Inleiding
De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) is op 1 december 2020 in werking getreden. Omdat bij de totstandkoming van de Twm onvoorzienbaar was hoe de epidemie en de bestrijding ervan zouden verlopen, werd voorzien in de mogelijkheid om de werkingsduur van de onderscheiden bepalingen van de Twm (of onderdelen daarvan) bij koninklijk besluit eerder te beëindigen dan drie maanden na inwerkingtreding (artikel VIII, tweede lid, Twm), maar ook om de werkingsduur bij koninklijk besluit te verlengen, steeds met ten hoogste drie maanden (artikel VIII, derde lid, Twm).
Het Besluit houdende de vierde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-191, ter goedkeuring waarvan het onderhavige voorstel dient, voorziet vanaf 1 december 2021 in de verlenging van de geldingsduur van het merendeel van de bepalingen van de Twm tot 1 maart 20222. Deze bepalingen zijn van toepassing in zowel Europees als Caribisch Nederland. Ingevolge artikel VIII, vierde lid, Twm, dient na plaatsing in het Staatsblad van een krachtens het derde lid vastgesteld koninklijk besluit onverwijld een voorstel van wet tot goedkeuring van dat koninklijk besluit bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal te worden ingediend3. Het onderhavige wetsvoorstel dient ter uitvoering hiervan. Indien een van de Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het wetsvoorstel besluit of het wetsvoorstel wordt ingetrokken, vervallen die bepalingen van de Twm met ingang van de tweede dag na de dag waarop het wetsvoorstel is verworpen of ingetrokken.
Het kabinet heeft het voornemen voor een vierde verlenging aangekondigd en op hoofdlijnen toegelicht in de standvanzakenbrief covid-19 van 2 november 2021.4
Op grond van artikel VIII, vierde lid, Twm is het horen van de Afdeling advisering van de Raad van State over het onderhavige voorstel van wet achterwege gebleven. Alvorens de voordracht voor het krachtens artikel VIII, derde lid, Twm vastgestelde koninklijk besluit is gedaan, is de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord over de actuele geldende maatregelen (artikel 58t van de Wet publieke gezondheid (Wpg)). In dat verband is aan de Afdeling voorts een ontwerp overgelegd van het koninklijk besluit houdende de vierde verlenging van bepalingen van de Twm. De Afdeling heeft op 10 november 2021 advies uitgebracht over de maatregelen. De Afdeling heeft zich in dat advies reeds uitgesproken over de noodzaak van een vierde verlenging van de Twm. De Afdeling acht het oordeel van de regering gerechtvaardigd dat het verlengen van verreweg de meeste bepalingen van de Twm is aangewezen. Hierbij betrekt de Afdeling dat de Twm ook noodzakelijk is voor de gefaseerde afschaling van de maatregelen.
Vierde verlenging van de werkingsduur van bepalingen van de Twm
Het OMT-advies naar aanleiding van het 127e OMT is voor de regering aanleiding om te concluderen dat de Twm vanaf 1 december 2021 nog nodig is. Uit de adviezen naar aanleiding van het 128e en 129e OMT blijkt ook dat de Twm nog nodig is. Het OMT gaat in het OMT-advies naar aanleiding van het 127e OMT onder meer in op zowel de korte termijn als de middellange termijn (winterperiode 2021/2022). Aangezien het vierde verlengingsbesluit betrekking heeft op de periode met ingang van 1 december 2021 wordt hieronder ingegaan op het daarop betrekking hebbende onderdeel van dat OMT-advies. Daarna wordt ingegaan op de adviezen naar aanleiding van het 128e en 129e OMT.
Het OMT adviseert naar aanleiding van het 127e OMT noch op korte termijn maatregelen te versoepelen, noch op langere termijn de mogelijkheid te laten vervallen om maatregelen in te kunnen stellen, behalve de maatregelen met betrekking tot het gebruik van publiek toegankelijke voorzieningen zoals publieke toiletten (artikel 58j, eerste lid, onder c, Wpg) en het op openbare plaatsen gebruiken of in bezit hebben van alcohol (artikel 58j, eerste lid, onder e, Wpg). Het OMT adviseert dit op basis van het in dat advies geschetste beeld van het verloop van de epidemie, het aantal meldingen, de Rt-waarde en de modellen over de verwachting van de ziekenhuis- en IC-opnamen (zoals hierboven en in het OMT-advies beschreven) en de onzekerheden door het momenteel uiteenlopen van de prognosemodellen. Deze prognoses schetsen een ongunstiger beeld voor de komende herfst- en wintermaanden dan eerder gemodelleerd, aldus het OMT-advies. Verder geeft het OMT aan dat er een grotere mate van onzekerheid is ten opzichte van eerdere modelleringen, waarbij ook een forse toename van ziekenhuis- en IC-opnames niet uitgesloten is. Het OMT geeft in het advies naar aanleiding van het 128e OMT aan dat zo spoedig mogelijk aanvullende maatregelen nodig zijn om de verdere toename van de ziekenhuis en daarmee IC-opnames te keren. Deze aanvullende maatregelen moeten, zo geeft het OMT aan, genomen worden om de transmissie van het virus af te remmen. Uit het OMT-advies naar aanleiding van het 129e OMT volgt dat het aantal infecties snel toeneemt, en dat het aantal ziekenhuis- en IC-opnames verder doorstijgt. Vanuit de modelleringen komt naar voren dat er een reductie van ruim 20–25% van de relevante contacten nodig is om de verspreiding van het virus te beheersen en de Rt onder de 1 te laten dalen. Het OMT adviseert aanvullende maatregelen om de transmissie te beperken om daarmee de kans op een overbelasting van de zorg te verkleinen, en te borgen dat kwalitatief goede zorg kan worden geleverd aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere zorg.
De regering acht verlenging van de Twm vanaf 1 december 2021 met drie maanden gerechtvaardigd, zodat met de nodige snelheid weer maatregelen getroffen kunnen worden indien de epidemiologische situatie in de komende winter daartoe zou nopen. De regering benadrukt dat het behouden van bepalingen van de Twm niet betekent dat op de grondslag van die bepalingen ook daadwerkelijk maatregelen genomen zullen worden in de winter van 2021/2022. Het kabinet zal telkens afwegen of maatregelen noodzakelijk (en evenredig) zijn (artikel 58b, tweede lid, Wpg). Het kabinet laat zich hierin adviseren door het OMT en er vindt een sociaalmaatschappelijk economische reflectie plaats. Via de in artikel 58c, Wpg, neergelegde procedureregels is bij besluitvorming over de maatregelen de parlementaire betrokkenheid geborgd.
Niet verlengd wordt de werkingsduur van de grondslag die ziet op het gebruik van publiek toegankelijke voorzieningen (artikel 58j, eerste lid, onder c, Wpg. Over dit artikel merkt het OMT in zijn advies naar aanleiding van het 127e OMT op dat deze kan vervallen. Wij volgen hierin het advies van het OMT en verlengen de werkingsduur van deze bepaling dan ook niet.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij het koninklijk besluit.
Deze toelichting wordt uitgebracht mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge