SBN € 81 mln.

  • Daarnaast valt de realisatie van het verplichtingenbudget voor externe inhuur hoger uit (€ 41 mln.). Hiertoe zijn de contracten in 2021 getekend en worden uitgaven in 2022 gedaan.

Uitgaven

De uitgaven zijn in totaal € 842,9 mln. hoger dan begroot. Dit is grotendeels te verklaren middels drie incidentele suppletoire begrotingen waarin additioneel budget beschikbaar is gesteld ten behoeve van de Toeslagenherstelactie. De belangrijkste oorzaken van hogere uitgaven worden hieronder vermeld.

Personele uitgaven

De kosten voor personeel zijn € 68 mln. hoger dan begroot. Dit komt voor € 49 mln. door de uitvoeringskosten bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) ten behoeve van de verschillende herstelregelingen. Daarnaast zijn er additionele budgetten beschikbaar gesteld voor loon- en prijsbijstelling, verdere verzelfstandiging van de Belastingdienst en het versterken van de menselijke maat.

Materiële uitgaven

DG Toeslagen heeft een aantal opdrachten uitbesteed. Dit leidt tot € 5 mln. hogere realisatie op de post materiële uitgaven.

Opdrachten

Sociale Banken Nederland (SBN) voert de kwijtschelding van de private schulden van de toeslagengedupeerden uit voor het ministerie van Financiën. Hiervoor is in 2021 € 3,6 mln. gerealiseerd aan uitvoeringskosten.

Bijdrage aan medeoverheden

Gedupeerden kunnen via gemeenten ondersteuning krijgen. Hiervoor is een tweede specifieke uitkering opgesteld. Hiervan is reeds € 12 mln. als voorschot uitgekeerd in 2021, waarvan een beperkt deel via declaratie uit het Btw-compensatiefonds.

(Schade)vergoeding

Het subartikelonderdeel (schade)vergoeding is na vaststelling van de ontwerpbegroting IX ingericht voor uitgaven gerelateerd aan toeslagenherstel. Hierop is € 751 mln. gerealiseerd, waarvan € 712,6 mln. ter compensatie is uitbetaald aan toeslagengedupeerden (middels onder andere de Catshuisregeling en de integrale beoordeling) en € 35,5 mln. aan private schulden is kwijtgescholden.

F. Kengetallen en indicatoren

Dienstverlening

Toeslagen is belast met de uitvoering van de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Toeslagen streeft naar klantgerichte dienstverlening aan burgers, de rechtmatige toekenning van toeslagen en efficiënte uitvoering van processen.

Doelbereiking

Het verminderen van het aantal ernstige productieverstoringen is niet gerealiseerd (2021: 10 ten opzichte van 2020: 7). Het realiseren van minder klachten dan vorig jaar en de tijdige afhandeling van de klachten zijn gerealiseerd, maar worden met het oog op de herstelorganisatie ook voorzien van een korte toelichting.

Tabel 49 Prestatie-indicatoren uitvoering toeslagen (meetbare gegevens)
 

Waarde 2017

Waarde 2018

Waarde 2019

Waarde 2020

Streefwaarde 2021

Waarde 2021

Toekenningszekerheid en tijdigheid van de uitvoering

      

Het percentage definitief toegekende toeslagen dat niet leidt tot een terug te betalen bedrag > € 500

92,2%

93,3%

95,1%

95,0%

> 91%

94,0%

Definitief vaststellen toeslagen (voortgang jaar t-1)

85,5%

89,2%

87,8%

90,6%

≥ 85%

93,0%

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

95,8%

94,2%

91,7%

84,7%

> 90%

91,0%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

97,7%

98,6%

97,9%

91,0%

> 95%

96,0%

Percentage Toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

99,96%

99,95%

99,83%

99,91%

99,9%

99,98%

Aantal ernstige productieverstoringen

5

7

5

7

Minder verstoringen dan vorig jaar

10

Beleving van burgers

      

Informeren

n.n.b.

Adequate behandeling

n.n.b.

Gemak

n.n.b.

Corrigeren optreden

n.n.b.

Klanttevredenheid (schaal 1 - 5)% van de bellers, website en baliebezoekers die een 3 of hoger scoort1

      

- telefonie

77%

75%

75%

81%

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger

82%

- website

82%

79%

85%

86%

84%

- balie

80%

82%

82%

80%

84%

Klantontevredenheid (schaal 1 - 5)% van de bellers, website en baliebezoekers die een 1,5 of lager scoort1

      

- telefonie

7%

10%

8%

6%

Maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 1,5 of lager

6%

- website

5%

6%

3%

2%

3%

- balie

7%

6%

6%

6%

5%

Aantal ontvangen klachten

3.682

2.876

3.206

2.771

Minder klachten dan vorig jaar

1.547

Rechtmatigheid

      

Rechtmatige toekenning van toeslagen

Gerealiseerd

Gerealiseerd

Gerealiseerd

Gerealiseerd

Fouten en onzekerheden blijven binnen rapporterings-tolerantie op artikelniveau

Gerealiseerd

X Noot
1

Dit zijn gecombineerde cijfers van Belastingdienst en Toeslagen. De verwachting is dat over 2022 de cijfers kunnen worden uitgesplitst.

Toelichting

Aantal ernstige productieverstoringen

In 2021 hebben zich in totaal tien productieverstoringen voor gedaan. Hoewel alle processen zijn ingericht om het risico van productieverstoringen zo veel mogelijk te voorkomen, kunnen dergelijke verstoringen alsnog voorkomen. Het aantal burgers dat hierdoor geraakt is, is in verhouding tot het aantal burgers dat Toeslagen bedient relatief laag. Het effect op de individuele burger kan echter groot zijn waardoor Toeslagen de betreffende productieverstoringen zeer serieus neemt en deze altijd grondig evalueert. De effecten van de genoemde productieverstoringen zijn onder andere verkeerd ontvangen brieven, een verkeerde berekening van de toeslag, onterecht een (te hoog) bedrag ontvangen en onterechte terugvorderingen. Negen van de tien productieverstoringen zijn afgehandeld en de effecten voor getroffen burgers zijn hersteld.

Aantal ontvangen klachten

Deze prestatie-indicator bestaat langer dan UHT waardoor in de norm geen rekening is gehouden met het aantal klachten, die betrekking hebben op UHT. Zoals uit de tabel blijkt, is het aantal ontvangen klachten waarop de norm gebaseerd is lager dan vorig jaar. Als het aantal klachten met betrekking tot UHT (1.134 klachten) wel wordt meegeteld, blijft het totale aantal klachten (2.681 klachten) ook onder de gestelde norm.

Afgehandelde klachten binnen AWB-termijn

Voor deze prestatie-indicator geldt hetzelfde als het aantal ontvangen klachten. Op basis van de gestelde norm blijkt uit de tabel dat de klachten binnen de AWB-termijn zijn afgehandeld. Kijkend naar de afhandeling van klachten binnen AWB-termijn met betrekking tot UHT wordt de gestelde norm, die eveneens 95% is, niet gehaald. De realisatie is 80,8%. Als beheersmaatregel is gedurende het jaar een taskforce opgezet. Door de inzet van de taskforce is het percentage op maandbasis sinds oktober opgelopen naar 94,3% in december.

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 8 Apparaat kerndepartement

A. Apparaatsuitgaven kerndepartement/Tabel Budgettaire gevolgen

Dit artikel bevat de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie van Financiën, inclusief de Auditdienst Rijk (ADR) en Domeinen Roerende Zaken (DRZ),88 met uitzondering van de Belastingdienst, Douane en Toeslagen (zie artikel 1, 9 en 13). Het omvat de uitgaven voor ambtelijk personeel, de inhuur van externen en materieel (waaronder huisvesting, ICT en bijdragen aan gecentraliseerde diensten) voor het kerndepartement.

Tabel 50 Budgettaire gevolgen van beleid, niet-beleidsartikel 8 Apparaat kerndepartement (bedragen x € 1.000)
    

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

218.809

233.545

266.444

288.112

305.845

283.512

22.333

        

Uitgaven

218.518

234.326

254.814

282.489

300.138

283.512

16.626

        

Personeel Kerndepartement

155.195

162.798

176.463

198.737

207.921

195.659

12.262

Eigen personeel

146.100

150.495

162.910

183.358

190.958

187.433

3.525

Inhuur externen

8.769

11.433

12.989

14.559

16.191

7.703

8.488

Overig personeel

327

870

564

820

771

523

248

        

Materieel Kerndepartement

63.322

71.528

78.351

83.751

92.217

87.853

4.364

ICT

6.239

10.188

9.891

13.300

15.795

13.951

1.844

Bijdrage aan SSO's

34.147

37.559

42.956

43.150

42.279

43.146

‒ 867

Overig materieel

22.935

23.782

25.504

27.301

34.143

30.756

3.387

        

Ontvangsten

50.916

45.567

53.560

55.143

62.402

51.837

10.565

Verplichtingen

Het verplichtingenbudget is met € 22,3 mln. overschreden. Dit hangt voor circa € 16,6 mln. samen met hogere uitgaven (zie hiervoor de toelichting onder uitgaven). Verder zijn de verplichtingen hoger door met name de nieuw afgesloten contracten voor categoriemanagement vakliteratuur en logistiek en het contract met Bureau Schadeafwikkeling B.v. die namens de Staat de schadeafhandeling van personenvoertuigen van het Rijkswagenpark verzorgt.

Uitgaven

Personeel Kerndepartement

De personele uitgaven zijn met € 12,3 mln. overschreden. De grootste oorzaken zijn:

  • De loonkosten voor het Kerndepartement zijn hoger vanwege een stijging van de cao-lonen, de eenmalige uitkering inzake de nieuwe cao en de extra uitgaven als gevolg van de eenmalige thuiswerkvergoeding 2021 (circa € 3,3 mln.).

  • Als gevolg van de ontvlechting van de Belastingdienst, Douane en Toeslagen is extra capaciteit nodig bij diverse stafdirecties binnen het Kerndepartement (circa € 3,7 mln.).

  • Er zijn extra uitgaven gedaan voor de tijdelijke programmadirectie Informatiehuishouding en tijdelijke inrichting van een Wob-pool (Wet openbaarheid van bestuur) om Wob-verzoeken sneller en beter af te kunnen handelen. Deze bedragen tezamen circa € 3,3 mln.

  • De overige extra uitgaven hebben met name betrekking op het Debt Management Office (DMO) expertisecentrum van het Agentschap, het Europese Investeringsbank (EIB)-fonds, technische assistentie voor het kiesgroepprogramma en uitbreiding van de formatie van directie Financieringen (€ 2,1 mln.). Tot slot investeert de Rijksacademie in nieuwe opleidingen en ICT-ontwikkelingen (€ 1 mln.).

Ontvangsten

De ontvangsten zijn circa € 10,6 mln. hoger dan begroot. Dit komt met name door de verkoop van een partij munten (DRZ), hogere opbrengsten uit de consignaties en door uitleen van eigen personeel.

B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven ministerie van Financiën

Onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor Financiën weer. Dit betreft de gerealiseerde apparaatsuitgaven voor het kerndepartement, de Belastingdienst, de Douane, Toeslagen en de zbo’s/RWT’s. Voor de AFM, DNB en de Waarderingskamer wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor hun apparaat.

Tabel 51 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van Financiën

3.155.797

3.211.376

3.165.530

3.439.010

3.569.687

3.494.180

75.507

Totaal departement

3.142.543

3.199.656

3.153.146

3.427.253

3.556.790

3.481.591

75.199

Kerndepartement

218.518

234.326

254.814

282.489

300.138

283.512

16.626

Belastingdienst

2.924.025

2.965.330

2.531.436

2.740.198

2.639.201

2.642.216

‒ 3.015

Douane

n.v.t.

n.v.t.

366.896

404.567

426.376

437.863

‒ 11.487

Toeslagen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

191.075

118.000

73.075

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s

13.254

11.720

12.384

11.757

12.897

12.589

308

Waarderingskamer

1.574

1.887

2.011

2.017

2.349

1.987

362

AFM

339

361

450

624

580

705

‒ 125

DNB

3.341

4.472

5.153

968

2141

2.010

131

FEC

0

0

0

3.084

3.728

2.887

841

NLFI

8.000

5.000

4.770

5.065

4.100

5.000

‒ 900

In onderstaande tabel worden de gerealiseerde apparaatsuitgaven kerndepartement per directoraat-generaal (DG) van het kerndepartement uitgesplitst.

Tabel 52 Apparaatsuitgaven kerndepartement per DG (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal kerndepartement

218.518

234.326

254.814

282.489

300.138

Generale Thesaurie

22.834

23.401

24.337

26.403

26.767

DG Rijksbegroting

21.797

22.081

24.296

28.435

29.486

SG/pSG-cluster

159.341

173.205

189.245

206.923

223.298

DG Fiscale Zaken

14.546

15.639

16.936

20.727

20.585

Bron: financiële administratie kerndepartement.

Artikel 10 Nog onverdeeld

A. Tabel Budgettaire gevolgen

Tabel 53 Budgettaire gevolgen van beleid, niet-beleidsartikel 10 Nog onverdeeld (bedragen x € 1.000)
    

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

        

Verplichtingen

0

0

0

0

0

264.052

‒ 264.052

        

Uitgaven

0

0

0

0

0

264.094

‒ 264.094

        

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

264.094

‒ 264.094

Loonbijstelling apparaat

0

0

0

0

0

3.103

‒ 3.103

Prijsbijstelling apparaat

0

0

0

0

0

9.713

‒ 9.713

Programma onvoorzien

0

0

0

0

0

216.756

‒ 216.756

Apparaat onvoorzien

0

0

0

0

0

34.522

‒ 34.522

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB(s) die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

B. Toelichting op de instrumenten

Vanuit dit artikel wordt de toegekende loon- en prijsbijstelling naar de beleids- en apparaatsartikelen overgeboekt. Ook eventueel nieuw beschikbaar gestelde middelen worden in afwachting op nadere concretisering en toedeling soms tijdelijk op artikel 10 gezet. Dit gold bijvoorbeeld voor de middelen die zijn gereserveerd naar aanleiding van de kabinetsreactie 'ongekend onrecht'. Dit artikel is tevens bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen binnen de begroting van Financiën op te vangen.

Verplichtingen

De verplichtingenbegroting van artikel 10 is grotendeels gelijk aan de begroting van de kasuitgaven. Bij alle op- en afboekingen in 2021 waren de verplichtingen en de kas steeds aan elkaar gelijk.

Uitgaven

Prijsbijstelling apparaat

De prijsbijstelling tranche 2021 is ontvangen en verdeeld binnen de begroting. Verder zijn middelen in lijn gebracht met het ritme van de verwachte toekomstige uitgaven.

Programma onvoorzien

Per saldo is het budget van het programma onvoorzien ingezet voor:

  • Het kabinet heeft € 250 mln. beschikbaar gesteld voor nadere invulling van de kabinetsreactie op de Toeslagenaffaire. Daarvan is € 180 mln. in 2021 overgeboekt naar artikel 13 Toeslagen voor het uitvoeren van de 30K-regeling.

  • Een kasschuif van € 200 mln. naar 2022 voor het uitvoeren van de kindregeling voor Toeslagen. Het budget is bij eerste incidentele begroting 2021 beschikbaar besteld, maar start van de regeling zal pas in 2022 plaatsvinden;

  • Een bedrag van € 49 mln. is ingezet ter dekking van de vierde Incidentele Suppletoire Begroting van het ministerie van Financiën.

  • Het in lijn brengen van de middelen, voor onder andere de fiscale uitvoeringskosten, met het ritme van de verwachte toekomstige uitgaven.

Per saldo is € 7,5 mln. aan middelen niet aangewend en daarmee vrijgevallen.

Apparaat onvoorzien

De gereserveerde middelen voor apparaat onvoorzien zijn vrijgevallen in 2021 (€ 35 mln.). Verder zijn middelen in lijn gebracht met het ritme van de verwachte toekomstige uitgaven.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf gaat in op de niet ordelijk en beheerst verlopen bedrijfsvoeringsprocessen van het ministerie van Financiën in 2021. Het betreft een uitzonderingsrapportage, wat inhoudt dat alleen majeure tekortkomingen en bijzonderheden in het financieel beheer, materieel beheer en de bedrijfsvoering worden genoemd en toegelicht.

Inleiding

In 2021 heeft de bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën onder druk gestaan. De oorzaak is een samenloop van factoren die gevolgen hebben voor de werkzaamheden, de medewerkers en de organisatie. Het gaat dan onder meer over de impact van de coronacrisis, de ontvlechting van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane en de problematiek en de politieke en publieke aandacht voor toeslagen, zoals beschreven in het beleidsverslag.

Belastingdienst

De Belastingdienst kampt nog steeds met een aantal hardnekkige problemen. Deze houden verband met het oplossen van eerder gemaakte fouten bij het uitvoeren van heffing en inning van belastingen en de sturing en beheersing van de organisatie. Daarnaast loopt in verband met het niet naleven van wet- en regelgeving een aantal herstelacties. Herstelacties vragen veel capaciteit wat ten koste gaat van andere primaire en ondersteunende processen.

Het opstarten van de inning na afloop van de coronamaatregelen leidt naar verwachting tot groei van het aantal betalingsregelingen, saneringsverzoeken en faillissementen. Dit zal ook een forse extra werklast met zich mee brengen. Verder kan de uitspraak van de Hoge Raad inzake box 3 van eind 2021 grote gevolgen voor de uitvoering hebben. De stapeling van (herstel)acties brengt risico's met zich mee voor de bedrijfsvoering van de Belastingdienst.

Toeslagen

De problemen bij de kinderopvangtoeslag hebben laten zien hoe de fraudeaanpak en de hardheid van het toeslagenstelsel in het verleden verwoestend hebben uitgewerkt. Toeslagen stelt alles in het werk om in de eerste plaats herstel te bieden aan alle gedupeerde ouders. De kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag89 benoemt de maatregelen die in gang zijn gezet. De belangrijkste zien op het herstellen van vertrouwen en het verbeteren van de dienstverlening aan burgers door de overheid, het inbouwen van waarborgen om discriminatie te voorkomen en wettelijke waarborgen voor het gebruik van nationaliteit, het belang van een open overheid en een betere aansluiting tussen beleid en uitvoering.

De opgave die met het herstel en het toepassen van de menselijke maat gepaard gaat is groot. In 2021 heeft Toeslagen te maken gehad met veel politieke en maatschappelijke belangstelling. De (terechte) verwachtingen zijn hoog maar kunnen niet op korte termijn volledig worden waargemaakt. Prioriteiten moeten voortdurend tegen elkaar worden afgewogen.

Parallel aan de eerste stap in het herstel van gedupeerde ouders door het uitkeren van € 30.000 zijn aanvullende herstelregelingen opgezet en in uitvoering genomen. Zo zijn schulden gepauzeerd en alle Rijksorganisaties zijn gestart met het kwijtschelden van publieke schulden. Als ouders in acute problemen verkeren, wordt direct hulp geboden. Naast een groot aantal ouders dat zich heeft aangemeld zijn nieuwe gedupeerden in beeld gekomen die in de oorspronkelijke herstelaanpak nog niet waren meegenomen. Dit geldt onder andere voor kinderen en ex-partners van gedupeerde ouders en gedupeerden van vergelijkbare fouten bij andere toeslagen.

Het afgelopen jaar heeft Toeslagen stappen gezet om als organisatie verder in control te komen. Interne beheersmaatregelen worden waar nodig aangescherpt en getoetst op de werking bij relevante processen zoals bezwaar en toezicht. Hierbij ligt de focus steeds meer op rechtmatigheid en een rechtvaardige toepassing van de wet- en regelgeving. Om de ketenprocessen en –systemen beter aan te kunnen sturen zijn in 2021 de koppelvlakken met de Belastingdienst in beeld gebracht. De risico's die daaruit naar voren zijn gekomen worden nog uitgewerkt.

6.1 Uitzonderingsrapportage

a. Rechtmatigheid

Op basis van de beschikbare informatie bevatten de departementale verantwoordingsstaten over 2021 met de toelichtingen daarbij en de departementale saldibalansen per 31 december 2021 met de toelichtingen daarbij geen zodanige onrechtmatigheden en/of onzekerheden, dat deze op grond van de rapporteringstoleranties of vanwege in het bijzonder te signaleren risico’s vermeld dienen te worden, behoudens het onderstaande.

Tabel 54 Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden ministerie van Financiën (IXB) (bedragen x € 1.000)

(1) Rapporterings-tolerantie

(2) Verantwoord bedrag

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden

(4) Bedrag aan fouten in

(5) Bedrag aan onzekerheden

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden

(6a) Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan nood-maatregelen

(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag

(7a) Waarvan percentage aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen t.o.v. verantwoord bedrag

Totaal artikelen verplichtingen

‒ 6.872.429

485.273

342.829

269.540

612.370

2,5%

Artikel 1 verplichtingen

3.306.919

165.346

175.339

63.680

239.019

7,2%

Artikel 13 verplichtingen

1.314.742

65.737

149.893

199.692

349.585

26,6%

Artikel 13 uitgaven/ ontvangsten

961.088

48.054

17.513

60.217

77.730

8,1%

a.1 Toelichting op de tabel

De oorzaken van de overschrijding van de tolerantiegrenzen en de maatregelen ter verbetering van het beheer zijn:

Totaal artikelen: verplichtingen

De overschrijding van de tolerantiegrens wordt nagenoeg geheel veroorzaakt door de hieronder genoemde overschrijdingen bij de artikelen 1 en 13. De rapporteringstolerantie voor fouten en onzekerheden (kolom 3) en het percentage aan fouten en onzekerheden ten opzichte van het verantwoord bedrag (kolom 7) zijn gebaseerd op het totaal van de verantwoorde verplichtingen exclusief de negatieve bijstellingen als gevolg van het vervallen van garantieverplichtingen (tabel 77). De verplichtingen exclusief deze negatieve bijstellingen bedragen € 24.263.652 (x €1.000).

Artikel 1 Belastingen: verplichtingen

Een bedrag van € 95,3 mln. aan fouten en € 63,7 mln. aan onzekerheden betreft met name tekortkomingen bij de Belastingdienst bij het inhuren van personeel en het documenteren van bestellingen. Hiervoor gelden de verbetermaatregelen die al zijn getroffen in de aanpak van de onvolkomenheid voor verplichtingenbeheer.

De Belastingdienst is verder onrechtmatige verplichtingen voor inkopen onder categoriemanagement aangegaan ter waarde van € 80,1 mln. Het ministerie van IenW is categoriemanager op een aantal rijksbrede raamovereenkomsten waarvoor sinds 2020 sprake is van onrechtmatige overbruggingsovereenkomsten. De raamovereenkomst Financiële adviesdiensten is in december 2020 gereedgekomen en heeft tot een rechtmatig contract geleid. De her-aanbestedingen voor drie andere raamovereenkomsten zijn vertraagd. Het gaat daarbij om: Interim Management & Organisatieadvies, Inkoopadvies en Auditdiensten. Het ministerie van IenW heeft dit toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf in haar jaarverslag. Het door IenW afsluiten van rechtmatige rijksbrede raamovereenkomsten heeft onvoorziene vertraging opgelopen, waardoor genoemde overbruggingscontracten over geheel 2021 nog van kracht zijn gebleven.

Artikel 13 Toeslagen: verplichtingen

Een bedrag van € 116,6 mln. aan fouten en € 200,0 mln. aan onzekerheden betreft met name tekortkomingen bij het inhuren van personeel, het documenteren van bestellingen en het niet voldoen aan inkoop- en aanbestedingsregels. Een deel van de fouten (€ 33,3 mln.) is toe te wijzen aan de afname op eerder genoemde onrechtmatige rijksbrede raamovereenkomsten.

Het afwijken van inkoop- en aanbestedingsregels was nodig voor het versneld inrichten van het proces van private schuldhulpverlening, zodat gedupeerde ouders niet verder in problemen raken. De onrechtmatigheid op het gebied van inhuur betreft met name een contract wat verlopen was, maar waarvan de inhuur wel benodigd was om de continuïteit van de werkzaamheden te borgen. Daarnaast is de aanbesteding van inhuur niet altijd conform de regels verlopen. Dit wordt in belangrijke mate verklaard doordat de sterke maatschappelijke en politieke druk om zo snel als mogelijk onder andere de compensatieregelingen uit te voeren zeer snelle opschaling noodzakelijk maakte. Verbetermaatregelen zijn het versterken van het inhuurproces en het contractbeheer en het verder inrichten van interne beheersing en controle op het aangaan van verplichtingen.

In 2021 is in de hersteloperatie snelheid vaak boven zorgvuldigheid gegaan. Om de bedrijfsvoering weer beheersbaar te maken worden maatregelen getroffen. Voor zowel de verplichtingen als de uitgaven en ontvangsten gelden ook de verbetermaatregelen die al zijn getroffen in de aanpak van de onvolkomenheid verplichtingenbeheer.

Artikel 13 Toeslagen: uitgaven en ontvangsten

Een bedrag van € 10,5 mln. aan fouten en voor €22,2 mln. aan onzekerheden is geconstateerd op het documenteren van bestellingen en het inhuren van personeel. Het grootste deel van de onzekerheden ad € 38,0 mln. en € 7,0 mln. van de fouten betreft de vraag of er voldoende bewijstlast is verstrekt bij de uitvoering van de Catshuisregeling en andere compensatieregelingen zoals de integrale beoordelingen. Toeslagen werkt aan verhoging van de zorgvuldigheid bij het afhandelen van dossiers waar mogelijk, zonder dat dit ten koste gaat van de gewenste snelheid van uitvoering van de regelingen.

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

c. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

c.1 Onvolkomenheden Algemene Rekenkamer (AR)

In 2021 is door het ministerie van Financiën gewerkt aan de oplossing van de tekortkomingen in de bedrijfsvoering die door de AR bij de verantwoording over 2020 zijn geconstateerd.

Toezichtfunctie financieel beheer Rijksoverheid

De AR constateerde over 2020 dat de minister van Financiën toezicht op fiscale regelingen effectiever moet inrichten.

In 2021 is het toetsingskader voor fiscale regelingen toegepast bij nieuwe fiscale regelingen. Doelmatigheid en doeltreffendheid van fiscale regelingen krijgen daardoor in kamerstukken extra aandacht. De begroting en de verantwoording bevatten inmiddels extracomptabele informatie over fiscale regelingen. Ook is er een evaluatieplanning voor de fiscale regelingen opgesteld en worden bestaande regelingen geëvalueerd. Tenslotte worden de uitkomsten van alle sinds 2010 uitgevoerde evaluaties voortaan benoemd in de miljoenennota en wordt in 2022 een breed onderzoek naar fiscale regelingen verwacht. Het toezicht op het toepassen van het toetsingskader en op de fiscale regelingen zelf is versterkt.

Over het voorafgaand toezicht op risicoregelingen constateerde de AR dat dit onvoldoende is opgezet en uitgevoerd. Verbetermaatregelen zijn doorgevoerd, zoals het aanpassen, verduidelijken, interdepartementaal bekend maken en publiceren van het «Beleidskader Risicoregelingen» en procesbeschrijvingen die gelden per 1 juli 2021 om de invulling van het toezicht te verbeteren.90 Om misverstanden te voorkomen wordt de term ‘voorafgaand toezicht’ in relatie tot risicoregelingen niet meer gebruikt.

Managementinformatie Belastingdienst

Deze onvolkomenheid van de AR kent een meerjarige aanpak tot en met 2022. Om de Belastingdienst beter in staat te stellen om te sturen, beheersen en verantwoorden, is in 2021 verder gewerkt aan de verbetering van de managementinformatie (MI). De activiteiten ten aanzien van de concernmanagementinformatie zijn medio 2021 afgerond. In 2021 is de prioriteit van het programma verschoven naar ketenmanagementinformatie, waarbij het doel is om de managementinformatie van de uitvoeringsketens verder op orde te krijgen.

Een medio 2021 uitgevoerde gatewayreview leverde inzicht op in de risico’s voor de werking van de op te leveren MI-producten.

M&O-beleid Belastingdienst: kleine belastingmiddelen en keuze inzet handhavingsmix

De AR constateerde over 2020 dat in de diverse handhavingsplannen van de Belastingdienst de keuzes voor de inzet van handhavingsinstrumenten onvoldoende worden onderbouwd en de evaluatie van de handhavingsinstrumenten niet stelselmatig plaatsvindt. In 2021 is een «Strategische ontwikkelagenda handhaving belastingen» opgesteld. Deze heeft als doel om de uitvoerings- en handhavingsstrategie (verder) te operationaliseren. Er wordt drie jaar vooruitgekeken om de samenhang van verschillende (ontwikkel)trajecten te prioriteren en te borgen. Jaarlijks wordt in de verschillende handhavingsplannen per doelgroep de afweging gemaakt welke nalevingsproblematiek wordt aangepakt en op welke wijze.

Verplichtingenbeheer en prestatieverklaringen

De onvolkomenheid op het verplichtingenbeheer Belastingdienst, Toeslagen en Douane ziet op het proces van aangaan, vastlegging en sluiting van de verplichting. De onvolkomenheid ten aanzien van de prestatieverklaring Belastingdienst, Toeslagen en Douane betreft het afstemmen van gefactureerde prestaties met de geleverde prestaties. De AR heeft in 2020 geconstateerd dat opzet en bestaan van het verplichtingenbeheer en het afgeven van prestatieverklaringen voldoen, maar dat de werking nog onvoldoende kon worden aangetoond. Gebleken is dat ondanks een aantal aanvullend getroffen maatregelen zoals versterkte interne controles in 2021 het gewenste beheersingsniveau voor zowel het verplichtingenbeheer als het afgeven van prestatieverklaringen nog niet is bereikt.

Wijzigingsbeheer IT-systemen (testprocedures) Belastingdienst 

De AR constateerde over 2020 dat het testen van wijzigingen in IT-systemen bij de Belastingdienst niet goed is geregeld. De Belastingdienst is in 2021 gestart met het inregelen van een adequate testprocedure bij wijzigingen in IT-systemen en centraal toezicht op de adequate uitvoering en documentatie van het testen. Uit dit toezicht is gebleken dat het testproces nog onvoldoende beheerst verloopt.

c.2 Overige punten van financieel beheer en materiële bedrijfsvoering

c.2.1 Belastingdienst

Registraties, risicomodellen en discriminatie Fraude Signalering Voorziening

Tekortkomingen in de naleving van wetgeving bij het gebruik van de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en andere risicomodellen, en in het omgaan met persoonsgegevens zoals nationaliteit, hebben in het najaar van 2020 geleid tot een omvangrijk programma Herstellen, Verbeteren en Borgen (HVB). Verschillende risicomodellen zijn opgeschort, onderzocht op zorgvuldige gegevensverwerking, en pas bij voldoende waarborgen weer hervat. Conform de toezegging aan de Tweede Kamer (motie Marijnissen I en II) zijn circa 200.000 mensen met een brief geïnformeerd over het feit dat zij in FSV zijn geregistreerd en tot nu toe circa 100.000 mensen over de reden daarvan.

Erfbelasting

In 2021 heeft de Belastingdienst een verdere verbetering gerealiseerd op de processen van de erfbelasting. Een deel van de reeds ingediende aangiften voor de erfbelasting 2021 zal later worden opgelegd dan de streeftermijn van 3 tot 6 maanden. Dit komt omdat de ICT-functionaliteiten om aanslagen voor de erfbelasting te kunnen opleggen niet tijdig beschikbaar waren. Vanaf eind oktober 2021 was dit wel het geval en is het opleggen van aanslagen voor de erfbelasting over het belastingjaar 2021 gestart.

Verzoeken teruggave milieubelasting

Bij de introductie van een nieuw systeem voor de verwerking van de teruggave van de milieubelastingen in mei 2021 zijn achterstanden ontstaan in de uitbetaling en zijn onjuiste brieven verstuurd aan de gerechtigden. De achterstanden zijn in de loop van het jaar ingelopen, maar de verdaagde uitbetalingstermijn van 16 weken wordt nog niet volledig behaald. Door overschrijding van de reguliere uitbetalingstermijn hebben meer teruggavegerechtigden contact met de Belastingdienst opgenomen, waardoor de bereikbaarheid onder druk is komen te staan en het aantal terugbelverzoeken en klachten zijn toegenomen.

Vermogensrendementsheffing box 3

De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 geoordeeld dat de forfaitaire wijze waarop het belastbaar inkomen uit box 3 is bepaald in 2017 en 2018 strijdig is met het recht op eigendom en het verbod op discriminatie, in de gevallen waarin het forfaitaire berekende rendement hoger uitvalt dan het werkelijk behaalde rendement. De consequenties worden onderzocht, zowel voor de wetgeving, de belastinginkomsten als voor de uitvoeringscapaciteit. De staatssecretaris van Financiën heeft bij brieven van 24 januari en 1 februari 202291 vragen van de Tweede Kamer over deze uitspraak beantwoord. Het kabinet koerst op besluitvorming bij de Voorjaarsbesluitvorming.

Vervolgingskosten

Bij vermindering van aanslagen heeft tot 31 december 2020 in bepaalde situaties ten onrechte geen vermindering van vervolgingskosten (aanmanings- en dwangbevelkosten) plaatsgevonden. Met ingang van januari 2021 is het proces aangepast om deze fouten te voorkomen. In december 2020 is de herstelactie gestart. Het streven was om deze in 2021 af te ronden, maar dit is niet gelukt. De omvang van deze herstelactie betrof in eerste instantie ten minste 936.000 aanslagen die deels automatisch en deels handmatig zouden worden beoordeeld. Nadere analyse heeft in juli 2021 geleid tot een uitbreiding van de herstelactie met ruim 438.000 aanslagen.

Invorderingsrente

Een vergelijkbare problematiek als bij de vervolgingskosten doet zich voor bij de invorderingsrente. Het betreft twee situaties. Ten eerste het niet herrekenen van invorderingsrente na vermindering van een aanslag. Daardoor is in die situaties ten onrechte te veel invorderingsrente in rekening gebracht. Ten tweede worden sinds 2017 verzoeken om teruggave (negatieve aangifte) geautomatiseerd behandeld. Daarbij wordt ten onrechte invorderingsrente in rekening gebracht als een negatieve aanslag met een positieve (nog onbetaalde) aanslag van hetzelfde middel en jaar wordt verrekend. De analyse van deze problematiek loopt nog.

Onterechte invorderingsmaatregelen na verjaring vorderingen

Een belastingschuld verjaart als deze vijf jaar na de betalingstermijn nog niet is betaald of ingevorderd en de laatste invorderingshandeling ouder is dan vijf jaar. De Belastingdienst mag de schuld dan niet meer invorderen of verrekenen. Voordat deze termijn is verlopen, kan de Belastingdienst voorkomen dat de vordering verjaart, het zogenaamde stuiten van de verjaring; er begint dan een nieuwe termijn van vijf jaar te lopen. Sinds december 2020 worden aanslagen tijdig gestuit. Begin 2021 is uit onderzoek gebleken dat er circa 220.000 aanslagen zijn verjaard. In januari 2021 zijn de relevante aanslagen gepauzeerd om te voorkomen dat onterecht wordt verrekend. Een groot deel van de mogelijk verjaarde aanslagen is in 2021 afgewikkeld.

Gedeformaliseerd werken

Binnen de wettelijke kaders wil de Belastingdienst ten behoeve van burgers op een praktische en zo eenvoudig mogelijke manier werken. Bij de invulling van een dergelijke werkwijze kan echter spanning ontstaan met bestaande wet- en regelgeving. Burgers mogen hiervan echter geen financieel nadeel ondervinden en het mag nooit ten koste gaan van de rechtsbescherming. Een voorbeeld hiervan is de wijze waarop de Belastingdienst omgaat met aanvullingen op de aangifte die binnen de bezwaartermijn binnenkomen na een ambtshalve opgelegde aanslag. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad valt af te leiden dat een bericht van een belastingplichtige al snel als een bezwaarschrift moet worden aangemerkt. De Belastingdienst behandelt deze gevallen veelal als verzoek om ambtshalve vermindering. Dat wordt het «gedeformaliseerd werken» genoemd. Hiermee handelt de Belastingdienst formeel niet conform de Awb, met het risico op ingebrekestellingen en dwangsommen. Het ministerie van Financiën onderzoekt of de gedeformaliseerde werkwijze kan worden ondersteund met wetgeving, zonder afbreuk te doen aan de rechtsbescherming van de belastingplichtige.

Ambtshalve aanslagen

Als een belastingplichtige een aangifteverplichting voor de inkomstenbelasting heeft en na de uitnodiging tot het doen van aangifte, de herinnering en de daaropvolgende aanmaning geen aangifte doet, stelt de inspecteur in bepaalde gevallen de aanslag ‘ambtshalve’ vast. Hierbij wordt het inkomen waar nodig geschat. Daarnaast wordt een verzuimboete opgelegd. Het ambtshalve proces is tevens van invloed op de vaststelling van het inkomen ten behoeve van inkomensafhankelijke regelingen, zoals Toeslagen. In bepaalde gevallen kan dat leiden tot een korting op de AOW-opbouw door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Vanuit de Nationale Ombudsman, de Adviescommissie praktische rechtsbescherming en intern onderzoek van de Belastingdienst zijn er signalen dat een ambtshalve vastgestelde aanslag voor bepaalde groepen het risico heeft om hard uit te pakken. Daarnaast heeft de Belastingdienst in 2021 geconstateerd dat het huidige proces op onderdelen, zoals de interactie met burgers, het bieden van maatwerk en in specifieke gevallen de juridische formalisering, niet goed loopt en verbeterd moet worden. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 31 januari 2022.92 In 2021 zijn hiertoe diverse onderzoeken en acties gestart. In 2022 zal op basis van de uitkomsten hiervan worden bezien welke maatregelen nodig zijn.

eHerkenning

eHerkenning is momenteel de enige beschikbare ‘digitale sleutel’ die voor ondernemers en rechtspersonen voldoende beveiliging biedt op digitale portalen. Niet alle rechtspersonen en fiscale entiteiten kunnen echter eHerkenning aanschaffen. Alleen rechtspersonen die zich kunnen inschrijven in het Handelsregister hebben deze mogelijkheid. Bedrijven die aangifte moeten doen via MijnBelastingdienst Zakelijk, maar geen authenticatiemiddel kunnen aanschaffen om toegang te krijgen tot dit portaal, worden door de Belastingdienst gevraagd gebruik te maken van commerciële softwarepakketten of fiscale dienstverleners. De Belastingdienst vergoedt de kosten tot maximaal € 450,-. De staatssecretarissen van de ministeries van BZK en Financiën (Fiscaliteit en Belastingen) hebben de Tweede Kamer toegezegd het mogelijk te maken dat ‘restgroepen’ zich registreren in het Handelsregister dan wel in een register dat de Belastingdienst zelf realiseert.

Keuzeregeling berichtenverkeer

Met de invoering van de keuzeregeling voor berichtenverkeer krijgen burgers de mogelijkheid om te kiezen voor papieren of digitale post van de Belastingdienst en Toeslagen. De oplevering van systemen om dat mogelijk te maken ondervindt uitloop door complexiteit, diversiteit en de hoge volumes van de berichten (circa 180 miljoen berichten per jaar). Met een brief van 25 november 2020 is de Tweede Kamer gemeld dat de keuzeregeling naar verwachting niet eerder dan eind 2022 kan worden ingevoerd.93 In 2021 is onderzocht of het mogelijk is een harde invoeringsdatum af te geven. De conclusie is dat dit op korte termijn niet het geval is. De huidige werkwijze van verzending van formele berichten (belastingen en toeslagen) en dienstverlening voor burgers blijft tot die tijd zoals die nu is.

Logische toegangsbeveiliging

Het in 2020 door de Belastingdienst vastgestelde model voor logische toegangsbeveiliging (LTB) is nog niet volledig geïmplementeerd. Het is daardoor niet altijd duidelijk of de vereiste functiescheidingen tijdig zijn doorgevoerd. Een beheerste LTB is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat alleen geautoriseerde gebruikers toegang hebben tot IT-systemen. In 2022 zal de informatievoorziening voor systeemwijzigingen worden verbeterd en worden de procedures voor het tijdig wijzigen van mutatierechten aangescherpt en beter bewaakt.

c.2.2 Toeslagen

Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen

De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) heeft in 2021 erkenning en financieel herstel aan een grote groep gedupeerden geboden voor het onrecht dat hen is aangedaan bij de uitvoering van de toeslagregelingen. Het aantal ouders dat zich heeft gemeld is toegenomen ten opzichte van de ramingen, en de wens is ontstaat voor een breder dan alleen financieel herstel. Ook is gebleken dat het proces van individuele integrale beoordeling en financiële compensatie een tijdrovende karakter heeft, én er zijn nieuwe categorieën gedupeerden toegevoegd. De productieplannen en de apparaats- en programmakosten van UHT zijn om deze redenen herijkt.

UHT is door de bovengenoemde redenen en ondanks verdere opschaling van de capaciteit niet in staat om alle ouders binnen de gewenste wettelijke termijnen integraal te beoordelen.

Om te zorgen dat UHT zich volledig op haar kerntaak van financieel herstel kan richten en tegelijkertijd de coördinatie van de herstelorganisatie wordt versterkt is een programmadirectoraat-generaal Herstel ingericht. Dit directoraat richt zich op de overige onderdelen van herstel, zoals de brede ondersteuning en de schuldenaanpak.

Beleidsbesluiten vooruitlopend op wettelijke grondslag

Gelet op de urgentie en de maatschappelijke noodzaak om gedupeerden van de toeslagenaffaire een schone lei te bieden, zijn na een belangenafweging in 2021 beleidsbesluiten genomen vooruitlopend op de «Wet hersteloperatie Toeslagen» die met terugwerkende kracht in werking zal treden. De Raad van State heeft in oktober 2021 een advies uitgebracht bij het concept wetsvoorstel. Dit advies is verwerkt in het wetsvoorstel dat medio 2022 naar de Tweede Kamer wordt verzonden.

Het risico bestaat dat dit wetsvoorstel waarin de beleidsbesluiten worden gecodificeerd niet wordt aangenomen door de Staten-Generaal. Deze kans wordt gering geacht. Zowel de Eerste als de Tweede Kamer zijn bij de indiening van de incidentele suppletoire begrotingen middels Kamerbrieven inhoudelijk geïnformeerd over de regelingen. De Staten-Generaal zijn derhalve steeds op de hoogte gebracht van het voorgenomen beleid. Daarmee wordt deels tegemoetgekomen aan de kanttekening die ook door de Raad van State is gemaakt ten aanzien van de positie van de Staten-Generaal bij het gebruik van goedkeurende beleidsbesluiten. Tevens zijn de incidentele suppletoire begrotingen die aan deze regelingen ten grondslag liggen door de Staten-Generaal goedgekeurd.

Mochten desbetreffende beleidsbesluiten onverhoopt niet bij wet geformaliseerd worden, dan zullen de aangegane verplichtingen, uitgaven en kwijtscheldingen onrechtmatig zijn wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag. Dit heeft voor de uitgaven in 2021 betrekking op een bedrag van circa € 748 mln. Daarnaast heeft circa € 21 mln. betrekking op kwijtgescholden schulden van de Belastingdienst in de jaarrekening. 

Dit zal aan de beschikkingen voor ouders die op grond van het beleidsbesluit zijn afgegeven geen afbreuk doen. Deze beschikkingen hebben zogenoemde formele rechtskracht en zijn daarmee in rechte onaantastbaar. Hierbij zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en jurisprudentie van belang. Met terugwerkende kracht mogen geen rechten worden ontnomen, mede gezien de gerechtvaardigde verwachtingen en het gewekte vertrouwen.

c.2.3 Overige onderdelen van het departement

EU-afdrachten

Het ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de ramingen, berekeningen, betalingen en verantwoording van en de control op de Nederlandse afdrachten aan de EU. In 2020 is vastgesteld dat de control op de berekening en betaling van de afdrachten tekortschoot, met risico’s voor de juistheid van de afdrachten. In 2021 is een extern onderzoek gedaan om de interne beheersing in kaart te brengen. Er zijn beheersmaatregelen genomen, zowel gericht op de tekortkoming als breder om het ketenproces te versterken. Deze verbetermaatregelen zijn inmiddels voor een belangrijk deel in uitvoering genomen. In 2022 ligt de focus op de werking van de geïmplementeerde beheersmaatregelen.

Garantieregeling herverzekering leverancierskredieten

De garantieregeling voor herverzekering van leverancierskredieten betreft een - vanwege de coronacrisis afgegeven - garantie van de Staat die ervoor moet zorgen dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector doorloopt. De AR heeft een tekortkoming geconstateerd bij de controle van de geldstromen in het kader van deze garantieregeling. Om deze tekortkoming zo goed mogelijk op te lossen is er voor gekozen om additionele specifieke werkzaamheden door een externe accountant te laten uitvoeren. Daarnaast zijn ook afspraken gemaakt met de externe accountant over de uit te voeren werkzaamheden voor de vaststelling van de rechtmatigheid en getrouwheid van de door de verzekeringsmaatschappijen gedeclareerde bedragen en over de rapportage van de bevindingen, mede om het risico op onvolledige rapportage op de inkomstenstromen te beperken.

d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

d.1 M&O

Belastingheffing en toeslagen zijn gevoelig voor M&O (misbruik en oneigenlijk gebruik), omdat de hoogte van de heffing en de verplichting tot betalen afhankelijk zijn van gegevens die belastingplichtigen en toeslaggerechtigden zelf verstrekken. Dit kan van invloed zijn op de volledigheid van de belastingontvangsten en de juiste (voorlopige) toekenning van toeslagen. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van wet- en regelgeving is daarom een geïntegreerd onderdeel van het handhavingsbeleid. Het toezicht wordt uitgevoerd gegeven de beschikbaar gestelde personele en financiële middelen. Verder zijn er maatschappelijke begrenzingen door wettelijke bepalingen, zoals de privacywetgeving, die controlemogelijkheden beperken. Dit betekent dat ook bij een toereikend M&O-beleid sprake blijft van een inherente onzekerheid over de volledigheid van de ontvangsten en de juistheid van de (toeslag) uitgaven. Deze onzekerheid is niet nader kwantificeerbaar.

Net als in 2020 waren in 2021 zowel externe als interne factoren van invloed op de opzet en uitvoering van de uitvoerings- en handhavingsstrategie. Dit betrof in de eerste plaats de gevolgen van de coronacrisis. Daarnaast zijn verschillende risicomodellen tijdelijk stilgelegd, onderzocht op zorgvuldige gegevensverwerking, en pas bij voldoende waarborgen weer hervat.

d.1.1 M&O Belastingdienst

De Algemene Rekenkamer heeft in haar Verantwoordingsonderzoek 2020 het M&O-beleid Belastingdienst aangemerkt als een onvolkomenheid. Het gaat daarbij om de toereikendheid van de bedrijfsvoering, afgemeten aan de cyclus plan, do, check, act. De Belastingdienst werkt aan een «strategische ontwikkelagenda handhaving belastingen», bedoeld om de uitvoerings- en handhavingsstrategie (verder) te operationaliseren. De ontwikkelagenda kijkt drie jaar vooruit om samenhang van verschillende (ontwikkel)trajecten te prioriteren en te borgen. In de jaarlijkse handhavingsplannen van de uitvoeringsdirecties zal op basis van (risico)inzichten scherper de afweging worden vastgelegd welke nalevingsproblematiek wordt aangepakt per doelgroep en op welke manier. Het management zal hierop (bij)sturen op basis van viermaandelijkse rapportages. Sluitstuk is systematische evaluatie van de handhavingsplannen.

In 2021 heeft de Belastingdienst de dienstverlening zoveel mogelijk op peil weten te houden. De personele capaciteit voor dienstverlening is vergroot en locaties voor dienstverlening aan burgers zijn uitgebreid. Door corona hebben de directies Midden- en kleinbedrijf (MKB) en Grote Ondernemingen (GO) bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken op locatie voor een groot deel van het jaar niet kunnen afleggen. In de gevallen waar contact met de belastingplichtige nodig was, zijn alternatieven ontwikkeld, zoals toezicht ‘digitaal en op afstand’. De directie Particulieren heeft minder last gehad van de beperkingen door corona, omdat veel werkzaamheden vanuit huis konden worden voortgezet. Het werk van de FIOD heeft in belangrijke mate doorgang kunnen vinden. Door corona en capaciteitsproblemen zijn de voorgenomen aantallen controles en daarmee gemoeide correctieopbrengsten niet volledig gerealiseerd.

Afgezet tegen de prestatie-indicatoren voor belastingen in de begroting blijkt dat de naleving op peil is gebleven. De uitkomsten van deze prestatie-indicatoren vormen daarmee op zichzelf geen aanleiding te veronderstellen dat er sprake zou zijn van een ontoereikend M&O-beleid.

Uit onderzoek naar toezicht achteraf94 blijkt echter dat het niveau van toezicht in de periode 2016 ‒ 2019 is gedaald, een trend die zich ook over 2021 heeft doorgezet. De Belastingdienst ziet dat als een risico voor de naleving. Om die reden wordt een actieplan opgesteld. Het actieplan is bedoeld om de risico’s die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen te ondervangen als onderdeel van een toereikend M&O-beleid.

d.1.2 M&O Toeslagen

De toeslagenaffaire heeft ertoe geleid dat Toeslagen in 2021 zijn handhavingsstrategie heeft herijkt. Het bereiken van naleving door burgers begint met heldere regelgeving en goede dienstverlening om onbewuste en onbedoelde niet-naleving te voorkomen (proactief attenderen en gepaste gegevensuitwisseling), maar behelst ook intensievere vormen van (geautomatiseerd en handmatig) toezicht zoals controles op de juistheid van uitbetaalde toeslagen tot en met het optreden tegen M&O. Afhankelijk van de situatie wordt (een mix van) handhavingsinstrumenten ingezet om de toekenningszekerheid te maximaliseren zonder onevenredig zware (bewijs)last neer te leggen bij toeslaggerechtigden. Hierbij wordt gehandeld op basis van de geldende wet- en regelgeving en wordt de menselijke maat toegepast binnen de ruimte die de wet biedt in individuele situaties. In 2022 wordt de handhavingsstrategie verder doorontwikkeld, met specifieke aandacht voor de werking van de leercirkel met betrekking tot de handhavingsactiviteiten en waarbij nagegaan wordt of de beoogde doelstellingen worden gerealiseerd.

Door de herijking, de ontwikkeling van behandel- en waarborgenkaders en doordat een aantal risicomodellen is opgeschort wegens mogelijk onzorgvuldige gegevensverwerking is bij Toeslagen in 2021 het proces intensief toezicht niet uitgevoerd. Hierdoor ontstond er een handhavingstekort met de bijbehorende risico’s voor M&O. Door compenserende toezichtsactiviteiten vooraf en achteraf op toekenning van toeslagen is de handhaving op peil gebleven. In 2022 wordt het intensief toezicht weer opgestart, na het oplossen van de belemmeringen. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd.95

Voor de hersteloperatie geldt dat - gelet op de politieke opdracht om de gedupeerden snel financieel te compenseren en hen herstel te bieden - de focus in 2021 geheel op deze opdracht heeft gelegen. Hierbij heeft op basis van een afweging tussen snelheid en zorgvuldigheid een risico-afweging plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot een nadere invulling van het controlebeleid op de herstelregelingen. Belangrijke elementen hiervan zijn gedeeld met het parlement, waaronder de ingeschatte foutkans op de «Catshuisregeling» van 2-5% die hieruit voortvloeit. Dit is vervolgens de basis geweest voor het M&O-beleid van de hersteloperatie. Op basis van deze context kan gesteld worden dat het M&O-beleid toereikend is geweest. Deze aanpak zal verder versterkt worden en waar mogelijk risico’s mitigeren in 2022 om het verdere misbruik van de regelingen voor gedupeerden zo veel als mogelijk te beperken.

d.1.3 M&O Douane

Het M&O risico voor Douane betreft het heffen van te lage invoerrechten of accijnzen vanwege het risico van niet juiste opgaven door bedrijven. Hiervoor heeft Douane het Handhavingsplan Douane 2021 opgesteld. In dit handhavingsplan opgesteld is uitgewerkt hoe de Douane het toezicht heeft vormgegeven. Bij de uitvoering van het toezicht in de operatie zijn soms andere keuzes gemaakt, wat leidt tot enig M&O risico.

De uitkomsten van de controles geven echter geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van een ontoereikend M&O-beleid. De uitvoering van Cyclisch toezicht en «Binnenbrengen van ladingen lucht», als onderdelen van het toezicht, dienen wel meer in overeenstemming te worden gebracht met het Handhavingsplan.

d.2 Beheersing risico's interne fraude96

Om fouten en fraude te voorkomen maakt het ministerie van Financiën gebruik van risicomanagement met voor fraude een mix van beheersinstrumenten, zoals risicoanalyse, inventarisatie van te beschermen belangen, insiderregelingen, protocollen voor koersgevoelige informatie, integriteitsonderzoeken en diverse maatregelen bij werving en indiensttreding. Medewerkers worden bewust gemaakt van frauderisico’s in trainingen en communicatie. Ook de administratieve organisatie bevat de nodige maatregelen tegen fraude, waaronder maatregelen van interne controle.

Het frauderisicomanagement verdient nog wel verbetering. Het doel is om het proces in het hele ministerie meer gestructureerd en zichtbaar in te richten en uit te voeren. In 2021 is daar een begin mee gemaakt door fraude een plaats te geven in de periodieke rapportages en jaarplannen. Ook wordt er binnen de bredere aanpak van risicomanagement gewerkt aan een raamwerk voor risicoanalyse en beheersing van frauderisico’s voor het hele ministerie, waarmee de focus en aantoonbaarheid op dit aspect wordt verhoogd.

Vanuit het toegepaste beheersingsinstrumentarium zijn geen processen en risico’s geconstateerd die aanleiding hebben gegeven tot specifieke nieuwe of aanvullende beheersmaatregelen. Een aantal bestaande maatregelen bij de verschillende onderdelen verdient nog wel extra aandacht, zoals de logische toegangsbeveiliging bij de Belastingdienst en Douane.

Over 2021 zijn er bij het ministerie geen fraudes van belang geconstateerd.

d.3 Sturing en beheersing Belastingdienst

Na de introductie van de topstructuur in 2018 en de ontvlechting van Toeslagen en Douane bestaat de Belastingdienst uit 21 dienstonderdelen en 13 ketens. Met de introductie van de topstructuur is een belangrijke stap gezet om de sturing, rollen en verantwoordelijkheden binnen de Belastingdienst (verder) te verduidelijken. Uit diverse onderzoeken en praktijkvoorbeelden blijkt dat de werking van de topstructuur nog niet in alle opzichten in lijn is met de bedoeling daarvan. Met name als het gaat om lijnsturing versus ketensturing. Zo bestaat er nog geen overkoepelend portfoliomanagementproces voor niet-ICT gerelateerde projecten en programma’s van de Belastingdienst. Wel worden per keten de raakvlakken van alle projecten en programma’s op elkaar afgestemd. Ook het programma «Managementinformatie en Risicomanagement» draagt bij aan verbetering van de sturing van de ketens. Voor de ICT-gerelateerde projecten is het portfolioproces hervormd en afgestemd op de nieuwe topstructuur. In 2021 heeft de Belastingdienst een prioriteringskader opgesteld voor het ICT-portfolio, waardoor het besluitvormingsproces over de financiële consequenties van het portfolio van de Belastingdienst is verbeterd. Uit externe onderzoeken blijkt dat de werking van het portfolioproces nog in een aantal opzichten kan worden verbeterd, bijvoorbeeld wat betreft sturing op realisatie (projectexecutie) en de aansluiting op de planning- en controlcyclus. Daarvoor loopt sinds 2020 een driejarig ICT-verbetertraject met enkele tientallen verbeterinitiatieven. Niettemin moet worden geconcludeerd dat de algemene beheersing van het besturingsrisico op onderdelen nog verbetering behoeft.

Voor verschillende oudere financiële systemen zijn bij de accountantscontrole tekortkomingen op het gebied van ondersteunende bedrijfsvoeringsfunctiona-liteiten geconstateerd, waarbij het lastig is op eenvoudige, geautomatiseerde wijze herstel te plegen en managementinformatie voor interne controledoel-einden te genereren. Dit laatste gebeurt nu vaak met behulp van (foutgevoelige) zoekopdrachten en andere arbeidsintensieve beheersmaatregelen. Een structurele oplossing is gelegen in nieuwbouw van de systemen en maakt onderdeel uit van het portfoliomanagementproces.

De beheersing van het personeelsrisico (mogelijk tekort aan gekwalificeerde en gemotiveerde medewerkers, specialisten en managers) is nog niet op alle punten voldoende. Op het gebied van meerjarige planning, werving, opleiding en managementinformatie zijn goede stappen gezet. Meer inzicht in de toekomstige werklast en impact ervan op huidige en toekomstige personeelsbezetting is daarbij gewenst. Een prognose daarvan op langere termijn is niet eenvoudig gezien de vele variabelen en onzekerheden. Denk hierbij aan nieuwe politieke wensen, noodzakelijke hersteloperaties en vertragingen in ICT-projecten. Factoren die hierbij een rol spelen zijn de (toenemende) krapte op de arbeidsmarkt en de fors op gang komende pensioenuitstroom.

d.4 Informatiehuishouding

De informatievoorziening vanuit de rijksoverheid blijkt onvoldoende te zijn en de informatiehuishouding is niet op orde. Bewindspersonen en de Tweede Kamer krijgen daardoor soms niet de volledige en juiste informatie.

Het op orde brengen van de informatiehuishouding is cruciaal voor een betere informatievoorziening. Het ministerie van Financiën heeft daartoe de programmadirectie Informatie op Orde (IOO) ingericht en actieplannen goedgekeurd. De verschillende onderdelen van het ministerie zijn gestart met de uitvoering daarvan.

d.5 Informatiebeveiliging

Het informatiebeveiligingsbeeld (IB-beeld) vervangt conform rijksbrede afspraken de «In Control Verklaring» voor informatiebeveiliging (IB). Het ministerie van Financiën gebruikt het IB-beeld vanaf 2021. Het IB-beeld is opgebouwd op basis van de rapportages van de afzonderlijke onderdelen van het ministerie over informatiebeveiliging.

De belangrijkste risico’s op het gebied van IB zijn ransomware en de beschikbaarheid van kwantitatieve en kwalitatieve IB-capaciteit. Hier worden zowel departementaal als rijksbreed maatregelen voor genomen. Tevens is er meer focus op de beveiliging van gegevens nu het werken in de cloud, het werken op verschillende fysieke plaatsen (waaronder thuis) en het uitwisselen van gegevens met andere organisaties steeds meer toeneemt. Wanneer dit persoonsgegevens betreft wordt dit in nauwe samenwerking met de privacyorganisatie van het ministerie opgepakt.

Binnen alle onderdelen van het ministerie is de IB-organisatie uitgebouwd. De status, risico’s en maatregelen op het gebied van IB worden periodiek binnen de onderdelen en viermaandelijks departementsbreed aan de departementale Chief Information Officer (CIO) gerapporteerd.

d.6 Algemene Verordening Gegevensbescherming

Mede door de problematiek rond de FSV besteden de Belastingdienst, Toeslagen en Douane extra aandacht aan toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en de Archiefwet. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft dit onderzocht en Toeslagen in 2021 bestuurlijke boetes opgelegd voor onrechtmatige en discriminerende verwerking van de nationaliteit van aanvragers van kinderopvangtoeslag vóór 2020. Er zijn verbetermaatregelen getroffen om het risico van ongeoorloofd gebruik van persoonsgegevens te minimaliseren. Risicomodellen worden onderzocht op ongeoorloofd gebruik en worden zonodig opgeschort.

Het beleidsdepartement optimaliseert de gegevensbescherming, onder andere door het versterken van de continue kwaliteitsverbetering rond privacy. Het beleidsdepartement, de Belastingdienst, Toeslagen, Douane en de functionaris gegevensbescherming zijn een werkgroep gestart om de organisatie van de gegevensbescherming te versterken.

De processen waarin gegevens worden verwerkt, worden met behulp van gegevensbeschermingseffectbeoordelingen (GEB’s) systematisch in kaart gebracht. Verbetermaatregelen naar aanleiding van GEB’s worden geïmplementeerd in de verwerkingsprocessen. Verwerkingenregisters worden verder gevuld en verbeterd.

d.7 Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Als werkgever heeft het ministerie van Financiën een quotum voor het aantal medewerkers vanuit de banenafspraak. Het wettelijke quotum voor 2021 was 2,56% (1.198 fta97). In 2019 is een Meerjarenstrategie Banenafspraak vastgesteld met een jaarlijkse toename van 200 fta, op weg naar het behalen van het quotum in 2023. Voor 2021 kwam dit neer op een streefdoel van 841 fta.

Het is niet gelukt om het wettelijke quotum en het streefdoel voor 2021 te halen, voornamelijk vanwege de coronabeperkingen en de daardoor moeizame begeleiding (op afstand) van deze kwetsbare doelgroep. Toch zorgen de inspanningen voor een solide toename van het aantal medewerkers banenafspraak, waardoor de achterstand op de norm stapsgewijs wordt ingelopen. Door een tijdelijke privacybeperking in de verwerking van BSN’s wordt niet gerapporteerd over het aantal fta maar alleen over het aantal medewerkers banenafspraak. Dat waren er 815.

6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

6.2.1 Grote lopende ICT-projecten

In 2021 voerde het ministerie van Financiën een aantal projecten uit met een ICT-component van meer dan € 5 mln. Over de stand per 31 december 2021 van deze projecten wordt in het Rijks ICT-dashboard gerapporteerd. Voor een drietal projecten geldt dat de planning is uitgelopen en/of het budget is overschreden. Dat betreft de projecten «Autoheffingen Motorrijtuigenbelasting» (Auto MRB), «Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen» (Auto BPM) en «Uitfaseren Enterprise Tax Management» (ETM). Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 21 april 2021.98

6.2.2 Audit Committee 

Het Audit Committee (AC) is in 2021 vijf keer bijeengekomen. Het nieuwe themadeel van de vergaderingen bood ruimte om strategische onderwerpen als personeelsmanagement, (fraude-)risicomanagement, toezicht op AFM en DNB en programma’s als IOO met meer diepgang te bespreken.

Met ingang van 1 juni is een derde extern AC-lid met de expertise financiële verslaglegging, control, auditing en risicomanagement benoemd voor een eerste periode van maximaal 4 jaar. Voor een vierde extern lid is recent de wervingsprocedure gestart. Met enige regelmaat wordt de werkwijze van het AC tegen het licht gehouden. Dit heeft ertoe geleid dat in 2021 diverse aanpassingen zijn doorgevoerd. Zo worden in het vervolg de concernrisico’s als leidraad voor de agenda van het AC gebruikt. Overige verbeterpunten voor de werking van het AC worden in 2022 verder opgepakt.

6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

6.3.1 Integriteit

In 2021 is verder invulling gegeven aan het integriteitsbeleid binnen het kader van de GIR (Gedragscode Integriteit Rijk) en de voor het ministerie van Financiën benoemde accenten. Het gaat daarbij om beleid en kaderstelling, bewustwording en preventie, advisering, handhaving en afdoening op het brede domein van integriteit, inclusief (ongewenste) omgangsvormen.

Door de coronacrisis werkten medewerkers grotendeels thuis. Er is in 2021 dan ook verder geïnvesteerd in digitale vormen van bewustwording en in de communicatie op het Rijksportaal. Aan nieuwe en zittende medewerkers zijn digitale programma's aangeboden met aandacht voor dilemma’s in relatie tot sociale veiligheid, omgangsvormen, vertrouwenspersonen, de gedragsregeling voor de digitale werkomgeving, vertrouwelijke informatie en andere actuele onderwerpen. Ook wordt medewerkers beter duidelijk gemaakt waar ze terecht kunnen met vragen. Tevens is de informatievoorziening aan melders over de fases van het meldproces verbeterd.

Daarnaast heeft het departementaal onderzoekpunt voor integriteit zich verder ontwikkeld als het gaat om registratie, beoordeling en onderzoek naar (mogelijke) integriteitsschendingen.

Verder zijn in 2021 voorbereidingen getroffen naar aanleiding van de directe werking van de EU-richtlijn voor klokkenluiders die tot doel heeft een betere bescherming te bieden bij melding van een inbreuk op EU-regelgeving.

6.3.2 ICT-verbeterprogramma Belastingdienst

De Belastingdienst kent een groot en complex ICT-landschap dat op een aantal onderdelen verouderd en gefragmenteerd is. Dit vergt veel inzet op het waarborgen van de continuïteit, waardoor er weinig ruimte is voor vernieuwing en nieuwe wet- en regelgeving. In 2020 startte een omvangrijk ICT-verbeterprogramma dat de doelmatigheid en effectiviteit van de ICT-uitvoeringsorganisatie en de sturing op de uitvoering van de ICT-projecten verbetert. Quality Assurance op het verbeterprogramma benoemt als aandachtspunten de kwaliteit van het risicomanagement, het inzicht krijgen in de beschikbare capaciteit en de herijking van de planning. Daarnaast is ook de juiste werking van de verbetermaatregelen van belang. Dat is bepalend voor in hoeverre de oorspronkelijke gestelde doelstellingen worden behaald.

Na afronding van het ICT-verbeterprogramma zal ten aanzien van de ICT-uitvoeringsorganisatie en ICT-projecten verder gewerkt worden aan de implementatie van de verbeteringen en realisatie van de beoogde effecten van het programma.

Het wegwerken van de technische schuld binnen het ICT-landschap ligt op koers. Toch levert een relatief hoge technische schuld op middellange termijn bij een aantal belangrijke ICT-applicaties concrete risico’s op voor de continuïteit. Dit betreft onder meer applicaties voor loonheffingen, omzetbelasting, innings- en betalingsverkeer en autoheffingen. Het continuïteitsrisico wordt ook beïnvloed door de beperkte beschikbaarheid van ICT-specialisten.

C. JAARREKENING

7. Departementale verantwoordingsstaat IXA en IXB

Tabel 55 Departementale verantwoordingsstaat 2021 Nationale Schuld (IXA) (Bedragen x € 1.000)
  

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie1

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

22.457.577

22.457.577

65.873.342

48.049.186

48.049.186

78.272.943

25.591.609

25.591.609

12.399.601

 

Beleidsartikelen

22.457.577

22.457.577

65.873.342

48.049.186

48.049.186

78.272.943

25.591.609

25.591.609

12.399.601

11

Financiering staatsschuld

20.926.321

20.926.321

56.731.000

46.538.410

46.538.410

60.641.287

25.612.089

25.612.089

3.910.287

12

Kasbeheer

1.531.256

1.531.256

9.142.342

1.510.776

1.510.776

17.631.656

‒ 20.480

‒ 20.480

8.489.314

X Noot
1

De gerealiseerde bedragen zijn naar boven afgerond.

Tabel 56 Departementale verantwoordingsstaat 2021 van het Ministerie van Financiën (IXB) (Bedragen x € 1.000)
  

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting (incl. NvW)1

Realisatie 12

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

16.540.038

9.954.970

156.162.159

‒ 6.872.429

9.480.552

172.147.485

‒ 23.412.467

‒ 474.418

15.985.326

 

Beleidsartikelen

15.992.474

9.407.364

156.110.322

‒ 7.178.275

9.180.414

172.085.083

‒ 23.170.749

‒ 226.950

15.974.761

01

Belastingen

2.987.107

3.108.560

150.945.690

3.306.919

3.187.437

166.431.153

319.812

78.877

15.485.463

02

Financiële markten

26.053

26.053

10.255

29.699

27.105

29.555

3.646

1.052

19.300

03

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

692.928

692.928

815.850

571.099

323.402

1.447.139

‒ 121.829

‒ 369.526

631.289

04

Internationale financiële betrekkingen

‒ 2.082.075

79.362

136.298

‒ 12.102.702

93.931

127.084

‒ 10.020.627

14.569

‒ 9.214

05

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

10.133.378

1.265.378

624.914

‒ 4.483.155

400.212

382.566

‒ 14.616.533

‒ 865.166

‒ 242.348

06

Btw-compensatiefonds

3.576.710

3.576.710

3.576.710

3.666.793

3.666.793

3.666.793

90.083

90.083

90.083

09

Douane

540.248

540.248

605

518.330

520.489

750

‒ 21.918

‒ 19.759

145

13

Toeslagen

118.125

118.125

0

1.314.742

961.045

43

1.196.617

842.920

43

 

Niet-beleidsartikelen

547.564

547.606

51.837

305.846

300.138

62.402

‒ 241.718

‒ 247.468

10.565

08

Apparaat kerndepartement

283.512

283.512

51.837

305.846

300.138

62.402

22.334

16.626

10.565

10

Nog onverdeeld

264.052

264.094

0

0

0

0

‒ 264.052

‒ 264.094

0

X Noot
1

De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB(s) die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

X Noot
2

De gerealiseerde bedragen zijn naar boven afgerond.

De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaten is opgenomen in onderdeel B beleidsverslag.

8.1 Saldibalans Nationale Schuld IXA

Tabel 57 Saldibalans per 31 december 2021 Nationale Schuld (bedragen x € 1.000)

Activa

Passiva

  

31-12-2021

31-12-2020

  

31-12-2021

31-12-2020

 

Intra-comptabele posten

   

Intra-comptabele posten

  

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

48.049.186

36.872.151

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

78.272.943

89.530.728

3)

Liquide middelen

2

0

    

4)

Rekening-courant RHB

39.623.737

61.075.038

    

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

329.270

534.629

7)

Schulden buiten begrotingsverband

23.945.774

21.413.160

8)

Kas-transverschillen

14.216.523

12.462.070

    
 

Subtotaal intra-comptabel

102.218.717

110.943.888

 

Subtotaal intra-comptabel

102.218.717

110.943.888

 

Extra-comptabele posten

   

Extra-comptabele posten

  

10)

Vorderingen

12.919.988

12.673.858

10a)

Tegenrekening vorderingen

12.919.988

12.673.858

11a)

Tegenrekening schulden

413.198.884

380.873.301

11)

Schulden

413.198.884

380.873.301

12)

Voorschotten

0

0

12a)

Tegenrekening voorschotten

0

0

 

Subtotaal extra-comptabel

426.118.872

393.547.159

 

Subtotaal extra-comptabel

426.118.872

393.547.159

 

Overall Totaal

528.337.589

504.491.047

 

Overall Totaal

528.337.589

504.491.047

Algemene toelichting

Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden euro’s tenzij anders aangegeven. Relevante posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden. Door afronding van bedragen kan het voorkomen dat totaaltellingen niet aansluiten bij de som der delen.

1. Uitgaven ten laste van de begroting

Deze post bevat de nog niet met de Rijkshoofdboekhouding verrekende begrotingsuitgaven 2021. Verrekening van de begrotingsuitgaven zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

Deze post betreft de nog niet met de Rijkshoofdboekhouding verrekende begrotingsontvangsten 2021. Verrekening van de begrotingsontvangsten zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

3. Liquide middelen

De liquide middelen bestaan uit de saldi op bankrekeningen en de bij de kasbeheerders aanwezige kasgelden.

4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Er zijn twee rekening-courant verhoudingen: het Agentschap (artikel 11) en het geïntegreerd middelen beheer (GMB, artikel 12). De bedragen zijn per 31 december 2021 in overeenstemming met de opgaven van de Rijkshoofdboekhouding.

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 58 Vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Te ontvangen rente op swaps

337.974

680.669

Vooruitbetaalde disconto

‒ 31.797

‒ 93.943

Te ontvangen rente vlottende schuld

‒ 14.989

‒ 92.331

Te ontvangen rente m.b.t. GMB

38.082

40.234

Totaal

329.270

534.629

Te ontvangen rente op swaps

Deze post betreft de opgelopen rente die de Staat nog tegoed heeft van de tegenpartijen. Als gevolg van de huidige samenstelling van de swapportefeuille en de lage rentestanden ontvangt de Staat per saldo rente op de swapportefeuille. Doordat een deel van de renteswaps in 2021 voortijdig is beëindigd, is de portefeuille van renteswaps per ultimo 2021 gedaald en is de post te ontvangen renteswaps afgenomen.

7. Schulden buiten begrotingsverband

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 59 Schulden buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Te realiseren agio

16.283.477

10.286.330

Te betalen rente onderhandse leningen

4.272

4.621

Te betalen rente openbare schuld

4.427.711

4.300.383

Te betalen rente op swaps

27.619

265.706

Te betalen rente vlottende schuld

‒ 31.870

‒ 112.355

Derden van het Agentschap

3.228.253

6.661.999

Te betalen rente m.b.t. GMB

6.311

6.477

Totaal

23.945.773

21.413.160

Te realiseren agio

Het uitstaande saldo (€ 16,3 mld.) heeft betrekking op in het verleden gerealiseerde agio bij uitgifte vaste schuld. In 2021 lag bij het merendeel van de nieuwe uitgiftes het effectieve rendement onder de couponrente van leningen, waardoor de Staat agio heeft ontvangen en de post ‘Te realiseren agio’ verder is opgelopen.

Te betalen rente op swaps

De omvang van de totale hoeveelheid payerswaps is in 2021 afgenomen doordat van een deel van deze swaps de looptijd was verstreken en geen nieuwe payerswaps zijn afgesloten. Hierdoor hoeft minder rente betaald te worden op de resterende portefeuille.

Derden van het Agentschap

De post derden van het Agentschap bestaat voor het grootste deel uit het onderpand in contanten dat uit hoofde van derivatencontracten is gestald bij het Agentschap. Het gestalde onderpand is in 2021 afgenomen met name als gevolg van de voortijdige beëindiging van derivatencontracten. Door deze voortijdige beëindiging is de totale swapportefeuille afgenomen waardoor er minder onderpand gestort is.

8. Kas-transverschillen

Op deze rekening zijn de bedragen opgenomen welke zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk in de kas zijn uitgegeven of ontvangen. Deze verschillen ontstaan doordat rentebaten en rentelasten worden verantwoord op transactiebasis. Hierdoor worden transacties administratief verwerkt op het moment dat ze zich voordoen. Bij het kasstelsel is het moment van betaling en ontvangst leidend. Het verschil dat ontstaat tussen beide verantwoordingsmethoden wordt op deze rekening opgenomen. Met de registratie van rente op transactiebasis wordt aangesloten bij Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010. Sinds 2002 wordt deze werkwijze toegepast. Dit bedrag is het saldo van alle posten in de tabellen ‘Vorderingen buiten begrotingsverband’ en ‘Schulden buiten begrotingsverband’ van het voorgaande jaar, behalve het gestalde onderpand dat in de post Derden van het Agentschap is opgenomen. De onderpanden worden niet meegenomen in het kas-transverschil omdat voor deze post alle boekingen op kasbasis zijn waardoor geen kas-transverschillen ontstaan.

Tabel 60 Kas-transverschillen (bedragen x € 1 mln.)

Vorderingen buiten begrotingsverband ultimo 2020

534

Te ontvangen rente op swaps

681

Vooruitbetaalde disconto

‒ 94

Te ontvangen rente vlottende schuld

‒ 92

Te ontvangen rente m.b.t. GMB

39

Schulden buiten begrotingsverband ultimo 2020

14.751

Te realiseren agio

10.286

Te betalen rente onderhandse leningen

5

Te betalen rente openbare schuld

4.300

Te betalen rente op swaps

266

Te betalen rente vlottende schuld

‒ 112

Te betalen rente m.b.t. GMB

6

Totaal kas-transverschillen 2021

14.217

10. Vorderingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 61 Vorderingen (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Loans

450.000

700.000

GCP Basket

0

0

Deposit Lend

0

0

Verstrekte leningen Agentschappen

7.595.456

7.228.285

Verstrekte leningen RWT’s en derden

4.874.532

4.745.547

Overige

0

26

Totaal

12.919.988

12.673.858

De grootste vorderingen zijn verstrekte leningen aan Agentschappen, RWT’s en derden: instellingen die deelnemen aan het geïntegreerd middelenbeheer. De afgesloten leningen zijn vorderingen van de Staat op de deelnemers. Deze vorderingen bedragen ultimo 2021 € 12,9 mld. Aan de Agentschappen is € 7,6 mld. uitgeleend, een stijging van € 0,4 mld. ten opzichte van de stand ultimo 2020. Aan RWT’s en derden is € 4,9 mld. uitgeleend, een stijging van € 0,1 mld. ten opzichte van 2020. De gewogen gemiddelde looptijd van de leningen bedraagt bij de Agentschappen circa 21,2 jaar en bij RWT’s circa 19,4 jaar. Daarnaast zijn er nog enkele kleinere vorderingen van in totaal € 0,5 mld. ‘Loans’ betreft de vordering die de Nederlandse staat nog op ABN AMRO heeft. GCP Basket en Deposit Lend zijn geldmarktinstrumenten - dit betreft vorderingen met een zeer korte looptijd.

Opeisbaarheid van de vorderingen

Het volgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de vorderingen.

Tabel 62 Opeisbaarheid van de vorderingen (bedragen x € 1.000)

Opeisbaarheid

Bedrag

Direct opeisbare vorderingen

0

Op termijn opeisbare vorderingen

12.919.988

Totaal

12.919.988

11. Schulden

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 63 Schulden (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Vaste schuld1

  

Dutch State Loans

342.129.480

300.554.633

Private loans

270.240

304.562

   

Vlottende schuld

  

Dutch treasury certificates

24.550.000

51.920.000

Deposit borrow

0

0

Sell/Buy backtransacties

12030

0

Cash Depo USD in EUR

0

0

CP foreign currency in EUR

1.587.110

0

RC Agentschappen

2.696.722

2.368.929

RC RWT’s en derden

16.716.314

12.140.907

RC decentrale overheden

13.909.367

11.861.498

RC sociale fondsen

10.143.597

538.198

   

Deposito’s

  

Deposito’s Agentschappen

0

0

Deposito’s RWT’s en derden

120.548

106.098

Deposito’s decentrale overheden

1.063.476

1.078.476

Totaal

413.198.884

380.873.301

X Noot
1

De vaste schuld bestaat uit financiële transacties met een oorspronkelijke looptijd van > 1 jaar

De schulden hebben betrekking op in het verleden binnen begrotingsverband geboekte ontvangsten, waarvan op termijn nog verrekening met derden zal plaatsvinden. Deze post betreft voornamelijk de vaste staatsschuld (Dutch State Loans en Private Loans, met een totaal van € 342,4 mld.) en vlottende staatsschuld (€ 24,6 mld.) en daarnaast bevatten de schulden ook de schulden die betrekking hebben op de verhoudingen tussen het Rijk en de deelnemers aan geïntegreerd middelenbeheer.

Deelnemers aan het geïntegreerd middelenbeheer houden middelen aan op hun rekening-courant bij de Schatkist (rekening-courant = RC in bovenstaande tabel). Deze tegoeden vallen onder de vlottende schuld omdat ze direct opvraagbaar zijn. Deelnemers kunnen echter ook deposito’s plaatsen. De uitstaande deposito’s zijn voor het overgrote deel kortlopend. De Agentschappen hielden eind 2021 € 2,7 mld. aan op hun rekeningen-courant, ze hadden geen deposito’s. Het rekening-courantsaldo van RWT’s en derden nam in 2021 toe met € 4,6 mld. naar € 16,7 mld. Het bedrag aan uitstaande deposito’s bleef onveranderd op € 0,1 mld. Het rekening-courantsaldo van de decentrale overheden nam in 2021 toe met € 2,0 mld. naar € 13,9 mld. Het bedrag aan uitstaande deposito’s bleef gelijk op € 1,1 mld. De gewogen gemiddelde looptijd van de eind 2021 uitstaande deposito’s van de RWT’s was circa 1,7 jaar en bij decentrale overheden 11,4 jaar.

Sociale Fondsen

De RC-saldi van de sociale fondsen lopen sterk uiteen hetgeen met name toe te schrijven is aan de mate van onder- en overdekking van de desbetreffende premies. Het saldo van UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) bedraagt € 15,8 mld. positief, het saldo van SVB (Sociale Verzekeringsbank) € 5,2 mld. positief en het saldo van Zorginstituut Nederland € 10,9 mld. negatief. Gecumuleerd levert dit het saldo van € 10,1 mld. positief op. Het totale saldo van de sociale fondsen is eind 2021 € 9,6 mld. hoger dan de stand eind 2020.

Voor een specificatie naar uitgiftejaar van de stand van de vaste schuld per 31 december 2021 wordt verwezen naar het onderstaande overzicht.

Tabel 64 Specificatie van de vaste schuld naar jaar van uitgifte1 per 31 december 2021 (bedragen x € 1 mln.)

Jaar van uitgifte

Openbaar

 

Onderhands

 

Totaal

Vóór

1999

22.844,72

 

85,3

 

22.930,1

1999 t/m

2004

0,0

 

0,0

 

0,0

 

2005

17.977,4

 

0,0

 

17.977,4

 

2006

4.263,0

 

0,0

 

4.263,0

 

2007

0,0

 

0,0

 

0,0

 

2008

0,0

 

0,0

 

0,0

 

2009

0,0

 

0,0

 

0,0

 

2010

18.839,9

 

184,93

 

19.024,8

 

2011

0,0

 

0,0

 

0,0

 

2012

30.760,0

 

0,0

 

30.760,0

 

2013

17.608,0

 

0,0

 

17.608,0

 

2014

37.925,3

 

0,0

 

37.925,3

 

2015

19.925,2

 

0,0

 

19.925,2

 

2016

34.344,2

 

0,0

 

34.344,2

 

2017

30.759,2

 

0,0

 

30.759,2

 

2018

14.626,9

 

0,0

 

14.626,9

 

2019

22.923,6

 

0,0

 

22.923,6

 

2020

39.909,2

 

0,0

 

39.909,2

 

2021

29.422,9

 

0,0

 

29.422,9

Totaal

 

342.129,5

 

270,2

 

342.399,7

X Noot
1

Jaar van eerste uitgifte betekent dat ingeval van een heropening van een lening, het bedrag wordt opgenomen bij het oorspronkelijke jaar van eerste uitgifte van de (heropende) lening.

X Noot
2

GBK € 10,8 mln., DSL uitgifte 1993 € 9805,1 mln., DSL uitgifte 1998 € 13028,8 mln.

X Noot
3

Verplichtingen uit hoofde van schuldtitels uitgegeven door het land Nederlandse Antillen en het eilandgebied Curaçao, overgenomen door de Nederlandse staat per 10 oktober 2010

8.2 Saldibalans Ministerie van Financiën IXB

Tabel 65 Saldibalans per 31 december 2021 van het Ministerie van Financiën (IX) (bedragen x € 1.000)1

Activa

Passiva

  

31-12-2021

31-12-2020

  

31-12-2021

31-12-2020

 

Intra-comptabele posten

   

Intra-comptabele posten

  

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

9.480.546

8.519.778

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

172.147.480

151.367.516

3)

Liquide middelen

59.271

59.191

    

4)

Rekening-courant RHB

163.006.672

143.063.036

    

5)

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

472.453

514.025

5a)

Begrotingsreserves

472.453

514.025

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

7.518

8.341

7)

Schulden buiten begrotingsverband

406.527

282.830

 

Subtotaal intra-comptabel

173.026.460

152.164.371

 

Subtotaal intra-comptabel

173.026.460

152.164.371

 

Extra-comptabele posten

   

Extra-comptabele posten

  

9)

Openstaande rechten

50.018.823

42.112.474

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

50.018.823

42.112.474

10)

Vorderingen

4.045.868

3.988.376

10a)

Tegenrekening vorderingen

4.045.868

3.988.376

11a)

Tegenrekening schulden

0

0

11)

Schulden

0

0

12)

Voorschotten

191.564

217.606

12a)

Tegenrekening voorschotten

191.564

217.606

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

198.004.449

219.168.695

13)

Garantie- verplichtingen

198.004.449

219.168.695

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

5.884.320

5.119.659

14)

Andere verplichtingen

5.884.320

5.119.659

15)

Deelnemingen

39.144.119

38.878.642

15a)

Tegenrekening deelnemingen

39.144.119

38.878.642

 

Subtotaal extra-comptabel

297.289.143

309.485.486

 

Subtotaal extra-comptabel

297.289.143

309.485.486

 

Overall Totaal

470.315.603

461.649.857

 

Overall Totaal

470.315.603

461.649.857

X Noot
1

Vanwege afrondingsverschillen zijn kleine afwijkingen zichtbaar tussen de saldibalans en de verantwoordingsstaat.

Algemene toelichting

Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden euro’s tenzij anders vermeld. Relevante posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden. Door afronding van bedragen kan het voorkomen dat totaaltellingen niet aansluiten bij de som der delen.

1. Uitgaven ten laste van de begroting

Deze post bevat de nog niet met de Rijkshoofdboekhouding verrekende begrotingsuitgaven 2021. Verrekening van de begrotingsuitgaven zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

Deze post betreft de nog niet met de Rijkshoofdboekhouding verrekende begrotingsontvangsten 2021. Verrekening van de begrotingsontvangsten zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

3. Liquide middelen

De liquide middelen bestaan uit de saldi op bankrekeningen en de bij kasbeheerders aanwezige kasgelden.

4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Het bedrag is per 31 december 2021 in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.

5. en 5a. Begrotingsreserves

In de praktijk worden dit ook wel interne begrotingsreserves oftewel risicovoorzieningen genoemd. Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening die op een afzonderlijke rekening-courant wordt aangehouden. Het gaat om een interne budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor elke begrotingsreserve wordt in de administratie van de Rijkshoofdboekhouding een afzonderlijke rekening-courant aangehouden.

Tabel 66 Begrotingsreserves (bedragen x € 1 mln.)

Naam Begrotingsreserve

Saldo1-1-2021

Toevoegingen 2021

Onttrekkingen 2021

Saldo31-12-2021

Verwijzing naar begrotingsartikel

Garantie BES

4,0

1,0

0,0

5,0

2

Ekv

508,5

81,2

124,4

465,3

5

NHT

1,5

0,6

0,0

2,1

2

Totaal

514,0

82,8

124,4

472,4

 

Garantie BES

In 2017 heeft de Staat een garantie voor het DGS voor de BES-eilanden ingesteld. Jaarlijks wordt voor deze garantie € 1 mln. toegevoegd aan de begrotingsreserve.

Ekv

In overeenstemming met het garantiekader voor risicoregelingen is er een risicovoorziening voor de Exportkredietverzekering opgericht. Deze risicovoorziening werkt als een buffer om meerjarig grote budgettaire schommelingen in de uitgaven binnen het uitgavenplafond van de begroting van het ministerie van Financiën op te kunnen vangen. De opgehaalde, kostendekkende, premies in enig jaar vloeien in deze reserve en schades op afgesloten dossiers en uitvoeringskosten vloeien uit de reserve.

NHT

De Staat heft een jaarlijkse premie (€ 625.000 over 2021) over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden gestort in een per 1 juni 2018 opgerichte begrotingsreserve.

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die nog met derden moeten worden verrekend.

Vordering DNB a.g.v. winstafdracht

Somalië is vorig jaar schuldbehandeling gestart onder het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) initiatief, waarbij Nederland heeft toegezegd bij te dragen aan kwijtschelding van achterstallige betalingen van Somalië aan het IMF ('arrears clearance'). De Nederlandse bijdrage is EUR 4,3 mln. via DNB. Als gevolg van de tijdelijke stopzetting van de winstafdracht van DNB aan de Staat is dit als vordering opgenomen.

7. Schulden buiten begrotingsverband

Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die nog aan derden moeten worden betaald. De stand ultimo 2021 van € 407 mln. heeft grotendeels betrekking op in december 2021 ontvangen provinciale opcenten die nog verrekend moeten worden met de provincies en de consignatiekas.

9. Openstaande rechten

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 67 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Belastingvorderingen

49.766.954

41.942.884

Vorderingen DRZ

71.539

83.763

Btw-compensatiefonds

3.859

9.017

Overige

176.471

76.810

Totaal

50.018.823

42.112.474

Belastingvorderingen (Belastingdienst en Douane)

De belangrijkste posten van de ultimo 2021 openstaande belastingvorderingen zijn in onderstaande tabel opgenomen. De stand van de openstaande belastingvorderingen is in 2021 toegenomen met € 7,8 mld. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door het verruimde uitstel van betaling in het kader van het corona-steun- en herstelpakket van de Rijksoverheid. De belangrijkste posten van de ultimo 2021 openstaande belastingvorderingen zijn in onderstaande tabel opgenomen.

Tabel 68 Belastingvorderingen uitgesplitst naar belastingsoort (bedragen € x 1 mld.)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Vpb

13,8

13,4

Inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen

7,2

6,2

Omzetbelasting

9,5

7,3

Loonbelasting/premies volksverzekeringen

11,6

8,1

Erf- en schenkbelasting

0,8

0,7

Douanerechten

0,7

0,6

Overig

6,2

5,67

Totaal

49,8

41,9

Het volgende overzicht geeft aan in welk jaar de nog openstaande belastingvorderingen zijn ontstaan.

Figuur 8 - Ouderdom van de Belastingvorderingen (verdeling in procenten)

Van het totale te vorderen bedrag zal uiteindelijk een aanzienlijk gedeelte niet inbaar zijn. Bij 82% van de openstaande belastingvorderingen is de uiterste betaaldatum verstreken. Van deze achterstandsposten is 25% aan te merken als betwist, bijvoorbeeld omdat een bezwaarschrift is ingediend. Ook van de niet-betwiste rechten met een betalingsachterstand zal een gedeelte niet of moeilijk inbaar zijn, bijvoorbeeld als gevolg van faillissementen.

De Belastingdienst en de Douane stellen vorderingen, die niet meer verhaald kunnen worden op de belastingplichtige, buiten invordering. Er worden dan geen invorderingsmaatregelen meer genomen. Een buiten invordering gestelde vordering blijft nog wel invorderbaar (tot het moment van verjaring). Als alsnog betaald wordt of verrekend kan worden, wordt dit bedrag afgeboekt op de vordering. In 2021 bedroeg het nettobedrag aan buiten invordering gestelde vorderingen (incl. alsnog gerealiseerde afboekingen) € 0,6 mld. Van een gedeelte van de openstaande vorderingen is het recht om in te vorderen formeel verjaard. Volgens de huidige inzichten zullen om die reden vorderingen tot een bedrag van ca. € 80 mln. in 2022 alsnog buiten invordering gesteld worden.

Tabel 69 Verloop van de belastingvorderingen (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Ultimo vorig jaar

41.942.885

27.638.842

Rechten Belastingdienst Caribisch Nederland (BCN) vorig jaar

0

‒ 49.724

Ontstane rechten

99.482.546

107.315.041

Vervallen rechten

‒ 91.658.477

‒ 93.019.104

Rechten BCN dit jaar

0

57.829

Totaal

49.766.954

41.942.884

Tabel 70 Opeisbaarheid van de belastingvorderingen (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Reguliere belastingvorderingen

45.984.762

38.141.643

Rechten BCN

61.547

57.829

Conserverende aanslagen Inkomstenbelasting/Premies volksverzekeringen (IB/PVV)

3.691.370

3.721.105

Conserverende aanslagen Erf- en schenkbelasting

29.276

22.307

Totaal

49.766.954

41.942.884

Dit betreft het nominale bedrag van de in de debiteurenadministraties van de Belastingdienst en de Douane geregistreerde openstaande invorderingsopdrachten, gecorrigeerd voor de betalingen die ultimo 2021 waren ontvangen maar nog niet waren verwerkt in de debiteurenadministraties.

Van de totale € 49,8 mld. zijn de conserverende aanslagen, € 3,7 mld., niet direct invorderbaar.

Vorderingen DRZ

De vorderingen (rechten) van € 71,5 mln. ultimo 2021 hebben betrekking op de periode tot en met 2026. De vorderingen van DRZ bestaan voor 99,2% uit verkopen van militair strategische roerende zaken. In 2021 is door DRZ € 30,5 mln. aan betalingen ontvangen voor militair strategische goederen van Defensie.

De ouderdom (jaar van herkomst) van de vorderingen DRZ is als volgt:

Tabel 71 Ouderdom van de vorderingen DRZ (bedragen x € 1.000)

Ontstaan vóór 2018

48.797

Ontstaan in 2018

0

Ontstaan in 2019

4.400

Ontstaan in 2020

10.275

Ontstaan in 2021

8.067

Totaal

71.539

Overige

Financiën heeft nog een vordering van € 176,5 mln. openstaan op dividenden staatsdeelnemingen. Het gaat hier met name om nog terug te ontvangen dividendbelasting over 2021.

10. Vorderingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 72 Vorderingen (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Niet gerelateerd aan de kredietcrisis

  

Geconsolideerde vorderingen exportkredietverzekering

295.772

311.455

Overige vorderingen exportkredietverzekering

662.097

460.887

Overige

56.270

59.610

Subtotaal

1.014.139

831.952

Ontstaan als gevolg van de kredietcrisis

  

Lening Griekenland

3.031.728

3.156.424

Subtotaal

3.031.728

3.156.424

Totaal

4.045.867

3.988.376

Geconsolideerde vorderingen exportkredietverzekering

Verreweg het grootste deel van de geconsolideerde vorderingen (excl. consolidatierente) van € 0,30 mld. is opgenomen in consolidatie-overeenkomsten in het kader van de Club van Parijs. Vorderingen begrepen in consolidatie-overeenkomsten zijn door landen erkende schulden waar een betalingsregeling voor geldt en kunnen derhalve worden beschouwd als recuperabel.

Lening Griekenland

In 2010 had Griekenland als eerste land van de eurozone problemen om zichzelf te blijven financieren op de markt. Als gevolg daarvan is besloten de lidstaten van de eurozone samen met het IMF tot het verlenen van financiële steun door het verstrekken van bilaterale leningen. Deze zogenaamde Greek Loan Facility (GLF) bestond oorspronkelijk uit € 80 mld. aan bilaterale leningen van de landen van de eurozone en € 30 mld. van het IMF. In juli 2011 is besloten om de nog niet uitgekeerde leningen uit de GLF over te hevelen naar het EFSF. Vanuit de bilaterale leningen in het GLF is € 52,9 mld. uitgekeerd aan Griekenland. Het Nederlandse aandeel in de GLF was in totaal € 3,2 mld. Sinds 2012 zijn geen nieuwe leningen meer verstrekt en is Griekenland in 2020 gestart met het terugbetalen van de leningen. Eind 2021 bedraagt het Nederlandse aandeel in de GLF € 3 mld.

Niet uit de balans blijkende vordering

Tot de voorwaardelijke vorderingen kan het saldo van de Maintenance Of Value posities (MOV) worden gerekend (betreft internationale instellingen). Het betreft een statutaire verplichting voor de aandeelhouders om onder bepaalde voorwaarden de waarde van hun originele ingelegde kapitaalinleg in nationale valuta constant te houden. De stand van de MOV-posities bedroeg € 46,8 mln. Het saldo van de MOV-posities kan afhankelijk van wisselkoersfluctuaties een vordering dan wel een verplichting voorstellen. Door de aandeelhouders van de internationale instellingen is echter besloten dat er geen uitkering van de MOV-verplichtingen zal plaatsvinden. Zodoende zullen er geen financiële transacties op basis van de MOV plaatsvinden, tenzij de aandeelhouders besluiten deze bevriezing op te heffen.

Onderdeel van afspraken van de Eurogroep is dat de inkomsten van de ECB en de nationale centrale banken op de Griekse staatsobligaties worden doorgegeven aan Griekenland. Dit betreffen de inkomsten uit de SMP-portefeuille en de ANFA-portefeuille. Het ESM heeft een speciale rekening waarop lidstaten de inkomsten kunnen overmaken. Medio 2018 is besloten om conditioneel aan het honoreren van de afspraken de inkomsten in de toekomst weer uit te keren. De Eurogroep heeft daartoe in juni aan de Eurozone-lidstaten verzocht het betalen van de inkomsten van na 2014 aan de speciale ESM rekening te hervatten. In 2021 is er € 33,3 mln. overgemaakt.

Ouderdomsoverzicht van de vorderingen

De ouderdom van de vorderingen exclusief de geconsolideerde en overige vorderingen exportkredietverzekeringen, is als volgt:

Tabel 73 Ouderdom van de vorderingen (bedragen x € 1.000)

Ontstaan vóór 2017

3.086.888

Ontstaan in 2017

12

Ontstaan in 2018

622

Ontstaan in 2019

25

Ontstaan in 2020

32

Ontstaan in 2021

419

Totaal

3.087.998

Opeisbaarheid van de vorderingen

Het volgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de vorderingen.

Tabel 74 Opeisbaarheid van de vorderingen (bedragen x € 1.000)

Opeisbaarheid

Bedrag

Direct opeisbare vorderingen

16.982

Op termijn opeisbare vorderingen

4.006.385

Geconditioneerde vorderingen

22.500

Totaal

4.045.867

11. Schulden

Onder schulden zijn posten opgenomen die zijn voortgekomen uit ontvangsten ten gunste van de begroting. De begroting IXB van het ministerie van Financiën heeft geen schulden.

12. Voorschotten

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 75 Voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Personeel en Materieel

24.614

31.929

Herverzekering leverancierskredieten

‒ 138.305

‒ 93.675

Btw-compensatiefonds

143.000

146.281

Overige

162.255

133.071

Totaal

191.564

217.606

Personeel en Materieel

Deze post betreft diverse voorschotten aan personeel. Daarnaast hebben deze voorschotten betrekking op betalingen aan diverse crediteuren waarvan de goederen/diensten nog geleverd dienen te worden.

Herverzekering leverancierskredieten

De in 2021 betaalde en ontvangen bedragen in het kader van de herverzekering leverancierskredieten hebben een voorlopig karakter. De bedragen worden vanaf 2022 definitief vastgesteld na ontvangst van de verklaring van de externe accountant. Deze vaststelling betreft zowel de uitgaven als de ontvangsten. Daarom is het saldo van de in 2020 & 2021 betaalde en ontvangen bedragen als voorschot opgenomen. Omdat in beide jaren meer is ontvangen dan betaald, leidt dit tot een negatief voorschotbedrag van per saldo € 138,3 mln.

Btw-compensatiefonds

Dit zijn voorschotten die betrekking hebben op bijdragen aan gemeenten en regionale openbare lichamen.

Overige voorschotten

Voor € 132 mln. betreft het ambtshalve voorschotten uitbetaald op de evenredige bijdrage verdeling. Deze voorschotten zijn uitbetaald aan burgers bij wie meer dan het maximum aan inkomensafhankelijke bijdrage in het kader van de zorgverzekeringswet is ingehouden. Het gehele bedrag is ontstaan in 2021. Daarnaast betreft dit voor € 30 mln. voorschotten programmakosten Toeslagen (UHT).

Het volgende overzicht geeft inzicht in de ouderdom van de voorschotten, waarvan de uitgaven reeds in het jaar van verstrekking ten laste van de begroting zijn gebracht. Tevens is aangeven welk deel in 2021 tot afrekening is gekomen.

Tabel 76 Verloop en ouderdom van de voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Saldo1-1-2021

Verstrekt 2021

Afgerekend 2021

Saldo31-12-2021

vóór 2018

3.275

0

3.075

200

2018

637

0

300

337

2019

10.256

0

9.738

518

2020

203.438

0

188.775

14.663

2021

0

180.550

4.703

175.847

Totaal

217.606

180.550

206.591

191.565

13. Garantieverplichting

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 77 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Saldo1-1-2021

Aangegaan in 2021(=inclusief positieve bijstellingen)

Vrijgevallen garanties in 2021 (garanties die aflopen zonder dat tot een uitbetaling is gekomen)

Betalingen in 2021

Negatieve bijstelling in 2021(van in eerdere begrotingsjaren aangegane garantie-verplichtingen)

Saldo31-12-2021

Deelnemingen

61.169.216

6.670.585

‒ 19.198.694

0

0

48.641.107

DNB-IMF

43.152.377

6.505.509

‒ 19.198.694

0

0

30.459.192

Ontwikkelings-banken/NWB

18.016.839

165.075

0

0

0

18.181.915

       

Kernongevallen (WAKO)

9.768.901

0

0

0

0

9.768.901

       

Verzekeringen:

30.814.243

7.267.867

‒ 11.936.809

‒ 244.289

‒ 4.046.605

21.854.407

Exportkrediet-verzekering

18.842.123

7.267.867

0

‒ 208.978

‒ 4.046.605

21.854.407

Garantie Herverzekering leverancierskredieten(HULK)

11.972.120

0

‒ 11.936.809

‒ 35.311

0

0

       

Stabiliteits-mechanisme EFSM

2.771.582

55.485

0

0

‒ 59.648

2.767.419

Stabiliteits-mechanisme EFSF

34.154.159

0

0

0

0

34.154.159

Garantiestelling KLM

2.160.000

0

0

0

0

2.160.000

Garantie ESM

35.423.700

0

0

0

‒ 60.050

35.363.650

Garantie SRF

4.163.500

0

0

0

0

4.163.500

Garantie NGEU

27.401.109

254.048

0

0

0

27.655.157

Garantie SURE

6.071.150

62.516

0

0

0

6.133.666

Garantie kredieten EU betalingsbalanssteun

3.712.000

64.000

0

0

0

3.776.000

Garantie EIB

1.301.381

   

‒ 53

1.301.328

Overige

257.753

9.047

‒ 578

‒ 1.068

0

265.153

Totaal

219.168.695

14.383.548

‒ 31.136.081

‒ 245.356

‒ 4.166.356

198.004.449

Bovenstaande tabel bevat interne garanties met betrekking tot schatkistbankieren door de AFM en alle externe garantieverplichtingen uit hoofdstuk 3.4 Overzicht risicoregelingen, met uitzondering van de overeenkomst met FMO, aangezien de garantieverplichting FMO in theorie ongelimiteerd is. De toelichting voor de bovenstaande garantieverplichtingen is opgenomen in hoofdstuk 3.4 Overzicht risicoregelingen, Toelichting per risicoregeling.

DNB-IMF

De uitstaande garantieverplichting aan DNB inzake IMF is in 2021 met € 12,6 mld. naar beneden bijgesteld als gevolg van de volgende mutaties: de NAB-middelen zijn per 1 januari 2021 verdubbeld van SDR 4,6 mld. (€ 5,4 mld.) naar SDR 9,2 mld. (€ 10,9 mld.). Tevens heeft de IMF Executive Board ingestemd met een verlenging van een deel van de BBA-middelen waarvan de overeenkomsten per 31 december 2020 afliepen.De totale hoeveelheid BBA-middelen zijn per 1 januari 2021 gedaald na deze verlenging met € 7,7 mld. (van € 13,6 mld. naar € 5,9 mld.). Op basis van de uitgevoerde evaluatie over de garantie voor Special Drawings Rights (SDR), heeft de Nederlandse Staat met instemming van DNB, besloten deze garantie van € 11,5 mld. te laten vervallen. Daarnaast is de garantie aangepast aan de hand van de wisselkoersstand van de euro ten opzichte van de SDR van het IMF.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichting

De garantie aan het FMO betreft een instandhoudingsverplichting en is in theorie onbeperkt. De letterlijke tekst van de overeenkomst is leidend voor de interpretatie.

14. Andere verplichtingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Tabel 78 Andere verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Saldo1-1-2021

Aangegaan in 2021(=inclusief positieve bijstellingen)

Vrijgevallen in 2021 (verplichtingen die aflopen zonder dat tot een uitbetaling is gekomen)

Betalingen in 2021

Negatieve bijstelling in 2021(van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen)

Saldo31-12-2021

Vordering SRH

1.767.085

0

0

0

‒ 11.414

1.755.671

Deelnemingen ontwikkelingsbanken

1.305.321

2.716

0

‒ 44.200

0

1.263.837

Tegemoetkoming Toeslag Gedupeerde ouders

457.102

584.687

0

‒ 712.636

0

329.154

Overige

1.590.151

9.466.422

0

‒ 8.478.354

‒ 42.561

2.535.658

Totaal

5.119.659

10.053.826

0

‒ 9.235.190

‒ 53.975

5.884.320

Vordering SRH

De vordering SRH bestaat uit een vordering van € 1,598 mld. n.a.v. de afsplitsing van SNS Bank van de holding SNS Reaal in 2015, een bedrag van € 161 mln. dat SRH in 2017 aan de Staat heeft overgeheveld, en geaccumuleerde rente over dit bedrag. In 2021 is de vordering per saldo verlaagd met € 11,41 mln. rente.

Deelnemingen ontwikkelingsbanken

Per 31 december 2021 zijn er nog een aantal openstaande betalingsverplichtingen aan de Wereldbank (voor de onderdelen IBRD, IFC en IDA).

Tegemoetkoming Toeslag gedupeerde ouders

Deze verplichting betreft de gedane toezeggingen om de door de kinderopvangtoeslagaffaire gedupeerde ouders te compenseren. Hieronder vallen de Catshuisregeling (30K-regeling), de Integrale Beoordeling, OGS-regeling, Noodvoorziening en de Rechtsbijstandsregeling. In 2021 is voor € 584,6 mln. aan verplichtingen aangegaan waarvan € 429 mln. betrekking had op de 30 K regeling, € 30,5 mln. op de Rechtsbijstandsregeling, € 0,9 mln. OGS. € 1 mln. op de Noodvoorziening en het restant op Integrale Beoordelingen (+/- € 120 mln.)

Per 31 december 2021 resteert nog een openstaande verplichting van € 329 mln. bestaande uit € 299 mln. voor de 30K-regeling en € 30,5 mln. voor de Rechtsbijstandsregeling.

Overige

De overige aangegane verplichtingen betreffen onder meer de toename van opdrachten en externe inhuur van Belastingdienst en Toeslagen en het nog niet verstrekte deel van de achtergestelde lening aan KLM.

Niet in de balans opgenomen andere verplichtingen

Schadeloosstelling SRH

Sinds enkele jaren loopt een rechtszaak over het vaststellen van de schadeloosstelling naar aanleiding van de onteigening van effecten en vermogensbestanddelen van SNS Reaal N.V. en SNS Bank N.V. door de Staat. Op 11 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer uitspraak gedaan. De Tweede Kamer is op 22 februari 2021 over de uitspraak en de daarna lopende cassatieperiode geïnformeerd99. In voorgenoemde brief is de Tweede Kamer tevens geïnformeerd over de direct in 2021 te vergoeden proceskosten van partijen en kosten van de deskundigen. Bij toewijzing van de cassatieprocedure door de Hoge Raad wordt de procedure terugverwezen naar het Gerechtshof en zal er waarschijnlijk nog een jaar langer geprocedeerd worden. Bij afwijzing van de cassatieprocedure is de uitspraak van het Gerechtshof definitief. In het najaar van 2022 wordt hierover een uitspraak verwacht.

15. Deelnemingen

De post deelnemingen bestaat uit de aandelen in Nederlandse ondernemingen en de aandelen in internationale instellingen. De deelnemingen zijn als volgt gewaardeerd:

  • Nederlandse ondernemingen: op basis van de historische aanschafwaarde. Voor TenneT, DNB en N.V. Luchthaven Schiphol zijn de historische aanschafwaarden onbekend. Deze zijn opgenomen tegen de nominale waarde.

  • Internationale instellingen: op basis van de historische aanschafwaarde tegen de wisselkoers per 31 december 2021. Voor het restant dat niet als deelneming is opgenomen, is een garantieverplichting verstrekt (callable capital), die onder saldibalanspost 13 is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. In de tweede kolom van het overzicht is het deelnemingspercentage ultimo 2021 vermeld.

Tabel 79 Deelnemingen (bedragen x € 1.000)
 

Aandeel in %

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Nederlandse ondernemingen

   

Nederlandse Gasunie N.V.

100

10.067.312

10.067.312

NS N.V.

100

1.012.265

1.012.265

TenneT B.V.

100

1.890.000

1.890.000

Air France KLM

9,3

744.396

744.396

DNB

100

500.000

500.000

BNG

50

69.613

69.613

N.V. Luchthaven Schiphol

69,8

58.937

58.937

Havenbedrijf Rotterdam

29,2

462.667

462.667

Nederlandse Loterij B.V.

99

78.273

78.273

InvestNL

100

175.000

50.000

InvestINT

51

69.163

0

Overige

div.

73.209

73.209

Subtotaal Nederlandse ondernemingen exclusief de financiële instellingen

 

15.200.835

15.006.672

Gerelateerd aan kredietcrisis

   

ABN AMRO GROUP N.V.

56,3

12.186.590

12.186.590

SRH N.V.

100

2.200.000

2.200.000

Volksbank Holding B.V. (Volksbank)

100

2.700.000

2.700.000

Subtotaal Nederlandse ondernemingen inclusief de financiële instellingen

 

32.287.425

32.093.262

Internationale instellingen

   

IBRD

1,97

371.799

345.965

EFSF

5,7

1.625

1.625

ESM

5,67

4.563.050

4.563.050

EIB

5,21

1.155.143

1.155.143

EBRD

2,5

155.250

155.250

IFC

2,2

420.749

389.830

MIGA

1,85

6.931

6.397

AIIB

1,07

182.147

168.120

Subtotaal

 

6.856.694

6.785.380

Totaal

 

39.144.119

38.878.642

Wereldbank (IBRD, IFC, MIGA)

Door de daling van de euro ten opzichte van de dollar is het uitstaande bedrag gestegen. Het aandeel in procenten is gelijk gebleven.

AIIB

Door de daling van de euro ten opzichte van de dollar is het uitstaande bedrag gestegen. Het aandeel in procenten is gelijk gebleven.

Invest International

Invest International is op 27 juli 2021 opgericht. De officiële opening en start van activiteiten vonden plaats op 1 oktober 2021. Aandeelhouders zijn de Staat (51 procent) en de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO, 49 procent). FMO is op zijn beurt eveneens voor 51% eigendom van de Staat.

9. WNT-verantwoording 2021 - Ministerie van Financiën

Op www.topinkomens.nl vindt u het geldend normenkader voor 2021: de Wet normering topinkomens (WNT), het Uitvoeringsbesluit WNT, de Uitvoeringsregeling WNT, QenA’s en een overzicht van de geldende bezoldigingsmaxima.

De geldende wet- en regelgeving is leidend.

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2021 € 209.000.

Tabel 80 Bezoldiging van topfunctionarissen

Naam instelling

Naam topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2020)

Op externe inhuur-basis (nee; <= 12 kalender-mnd; > 12 kalender-mnd)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast) (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Totale bezoldiging in 2021 (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum

Motivering en bedrag (indien overschrijding)

CEA

drs. H.W. te Beest

Voorzitter

  

0,162

Nee

26.793

 

26.793

33.858

 

(0,16)

(25.422)

(25.422)

(32.160)

CEA

prof. dr. A.J. Brouwer RA

Lid

1-10-2021

 

0,09

Nee

2.672

 

2.672

4.741

 

CEA

mw. drs. E. van Caspel RA

Vice-voorzitter

  

0,067

Nee

7.948

 

7.948

14.003

 

(0,06)

(6.851)

(6.851)

(12.060)

CEA

M. van Giessen AA

Lid

  

0,048

Nee

5.685

 

5.685

10.032

 

(0,05)

(5.399)

(5.399)

(10.050)

CEA

H.D. Rijkse AA

Lid

  

0,052

Nee

6.179

 

6.179

10.868

 

(0,05)

(5.969)

(5.969)

(10.050)

CEA

prof. dr. E.H.J. Vaassen RA

Lid

  

0,054

Nee

6.360

 

6.360

11.286

 

(0,04)

(4.891)

(4.891)

(8.040)

CEA

mw. E.M. van der Velden AA

Lid

  

0,065

Nee

7.763

 

7.763

13.585

 

(0,05)

(6.222)

(6.222)

(10.050)

CEA

prof. dr. R.G.A. Vergoossen RA

Lid

 

30-9-2021

0,042

Nee

3.675

 

3.675

6.565

 

(0,04)

(4.417)

(4.417)

(8.040)

CEA

J.P.M.J. Leerentveld RA RE

Secretaris

  

0,9036

Nee

139.250

15.067

154.317

188.852

 

(0,9036)

(136.231)

(13.806)

(150.037)

(181.624)

Wanneer op een topfunctionaris een vordering is ingesteld vanwege een onverschuldigde betaling is dit gemarkeerd in de kolom «motivering» met *) Topfunctionarissen met een bezoldiging van €1.700 of minder zijn gemarkeerd met **)

Tabel 81 Cumulatie van dienstbetrekkingen als leidinggevend topfunctionaris

Naam topfunctionaris

Naam andere WNT-instelling(en) in 2021 (+ tussen haakjes naam andere WNT instelling(en) in 2020)

Datum aanvang dienstbetrekking

Gecumuleerde totale bezoldiging bij alle WNT-instellingen

Het algemene bezoldigingsmaximum dan wel een voor de dienstbetrekking van toepassing zijnde hoger bezoldigingsmaximum

Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag

Motivering en bedrag bij overschrijding

H.D. Rijkse AA1

Roosevelt Stichting

 

6.179

10.868

N.v.t.

 

(Roosevelt Stichting)

(5.969)

(10.050)

(N.v.t.)

 
X Noot
1

De heer Rijkse is zijn ‘dienstbetrekkingen’ bij CEA en bij de Roosevelt Stichting aangegaan voor 1-1-2018. De heer Rijkse heeft geen bezoldiging ontvangen van de Roosevelt Stichting. Het betreft een onbezoldigde functie.

Tabel 82 Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven het individueel toepasselijk drempelbedrag

Naam instelling

Functie

Omvang dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2020)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast) (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Totale bezoldiging in 2021 (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Individueel toepasselijk drempelbedrag

Motivering

Ministerie van Financiën

Medewerker opsporing

0,08(0,08)

€ 20.663,32(€ 11.273,87)

€ 1,842,72(€ 338,11)

€ 22.506,04(€ 11.611,98)

€ 17.416,67

De medewerker is aangesteld als oproepkracht en er zijn meeruren uitbetaald in het kader van flexwerken.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtrelaties ZBO's en RWT's

Tabel 83 Overzichtstabel inzake RWT’s en ZBO’s van Ministerie van Financiën (Bedragen x € 1.000)

Naam ZBO/RWT

Begrote bijdrage moederdepartement aan ZBO/RWT

Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan ZBO/RWT

Begrote bijdrage overige departementen

Gerealiseerde bijdrage overige departementen

Bijzonderheden

 

AFM

705

445

0

0

Nee

Bijzonderheden

 
 

DNB

2.010

1.700

0

0

Nee

Bijzonderheden

 
 

CEA

0

0

0

0

Nee

Bijzonderheden

 
 

Waarderingskamer

1.987

2.349

0

0

Nee

Bijzonderheden

 
 

NLFI

5.000

4.100

0

0

Ja

Bijzonderheden

Dit zijn voorlopige cijfers. In afwachting van de jaarrekening 2021 van NLFI.

 

Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars

0

0

0

0

Ja

Bijzonderheden

Dit zijn voorlopige cijfers. In afwachting van de jaarrekening 2021 van het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars

 

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

0

0

nnb

nnb

Ja

Bijzonderheden

In afwachting van de jaarrekening 2021 van Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Tabel 84 Thema 1 - Nederland financieel gezond: stabiliseren en groeien na economische schok coronacrisis

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Beleidsdoorlichtingen

2020

Beleidsdoorlichting Begrotingsbeleid

NVT

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

2021

Evaluatie grenseffecten tabaksaccijnsverhogingen

1

2020

Evaluatie vrijstelling nettolijfrenten en nettopensioen

1

2020

Evaluatie assurantiebelasting

1

2019

Evaluaties eigenwoningregeling

1

2016

Evaluatie bankenbelasting

1

2016

Evaluatie van de innovatiebox 2010 tot 2012

1

2016

Evaluatie belastingheffing excessieve beloningbestanddelen

1

2016

Onderzoek naar gebruik aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten

1

2016

IBO Eenvoud loont – Onderzoek naar de doelmatigheid van pensioengelden

1

2016

IBO Rapport Belastingdienst

1

2020

Evaluatie Basic

2

20211

Evaluatie implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten

2

20212

Evaluatie afwikkelingsproces rentederivaten

2

20213

Evaluatie Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn

2

20214

Evaluatie doeltreffendheid en effecten art. 4:24a Wft

2

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

2021

Evaluatie Bankenbelasting

1

20225

Studie invoering betalen naar gebruik (autobelastingen)

1

2021

Commissie Draagkracht

1

2021

Onderzoek nieuwe vormgeving afvalstoffenbelasting2

1

2021

Onderzoek belasting op plastic

1

Overig onderzoek

20225

Vpb vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling

1

20225

Evaluatie kleine ondernemersregeling btw

1

2021

Commissie doorstroomvennootschappen

1

2021

Onderzoek box 3 heffen werkelijk rendement

1

2021

Onderzoek box 3 tegenbewijsregeling

1

2021

Onderzoek uitsplitsing bedrijfsmatig energieverbruik

1

2021

Commissie praktische rechtsbescherming

1

2020

Doorlichting fiscale evaluaties

1

2020

Evaluatie vrijstelling nettolijfrenten en nettopensioen

1

2020

Evaluatie assurantiebelasting

1

20225

Verkenning vrijstellingen overdrachtsbelasting

1

2021

Evaluatie eenmalige vrijstelling schenk- en erfbelasting t.b.v. de eigen woning

1

2021

Evaluatie fiscale regelingen energiebelasting

1

2019

Onderzoek WLTP, fase III

1

Doorlopend

Fiscale monitor

1

2018

Evaluatie Werking Werkkostenregeling

1

2018

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II

1

2018

Balansen, inkomsten en uitgaven van bfi’s

1

2018

Evaluatie Middelingsregeling

1

2017

Evaluatie effecten administratieve lasten bedrijven Wet uniformering loonbegrip

1

2017

Evaluatie 30%-regeling

1

2017

Tweede evaluatie Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen: 2009—2016

1

2017

Evaluatie WOM-regeling

1

2017

Evaluaties giftenafrek en de evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s

1

Doorlopend

Onderzoek Algemene Rekenkamer naar Monitoring maatregelen kredietcrisis

2

2020

Onderzoek Algemene Rekenkamer naar Aandelenverwerving Air France-KLM

3

Doorlopend

Onderzoek Algemene Rekenkamer naar Monitoring maatregelen kredietcrisis

3

2021

IBO Regeling Agentschappen

NVT

2021

Evaluatie Pilot CW3.1

NVT

X Noot
1

Evaluatie naar de implementatie van herziene richtlijn betaaldiensten (PSD2) in Nederland. De resultaten van deze evaluatie worden begin 2022 aangeboden aan de Tweede Kamer.

X Noot
2

De evaluatie afwikkelingsproces rentederivatenloopt op dit moment nog. De verwachting is dat de evaluatie in Q1 2022 zal worden afgerond.

X Noot
3

De geplande datum van de evaluatie is Q1 2022. De evaluatie bestaat uit twee elementen, een onderzoek dat is uitbesteed en de resultaten uit de evaluatie van de Europese Commissie. Dit tweede onderdeel is waarschijnlijk Q1 2022 beschikbaar.

X Noot
4

Eind 2021 zijn beide Kamers geïnformeerd dat de nieuwe evaluatie wordt aangehouden tot er meer zicht is op de formele handhavingspraktijk en bestuursrechtelijke ontwikkeling.

X Noot
5

Bij de uitvoering van de onderzoeks- en evaluatieplanning zijn ten opzichte van de in de begroting van 2021 opgenomen planning op sommige terreinen andere prioriteiten gesteld. Deze keuzes zijn gemaakt naar aanleiding van toezeggingen aan de Kamer en actuele ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de OESO. Dat uit zich in een heel aantal aanvullende onderzoeken (welke zijn opgenomen in bovenstaande tabel), maar soms ook in vertraging bij onderzoeken die al opgenomen waren in de planning, waardoor deze onderzoeken voorzien zijn van afronding voor 2022.

Tabel 85 Thema 2 - Nederland in Europa en de wereld

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Beleidsdoorlichtingen

2017

Toezicht en opsporing en massale processen

1

2017

Beleidsdoorlichting Financiële markten

2

2020

Deelnemingenbeleid

3

2016

Beleidsdoorlichting BTW-compensatiefonds

6

2016

Beleidsdoorlichting artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

3

2016

Beleidsdoorlichting art.5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

5

2019

Beleidsdoorlichting artikel 11 Financiering Staatsschuld

11

2016

Beleidsdoorlichting art.4 Internationale financiële betrekkingen

4

2019

Beleidsdoorlichting artikel 12 Schatkistbankieren en betalingsverkeer Rijk

12

2020

Beleidsdoorlichting Douane

9

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

2018

Evaluatie teruggaafregeling LNG in de accijnzen

1

2020

Evaluatie, i.s.m. de AFM, naar het toezicht op het ontwikkelingsproces van financiële producten

2

2019

Onderzoek verdienmodellen accountants

2

2019

Beleidsmonitor terrorisme financiering 2

2

2018

Evaluatie Wet beloningen financiële ondernemingen

2

2018

Beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de CEA als zbo

2

2016

Evaluatie van het handhavingsinstrumentarium in de Wet op het financieel toezicht

2

2016

Evaluatie Kifid

2

2016

Review ADR bij externe accountants toezichthouders op de financiële markten

2

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

2021

Onderzoek vermogensaftrek/beperking aftrekbaarheid vreemd vermogen VPB

1

2021

Nader onderzoek effecten (OESO-) voorstellen belasten digitale onderdelen economie

1

2016

IBO Kostenefficiëntie CO2 reductiemaatregelen

1

Overig onderzoek

2021

Evaluatie fiscale regelingen overdrachtsbelasting

1

doorlopend

Nader onderzoek vermogensstatistieken box 2

1

2021

Onderzoek omvang digitale platformeconomie in Nederland3

1

20221

Evaluatie fiscale regelingen bedrijfsopvolging

1

2021

ZBO-evaluatie AFM en DNB

2

2020

National Risk Assessment witwassen 2

2

2020

National Risk Assessment terrorisme financiering 2

2

2020

Beleidsmonitor witwassen 3

2

2020

Evaluatie garantieregeling WAKO (kernongevallen)

2

2019

Evaluatie naar kosten tuchtrechtspraak accountants

2

2018

Witwaspiramide

2

2018

Onderzoek bancaire dienstverlening BES

2

2018

Beleidsmonitor witwassen 2

2

2018

National Risk Assessment witwassen en Terrorismefinanciering Bonaire, Sint Eustatius en Saba

2

2017

National Risk Assessment Witwassen 1

2

2017

National Risk Assessment Terrorismefinanciering 1

2

2017

Ex-ante analyse naar de economische veiligheid van de Nederlandse betaal- 2017 en effecteninfrastructuur

2

2021

Evaluatie Brexit

9

2021

Onderzoek investeringsklimaat (motie Lodders)

1

20221

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: het beperken van de aftrekbaarheid van aandeelhouders/-hoofdkantoorkosten

1

20221

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: structureel verlieslatende bedrijven en betaalde belasting

1

20221

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: het belang van royalty’s

1

20221

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: verschillen tussen fiscale en commerciële winstbepaling

1

2021

Onderzoek neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting

1

X Noot
1

Bij de uitvoering van de onderzoeks- en evaluatieplanning zijn ten opzichte van de in de begroting van 2021 opgenomen planning op sommige terreinen andere prioriteiten gesteld. Deze keuzes zijn gemaakt naar aanleiding van toezeggingen aan de Kamer en actuele ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de OESO. Dat uit zich in een heel aantal aanvullende onderzoeken (welke zijn opgenomen in bovenstaande tabel), maar soms ook in vertraging bij onderzoeken die al opgenomen waren in de planning, waardoor deze onderzoeken voorzien zijn van afronding voor 2022.

Tabel 86 Thema 3 - Verduurzaming en vergroening van de economie

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid, MKBA's

2019

Economische- en duurzaamheidseffecten vliegbelasting

1

2018

Economische- en duurzaamheidseffecten vliegbelasting

1

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

2021

Ex-ante onderzoek carbon border adjustment mechanism

1

2016

IBO Kostenefficiëntie CO2 reductiemaatregelen

1

Overig onderzoek

2021

Onderzoek autonome vergroening BPM 2022-2025

1

2021

Keuzewijzer autobelastingen

1

20221

Evaluatie fiscale regelingen autobelastingen

1

2021

Externe evaluatie op het mvo-beleid voor de ekv

5

Doorlopend

Evaluatie staatsaandeelhouderschap bij permanente staatsdeelnemingen

3

20221

Onderzoek onbelaste reiskostenvergoeding

1

X Noot
1

Bij de uitvoering van de onderzoeks- en evaluatieplanning zijn ten opzichte van de in de begroting van 2021 opgenomen planning op sommige terreinen andere prioriteiten gesteld. Deze keuzes zijn gemaakt naar aanleiding van toezeggingen aan de Kamer en actuele ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de OESO. Dat uit zich in een heel aantal aanvullende onderzoeken (welke zijn opgenomen in bovenstaande tabel), maar soms ook in vertraging bij onderzoeken die al opgenomen waren in de planning, waardoor deze onderzoeken voorzien zijn van afronding voor 2022.

Tabel 87 Thema 4 - Vergroten menselijke maat in het toeslagenstelsel

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

2020

Alternatieven voor het toeslagenstelsel

13

Overig onderzoek

20221

Evaluatie Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen: 2016 ‒ 2020 uitvoering en dienstverlening Toeslagen

13

X Noot
1

Bij de uitvoering van de onderzoeks- en evaluatieplanning zijn ten opzichte van de in de begroting van 2021 opgenomen planning op sommige terreinen andere prioriteiten gesteld. Deze keuzes zijn gemaakt naar aanleiding van toezeggingen aan de Kamer en actuele ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de OESO. Dat uit zich in een heel aantal aanvullende onderzoeken (welke zijn opgenomen in bovenstaande tabel), maar soms ook in vertraging bij onderzoeken die al opgenomen waren in de planning, waardoor deze onderzoeken voorzien zijn van afronding voor 2022.

Tabel 88 Thema 5 - Verbeteren processen Belastingdienst, Douane en Toeslagen: betrouwbaar, benaderbaar en behulpzaam

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Beleidsdoorlichtingen

2020

Beleidsdoorlichting Dienstverlening Belastingdienst

1

2016

Beleidsdoorlichting betreffende de (doeltreffendheid en doelmatigheid van de) uitvoering van de toeslagenregelingen door de Belastingdienst/Toeslagen in de periode 2012-2015.

13

Overig onderzoek

2021

Toepassing witte loontabel op uitkeringen van structureel bezwarende functies

1

2021

Onderzoek inventarisatie taken Belastingdienst

1

2021

Van idee tot en met uitvoeringstoets - Doorontwikkeling van samenspel tussen beleid en uitvoering in beleidsontwikkeling

1

Tabel 89 Evaluaties coronamaatregelen

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Beleidsdoorlichtingen

2021

Plan van Aanpak Alternatieve invulling beleidsdoorlichting Internationale financiële betrekkingen: Strategische evaluatie internationale crisismaatregelen in reactie op COVID-19 pandemie.

4

Overig onderzoek

2020

Onderzoek Algemene Rekenkamer naar Individuele steun aan bedrijven tijdens de coronacrisis

3

2020

Onderzoek Algemene Rekenkamer: Coronacrisis: de risico's van garanties en leningen voor de overheidsfinanciën

5

Bijlage 3: Inhuur Externen

Tabel 90 Ministerie van Financiën Verslagjaar 2021 (bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

 

1. Interim-management

€ 4.375

2. Organisatie- en Formatieadvies

€ 801

3. Beleidsadvies

€ 1.075

4. Communicatieadvisering

€ 7.482

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

€ 13.732

5. Juridisch Advies

€ 44.334

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

€ 240.326

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

€ 76.433

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

€ 361.093

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

€ 93.461

Ondersteuning bedrijfsvoering

€ 93.461

Totaal uitgaven inhuur externen

€ 468.287

Het ministerie van Financiën heeft in 2021 in totaal € 3.094.348 aan personeel uitgegeven, waarvan € 2.626.061 aan ambtelijk personeel en € 468.287 aan externe inhuur (bedragen x € 1.000). De externe inhuur als percentage van de totale uitgaven aan personeel komen daarmee voor het Ministerie van Financiën in 2021 uit op 15,1%, waarmee de Roemer-norm van 10% wordt overschreden. Deze hogere uitgaven voor externe inhuur houden met name verband met de behoefte aan tijdelijk personeel, specifieke kennis die noodzakelijk was en krapte op de arbeidsmarkt. Bij de Belastingdienst vindt de externe inhuur vooral plaats bij de dienstonderdelen Informatie Voorziening en Klantinteractie- en Service. Behoudens de reguliere inzet van Uitzendkrachten bij Directie Toeslagen vindt bij DG Toeslagen vooral inhuur plaats voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen. Deze tijdelijke organisatie maakt de inzet van tijdelijke extern personeel passend.

Tabel 91 Inhuur externen buiten raamovereenkomsten 2021

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting

N.v.t.

Bijlage 4: Focusonderwerp FJR 2021

Tabel 92 Focusonderwerp FJR 2021: onvoorziene uitgaven corona (Dienstonderdeel Belastingdienst) (bedragen x € 1.000)
 

2020

Bureaus & bureaustoelen

2.622

Mobile devices (smartphones, tablets, protection software)

6.743

Digitale werkruimte Belastingdienst, helpdesk

568

Videoconferencing

3.192

Webex

1.433

Thuiswerkvergoeding

8.513

Overige voorziening (inrichting thuiswerkplek)

2.940

Totale uitgaven

26.011

  

Reiskosten

22.472

Catering

1.627

Overige meevallers bedrijfsvoering (huisvesting, facilitair en werkplekvoorziening)

1.912

Dekking uit meevallers op de uitgaven

26.011

ToelichtingIn totaal heeft de Belastingdienst als gevolg van corona in 2020 € 26 mln. aan extra onvoorziene uitgaven gedaan. De grootste uitgaven zijn gemaakt voor de betaling van de thuiswerkvergoeding. Medewerkers konden hiervoor een eenmalige vergoeding van maximaal € 363 aanvragen (op basis van een fulltime dienstverband). Daarnaast zijn er door het thuiswerken extra uitgaven gedaan voor de aanschaf van smartphones en tablets. Aan de andere kant zijn er door corona ook meevallers in de uitgaven, met name op het gebied van de reiskosten. Deze meevallers zijn ingezet om de extra onvoorziene uitgaven op te vangen.

Bijlage 5: Lijst van afkortingen

A

 

ABC

Afdracht, Beschermen en Concurrentiepositie

AC

Audit Committee

ACP

Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen

ADR

Auditdienst Rijk

ADSB

Atradius Dutch State Business

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AIIB

Asian Infrastructure Investment Bank

AMLC

Anti Money Laundering Centre

ANFA

Agreement on Net Financial Assets

AOW

Algemene Ouderdomswet

AP

Autoriteit Persoonsgegevens

AR

Algemene Rekenkamer

AVG

Algemene verordening gegevensbescherming

Awb

Algemene wet bestuursrecht

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

Awir

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

Awr

Algemene wet inzake rijksbelastingen

  

B

 

Bbp

Bruto binnenlands product

BCF

Btw-compensatiefonds

BCN

Belastingdienst Caribisch Nederland

BEPS

Base Erosion and Profit Shifting

BERB

Bedrijfseconomische Resultaatsbepaling

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BIK

Baangerelateerde Investeringskorting

BIO

Baseline Informatiebeveiliging Overheid

BNC

Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen

BNG

Bank Nederlandse Gemeenten

BNI

Bruto nationaal inkomen

BPM

Belasting voor Personenauto’s en Motorfietsen

BSB

Buy Sell Back

BSN

Burgerservicenummer

Btw

Belasting over de toegevoegde waarde

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken met Koninkrijksrelaties

  

C

 

Cao

Collectieve arbeidsovereenkomst

CBAM

Carbon Border Adjustment Mechanism

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEA

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

CET

Common Equity Tier

CFT

Combating the Financing of Terrorism

CIO

Chief information officer

CO2

Kooldioxide

COP

Climate Change Conference

CP

Commercial Paper

CW

Comptabiliteitswet

  

D

 

DBFM(O)

Design-Build-Finance-Maintain(-Operate)

DDA

Dutch Direct Auction

DG

Directoraat-Generaal

DGS

Depositogarantiestelsel

DMO

Debt Management Office

DNB

De Nederlandsche Bank

DORA

Digitale operationele weerbaarheid

DRZ

Domeinen Roerende Zaken

DSD

Digitale Snelweg Douane

DSL

Dutch State Loan

DTC

Dutch Treasury Cerfitficate

DWU

Douanewetboek van de Unie

  

E

 

EBA

European Banking Authority

EBN

Energie Beheer Nederland

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

EC

Europese Commissie

ECB

Europese Centrale Bank

Ecofinraad

Economic and Financial Affairs Council

EDIS

European deposit insurance scheme

EFSF

European Financial Stability Facility

EFSM

European Financial Stabilisation Mechanism

EGF

Europees garantiefonds

EIB

European Investment Bank

Ekv

Exportkredietverzekering

EMB

Eigenmiddelenbesluit

EMU

Europese Monetaire Unie

ERM

Exchange Rate Mechanism

ESM

European Stability Mechanism

ESR

Europees Stelsel van Rekeningen

ETM

Enterprise Tax Management

ETS

Emissions Trading System

EU

Europese Unie

  

F

 

FD

Fiscaal Dienstverlener

FEC

Financieel Expertise Centrum

FIOD

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

FJR

Financieel jaarverslag van het Rijk

FMO

Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden

FSV

Fraude Signalering Voorziening

Fta

Fte van een arbeidsbeperkte

Fte

Fulltime-equivalent

  

G

 

GEB

Gegevensbeschermingseffectbeoordelingen

GIR

Gedragscode Integriteit Rijk

GLF

Greek Loan Facility

GMB

Geïntegreerd middelen beheer

GO

Grote Ondernemingen

  

H

 

HIPC

Heavily Indebted Poor Countries

HRM

Human Resource Management

HVB

Herstellen, Verbeteren en Borgen

  

I

 

IASB

International Accounting Standards Board

IB

Informatiebeveiligingsbeeld

IB/PVV

Inkomstenbelasting/Premies Voksverzekeringen

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

IBRD

International Bank for Reconstruction and Development

IDA

International Development Association

IenW

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IF

Inclusive Framework

IFB

Internationale Fiscale Behandeling

IFC

International Finance Corporation

IFI

Internationale Financiële Instelling

IH

Inkomensheffing

IM

Informatiemanagement

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IMVO

Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOO

Informatie op Orde

ISB

Incidentele Suppletoire Begroting

IV

Informatievoorziening

  

K

 

KGB

Kindgebonden budget

KOT

Kinderopvangtoeslag

  

L

 

LB

Loonbelasting

LH

Loonheffing

LTB

Logische Toegangsbeveiliging

  

M

 

M&O

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

MFK

Meerjarig Financieel Kader

MiCA

Markten in Crypto-activa

MIGA

Multilateral Investment Guarantee Agency

MI

Managementinformatie

MIT

Multidisciplinair interventieteam

MKB

Midden- en kleinbedrijf

MN

Miljoenennota

MOB

Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer

MOV

Maintenance Of Value

MRB

Motorrijtuigenbelasting

MVO

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

  

N

 

NBM

Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars

NGEU

Next Generation EU

NGF

Nationaal Groeifonds

NHT

Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden

NLFI

NL Financial Investments

NNB

Nog niet bekend

NPL

Niet-presterende leningen

NO

Nationale Ombudsman

NvW

Nota van Wijziging

  

O

 

OB

Omzetbelasting

OCT

Overseas Countries and Territories

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OM

Openbaar Ministerie

OOB

Organisaties van openbaar belang

OOM

Omzetpolis Opkomende Markten

  

P

 

PE

Permanente Educatie

POK

Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag

PPS

Publiek-Private Samenwerking

PRGT

Poverty Reduction and Growth Trust

PSD

Payment Services Directive

  

Q

 

QA

Quality Assurance

  

R

 

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

RC

Rekening-courant

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIEC

Regionaal Informatie en Expertisecentrum

RRB

Renterisicobedrag

RRF

Recovery and Resilience Facility

RPE

Regeling Periode Evaluatieonderzoek

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

  

S

 

SBB

Sell Buy Back

SBN

Sociaal Banken Nederland

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SDR

Special Drawing Rights

SEA

Strategische Evaluatie Agenda

Seno-Gom

Stichting Economische Samenwerking Nederland Oost-Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten

SEPA

Single Euro Payments Area

SG

Secretaris-Generaal

SGP

Stabiliteits- en Groeipact

SMP

Securities Markets Programme

SRB

Singel Resultion Board

SRF

Single Resolution Fund

SSO

Shared Service Organisatie

SURE

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SVK

Scenariostudie Vormgeving Kindvoorziening

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  

T

 

TCFD

Task Force on Climate-Related Financial Disclosures

TNFD

Taskforce Nature-related Financial Disclosures

  

U

 

UHT

Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen

USD

Amerikaanse dollar

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

  

V

 

VGEM

Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu

VIA

Vooringevulde aangifte

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

Vpb

Vennootschapsbelasting

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

  

W

 

WAKO

Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen

Wft

Wet op het financieel toezicht

WNT

Wet Normering Topinkomens

Wob

Wet Openbaarheid van Bestuur

Wwft

Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme

  

Z

 

Zbo

Zelfstandig Bestuursorgaan