Vastgesteld 8 juni 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een vraag voorgelegd aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken over het Jaarverslag van de Koning 2021 (Kamerstuk 36 100 I, nr. 1).
De Minister heeft deze vraag beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vraag en antwoord zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Hagen
Adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
Vraag 1
Kan feitelijk en stapsgewijs beschreven worden op welke wijze wordt gewaarborgd dat alleen uitgaven worden gedeclareoerd die functioneel van aard zijn?
Antwoord vraag 1
De functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap worden op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning ingediend bij het Ministerie van Algemene Zaken. Na afloop van het jaar wordt de definitieve declaratie door een externe accountant voorzien van een controleverklaring. Binnen het Ministerie van Algemene Zaken is een interne administratieve organisatie en control framework voor de begroting van de Koning ingericht. In dit framework is vastgelegd hoe de controle op de uitgaven van de begroting van de Koning is ingericht. In dit framework zijn verschillende rollen belegd in de controle van de functionele uitgaven. Dit betreffen achtereenvolgens voor de interne controle de thesaurier van de Koning en de externe accountant die de Dienst van het Koninklijk Huis controleert. Voor de externe controle betreffen dit achtereenvolgens de directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van AZ, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer. De externe accountant controleert jaarlijks of de verhouding tussen de B-component en de functioneel declarabele kosten in acht is genomen. Uit de reviews hierop van de Algemene Rekenkamer is gebleken dat deze verhouding in acht is genomen