Ontvangen 30 augustus 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 32, tweede lid, komt als volgt te luiden:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de aanwijzing van een instelling;
b. de verlening van een keurmerk aan cursusinstellingen;
c. de invulling van de eisen van het keurmerk, bedoeld in artikel 2.78a, eerste lid, onderdeel b, van de Aanbestedingswet 2012;
d. de vergoeding die is verschuldigd in verband met de afgifte en het beheer van het keurmerk, en het toezien of wordt voldaan aan de eisen van het keurmerk.
B
Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «Aan artikel 54 worden vier leden toegevoegd» vervangen door «Aan artikel 54 worden vijf leden toegevoegd».
2. Aan de tekst wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Artikel 32, tweede lid, onderdeel d, en de daarop berustende bepalingen, zijn van overeenkomstige toepassing op het keurmerk, bedoeld in artikel 12a van de Wet inburgering.
C
In artikel II, onderdeel b, wordt na «het vijfde» ingevoegd «en het zevende».
Met deze nota van wijziging wordt een kleine wijziging toegevoegd aan het wetsvoorstel. De wijziging ziet op het toevoegen van een grondslag voor het vragen van een vergoeding voor de kosten die samenhangen met het keurmerk voor inburgering.
Blik op Werk voert op dit moment het toezicht op de kwaliteit van het inburgeringsonderwijs uit door middel van de uitgifte van een keurmerk. De activiteiten die Blik op Werk voor afgifte, beheer en toezicht in het kader van dit keurmerk uitvoert, worden grotendeels gefinancierd uit een vergoeding van kosten die door de cursusinstellingen aan Blik op Werk wordt betaald (deelnemersbijdrage).
Bij uitspraak van 9 maart jongstleden heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat het bestuur van de Stichting Blik op Werk een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, omdat hij met het al dan niet toekennen van het keurmerk aan een cursusinstelling openbaar gezag uitoefent.1
Om te voorkomen dat er twijfel ontstaat of er door de gewijzigde status van Blik op Werk nog voldoende juridische basis is voor het heffen van een deelnemersbijdrage, wordt hiervoor een grondslag in de Wet inburgering 2021 opgenomen. Met deze grondslag wordt verzekerd dat vergoedingen kunnen worden gevraagd voor onder meer de afgifte van het keurmerk, voor het beheer daarvan en voor het toezien of voldaan wordt aan de voorwaarden van het keurmerk gedurende de looptijd. Bij de kosten voor beheer kan onder andere worden gedacht aan het jaarlijks actualiseren van de eisen aan het keurmerk, en het onderhouden van de website waarin de kenmerken van de keurmerkhouders openbaar worden gemaakt. Bij kosten voor toezien op het voldoen aan de eisen, kan worden gedacht aan het houden van tevredenheidsonderzoeken, onderzoeken naar slagingspercentages, inspecties bij keurmerkhouders en de beoordeling en afwikkeling daarvan, inclusief de afwikkeling van een eventuele schorsing of intrekking van het keurmerk.
Omdat er geen verandering plaatsvindt ten opzichte van de huidige praktijk heeft deze wijziging geen financiële consequenties.
Onderdelen A, B en C
Met het nieuwe onderdeel Aa wordt, door middel van een voorgestelde wijziging van artikel 32 van de Wet inburgering 2021, een grondslag toegevoegd, waardoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over de vergoeding die verschuldigd is in verband met de afgifte en het beheer van en toezicht op het voldoen aan de eisen van het keurmerk. Deze bepaling is ontleend aan artikel 28, vierde lid, van de Wet inburgering 2021, waarin een vergelijkbare grondslag is opgenomen. Bij algemene maatregel van bestuur zal de grondslag verder worden ingevuld. Omwille van de leesbaarheid van de bepaling is artikel 32, tweede lid, bovendien onderverdeeld in onderdelen. Enkel het nieuwe onderdeel d is toegevoegd, de overige onderdelen waren reeds opgenomen in het tweede lid van artikel 32. Met de wijziging van artikel I, onderdeel B, wordt een nieuw zevende lid aan het voorgestelde artikel 54 toegevoegd waarmee wordt voorzien dat de grondslag uit artikel 32, tweede lid, onderdeel d, en de daarop berustende bepalingen uit het Besluit inburgering 2021, eveneens van toepassing zijn op het keurmerk, bedoeld in artikel 12a van de (op grond van artikel 54, eerste lid, van de Wet inburgering 2021) ingetrokken Wet inburgering. Onderdeel C voorziet in een wijziging van de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel. Met deze wijziging wordt geëxpliciteerd dat geen terugwerkende kracht wordt toegekend aan het nieuwe artikel 54, zevende lid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip