Vastgesteld 15 april 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van de Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2023 (Kamerstuk 36 062, nrs. 1 – 3), heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat het Presidium de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over de Raming voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Implementatie werkgroep versterking functies Tweede Kamer |
2 |
3. |
Werkwijze van de Tweede Kamer |
3 |
4. |
Onderzoeksinstrumenten Tweede Kamer |
5 |
5. |
Uitbreiding Kamerorganisatie |
5 |
6. |
Informatiepositie Kamer |
8 |
7. |
Integriteit en sociale veiligheid |
11 |
8. |
Transparantie Kamerwerk – Wet open overheid |
12 |
9. |
Integrale veiligheid |
13 |
10. |
Renovatie Binnenhof |
13 |
11. |
Staat van de Kamer 2021 |
14 |
12. |
Overig |
14 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede de aanwijzing en raming van de ontvangsten inclusief de bijbehorende stukken en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Raming voor 2023 en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming voor het jaar 2023. Naar aanleiding daarvan hebben deze leden nog vragen voor het Presidium.
De leden van de SP-fractie hebben de Raming voor 2023 gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor de Raming voor het jaar 2023. Deze leden hebben naar aanleiding van de voorgestelde raming enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming en de bijbehorende documenten. Deze leden hebben behoefte nog enkele vragen te stellen.
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de Raming der voor Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven. Dit lid heeft nog enkele vragen.
Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen de Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport van de werkgroep versterking functies Tweede Kamer en zijn de werkgroep daar zeer erkentelijk voor. Het rapport bevat nuttige handvaten en aanbevelingen. Deze leden lezen dat er periodiek in kaart wordt gebracht welke afspraken er zijn gemaakt, welke aanbevelingen uit het rapport zijn opgepakt en hoe dit (waar nodig) verder kan worden gestimuleerd. De leden van de VVD-fractie ondersteunen deze inzet en zouden graag een eerste overzicht willen ontvangen, voorafgaand aan het debat over de Raming 2023, zodat deze kan worden betrokken bij het debat.
De leden van de D66-fractie constateren dat wordt aangegeven dat er onderzoek gedaan wordt naar meerdere voorstellen uit het rapport versterking functies Tweede Kamer. Zo wordt er onderzocht hoe omgaan kan worden met het indienen van moties. Het rapport doet hierover enkele concrete aanbevelingen, bijvoorbeeld het limiteren van de hoeveelheid moties per fractie of moties die buiten de orde van het debat vallen niet aan te nemen. Hoe vaak is dat laatste gebeurt sinds de aanbieding van het rapport van de werkgroep Van der Staaij? En hoe kijkt het Presidium aan tegen het eerste voorstel? Hoe kijkt het Presidium aan tegen meer technische ondersteuning beschikbaar stellen voor het indienen van moties? Technische ondersteuning op het gebied van indienen van moties zou bijvoorbeeld zicht kunnen bieden op in hoeverre moties dubbel worden ingediend of er al eerder toezeggingen zijn gedaan in lijn met de motie. Hoe kijkt het Presidium hier tegenaan, en hoeveel extra capaciteit zou hiervoor nodig zijn schat zij in? Kan het Presidium aangeven hoeveel schriftelijke vragen er tot nu toe in het huidige Kamer termijn zijn ingediend door alle Kamerfracties gezamenlijk? Overweegt het Presidium ook stappen om dit middel bewuster in gebruik te nemen als Kamer?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Presidium een van de prioriteiten voor de komende periode noemt de uitvoering van de aanbevelingen van de werkgroep versterking functies Tweede Kamer, de werkgroep-Van der Staaij. Het Presidium kondigt aan dat de Kamer, en met name de vaste Kamercommissies, de komende tijd aan de slag gaan om de instrumenten die de Kamer ter beschikking heeft beter te benutten. Het Presidium deelt mee, dat periodiek in kaart wordt gebracht welke afspraken zijn gemaakt, welke aanbevelingen uit het rapport zijn opgepakt en hoe dit (waar nodig) verder kan worden gestimuleerd. De leden van de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is, wat de planning is en wie verantwoordelijk zijn voor de afspraken en de uitvoering daarvan.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de werkgroep versterking functies Tweede Kamer heeft gewezen op belang van meer mogelijkheden in de agenda om te komen tot overleg en afstemming tussen Kamerleden, ten einde de samenwerking te versterken. Deze leden vragen op welke wijze de Voorzitter voornemens is om ruimte in de agenda te reserveren, waarmee alle commissies rekening dienen te houden.
De leden van de VVD-fractie delen de inzet om meer tijd uit te trekken voor wetgeving en roepen daarbij de onlangs aangenomen motie Paternotte en Bisschop (TK 35 992, nr. 5) die daartoe oproept in herinnering. Deze leden zijn, voor zover daar op dit moment al iets over te zeggen is, nieuwsgierig naar de eerste ervaringen met de uitvoering hiervan. Zij lezen voorts dat het Presidium bezig is met het meer structuur aanbrengen in de plenaire agenda en ondersteunen dit van harte. Kan toegelicht worden op welke wijze de aanbevelingen van zowel de commissie Van der Staaij over het Regelement van Orde als de werkgroep voor de versterking van de functies van de Tweede Kamer hierbij worden betrokken? Datzelfde geldt voor geldende werkafspraken als één regeling van werkzaamheden en het organiseren van een hoofdelijke stemming in lijn met motie Dijkhoff (TK 25 295, nr. 594) op woensdagen en donderdagen. De leden van de VVD-fractie vinden deze afspraken bijdragen aan het voorspelbaarder maken van de agenda en vragen wanneer deze bestendigd worden in beleid.
Deze leden merken in het verlengde hiervan op dat begin 2021 de Kamer met algemene stemmen de motie van de leden Van Gent, Van der Molen en Van Meenen heeft aangenomen betreffende de instelling van een werkgroep voor onderzoek naar effectief opereren in tijden van crisissituaties (TK 35 322, nr. 43). Ook tijdens het debat over de Raming voor 2022 en in overleggen van de commissie voor de Werkwijze is dit aan de orde geweest en zijn naast de voorbereiding op crisissituaties ook een aantal aanvullende en concrete punten meegegeven ten behoeve van die werkgroep, zoals het onderzoeken van een digitaal quorum en welke nieuwe werkwijzen we ook buiten crisistijd zouden kunnen behouden. De leden van de VVD-fractie hebben geconstateerd dat de werkgroep door omstandigheden helaas pas recent gestart is en zouden graag meer inzicht krijgen in de precieze opdracht en het tijdpad van de werkgroep. Dit mede omdat ook hier relevante inzichten en aanbevelingen uit kunnen voortvloeien die relevant kunnen zijn voor het beter inrichten en structureren van de werkzaamheden van de Tweede Kamer.
Begin vorig jaar heeft er een herziening van het Reglement van Orde plaatsgevonden naar aanleiding van commissie Van der Staaij. Deze leden zijn benieuwd naar de eerste ervaringen en resultaten van deze wijzigingen. Zijn de beoogde doelstellingen behaald en zo niet, hoe stuurt het Presidium hierop?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Tweede Kamer inmiddels uit 20 fracties bestaat. Dat zal ongetwijfeld zijn effect hebben op het aantal debataanvragen, duur van de debatten maar bijvoorbeeld ook de deelname aan commissiedebatten. Hoe weegt de Voorzitter dit en zijn er ideeën hoe om te gaan met deze nieuwe realiteit?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Presidium aangeeft dat het streven is om de komende periode als Tweede Kamer meer tijd uit te trekken voor wetgeving. Deze leden constateren dat de wens van de motie-Paternotte/Bisschop (TK 35 992, nr. 5) om de woensdag te reserveren voor de behandeling van wetgeving, daarvan slechts een onderdeel kan zijn. Het Presidium stelt dat het van belang is dat de Kamer vroegtijdig betrokken wordt bij de totstandkoming van nieuwe wetgeving. De leden van de CDA-fractie vragen het Presidium nader aan te geven op welke wijze een grotere betrokkenheid van de Kamer ingepast zou moeten worden in het voorbereidingstraject van wetgeving en welk tijdsbeslag dit naar verwachting voor Kamerleden zal hebben. Op welke wijze kan de Staat van de Kamer worden benut om meer inzicht te krijgen in de vraag of de Kamer in staat is haar kerntaken naar behoren uit te voeren?
Het Presidium kondigt aan dat verder zal worden onderzocht hoe de Kamer om kan gaan met de indiening van moties, zodat dit instrument van betekenis blijft. Deze leden vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot een motievolgsysteem, dat de Kamer heeft gevraagd bij motie-Amhaouch/Schouten (TK 34 444, nr. 13). Zij zijn van mening dat transparante verslaglegging over de uitvoering van moties noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat dit instrument weer aan betekenis wint. De leden van de CDA-fractie constateren dat er een goede stap is gezet naar transparantie op de website, doordat nu ook de gerelateerde documenten zoals een brief van het kabinet genoemd worden. Op de website van de Eerste Kamer is eenvoudig na te gaan of een motie uitgevoerd, niet uitgevoerd of deels uitgevoerd is, zodat er gerappelleerd kan worden. Deze leden vragen het Presidium de mogelijkheden voor verbetering in kaart te brengen.
Bij brief van 9 december 2021 (TK 35 752, nr. 13) over de moties en toezeggingen bij de Raming voor 2022 is het Presidium onder meer ingegaan op het openbare toezeggingenregister, dat bij amendement-Van der Molen/Van Meenen (TK 35 322, nr. 31) is opgenomen in het Reglement van Orde. «Het eindresultaat moet een applicatie zijn waarin op een gebruiksvriendelijke manier en met zo min mogelijk invoerwerk mondeling gedane toezeggingen kunnen worden verwerkt die worden gepubliceerd op de website van de Tweede Kamer en op Plein2, zodat ze voor zowel Kamerbewoners als voor burgers en overheidsorganisaties inzichtelijk zijn. De verwachting is dat de nieuwe toezeggingenregistratie voor het zomerreces van 2022 operationeel en online raadpleegbaar is.» De leden van de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is. Zal het toezeggingenregister ook inzicht geven in de opvolging van toezeggingen, zo vragen deze leden.
Op 25 februari 2022 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties schriftelijke vragen van de leden Romke de Jong en Tjeerd de Groot beantwoord in het Nederlands en in de tweede rijkstaal, het Fries (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1878). In 2020 stond de Kamerorganisatie het lid Van der Molen (CDA) echter niet toe schriftelijke vragen te stellen in de tweede rijkstaal. Dit volgens een verklaring omdat vragen van Tweede Kamerleden aan bewindspersonen voor een zo breed mogelijk publiek toegankelijk (leesbaar) zouden moeten zijn. Het stellen van de vragen werd uiteindelijk toch mogelijk toen de vragen in het Nederlands werden opgesteld met daarbij een Friese vertaling.
De leden van de CDA-fractie vragen of het Presidium de opvatting van deze leden deelt dat het mogelijk zou moeten zijn om schriftelijke vragen ook in de omgekeerde volgorde te stellen: in eerste aanzet in de tweede rijkstaal met daarbij de Nederlandse vertaling. Dan zijn de vragen immers toegankelijk voor een zo breed mogelijk publiek, maar geeft de Kamer ook erkenning aan het gebruik van streektalen, zoals de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onlangs bij de beantwoording van de aan haar gestelde vragen deed. Dezelfde vragen zijn wat de leden van de CDA-fractie betreft van toepassing op de talen waarover de overheid en provincie(s) een bijzondere overeenkomst (convenant) hebben gesloten: het Nedersaksisch en het Limburgs.
De leden van de SGP-fractie constateren op basis van de Staat van de Kamer 2021 dat het aantal overgenomen moties sinds 2017 aanhoudend is gedaald, tot inmiddels bijna nul. Deze leden hebben de indruk dat de oorzaak niet zozeer is dat er minder moties over te nemen zouden zijn, maar dat hiervoor te weinig aandacht bestaat en dat bijvoorbeeld ten onrechte gekozen wordt voor de appreciatie «oordeel Kamer». Zij vragen naar een duiding van de Voorzitter en naar de acties die ingezet worden om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid van het overnemen consequent onder de aandacht wordt gebracht en tijdens het debat ook consequent wordt voorgesteld indien dat van toepassing lijkt.
De leden van de D66-fractie lezen dat de enquêtecommissies aanzienlijk capaciteit kosten voor zowel de betrokken Kamerleden als de ambtelijke ondersteuning. In de raming lezen de leden dat hier in 2022 en 2023 respectievelijk 3,9 miljoen en 2,5 miljoen euro voor gereserveerd is. Is er daarmee voldoende capaciteit voor de nog lopende en nog te beginnen enquêtes? Is er voor deze enquêtes extra ambtelijke ondersteuning gezocht, of komt dit bovenop de normale werkzaamheden van de parlementaire staf?
Met het Presidium constateren de leden van de CDA-fractie dat een parlementaire enquête een intensief traject is en dat de enquêtes een groot beslag leggen op zowel de politieke capaciteit als de ambtelijke. Kan het Presidium nader kwantificeren hoe groot dat beslag is, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie constateren dat de behoefte bij Kamerleden om zelf onderzoek te kunnen laten uitvoeren toeneemt. Er zijn immers onderzoeken waarbij een onderzoek door de Dienst Analyse en Onderzoek of een parlementair onderzoek geen optie zijn. De Kamer kan weliswaar de regering of een externe partij verzoeken onderzoek te laten doen, maar is daarbij afhankelijk van de inzet en bereidheidwilligheid van de regering of deze externe partij. Kan het Presidium aangeven hoe zij hiernaar kijkt? In hoeverre zou het volgens het Presidium mogelijk moeten zijn dat de Kamer zelf onderzoek kan laten uitvoeren door een eigen onderzoeksinstantie?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het Presidium momenteel beziet welke ambtelijke capaciteit of organisatorische doorontwikkeling nodig is op basis van de aanbevelingen van de werkgroep versterking functies Tweede Kamer. Deze leden vragen wat de stand van zaken is en of er, binnen de nog te vullen fte’s, ook aandacht is voor de versterking of betere ontsluiting van de kennis over bijvoorbeeld het EU besluitvormingsproces zoals ook wordt aanbevolen in het IOB rapport1. Datzelfde geldt voor het belang voor de Kamer van een goede informatiepositie in en over Brussel.
De leden van de D66-fractie lezen dat het amendement van het Presidium dat vorig jaar is aangenomen over het aannemen van extra ondersteuning bij de afdeling Dienst Analyse en Onderzoek (DAO) is uitgevoerd. Deze leden vragen aan het Presidium wanneer zij verwachten de overige fte’s ook structureel in te vullen. En zij vragen aan het Presidium of deze uitbreiding voldoende is geweest. Het rapport van Van der Staaij roept nadrukkelijk op dat de Kamer vaker gebruik moet maken van haar eigen kennisinstrumenten. Heeft de DAO daar op dit moment, met de uitbreiding van het team in ogenschouw nemend, voldoende capaciteit voor? Zo nee, waar en hoeveel extra capaciteit is er nog nodig om de Kamerleden structureel gebruik te kunnen laten maken van de kennisinstrumenten van de Kamer zelf?
De leden van de D66-fractie lezen ook dat het Presidium heeft besloten «»te bezien welke verdere uitbreiding van de ambtelijke capaciteit of organisatorische doorontwikkeling nodig is op basis van de aanbevelingen». Zij neemt hiermee de aanbeveling uit het rapport Van der Staaij over. Deze leden vragen zich wel af wat het Presidium hier precies onder verstaat. Hoe wordt onderzocht waar verdere uitbreiding nodig is? Wanneer verwacht het Presidium hier uitspraken over te kunnen doen? Wordt er geïnformeerd bij de verschillende fracties en directies waar er behoefte aan is en hoe hierop ingespeeld kan worden? Wat de leden van de D66-fractie betreft is het wenselijk dat de Kamer voldoende capaciteit heeft om haar wetgevende taak goed uit te voeren. Het rapport van Van der Staaij stelt «dat de uitvoering van haar aanbevelingen ter versterking van de medewetgevende, controlerende en vertegenwoordigende functies niet mogelijk is zonder substantiële versterking van de ambtelijke ondersteuning van de commissies en de Kamer als geheel. Daarbij moet ook naar de benodigde (specialistische) expertise worden gekeken.» De leden van de D66-fractie verzoeken het Presidium om in de beantwoording van deze vragen in kaart te brengen om hoeveel extra versterking het gaat en om welke specifieke expertises het gaat.
De leden van de CDA-fractie constateren dat bij amendement (TK 35 925-IIA, nr. 5) de Kamer € 647.000 aan de begroting voor 2022 heeft toegevoegd (structureel € 1.294.000) voor versterking van de Dienst Analyse en Onderzoek. In de toelichting op het amendement stelt het Presidium een verdere uitbreiding van de ondersteuning in het vooruitzicht, mede in het licht van de uitkomsten van de werkgroep versterking functies Tweede Kamer (Van der Staaij) en recente adviezen over de versterking van de ondersteuning van de Tweede Kamer. De leden van de CDA-fractie vragen welke recente adviezen hier worden bedoeld.
Deze leden vragen op welke wijze de verdere uitbreiding van de Kamerorganisatie ten goede komt aan zowel de ondersteuning van individuele Kamerleden als aan versterking van de positie van de Kamer als geheel, mede gezien de beperkte eigen capaciteit van steeds kleinere fracties. In het kader van een adequate informatievoorziening vragen deze leden waarnaar voetnoot 1 op blz. 3 over de besluitvorming in het Presidium op 26 januari 2021 verwijst. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat een algemene verwijzing naar de website van de Tweede Kamer niet adequaat is.
De leden van de SP-fractie zijn blij dat er aandacht is voor het versterken van de functies van de Tweede Kamer. Dat is noodzakelijk om de controlerende en medewetgevende taak van de Kamer uit te kunnen voeren. Genoemde leden hebben daarbij altijd benadrukt dat de ondersteuning op orde dient te zijn en dit niet betekent dat de budgetten voor de fracties verhoogd moeten worden maar dat die ondersteuning vanuit de Kamer zelf kan komen. Dit betekent dat er voldoende menskracht bij Bureau Wetgeving, de Griffie en Dienst Analyse en Onderzoek moet zijn. Genoemde leden vragen of het Presidium knelpunten ziet op dit gebied.
De leden van de SP-fractie zien ook dat met de verhoogde druk op de parlementaire agenda de druk op de organisatie toeneemt. Het werk van het ondersteunende personeel is echter onmisbaar bij het functioneren van de Kamer. Met de verschillende parlementaire enquêtes die al lopen en aangekondigd zijn zal die druk verder toenemen. In hoeverre is de Kamerorganisatie hierop toegerust denkt het Presidium? Wat is er volgens het Presidium nog nodig zodat dit op een goede manier kan worden vormgegeven?
Wat de leden van de fractie van GroenLinks betreft is het van belang dat de Kamer zo goed mogelijk wordt ondersteund. Deze leden zijn de ambtelijke ondersteuning van de Kamer en de fractieondersteuning dankbaar voor het vele en goede werk dat wordt verricht. Zij constateren echter ook nog steeds een groot verschil in ondersteuning tussen regering en Kamer. Graag vernemen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het Presidium hiernaar kijkt. En daarnaast zijn deze leden ook benieuwd naar een internationale vergelijking tussen de ondersteuning van parlementen in de ons omringende landen zowel qua ambtelijke ondersteuning als in fractieondersteuning. Kan het Presidium hier informatie over verschaffen?
Het lid Omtzigt had verwacht dat er in de brief meer ingegaan zou zijn op of de Kamer met de middelen die zij ter beschikking gesteld heeft gekregen, ook in staat is de kerntaken van de Kamer goed uit te voeren. Het verslag dat is bijgevoegd gaat namelijk over een zeer roerig jaar: in 2021 vonden verkiezingen plaats, legde de coronamaatregelen ernstige beperkingen op aan de manier waarop de Kamer kon functioneren en vond een zeer chaotische formatie plaats en dat is nog zacht uitgedrukt. Verder ontving Nederland een rapport van de Venetië-commissie dat ook het functioneren van de Kamer raakte. Daarop staat geen reflectie in de brief van de Voorzitter. Het lid Omtzigt brengt voor deze gelegenheid graag twee rapporten onder de aandacht van de Voorzitter en het Presidium (het tweede rapport wordt besproken in paragraaf 6).
Ten eerste het briefadvies van de Raad voor het Openbaar Bestuur van november 2011, dat in de samenvatting pleit voor meer en beter ondersteuning: «»In ons duale stelsel heeft het parlement als medewetgever en controleur van de regering een belangrijke rol. Om de taken goed te kunnen uitvoeren dient het parlement de regering voldoende weerwoord en tegenspel te kunnen bieden. De checks and balances van ons systeem raken uit balans wanneer één van de spelers in feite niet goed tegen de andere is opgewassen. De Raad voor het Openbaar Bestuur ziet bij Kamerleden een grote terughoudendheid om goede ondersteuning voor zichzelf te organiseren. Hij zal hieronder betogen dat een goede ondersteuning voor onze volksvertegenwoordigers uiteraard niet een voldoende maar zeker wel een noodzakelijke voorwaarde is voor een sterke democratie en bovendien in het algemeen belang van de inwoners van Nederland is. Nederland heeft internationaal gezien een kleine Tweede Kamer. Een eerste internationale vergelijking laat bovendien zien dat de Kamer niet leunt op veel en brede ondersteuning. De Raad voor het Openbaar Bestuur pleit daarom voor een substantiële uitbreiding van de ambtelijke ondersteuning van de Tweede Kamer, juist om het stelsel in balans te brengen. Ook voor de Haagse politiek geldt: goede ondersteuning, sterke democratie.»» Het lid Omtzigt verzoekt de Voorzitter en het Presidium uitgebreid te reageren op het ROB-advies.
Het lid Omtzigt leest met verbazing in de Raming voor 2023 dat de ontvangsten, voor Wetgeving en controle Tweede Kamer, de komende jaren omlaag zal gaan. Van meer dan 150 miljoen euro in 2022 naar 143 miljoen euro in 2027. Het lid Omtzigt ziet hier graag een heldere toelichting op. In aanvulling hierop zou dit lid graag toelichting ontvangen op het bedrag van 2,383 miljoen euro voor de komende jaren als het gaat om kennis en onderzoek. Is hier de 10 fte uitbreiding van Dienst Analyse en Onderzoek in opgenomen? Is volgens het Presidium het bedrag dat nu geraamd is voor kennis en onderzoek niet veel te mager voor onder meer de ondersteuning op het toetsen van uitvoerbaarheid van beleid, begeleiden van het budgettaire proces en inhoudelijke ondersteuning in wetgevingstrajecten?
Het lid Omtzigt merkt ook een ernstige onderuitputting op bij onderzoek in 2021: er was 2.383.000 euro gereserveerd en er is slechts 616.000 euro uitgegeven. Wat is daar de oorzaak van?
Verder merkt dit lid op dat de ontvangsten (5.039.000 euro) niet herleidbaar zijn: uit welke onderdelen bestaat dit en hoe komt het dat de twee onderdelen samen niet optellen tot dit bedrag?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de stelling van het Presidium dat de verbetering van de informatievoorziening richting de Kamer een essentieel thema en al jaren een punt van zorg is. Deze leden van zijn mening dat juist op praktisch niveau verbeteringen gerealiseerd kunnen worden. Zo heeft de commissie VWS het ministerie vorig jaar voor twee complexe wetsvoorstellen gevraagd om een document waarin de wijzigingen zijn bijgehouden, waarin alle aanpassingen uit de nota’s van wijziging op een heldere en herleidbare wijze zijn verwerkt. Deelt het Presidium de mening van deze leden, dat dit een goed voorbeeld is dat navolging verdient?
Overigens zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat verbetering van de informatiepositie van de Kamer ook betekent dat de Kamer zelf maatregelen neemt om informatie-overload te bestrijden. Als grotere transparantie niet gepaard gaat met flankerend beleid, kan die ertoe leiden dat het ondoenlijk wordt om gewone relevante informatie te vinden. Zonder flankerend beleid leidt grotere transparantie alleen maar tot het transparant maken van onhanteerbaarheid van de beschikbare informatie. Deze leden vragen welke mogelijkheden het Presidium ziet voor zulk flankerend beleid in het kader van de praktische versterking van de informatiepositie van de Kamer.
In dit verband willen de leden van de CDA-fractie op deze plaats ook de nagedachtenis eren van Nicolas Cramer (1949–2021). Cramer gaf ruim veertig jaar leiding aan het Parlementair Documentatie Centrum (PDC). In overleg met Kamervoorzitter Anne Vondeling legden Nicolas Cramer en Hans Daalder in 1974 de basis voor een parlementair documentatiecentrum op de Universiteit Leiden. Hij zag het als zijn missie om politieke informatie zo breed mogelijk beschikbaar te stellen, onder meer via de websites parlement.com en Europa.Nu. In Elsevier Weekblad werd hij terecht een «visionair in het ontsluiten van politieke data» genoemd. Politieke informatie was in zijn ogen niet alleen bestemd voor politiek en wetenschap, maar voor iedereen. Versterking van de informatiepositie van de Kamer is een voorwerp van aanhoudende zorg. De leden van de CDA-fractie houden daarbij de betrokkenheid en het idealisme van Nicolas Cramer in gedachten.
De leden van de fractie van GroenLinks hechten veel waarde aan de wetgevende en controlerende taak van de Kamer. Hiervoor is het van belang dat de Kamer tijdig en volledig wordt geïnformeerd. Deze leden vragen het Presidium hoe zij vindt dat het met de informatievoorziening aan de Kamer staat en vragen ook hoe vaak zij de afgelopen periode met de regering gesproken heeft over het verbeteren van de informatiepositie van de Kamer. Kan het Presidium of de Kamervoorzitter ook een update geven over de stand van zaken met betrekking tot de werkafspraken tussen Kamer en regering over de wijze van tijdige en volledige informatievoorziening?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat naar aanleiding van het debat over Kamerleden die tot toetreden tot een demissionair kabinet is benadrukt dat het belangrijk is om als Kamer tijdig een duidelijke afweging te maken inzake de toepassing van (ongeschreven) staatsrechtelijke regels en keuzes bij nieuwe situaties die zich voordoen. Deze leden constateren helaas dat het niet bij deze situaties gebleven is. Immers, bij het debat over de mondkapjesdeal was voor het eerst sprake van een afwijking van de staatsrechtelijke regel dat de verantwoordelijke Minister verantwoording aflegt aan de Kamer, zonder dat sprake was van een voorafgaande weging en analyse van de wenselijkheid. Deze leden vragen een reflectie van de Voorzitter op de gang van zaken. Op welke wijze wordt gewaarborgd dat bij kennelijke afwijkingen van het staatsrecht eerst voorafgaand expliciet wordt gewogen en gemotiveerd welke keuze gemaakt wordt, op basis van analyses van de betrokken ambtelijke dienst en mogelijk externe deskundigen?
Het lid Omtzigt brengt graag het rapport van de Venetië-commissie onder de aandacht van de Voorzitter en het Presidium. Dat rapport heeft een aantal zeer specifieke aanbevelingen voor het parlement. Dit lid herhaalt ze hier: ««The Venice Commission makes the following proposals, which are far-reaching and are meant as food for thought in the reflection to be carried out by the Dutch authorities:
A. Legislative power:
• the inclusion of hardship or proportionality clauses should be considered for future legislation where this is appropriate to the specific objectives and design of the policy at issue;
• in appropriate parts, new legislation could include provisions that recall or restate general basic principles of good administration;
• the Rules of Procedure of Parliament could be changed to facilitate scrutiny of the executive, this could be done, for instance, by extending the rights of 30 MPs also to initiate hearings and parliamentary investigations or ensuring that a standing committee has specific responsibility for effective scrutiny of laws and their application for compliance with general principles of good administration and the rule of law;
• the right of Members of Parliament to full information without delay under Article 68 of the Constitution should be made be practical and effective;
• both committees and individual MPs should benefit from sufficient staff and resources that are earmarked for scrutiny of the government and laws;
• as concerns attitudes, while this cannot be imposed through legislation, it should be seen as acceptable and even normal that MPs from government parties also represent Parliament as an institution and that participation in parliamentary scrutiny of the government is not an act of disloyalty.»»
Het lid Omtzigt verzoekt de Voorzitter en het Presidium uitgebreid te reageren op elk van de aanbevelingen van de Venetië-commissie. De reactie ontvangt het lid Omtzigt graag voor 23 mei 2022 aangezien er op 30 mei 2022 een notaoverleg over het rapport is en dit de kern van het controlerende werk van het parlement betreft. Vooral de vraag of artikel 68 van de Grondwet nu effectief is, blijft een aandachtspunt, ondanks de heldere brief van de Voorzitter aan de nieuwe bewindspersonen. Dat laat affaire na affaire zien. En onderzoeken worden nog steeds tegengehouden door de meerderheid, zodat de aanbeveling dat 30 leden een parlementair onderzoek of een hoorzitting onder ede kunnen initiëren een interessante aanbeveling is, ook omdat dat in landen als Frankrijk en Duitsland mogelijk is. Graag hoort het lid Omtzigt dan ook de mening van de Voorzitter en het Presidium daarover.
Het lid Omtzigt constateert dat het kinderopvangtoeslagschandaal en de chaotische formatie (wanneer en hoe wordt die geëvalueerd vraagt dit lid zich af), laten zien dat het parlement niet in een blakende gezondheid verkeert. Het vertrouwen in het parlement neemt volgens peilingen ook af. Het parlement was namelijk niet in staat om soepel tot de vorming van een nieuwe regering te komen en was in een specifiek dossier niet in staat om de gebreken in de wetgeving en uitvoering op te sporen en tijdig te controleren. Dat heeft tot enorme schade en enorm veel individueel verdriet geleid bij vele gezinnen.
Het is dus gerechtvaardigd om goed te kijken of de mechanismes om dit te voorkomen verbeterd zijn. Controleert de Kamer de wetgeving en heeft zij daarvoor de middelen?
In dit opzicht zouden veel opmerkingen gemaakt kunnen worden maar het lid Omtzigt beperkt zich tot twee aandachtsvelden. Is de Kamer in staat om de totstandkoming van de Europese wetgeving in Europese raden goed te controleren? De stukken zijn vertrouwelijk, komen te vroeg of te laat en pas na implementatie (denk aan Natura 2000) zijn de problemen duidelijk. Kan de voorzitter aangeven over hoeveel wetgeving een debat gehouden wordt (wetgevingsoverleg of plenair debat) en over hoeveel wetgeving uiteindelijk geen debat gehouden werd in 2021 omdat het als hamerstuk werd afgedaan? Is dit een teken dat de Kamer de taken nauwgezet uitvoert?
Het lid Omtzigt merkt op dat hij als afsplitser over onvoldoende middelen beschikt om zijn taak als medewetgever te vervullen. Zo is hij geen (plaatsvervangend) lid meer van de commissie Financiën en heeft hij in die commissie geen stemrecht, niet in e-mailprocedures en ook niet in procedurevergaderingen. Formeel moet hij bij elke vergadering vragen of er bezwaar is tegen zijn aanwezigheid (dat is nog nooit geweigerd). Hij merkt op dat het toeslagenschandaal mede dankzij zijn werk in de commissie naar boven kwam (en dankzij een aantal anderen zoals het lid Leijten). Maar dat het gevolg van de gebeurtenissen in 2021 is dat hij nergens meer vast lid is en hij zelf dus geen onderdeel meer kan uitmaken van de commissie financiën (en ook niet van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Op welke wijze kan dat recht gezet worden, zo vraagt het lid Omtzigt.
Verder is de ondersteuning van de Kamer zelf al karig, zo merkt de ROB op, maar die van een afsplitser helemaal: het fractiebudget van 135.000 euro is bedoeld voor 1,5 medewerker. Andere eenmansfracties hebben 500.000 en vier keer zoveel medewerkers. De combinatie van te weinig minderheidsrechten en te weinig ondersteuning leidt echt tot ongelukken, zo merkt het lid Omtzigt op.
Het betekent dat de regeringspartijen vaak een poging doen om wetgeving in een idioot tempo door de Kamer te jagen. De oorspronkelijke planning met de 3G en 2G wetten was om die binnen tien dagen na indiening in stemming te brengen. Alleen verontwaardiging leidde ertoe dat dat niet gebeurde.
Het lid Omtzigt maakt het graag concreet; de Wet toekomst pensioenen is een enorm dossier van vele honderden pagina’s en wordt nu binnen drie maanden (volgens de planning van de regering en de regeringspartijen) door de Kamer gejaagd. Het gaat om een hervorming van een stelsel met ongeveer 1700 miljard euro en de pensioenen van alle Nederlanders. Het gaat dus om gemiddeld 100.000 euro per Nederlander, al loopt dat bedrag enorm uiteen per persoon. Bijna elke pensioenaanspraak in Nederland wordt omgezet en dat gebeurt met zeer gedetailleerde wetgeving. Het lid Omtzigt kan niet beschikken over een beleidsmedewerker pensioenrecht en bijna geen enkele partij heeft zo iemand, terwijl dat wel van belang zou zijn bij zulke technische en ingewikkelde wetgeving.
Het is echt onmogelijk om deze stukken – honderden pagina’s wetgeving en toelichting – goed te bestuderen, lacunes te ontdekken, gesprekken te voeren, wanneer de eerste schriftelijke inbreng al binnen een maand na indiening plaatsvindt. Er is een technische briefing geweest waar de aanwezige Kamerleden (ongeveer zeven leden) ieder één vraag konden stellen en er wordt nu naar een moment gezocht om net iets meer te kunnen vragen. Van een zorgvuldige wetsbehandeling is in de ogen van dit Kamerlid dus volstrekt geen sprake. De oppositie heeft geen formele middelen om de controle te intensiveren (let wel: de oppositie moet niet een soort vertragingsmachine zijn maar daar gaat het niet om) en de wetgevingsmachine gaat door. Weinig Kamerleden zullen de hele wetstekst gaan lezen. En als er na 2027 (wanneer het nieuwe stelsel ingaat) problemen zijn, zijn de meeste betrokkenen allang weer elders. Acht de Voorzitter dit proces, gezien alles wat is misgegaan bij het kinderopvangtoeslagschandaal zorgvuldig of deelt zij de mening dat dit niet zo is. Welke mogelijkheden ziet zij om te komen tot een zorgvuldige wetsbehandeling bij deze grote hervorming? Indien deze vragen niet helder beantwoord kunnen worden, dan is het voor het lid Omtzigt noodzakelijk om een onderzoek te houden. Dit lid ziet dan graag, zoals eerder ook al voorgesteld, dat een groep van oud-Kamerleden, huidige Kamerleden en (internationale) experts onderzoeken of wij als Kamer nog wel in staat zijn om onze kerntaken uit te voeren. Kan de Voorzitter aangeven of zij het belang hiervan inziet en waarom zij zich wel of niet in dit voorstel van een dergelijk onderzoek kan vinden?
De leden van de D66-fractie zijn positief over het instellen van een gedragscode voor Kamerleden en een College van onderzoek integriteit. Zij merken echter wel op dat hier ook nog winst te behalen valt. Het meest in het oog springt wat deze leden betreft dat Kamerleden in de twee behandelde klachten door het College geweigerd hebben mee te werken, wat in strijd is met artikel 7, lid 2 en artikel 8, lid 4 van de Regeling Toezicht en handhaving Gedragscode. Het College merkt op in haar jaarverslag dat zij hierover in gesprek zal treden met het Presidium. Is dat reeds gebeurd? Welke mogelijkheden ziet het Presidium om Kamerleden te verplichten mee te werken aan onderzoek van het College? Zouden hier mogelijk sancties op gezet kunnen worden? Zo ja, wat voor sancties heeft het Presidium voor ogen? Ook zien de leden van de D66-fractie dat wanneer een klacht tegen een Kamerlid wordt ingediend de naam van de indiener bij het Kamerlid bekend wordt gemaakt. Kan het Presidium toelichten waarom dat zo is? Wat is hiervoor de grondslag? Deze leden kunnen die namelijk in de Regeling Toezicht en handhaving Gedragscode niet terugvinden. Deze leden maken zich zorgen dat deze openbaarmaking de drempel te hoog maakt voor het indienen van klachten tegen Kamerleden. Kan het presidium onderzoeken hoe deze procedure geanonimiseerd kan worden, zodat ieder klager zich veilig voelt naar voren te treden?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het jaarverslag 2021–2022 van het College van onderzoek integriteit (bijlage bij TK 35 351, nr. 12). Deze leden constateren dat er in het verslagjaar 108 klachten zijn ingediend, waarvan er twee in behandeling zijn genomen. Het college licht toe, dat de grote meerderheid van klachten betrekking heeft op gedragingen die niet worden genoemd in de gedragscode. «Burgers zoeken een kanaal om hun onvrede te uiten over gedragingen en uitingen van Kamerleden, zowel binnen als buiten de Kamer, en menen die bij het College gevonden te hebben.» De leden van de CDA-fractie vragen hoe het Presidium deze constatering beoordeelt met het oog op de evaluatie van de regeling.
De leden van de SP-fractie vragen of het Presidium kan aangeven wanneer het onderzoek wordt verwacht naar de sociale veiligheid van Kamerbewoners? Genoemde leden vragen naar wat er in het tussenliggende jaar is ondernomen met betrekking tot het onderzoek zelf.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van een werkomgeving waarbij het mogelijk is om tijd- en plaatsonafhankelijk werken mogelijk te maken. Deze leden zien de mogelijkheid van digitaal werken dan ook als een positieve ontwikkeling. Wel willen zij aandacht vragen voor voldoende technische ondersteuning bij bijvoorbeeld technische briefings, zeker waar die openbaar zijn. Het gebeurt nog te vaak dat bijvoorbeeld een PowerPointpresentatie niet gedeeld kan worden via het scherm of dat er andere haperingen zijn die eenvoudig te verhelpen zouden moeten zijn. Deze leden horen graag op welke wijze in deze ondersteuning voorzien gaat worden.
De leden van de VVD-fractie hebben verder geconstateerd dat op 1 mei 2022 de Wet open overheid inwerking treedt en zijn blij met de getroffen voorbereidingen. Deze leden vragen of de voorbereidingen geheel op schema liggen, welke bottlenecks er zijn bijvoorbeeld op het gebied van archivering, en op welke wijze is voorzien in flexibele capaciteit aangezien de aanvragen pieken en dalen kennen. In het verlengde daarvan vragen zij op welke wijze budgettair is voorzien in de bekostiging van eventuele uitbetalingen van dwangsommen voor het niet halen van de wettelijke termijnen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Presidium constateert dat binnen de Tweede Kamer behoefte is aan een moderne werkomgeving, waardoor mobiel werken (tijd- en plaatsonafhankelijk) mogelijk wordt. De leden van de CDA-fractie constateren dat het Kamerwerk in coronatijd voor een belangrijk deel doorgang kon vinden, doordat de mogelijkheden om thuis te werken de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd zijn. Deze leden vragen of het Presidium voornemens is de verschillende aspecten van het Kamerwerk in coronatijd te evalueren.
De leden van de CDA-fractie lezen in de geleidende brief, dat de digitale vergaderfunctie in het eerste kwartaal van 2022 wordt gerealiseerd. Deze leden vragen wat hiermee precies wordt bedoeld. Het Presidium kondigt de doorontwikkeling aan van de digitale werkplek. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze gebruikers van de digitale werkplek worden betrokken bij de doorontwikkeling.
Deze leden zijn blij dat het reeds bestaande open dataportaal (ODP) vanaf september 2022 toegankelijk zal zijn voor iedereen: nieuwe afnemers van openbare parlementaire data worden vanaf dat moment (zonder verplichting tot registratie) verwelkomd. Zij vragen welke gegevens daar te vinden zijn en welke afnemers daarvan tot nu toe gebruik maken.
Het Presidium deelt mee dat de Tweede Kamer bezig is met het op orde brengen van de informatiehuishouding om te kunnen voldoen aan de Wet open overheid (Woo) en de Archiefwet. De leden van de CDA-fractie vragen welke consequenties de invoering van de Archiefwet 2021 (TK 35 968) voor de Kamer heeft.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het van belang is dat Kamerleden die in opdracht van de Kamer een taak of onderzoek uitvoeren voorafgaand goed geïnformeerd zijn over de gevolgen wat betreft openbaarmaking, onder meer door te voorzien in goede archivering van mails. Zij vragen of deze Kamerleden in zulke situaties standaard instructies en ondersteuning zullen krijgen om op goede wijze voorbereid te zijn op eventuele verzoeken inzake openbaarmaking.
Het lid Omtzigt is benieuwd hoe het staat met de voorbereiding op de inwerktreding van de Woo en de voortgang van het op orde brengen van de informatiehuishouding. Kan het Presidium inzicht geven in het tijdspad van het meerjarige programma Verbetering informatiehuishouding Tweede Kamer (BITK)? Verwacht het Presidium dat de huidige investeringen onder apparaatsuitgaven in de Raming hiervoor voldoende zijn? Als het gaat om informatievoorziening is het lid Omtzigt benieuwd naar de concrete verbeteringen die zijn doorgevoerd als het gaat om contact van de Kamer met de departementen en uitvoeringsorganisaties. Kan dit specifiek worden toegelicht? Zijn er al eerste resultaten te delen door de werkgroep die processen rond informatievoorziening, omgang met artikel 68 en de beantwoording van Kamervragen nader in kaart brengt?
De leden van de VVD-fractie hechten erg aan een veilige werkomgeving, zowel fysiek als digitaal en zijn blij met de extra aandacht die dit krijgt. Deze leden lezen in de stukken echter vooral iets over een organisatiewijziging en een informatiecampagne, maar minder over de taakinvulling en de accentverschuivingen zelf, terwijl dat juist van groot belang is om een oordeel te kunnen vormen of het voldoende aandacht krijgt. Zij zouden hier graag een nadere toelichting op willen ontvangen; wat houden de verschillende trajecten, zowel in de organisatiestructuur als praktische en bouwkundige aanpassingen van het gebouw, in? En op welke termijn kunnen genoemde leden (de afronding van) deze trajecten verwachten? Uiteraard is er begrip is voor het feit dat sommige zaken zich niet lenen om in het openbaar over te communiceren, maar enige controle op de voortgang moet toch wel mogelijk gemaakt worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het tweede kwartaal van 2022 in het teken staat van het vaststellen van het totaal aan ruimtebehoefte en zij vragen of en welke knelpunten hier op voorhand zijn voorzien. Het is deze leden voorts opgevallen dat de oplevering van de gerenoveerde Tweede Kamer rond het kerstreces van 2026 plaatsvindt en de verhuizing in het zomerreces van 2027. Dat betekent dat de Kamer 6 jaar in plaats van de eerder besproken 5,5 jaar weg is van het Binnenhof, klopt dit? En betekent dit dat er nu al sprake is van vertraging in het renovatieproces en zo ja, kunt u de achtergronden daarvan nader schetsen? Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie op welke termijn de restpunten van de verhuizing naar B67 zullen zijn afgehandeld en wat hierbij de grootste obstakels zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen dat na de snelle en soepele verhuizing naar B67 in het zomerreces van 2021, momenteel gewerkt wordt aan het oplossen van de restpunten van deze verhuizing en het in gebruik nemen van de tijdelijke huisvesting. Deze leden vragen wat het Presidium verstaat onder restpunten. Is de tijdelijke huisvesting inmiddels voor alle leden en medewerkers toegankelijk? Ook vragen deze leden waar bezoekers die op de fiets naar het tijdelijke Kamergebouw komen, hun fiets kunnen stallen.
De leden van de fractie van de SP zien naast de toegenomen druk ook dat die druk al hoger was door de coronapandemie en de verhuizing. Kan het Presidium aangeven of er nog knelpunten zijn voor het ondersteunende personeel die voortvloeien uit de verhuizing en zo ja, welke zijn dat?
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de cijfers opgenomen in de Staat van de Kamer en hebben daar nog enkele vragen bij. Deze leden constateren dat het aantal moties nog steeds groot is en kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat in een aantal gevallen er in het debat al toezeggingen zijn gedaan of dat een verzoek in een motie reeds staand beleid is. Om hier meer zicht op te krijgen vragen de leden of het ook mogelijk is om aan te geven hoe vaak er moties zijn ingediend over een onderwerp waar al een toezegging op is, in hoeverre dezelfde moties vaker worden ingediend en bij hoeveel moties er sprake is van een gelijkluidende strekking. In het verlengde daarvan vragen de leden van de VVD-fractie wat de stand van zaken is met betrekking tot het toezeggingenregister.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Staat van de Kamer 2021. Het Presidium stelt dat de Staat van de Kamer is bedoeld om, op basis van de weergegeven kengetallen, met elkaar te reflecteren op (ontwikkelingen in) het eigen handelen. Het Presidium tekent daarbij aan dat de Staat van de Kamer gaat over de Kamer als geheel en geen informatie bevat over werkzaamheden van fracties of individuele Kamerleden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staat van de Kamer daarmee niet een abstract beeld van het functioneren van de Kamer geeft. In dit verband herinneren deze leden ook aan de kritiek van het Presidium op onderzoek van Investico en Argos in de nota naar aanleiding van het verslag over de Raming 2022 (TK 35 752, nr. 6): «Een louter kwantitatieve analyse van de cijfers m.b.t. plenaire debatten kan overigens wel een smalle basis zijn voor conclusies over verdringing van wetgeving op de plenaire agenda. Zo is het goed mogelijk dat in een bepaalde periode op het oog veel wetgeving is behandeld, maar dat daarbij sprake was van veel reparatiewetgeving of wetgeving van geringe omvang.»
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat het aantal bezoekers aan de website van de Tweede Kamer in 2021 opnieuw sterk is toegenomen (blz. 11). Kan het Presidium die sterke stijging verklaren?
De leden van de CDA-fractie stellen het op prijs dat in het overzicht van wetenschappelijke publicaties per commissie (blz. 13–14) aan elke publicatie een korte duiding is toegevoegd. Wel constateren deze leden dat sommige omschrijvingen in hun beknoptheid cryptisch zijn, zoals die onder de commissie Koninkrijksrelaties. Ook ontbreekt bij de publicatie onder de commissie OCW een link: https://www.universiteitleiden.nl/binaries/content/assets/algemeen/nieuws/effectief-leesonderwijs-in-nederland-eindrapportage.pdf.
Overigens vragen deze leden het Presidium op welke wijze de effectiviteit van het samenwerkingsverband parlement & Wetenschap, dat erop gericht is wetenschappelijke inzichten een prominente plaats te geven in het parlementaire proces, wordt geëvalueerd.
De leden van de CDA-fractie zeggen het Presidium dank voor het «Overzicht moties 2021 gericht aan Presidium». Deze leden zouden behalve de tekst van de motie en de naam van de (eerste) indiener ook graag de datum van indiening in de eerste kolom opgenomen willen zien, zodat een compleet beeld wordt gegeven van de chronologie van de indiening en uitvoering. Ook zouden zij het op prijs stellen als het overzicht zelf wordt voorzien van een datum. In de huidige opmaak is het verschil niet te zien tussen de bijlage bij de brief van het Presidium van 9 december 2021 (TK 35 752, nr. 13) en de bijlage bij de begrotingstoelichting bij de Raming (TK 36 062, nr. 3)
Wel vragen de leden van de CDA-fractie hoe de toelichting zich verhoudt tot de geleidende brief bij de Raming. In de toelichting op de stand van zaken met betrekking tot de motie-Van der Staaij c.s. (TK 35 510, nr. 28) over het versterken van de taak van het parlement om wet- en regelgeving te toetsen en te evalueren, is te lezen: «In het voorjaar van 2022 vindt een aftrapbijeenkomst plaats met alle commissievoorzitters waarbij een verdere toelichting wordt gegeven op het rapport [van de werkgroep-Van der Staaij]. De werkgroep rapporteert na een jaar over de voortgang van de implementatie van de werkagenda.» Dat is nauwkeuriger dan de passage over de uitwerking van de aanbevelingen van de werkgroep-Van der Staaij in de geleidende brief.
De leden van de CDA-fractie vragen verder of er nog moties gericht aan het Presidium in behandeling zijn, die zijn ingediend vóór 2021.
Het lid van de BBB-fractie spreekt haar zorg uit over de toewijzing van kantoorruimte aan kleine fracties om medewerkers en stagiaires in te kunnen zetten en zo de controlerende taak van de volksvertegenwoordiging volwaardig te kunnen uitvoeren. Eenmansfracties krijgen volgens het lid van de BBB-fractie niet de kantoorruimte passende bij het budget (deze wordt toegekend op basis van het aantal zetels).
Het lid van de BBB-fractie zou willen weten of het budgetneutraal mogelijk is door inschuiven van grotere fracties, die relatief meer en grotere ruimtes beschikbaar hebben, tot een betere verdeling van de beschikbare kantoorruimte voor fracties in de Tweede Kamer te komen.
Het lid Omtzigt merkt op dat in april 2023 de Grondwet van Thorbecke 175 jaar oud is. Zijn motie om de Grondwet een plek in de Kamer te geven wordt nu uitgewerkt. Is het mogelijk om ervoor te zorgen het in april 2023 klaar is en de kunstwerken die over de individuele grondrechten gaan, klaar zijn en onthuld kunnen worden?
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos