Vastgesteld 12 mei 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 15 februari 2022 voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs. Bij brief van 7 april 2022 zijn ze door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De griffier van de commissie, De Jong-van de Graaf
1
Op welke manier komt het geld uit dit steunpakket terecht bij zzp'ers1 uit de culturele en creatieve sector? Hoe wordt gegarandeerd dat het ook echt bij hen terechtkomt? Hoe staat het met de bestuurlijke afspraken die hierover zouden worden gemaakt? In hoeverre en op welke manier worden deze afspraken gecommuniceerd?
Door de verlengde duur van de crisis is het steeds meer een doel geworden om, behalve instellingen, ook zelfstandigen in de sector aanvullend te ondersteunen. Via de steunpakketten voor cultuur is gericht steun gekomen voor makers en zelfstandigen. Onze steunmaatregelen zijn aanvullend aan het generiek beleid: NOW voor werknemers, en voor zelfstandigen, de TOZO, de TONK en de TVL.
We doen dit via organisaties die al financiële relaties hadden met deze doelgroep:
• de Rijkscultuurfondsen
• het collectief beheer van auteursrechten via het Steunfonds Rechtensector
• het Programma PPO (permanenten professionele ontwikkeling) en
• de cultuurleningen van Cultuur+Ondernemen
Deze geldstromen zijn met de komst van het vijfde steunpakket verder ondersteund en verbreed. Er zijn ook middelen beschikbaar gesteld om opdrachtgevers in de sector te ondersteunen. Zodat ze kunnen blijven produceren, opdrachten kunnen blijven verstrekken en ook essentiële ketenpartners kunnen ondersteunen.
Ook via gemeenten zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld om steun te geven aan de lokale infrastructuur, inclusief zelfstandigen.
Zoals ook in het laatste cultuur en coronadebat gemeld, hebben circa 10.000 makers en creatieve professionals gebruik kunnen maken van de steunregelingen van de cultuurfondsen.
De middelen die in eerste instantie geoormerkt zijn voor leningen aan zelfstandigen, zijn nog niet volledig uitgeput en kunnen nog worden aangevraagd. Met de bijdrage aan het Programma PPO hebben afgelopen jaar ruim 10.000 werkenden steun ontvangen voor hun professionele ontwikkeling. Het betreft dan vooral zelfstandigen maar ook andere beroepen dan alleen makers. De eerste tranche van € 5 miljoen voor het Steunfonds Rechtensector heeft tenminste 13.000 makers, uitvoerenden en creatieve professionals geholpen om hun creatieve werkzaamheden te blijven verrichten. Daarna is de steun met nogmaals € 10 miljoen opgehoogd. Ook is er de zogeheten suppletieregeling, die het mogelijk maakt voor opdrachtgevers om zzp’ers zo volledig mogelijk door te betalen voor verstrekte opdrachten.
Met betrekking tot de bestuurlijke afspraken is met de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK) en de Vereniging van Vrije Theaterproducenten (VVTP) afgesproken dat middelen uit de steunpakketten zelfstandigen zo volledig mogelijk worden doorbetaald. De Taskforce Culturele en Creatieve Sector heeft daarnaast voorgesteld om te komen tot een breder kader voor meer sectoren; om ook daar te zorgen voor een eerlijke verdeling van de steun onder alle betrokkenen. Ik ben nog in gesprek met de Taskforce over de manier waarop we daarin een volgende stap kunnen zetten. Ik zal de uitkomsten daarvan ook bespreken met de andere overheden. Ik ga ervan uit dat de bij de Taskforce aangesloten partijen deze afspraken zullen communiceren.
2
Hoe ziet de compensatieregeling van het Fonds Podiumkunsten voor podia en organisatoren die te maken kregen met een capaciteitsbeperking eruit? Zit er verschil tussen de compensatieregeling voor de periode november en de periode in 2022?
In de periode november 2021 tot en met maart 2022 is er sprake van drie compensatieregelingen, toegesneden op de beperkende maatregelen die golden op dat moment. Alle drie de regelingen bieden compensatie tot 85% van de misgelopen recetteopbrengsten minus de wel ontvangen kaartverkoopinkomsten. De regeling voor de periode van 13 november tot 28 november kon worden aangevraagd door podia. De regeling voor de periode van 28 november tot en met 31 januari kon worden aangevraagd door producenten van professionele voorstellingen en concerten. Met deze regelingen werd ook compensatie geboden voor vanwege de beperkende maatregelen geannuleerde voorstellingen. De regeling voor de periode van 1 februari tot en met 8 maart wordt nog ontwikkeld door het Fonds Podiumkunsten, in lijn met de eerdere regelingen. Het Fonds Podiumkunsten heeft op 11 februari 2022 gecommuniceerd over de kaders van deze regeling. Het gaat wederom om een tegemoetkoming tot 85% van de misgelopen recetteopbrengsten minus de wel ontvangen kaartverkoopinkomsten. Deze regeling is gericht op activiteiten die doorgang vinden. Om ruimte te geven voor het opstarten van activiteiten is het mogelijk compensatie aan te vragen voor geannuleerde voorstellingen die voor of op 15 februari plaats zouden vinden.
3
Waarom is de maatschappelijke diensttijd bij het overhevelen van VWS2 naar OCW3 onder artikel 4 (Middelbaar beroepsonderwijs) geplaatst, terwijl het onder de verantwoordelijkheid valt van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs?
In eerste instantie zijn de middelen voor het maatschappelijke diensttijd programma onder artikel 4 geplaatst ten behoeve van de continuïteit van het programma. Nu definitief is besloten dat de verantwoordelijkheid onder de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (MPVO) valt, zullen de budgettaire middelen voor MDT onder de portefeuille van MPVO worden belegd. Dit zal in principe onder artikel 3 zijn. Dit heeft geen gevolgen voor de inhoud van het programma. De maatschappelijke diensttijd is en blijft voor alle jongeren.
4
Betekent de plaatsing van de maatschappelijke diensttijd onder artikel 4 (Middelbaar beroepsonderwijs) dat deze enkel beschikbaar is voor mbo-studenten en niet langer voor alle jongeren?
Zie het antwoord op vraag 3.
5
Waarom is er niet voor gekozen om de maatschappelijke diensttijd bij het overhevelen van VWS naar OCW onder artikel 3 (voortgezet onderwijs) te plaatsen, zodat het beschikbaar en mogelijk is voor alle jongeren?
Zie het antwoord op vraag 3.
6
Op welke manier zal de suppletieregeling, waar 40 miljoen euro aan wordt toegevoegd, worden vormgegeven? Is dit een nieuwe suppletieregeling?
Zie het antwoord op vraag 2.
7
Wanneer wordt bekend hoe de suppletieregeling eruit gaat zien?
Het Fonds Podiumkunsten streeft ernaar de suppletieregeling voor de periode van 1 februari tot en met 8 maart in maart te publiceren.