Gepubliceerd: 15 december 2021
Indiener(s): Attje Kuiken (PvdA)
Onderwerpen: gezondheidsrisico's zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35979-7.html
ID: 35979-7

Nr. 7 VERSLAG

Vastgesteld 15 december 2021

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Goedkeuringswet vierde verlenging geldingsduur Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 nog onverminderd nodig is, waaronder paragraaf 3a: Coronatoegangsbewijzen, omdat een goede juridische basis nodig is om maatregelen te kunnen nemen die bijdragen aan het beperken van de verspreiding van het coronavirus. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Goedkeuringswet vierde verlenging geldingsduur Tijdelijke wet maatregelen covid-19 en hebben hierover nog een enkele vraag.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

De goedkeuringswet verlengt de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) tot 1 maart 2022. De leden van de VVD-fractie steunen de verlenging, omdat dit gelet op de onzekerheid rondom het coronavirus helaas nog steeds noodzakelijk is om maatregelen te kunnen treffen. Deze leden hebben echter wel behoefte aan meer duidelijkheid voor de lange termijn en toekomstige pandemieën. Wanneer kan hierover meer duidelijk zijn, zo vragen zij de regering.

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat maatregelen niet langer dan noodzakelijk blijven en dat geldt ook voor de onderhavige wet. Genoemde leden beseffen echter ook dat het voor «het leven met het coronavirus» in de toekomst helaas noodzakelijk kan zijn om maatregelen in de gereedschapskist te hebben om, zodra er (landelijk of regionaal) weer een uitbraak is, deze snel in te kunnen zetten om uitbraken direct te kop in te kunnen drukken. De leden van de VVD-fractie willen graag van de regering weten welke maatregelen dit zijn. Hoe wil de regering dit voor de toekomst gaan regelen? Het kan namelijk niet de bedoeling zijn om de Tijdelijk wet maatregelen covid-19 telkens maar weer te moeten blijven verlengen.

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid (Wpg) in verband met een sluitingsbevoegdheid ten aanzien van publieke en besloten plaatsen wegens een uitbraak1 naar de Kamer komt. De regering heeft aangegeven dit niet te willen doen en deze leden begrijpen dit niet. De regering geeft aan dat er andere manieren zijn om dit soort locaties te sluiten. Welke zijn dit dan? Kan de regering aangeven wanneer hier gebruik van is gemaakt? En kan de regering aangeven waarom het dan eerder wel noodzakelijk werd geacht de extra mogelijkheid in de wet op te nemen?

Genoemde leden lezen in artikel 58j, eerste lid, onder c, Wpg dat de werkingsduur van de grondslag die ziet op het gebruik van publiek toegankelijke voorzieningen niet wordt verlengd. Waarom wordt deze niet verlengd? Waarvoor was dit artikel specifiek bedoeld? Hoe vaak is dit onderdeel ingezet in de afgelopen tijd?

De leden van de D66-fractie constateren dat er sprake is van een vierde verlenging van een tijdelijke wet. Een tijdelijke wet waarvan elementen wellicht doorgang gaan vinden in een permanente wet zodra er sprake is van een meer endemische fase van het coronavirus. Kan de regering uiteenzetten wanneer er volgens wetenschappers sprake is van een endemische fase? Is dat het moment dat het virus minder schadelijk is? Zo ja, hoe wordt dit gedefinieerd? Is dat wanneer slechts een x aantal personen in theorie nog ernstig ziek kan worden? Zo ja, bij welk aantal en is dat vergelijkbaar met de griep?

De leden van de D66-fractie vragen de regering wat de gevolgen zijn voor de Twm gegeven de langetermijnstrategie, zoals deze op 14 december jongstleden met de Kamer is gedeeld. Kan de regering uiteenzetten hoe zij de toekomst van de Twm voor zich zien?

De leden van de D66-fractie constateren dat maatregelen met betrekking tot het gebruik van publiek toegankelijke voorzieningen zoals publieke toiletten (artikel 58j, eerste lid, onder c, Wpg) wél is komen te vervallen per 1 december 2021, maar dat het op openbare plaatsen gebruiken of in bezit hebben van alcohol (artikel 58j, eerste lid, onder e, Wpg) niet is komen te vervallen. Dit terwijl het Outbreak Management Team (OMT) in hun 127e advies adviseerde om beiden te laten vervallen. Deze leden maken uit de het advies van Raad van State op dat ook zij adviseren om artikel 58j, eerste lid, onder e, Wpg te laten vervallen. Waarom acht de regering het dan tóch noodzakelijk om dit artikel, dat betrekking heeft op alcoholverkoop, in stand te houden? Argumentatie in dit kader is alleen terug te lezen in het nader rapport van de Raad van State en niet in de memorie van toelichting. De regering geeft aan dat dit een expliciet verzoek was van het eiland Bonaire, omdat een verbod op de verkoop en het nuttigen van alcohol kan bijdragen dat men zich beter houdt aan de basismaatregelen en dat men sociale contacten terugbrengt. Klopt het dat dit in strijd is met de wetenschappelijke aanbeveling van het OMT in hun 127e advies, die juist zegt dat het artikel geschrapt kon worden? Is de regering bereid nader toelichting te vragen aan het OMT over het wel of niet schrappen van artikel 58j, eerste lid, onder e, Wpg? Waarom was de regering eerst voornemens dit artikel helemaal te schrappen, maar is zij hierop teruggekomen door te zeggen dat het tóch voorstelbaar is dat artikel 58j, eerste lid, onder e, Wpg ook alsnog in het Europees deel van het Koninkrijk kan worden ingezet, zoals zij aangeeft in het nader rapport van de Afdeling advisering van de Raad van State.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om van alle artikelen van de Twm een overzicht te geven en aan te geven wanneer deze voor het laatst noodzakelijk was (c.q. nog gebruikt is), zodat er een overzicht komt van wetsartikelen die nog wel in de wet staan (zoals artikel 58j, eerste lid, onder e) maar niet meer worden ingezet. Dit zijn dus artikelen die ofwel niet worden gehandhaafd of artikelen die verwijzen naar een ministeriele regeling voorkomt, maar waarbij de invulling ontbreekt.

De leden van de SP-fractie hebben regelmatig benadrukt voorstander te zijn van een herziening van de Wpg, bijvoorbeeld via de aangenomen motie-Hijink2. Hoe staat het inmiddels met de uitvoering van deze motie? Wanneer verwacht de regering dat zij een wetsvoorstel voor deze herziening aan de Kamer kan voorleggen?

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Heller