Kamerstuk 36057-16

Beantwoording aanvullende vragen bij de wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen (Kamerstuk 36057)

Dossier: Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen

Gepubliceerd: 7 juli 2022
Indiener(s): Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU)
Onderwerpen: energie natuur en milieu organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36057-16.html
ID: 36057-16

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2022

Hierbij doe ik u mijn antwoorden toekomen op de aanvullende vragen die hedenmiddag vanuit uw Kamer zijn gesteld bij het wetsvoorstel eenmalige energietoeslag lage inkomens (voorstel van wet houdende wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen) (Handelingen II 2021/22, nr. 102, Regeling van Werkzaamheden (Stemmingen)).

Het lid Maatoug (GroenLinks) stelt in haar vraag dat de VNG heeft aangegeven dat de route voor bijzondere bijstand grote uitvoeringsproblemen kent, en wat dit betekent voor studenten.

Als een student door de gestegen energiekosten in een schrijnende situatie terecht is gekomen, is een beroep op de individuele bijzondere bijstand mogelijk. Gelet op het karakter van de Participatiewet als vangnet, moeten daarbij de maximale leencapaciteit op grond van de Wet studiefinanciering 2000 als zogenaamde «voorliggende voorziening» en een eventueel bijbaantje worden meegerekend (zie ook artikel 33 Participatiewet). Het onuitvoerbare waar de VNG aan refereerde in haar brief van 5 juli jl. had niet betrekking op de individuele bijzondere bijstand, maar op een eventuele uitbreiding van de doelgroep van de eenmalige energietoeslag met studenten.

Ik heb afgesproken met de VNG en Divosa dat we voortdurend vinger aan de pols houden in hoeverre de groep studenten die echt in de knel komt en zich daardoor genoodzaakt voelt om aanspraak te doen op de bijzondere bijstand, groeit. Wanneer de uitvoering onverhoopt vastloopt gaat het Rijk met gemeenten in gesprek en zal zich inspannen voor een organisatorische en financiële oplossing. Ik stel voor dat ik u over het verloop hiervan informeer via de brief over de voortgang van de energietoeslag in het derde kwartaal van 2022, die ik u op 30 juni jl. heb toegezegd.

Het lid Maatoug (GroenLinks) heeft tevens een vraag gesteld over de toereikendheid van het voor gemeenten beschikbare gesteld budget. Op 5 juli jl. heeft het kabinet aangekondigd het richtbedrag van de eenmalige energietoeslag nogmaals te verhogen, van 800 euro naar 1.300 euro. Het voor de uitvoering van de eenmalige energietoeslag beschikbare budget is hierop aangepast, hetgeen ertoe heeft geleid dat het voor de eenmalige energietoeslag budget is verhoogd van 854 miljoen euro naar 1,4 miljard euro. Het verhoogde budget is toereikend voor het verstrekken van een energietoeslag van 1.300 euro aan alle huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum (circa één miljoen huishoudens, waarbij studentenhuishoudens niet in dit aantal zijn opgenomen).

Met het wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen, waarbij de gemeente zelf bepaalt wat er onder «laag inkomen» moet worden verstaan. De meeste gemeenten hanteren daarbij een inkomensgrens tot 120 procent van het sociaal minimum, conform de landelijke richtlijnen. Gemeenten hebben beleidsmatige ruimte om te kiezen voor een hogere inkomensgrens, maar de budgettaire ruimte voor gemeenten is berekend op de doelgroep van huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum. De verdeelsystematiek van het Gemeentefonds laat niet toe om gemeenten die een hogere inkomensgrens hanteren, hiervoor extra budget te verstrekken.

Het lid Omtzigt heeft een vraag gesteld over het juridische kader, nu het kabinet het richtbedrag van de eenmalige energietoeslag heeft verhoogd van 800 euro naar 1.300 euro. Meer concreet stelt dit lid de vraag of het juridisch houdbaar is dat een huishouden een energietoeslag van 1.300 euro kan mislopen bij één euro te veel inkomen. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 36 057, nr. 8) heeft de regering aangegeven dat er altijd huishoudens zullen zijn die net buiten de door de gemeente bepaalde inkomensgrens vallen, welke inkomensgrens ook wordt gehanteerd. Dat speelt zowel bij een energietoeslag van 800 euro als bij een toeslag 1.300 euro. Gemeenten hebben de vrijheid om bij huishoudens die net buiten de doelgroep van de eenmalige energietoeslag vallen maatwerk te leveren. De gemeente kan overwegen om in dergelijke situaties een toets op hardheid van de voorgenomen afwijzing uit te voeren (op grond van de Algemene wet bestuursrecht of op grond van een door de gemeente zelf opgestelde hardheidsclausule). Ook kan de gemeente maatwerk leveren via de individuele bijzondere bijstand. Huishoudens met een financieel probleem als gevolg van de huidige onverwachte en ongekend sterke stijging van de energieprijzen kunnen, als zij niet of in onvoldoende mate financieel worden ondersteund met de eenmalige energietoeslag, een beroep doen op het aanvullende maatwerk via de individuele bijzondere bijstand.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten