Gepubliceerd: 9 februari 2022
Indiener(s): Tunahan Kuzu (DENK)
Onderwerpen: arbeidsvoorwaarden werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36004-5.html
ID: 36004-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 9 februari 2022

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

Algemeen

1

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Uitbreiding recht op waardeoverdracht klein pensioen

3

 

3.

Uitbreiding recht op afkoop klein pensioen

5

 

4.

Invoering recht op afkoop kleine nettopensioenen en afkoop kleine nettolijfrenten

6

 

5.

Relatie met stelselherziening pensioenwetgeving

7

 

6.

Gegevensbescherming

7

 

7.

Doenvermogentoets

7

 

8.

Regeldruk

8

 

9.

Internetconsultatie

8

 

10.

Toezicht- en uitvoeringstoetsen

8

       

II.

Artikelsgewijs

8

I. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij stellen nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel waarin de regeling voor waardeoverdracht, de afkoop van kleine pensioenen en de afkoop van nettolijfrentes mogelijk wordt gemaakt. Deze leden hebben daar nog een aantal vragen bij.

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetvoorstel tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein netto pensioen en netto lijfrente.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat er gebeurt met het klein pensioen in de situatie van overlijden van de deelnemer voor het behalen van de pensioengerechtigde leeftijd, deze leden vragen zich af of het opgebouwde klein pensioen dan automatisch wordt opgenomen of omgezet in nabestaandenpensioen of direct wordt uitgekeerd aan nabestaanden, en bij wie ligt er dan een keuzemogelijkheid.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of deze wijzigingen die gemaakt worden in de Pensioenwet één op één worden overgenomen in de Wet toekomst pensioenen en anders complementair zijn aan deze nieuwe wet waarin het pensioenstelsel opnieuw wordt ingericht.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel en hebben hierover op dit moment geen aanvullende vragen.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente.

De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarover enkele vragen.

Het lid van de fractie-Den Haan heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel en begrijpt de logica van het wetsvoorstel. Wel vraagt dit lid zich af hoe de regering de toekomst van het nettopensioen ziet. Het blijft fiscaal een zeer lelijk eendje dat nooit een zwaan zal worden, zoveel is wel duidelijk.

1. Inleiding

Het is volgens de leden van de D66-fractie goed dat de regering gebruik maakt van de gelegenheid om een afspraak uit het pensioenakkoord uit te werken en de mogelijkheid tot het afkopen van kleine nettolijfrentes introduceert. De leden van de D66-fractie vragen naar een beeld van het aantal mensen dat hierdoor een nettolijfrente af kan kopen. Voorts vragen deze leden, in bredere zin, naar de communicatie over deze wijzigingen richting pensioengerechtigden.

De leden van de PVV-fractie vragen de regering naar het draagvlak onder pensioendeelnemers voor dit voorstel. Tevens vragen de leden van de PVV-fractie uitgebreider toe te lichten hoe de keuzevrijheid van de pensioendeelnemer is geborgd bij het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie zien in deze wetswijziging vooral een manier om administratieve lasten van uitvoerders te verlichten, ziet de regering dat ook zo en kan de regering aangeven op welke manier de deelnemers voordeel hebben aan deze wetswijziging?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven om hoeveel pensioenen het gaat, wat de waarde is van de totale portefeuille klein pensioen en hoeveel pensioenfondsen en verzekeraars hiermee te maken hebben. Deze leden vragen de regering voorts aan te geven wat het verschil is tussen pensioenfondsen en verzekeraars als het gaat om de portefeuille klein pensioen zowel in omvang als uitvoering.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven wat de kostenimplicaties voor pensioenfondsen en verzekeraars zijn bij wijziging van deze wet. Deze leden verzoeken de regering dus om een bredere uiteenzetting van de financiële consequenties van deze wetswijziging dan nu wordt weergegeven in de memorie van toelichting.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie zijn er voorstander van om kleine pensioenen zo veel als mogelijk samen te voegen. Op die manier wordt voorkomen dat meerdere pensioenuitvoerders administratiekosten in rekening brengen op het pensioen en kan er worden belegd met de kans op meer rendement. Echter deze leden zouden van de regering willen weten of dit samenvoegen ook daadwerkelijk gaat leiden tot meer rendement voor de deelnemers. Is de regering bereid om dit bij te houden en hier jaarlijks over te rapporteren?

Deze leden constateren echter wel dat bij dit wetsvoorstel er veelal vanuit de pensioenuitvoerder wordt beredeneerd. Is de regering het eens dat het voor deelnemers ook positief kan zijn om kleine pensioenen te hebben bij verschillende pensioenfondsen? Klopt het dat er met dit wetsvoorstel het risico ontstaat dat kleine («onrendabele») pensioenen naar een pensioenuitvoerder kunnen worden geschoven die mogelijk een lager beleggingsrendement realiseren?

Kan de regering een overzicht van de voors en tegens geven van dit wetsvoorstel voor actieve en passieve deelnemers met een gemiddeld tot bovengemiddeld pensioen en daarnaast voor actieve en passieve deelnemers met een onvolledig tot een benedengemiddeld pensioen, zoals werknemers met flexbanen, zelfstandigen die een gedeeltelijk pensioen hebben opgebouwd, werknemers die parttime werken en werknemers die in het buitenland hebben gewoond?

2. Uitbreiding recht op waardeoverdracht klein pensioen

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de regering heeft overwogen om de afkoop van een klein ingegaan ouderdomspensioen (met instemmingsrecht van de deelnemer) toch weer mogelijk te maken in de voorliggende wet, aangezien daar nu geen waardeoverdracht voor mogelijk is. De leden van de VVD-fractie zouden graag willen weten wat de eventuele bezwaren zijn, en of (indien er geen bezwaren zijn) dit alsnog mogelijk gemaakt zou kunnen worden.

Bij Defined Contribution (DC)-regelingen bij verzekeraars hebben deelnemers ieder jaar de keuze om de premie direct aan te wenden voor een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat deze bepaling voor DC-regelingen bij verzekeraars betekent. Mogen verzekeraars bij DC-regelingen voor deelnemers die de premie direct hebben aangewend voor een vastgestelde uitkering gebruik maken van het recht op automatische waardeoverdracht? Of mogen verzekeraars bij DC-regelingen alleen de kleine pensioenen overdragen van de deelnemers die niet hebben gekozen voor directe aanwending voor een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum?

De leden van de D66-fractieonderschrijven de tweeledige doelstelling van de Wet waardeoverdracht klein pensioen en zien uit naar de kostenvermindering in de praktijk. Deze leden zien dat de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren sterk is veranderd, waardoor mensen niet langer hun hele leven lang voor hetzelfde bedrijf werken, maar vaker van bedrijf of zelfs van sector wisselen. Daarom kijken deze leden uit naar de Wet toekomst pensioenen, waarna het voor mensen eenvoudiger wordt om het pensioen dat is opgebouwd bij een werkgever in een sector mee te nemen naar een werkgever in een andere sector. Met dit in het achterhoofd zijn de leden van de D66-fractie geïnteresseerd in het beeld van de regering over de houdbaarheid van de sectorale indeling in pensioenfondsen per bedrijf of bedrijfstak. Kan de regering ingaan op de barrières die nog bestaan om over te stappen op een zorgverzekeringsmodel, waarin iedereen pensioen opbouwt en zelf kan kiezen waar hij of zij pensioen opbouwt, bij gereguleerde fondsen, zo vragen deze leden.

Dat de Stichting van de Arbeid en vertegenwoordigers van pensioenfondsen hebben aangegeven dat er aanleiding is om de wet te herzien stemt de leden van de D66-fractie tevreden. Deze leden zien het als iets positiefs dat problemen in de uitvoering of in dit geval kansen voor kostenreductie de aanleiding zijn om de wet te herzien. Deze leden vragen naar de gevolgen die dit heeft voor de deelnemers. Heeft de regering afspraken gemaakt met de Stichting van de Arbeid en vertegenwoordigers van pensioenfondsen dat de reductie in kosten moet betekenen dat de pensioenen gaan groeien, zo vragen deze leden.

Het afkopen van kleine pensioenen zal niet direct leiden tot forse problemen voor mensen zodra zij hun pensioenleeftijd bereiken, al kan een stapeling van het afkopen van kleine pensioenen dat effect wel hebben, voorzien de leden van de D66-fractie. In bredere zin kan beperkte pensioenopbouw door een periode in het buitenland, een periode als zelfstandige zonder personeel (zzp’er) of op latere leeftijd naar Nederland te zijn gekomen (bijvoorbeeld als vluchteling) betekenen dat mensen, zodra zij de pensioenleeftijd bereiken, te maken krijgen met een laag pensioen. De leden van de D66-fractie zien verschillende regelingen om het pensioen van mensen aan te vullen, maar constateren dat mensen vaak pas op latere leeftijd aan hun pensioen gaan denken. Hoe kan de regering ervoor gaan zorgen dat mensen die minder pensioen opbouwen dan zij verwachten, in de tweede pijler maar wellicht ook in de eerste pijler, daar tijdig over worden geïnformeerd en eraan worden herinnerd dat zij stappen kunnen zetten om hun pensioenopbouw te herstellen, bijvoorbeeld in de derde pijler, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader toe te lichten hoe de bijbetaalverplichting voor verzekeraars werkt in het geval van inwerkingtreding van deze wetswijziging. Dit lijkt te maken te hebben met het ontbreken van de collectieve waardeoverdracht, de leden van de CDA-fractie vragen de regering of deze bijbetaalverplichting ook nog geldt onder het nieuwe pensioenstelsel aangezien daarin meer individuele keuzevrijheden worden geboden. Deze leden vragen dus of deze regel, met een ontstaansgeschiedenis op individuele basis, in het nieuwe stelsel juist beter geregeld zal gaan voorkomen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of er na deze wetswijziging geen langdurige aanwezigheid van kleine pensioenen in de portefeuilles van pensioenfondsen en verzekeraars meer zal ontstaan omdat pensioenfondsen en verzekeraars tijdig zullen ingrijpen en de eigen deelnemers op de hoogte zullen brengen van de mogelijkheden en voordelen om tot waardeoverdracht of uitkering over te gaan.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie zijn positief over het uitbreiden van het recht op waardeoverdracht van kleine pensioenen. Deze leden lezen dat na vijf onsuccesvolle pogingen tot waardeoverdracht er de mogelijkheid komt voor de pensioenuitvoerder om toch een klein pensioen af te kopen. Deze leden horen graag wat mogelijke redenen zijn dat er geen automatische waardeoverdracht kan plaatsvinden. Wat wordt verstaan onder «pogingen»? In hoeverre kan worden geoordeeld dat deze «poging» ook daadwerkelijk een serieuze poging om het pensioen over te dragen dient te zijn? Is de regering het eens dat er een (financiële) prikkel bij een pensioenuitvoerder kan zijn om deze pogingen niet te laten slagen? Klopt het dat het risico kan bestaan dat bij afkoop van een pensioen een persoon een lagere toeslag kan ontvangen of meer belasting moet betalen? Wordt dit risico ook actief meegenomen in de communicatie naar pensioendeelnemers waarvan het pensioen wordt afgekocht? Kan de regering toelichten welke andere samenhangende dekkingen voor partner en/of kinderen eventueel bij een afkoop pensioenen weg kunnen vallen? Wat zijn de risico’s die personen hierdoor lopen? Is de regering bereid om dit risico ook door pensioenuitvoerders actief onder de aandacht te brengen?

De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de gevolgen van het wetsvoorstel voor (gewezen) deelnemers. Een waardeoverdracht kan ook negatieve gevolgen hebben voor (gewezen) deelnemers. Daar wordt in de memorie van toelichting nauwelijks op ingegaan, graag zien deze leden op dit punt een reflectie van de regering.

Het lid van de fractie-Den Haan vraagt of de regering kan garanderen dat de aanspraken bij overdracht van kleine pensioenen niet worden aangetast. Het argument dat het hier slechts om kleine polissen gaat, beperkt ook de financiële impact voor de werkgever/het pensioenfonds of de verzekeraar die het overdragen in gang zet. Ook de eventuele bijbetaling door werkgevers zal derhalve beperkt zijn.

Kan de regering inzicht geven dat deze wetswijziging, zoals door betrokken instanties is aangegeven, geen positieve invloed heeft op het resultaat van de verzekeraar of het pensioenfonds? De lasten worden immers altijd doorberekend.

Vanwege het feit dat gesteld wordt dat kleine polissen worden uitgehold door de kosten die jaarlijks gemaakt moeten worden, wil de regering zich dan inspannen om de kosten die voor de afkoop in rekening wordt gebracht te limiteren, zodat niet alsnog door eenmalige kosten de waarde wordt uitgehold? Overigens worden bij collectieve overdracht geen kosten berekend.

3. Uitbreiding recht op afkoop klein pensioen

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of er een verschil is voor pensioenfondsen en verzekeraars als het gaat om deze uitbreiding van het recht op afkoop van klein pensioen.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren dat er is gekozen voor het uitbreiden van het recht op het afkopen van kleine pensioenen. Wat is de reden dat er niet voor is gekozen dat «niet afkopen» behoudens expliciete instemming van vóór 1 januari 2007 de default is? Is de regering het met deze leden eens dat het hierdoor juist ingewikkelder wordt om met twee verschillende systemen te werken? Is de regering bereid ook om bij de afkoop van kleine pensioenen van voor 1 januari 2007 actieve instemmingen te realiseren?

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie begrijpen dat er is gekozen voor een afkoopbedrag van 503,24 euro bruto in 2021. Kan de regering toelichten hoe dit bedrag tot stand is gekomen? Wordt dit bedrag jaarlijks met de inflatie verhoogd? Kan het gebeuren dat een persoon meerdere kleine pensioenen, onder het afkoopbedrag, heeft waardoor er uiteindelijk vrijwel geen pensioen overblijft als al deze kleine pensioenen worden afgekocht? Hoeveel pensioen zou een bedrag van 503,24 euro ongeveer opleveren als dit 40 jaar rendeert? Verder vragen deze leden de regering of er overleg met de Stichting van de Arbeid is gevoerd over de voor- en nadelen van de hoogte van dit afkoopbedrag.

Het lid Omtzigt vraagt aandacht voor een eerder aangenomen wetsvoorstel over de afkoop van pensioenen, namelijk het voorstel om 10% ineens af te kopen. Bij de behandeling van dat wetsvoorstel waren er twee grote open eindes: het feit dat het Algemene Ouderdomswet (AOW)-percentage in het jaar dat de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, afhankelijk is van de geboortemaand en het feit dat de marginale druk soms heel hoog is.

Voor het eerste probleem bood de tweede nota van wijziging uitkomst. Iedereen kon kiezen om de eenmalige afkoop in februari van het jaar te doen na het bereiken van de AOW-leeftijd. Zo worden mensen niet gedwongen om AOW-premie over een pensioenuitkering te betalen.

Over het tweede probleem heeft het lid Omtzigt nog geen brief gezien. Vooral mensen met een laag inkomen zullen veel last krijgen van een hoge marginale druk, die vooral door de huurtoeslag veroorzaakt wordt.

Het lid Omtzigt herhaalt de waarschuwing dat wanneer iemand met een relatief laag inkomen voor afkoop van 10% van het pensioen kiest, hij te maken kan krijgen met een heel hoog marginaal tarief bij een laag inkomen. Dit lid kan dat toelichten met een voorbeeld.

Een man, eenverdiener met een zieke partner die twee jaar jonger is, weet dat de eerste twee (of twee jaar en drie maanden als de AOW-leeftijd omhoog gaat) van zijn pensioen bijzonder karig zullen zijn. Hij krijgt immers wel de AOW-uitkering voor gehuwden. Aangezien zijn echtgenote geen inkomen heeft, moeten zij echt de toeslagen (huurtoeslag en zorgtoeslag) gebruiken. De 10% uitkering alleen lijkt aantrekkelijk, maar betekent wel belasting betalen (marginaal tarief van bijna 20%) en het verlies van toeslagen, waardoor er meer dan de helft weer ingeleverd moet worden.

Het eerste voorstel wordt nu ingetrokken en ingeperkt door de regering, nog voordat de wet ingaat. Het is dus een voorbeeld van een snelle nota van wijziging die toch niet blijkt te werken. En het tweede is nog niet opgelost.

Gaat de afkoop dan wel werken en is de wet wel uitvoerbaar, zo vraagt het lid Omtzigt, en zou het niet logischer zijn om gewoon een standaard eindheffing van toepassing te laten zijn?

Graag zou dit lid wat voorbeelden ontvangen van hoe de afkoop nu uitwerkt en wat de handelingsperspectieven van mensen zijn als ze ineens heel veel van hun inkomen kwijtraken.

4. Invoering recht op afkoop kleine nettopensioenen en afkoop kleine nettolijfrenten

De leden van de CDA-fractie constateren dat de tussentijdse afkoop van kleine nettopensioenen mogelijk is gemaakt om te voorkomen dat de deelnemer inteert op zijn opgebouwde vermogen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de betreffende deelnemers ook op deze situatie worden gewezen en gaat het dan om de totale pensioenopbouw of enkel om dit kleine nettopensioen. Deze leden vragen de regering of er een informatieplicht rust op de uitvoerders zodat deelnemers de juiste keuze kunnen maken en niet achteraf worden geconfronteerd met een pensioentekort.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen de regering of het klopt dat kleine nettopensioenen nu niet onder het automatische recht op waardeoverdracht worden ondergebracht, indien er sprake is van een nieuwe werkgever met een nettopensioenregeling. Zo nee, wat is de reden daartoe?

Is de regering het met het lid van de fractie-Den Haan eens dat als er meerdere kleine polissen geclusterd zijn afgesloten, men naar het totale belang van een individu moet kijken en niet naar individuele posten apart om te beoordelen of het hier om een klein pensioen gaat?

Ziet de regering mogelijkheden, ten behoeve van het beperken van de handlingskosten en ten gunste van het overzicht, om ook kleine pensioenen in polissen of rechten uit verschillende regimes (voor en na brede herwaardering, 2001, 2006 en alle aanpassingen in de tijd) samen te voegen?

5. Relatie met stelselherziening pensioenwetgeving

De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat deze wetswijziging de toekomstige stelselwijziging van de Wet toekomst pensioenen zal vereenvoudigen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven hoe deze wetswijziging precies aansluit op het pensioenakkoord en de aanstaande wetgeving die daarbij hoort. Deelt de regering de mening van de CDA-fractie dat het overzicht voor deelnemers over het opgebouwde pensioen eenvoudiger wordt met deze wetswijziging, hetgeen een belangrijk uitgangspunt is van het pensioenakkoord?

6. Gegevensbescherming

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de aard of omvang van de benodigde verwerking van persoonsgegevens niet verandert, wel het aantal gevallen waarin de pensioenuitvoerder de nodige persoonsgegevens moet verwerken. De leden van de CDA-fractie vragen de regering om hoeveel gevallen dat gaat.

7. Doenvermogentoets

De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat nieuwe regelgeving begrijpelijk is voor mensen die het betreft. Voor de regering is dat ook van belang, deze verwijst in de memorie van toelichting dan ook naar het Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) rapport «Weten is nog geen doen». De leden van de CDA-fractie vragen de regering nadrukkelijk om, wanneer blijkt dat deze aanpassing van de wet niet toereikend is en deelnemers om wat voor reden dan ook de dupe worden, hierop te acteren. Deze leden vragen of hiervoor een evaluatiemoment is voorzien en hoe wordt gecontroleerd of het reële doenvermogen van de deelnemers ook overeenkomt met de toets die is gedaan.

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft in het kader van het beperkte doenvermogen van deelnemers aandacht gevraagd voor de wettelijk borging van de keuzebegeleiding, dit met het oog op de uitbreiding van het recht op afkoop van kleine pensioenen. Die borging is opgenomen in het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen, aldus de regering. De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven hoe deze borging is opgenomen in de Wet toekomst pensioenen en hierover dus een nadere toelichting te geven.

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de gevolgen van het wetsvoorstel voor het doenvermogen van (gewezen) deelnemers. Deze leden lezen dat het beroep op het doenvermogen niet groot zal zijn; de deelnemer hoeft slechts in te stemmen met de overdracht. Zoals al eerder aangegeven kan een waardeoverdracht ook negatieve gevolgen hebben voor (gewezen) deelnemers. Is de regering van mening dat (gewezen) deelnemers voldoende inzicht moeten hebben in de gevolgen, voordat zij in kunnen stemmen met een overdracht? Hoe wordt het noodzakelijke inzicht voor (gewezen) deelnemers in de gevolgen van een overdracht gewaarborgd?

8. Regeldruk

9. Internetconsultatie

10. Toezicht- en uitvoeringstoetsen

De AFM vraagt aandacht voor de wettelijke borging van keuzebegeleiding, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Dit is opgenomen in de voorlopige Wet toekomst pensioenen, artikel 48a. Het onderhavige wetsvoorstel treedt naar verwachting echter eerder in werking dan de Wet toekomst pensioenen. Op welke wijze wordt de keuzebegeleiding uit het voorlopige artikel 48a Wet toekomst pensioenen dan reeds geborgd bij het onderliggende wetsvoorstel?

II. Artikelsgewijs

Artikel I en II, onderdeel D

De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 70a lid 1 dat een pensioenuitvoerder het recht heeft op automatische waardeoverdracht van de kleine pensioenen die ontstaan zijn door een individuele beëindiging. In het nieuwe lid 2 is te lezen dat een pensioenuitvoerder het recht heeft op automatische waardeoverdracht van de kleine pensioenen die ontstaan zijn door een collectieve beëindiging.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of dit twee afzonderlijke rechten zijn. Kan een pensioenuitvoerder er bijvoorbeeld voor kiezen om wel de kleine pensioenen, ontstaan door een individuele beëindiging, over te dragen, en geen gebruik te maken van zijn recht om kleine pensioenen, ontstaan door een collectieve beëindiging, over te dragen? Of moet de uitvoerder per regeling één keuze maken die geldt voor beide soorten kleine pensioenen?

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie, Blom