Kamerstuk 35976-30

Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op de motie van het lid Kröger in het kader van het wetgevingsoverleg Wet Nationaal Groeifonds en op het tweede nader gewijzigd amendement van het lid Leijten over het publiek toegankelijk maken van met de subsidie ontwikkelde kennis (Kamerstuk 35976-27)

Dossier: Tijdelijke regels inzake instelling van een Nationaal Groeifonds (Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds)

Gepubliceerd: 17 november 2022
Indiener(s): Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35976-30.html
ID: 35976-30

Nr. 30 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 november 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 28 maart 2022 inzake de reactie op de motie van het lid Kröger in het kader van het wetgevingsoverleg Wet Nationaal Groeifonds en op het tweede nader gewijzigd amendement van het lid Leijten over het publiek toegankelijk maken van met de subsidie ontwikkelde kennis’ (Kamerstuk 35 976, nr. 27).

De vragen en opmerkingen zijn op 21 april 2022 aan Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 15 november 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat, om de externe effecten van projecten op het klimaat te bepalen, in maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA’s) wordt gerekend met een CO2-prijs, afkomstig uit de Welvaart en Leefomgeving (WLO)-analyse van het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uit 2016. Er wordt hierin uitgegaan van een hoog reductiescenario en een laag reductiescenario. De CO2-prijs voor het lage scenario gaat uit van een reductie van 45 procent in 2050. De CO2-prijs voor het hoge scenario gaat uit van een reductie van 65 procent in 2050. In de Klimaatwet staat een doel opgenomen van 95 procent in 2050. De Klimaatwet zal nog worden aangescherpt. Is de Minister het ermee eens dat de reductie waarmee in de WLO-analyse wordt gerekend niet in de buurt komt van de ambities van het huidige kabinet?

De reducties die in de studie «Nederland in 2030–2050: twee referentiescenario’s – Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving»1 (kortweg WLO) genoemd worden, zijn geen doelen maar uitkomsten van scenario’s waarbij rekening is gehouden met het klimaatbeleid dat ten tijde van het opstellen van het scenario bekend was of verwacht werd. Het is duidelijk dat er ten opzichte van het beleid waarmee in de scenario’s rekening is gehouden aanvullend beleid nodig is om de doelstelling van 95% CO2-reductie uit de Klimaatwet te halen.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen wanneer er wordt gerekend met een te lage CO2-prijs. Immers, bij een te lage CO2-prijs komen duurzame projecten niet van de grond omdat ze onterecht niet als efficiënt worden gezien. Is de Minister bereid te werken met hogere CO2-prijzen die in ieder geval meer in lijn zijn met de ambities van het kabinet?

Naar aanleiding van de motie van het lid Kröger2 heeft overleg plaatsgevonden met het CPB en het PBL over actualisatie van de zogeheten efficiënte CO2-prijs. Zoals eerder met u gedeeld3, hebben het CPB en het PBL aangegeven de actualisatie van de WLO, die nodig is voor een actualisatie van de efficiënte CO2-prijs, niet eerder dan in 2024 te kunnen publiceren.

Het advies van het CPB en het PBL is om de WLO2015-scenario’s met bijbehorende efficiënte CO2-prijzen bij het gebruik van MKBA’s te blijven toepassen tot aan de integrale herziening van de WLO in 2024. De WLO2015-scenario’s bestaan uit een scenario Hoog, een scenario Laag en een 2-gradenonzekerheidsverkenning. De onderbouwing om met deze scenario’s te blijven werken, is dat voorkomen moet worden dat er maar één toekomstscenario wordt gehanteerd, omdat in dat geval onvoldoende inzicht gegeven wordt in de onzekerheden omtrent de uitkomsten. Deze onzekerheid betreft factoren als economische groei, energieprijzen en het toekomstige wereldwijde klimaatbeleid. Daarbij geven het CPB en het PBL aan dat de efficiënte CO2-prijzen gekoppeld zijn aan de mondiale CO2-reductie in de WLO-scenario’s. Daarmee is het wereldwijde klimaatbeleid relevant en niet alleen het Europese of Nederlandse beleid.

Hierbij benadruk ik dat beide planbureaus onafhankelijk zijn in de methodiek die ze gebruiken en de adviezen die ze op basis daarvan geven. Het kabinet bepaalt niet zelf wat een efficiënte CO2-prijs is.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat eerder is toegezegd dat er in 2021 een nieuwe WLO-studie zou uitkomen (Kamerstuk 35 570 XIX, nr. 4). Om onverklaarbare redenen maken deze leden uit de reactie van de Minister op dat dit niet is gebeurd en dat we nog eens twee jaar moeten wachten voordat de CO2-prijs de huidige ambities van het kabinet reflecteert. Kortom, dat tot aan 2024 projecten worden uitgevoerd waarmee alleen 45 tot 65 procent reductie in 2050 wordt behaald. Waarom is deze nieuwe WLO-studie er niet gekomen?

De planbureaus gaan over hun eigen werkprogramma en planning. De planbureaus hebben in 2020 de noodzaak voor een update van de WLO verkend en zijn in 2021 begonnen met de voorbereidende werkzaamheden daarvoor. De planning van deze nieuwe WLO loopt tot en met de publicatie ervan in het eerste half jaar van 2024.

Kan er een tussenoplossing worden gevonden? Die tussenoplossing ligt in principe klaar, aangezien in de kabinetsreactie is te lezen dat het CPB indien nodig een gevoeligheids-analyse uitvoert. Deze analyse is in lijn met de CO2-reductie, afgesproken in het Parijsakkoord. Ook zijn er genoeg onderzoeken geweest naar de juiste dan wel gewenste hoogte van de CO2-prijs, waar het CPB tot aan 2024 op terug kan vallen.

Er is geen tussenoplossing nodig aangezien er in situaties waar verwacht wordt dat de CO2-prijs een belangrijke rol speelt ook gebruik gemaakt kan worden van de prijzen die horen bij het 2-gradenscenario. Een aandachtspunt hierbij is dat de rest van de veronderstellingen in het scenario waarmee wordt gerekend, consistent moet zijn met de gehanteerde CO2-prijzen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af wat deze te lage CO2-prijs betekent voor bijvoorbeeld overheidsaanbestedingen. Is de Minister het ermee eens dat klimaatbaten te laag worden meegerekend en daarmee ook de beoordeling van investeringsplannen of overheidsaanbestedingen onzorgvuldig is en in het nadeel uitpakt van het tegengaan van klimaatverandering?

In situaties waar verwacht wordt dat de CO2-prijs een belangrijke rol speelt bij de keuze tussen beleidsvarianten kan gebruik gemaakt worden van de prijzen die horen bij het 2-gradenscenario. Daarmee wordt duidelijk of bij het hanteren van die prijs de besluitvorming anders zou uitvallen dan wanneer de prijzen uit WLO-hoog en WLO-laag worden gebruikt.

Kan er een indicatie komen van een actuele prijs, bijvoorbeeld gebaseerd op Emissions Trading System (ETS)-projecties? Zo berekende Trinomics in het kader van de SDE++ een middenwaarde van 93 euro per ton in 2030 in ETS (Rijksoverheid, 25 februari 2022 – https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/02/25/second-opinion-ets-prijs---eindrapport)

Zoals reeds met u gedeeld4, zijn de ETS-prijsramingen uit het Trinomics-rapport ongeschikt om de maatschappelijke kosten of baten van CO2-uitstoot respectievelijk -besparing af te wegen. De ETS-prijs is een marktprijs voor CO2-rechten die in delen van de economie verhandeld worden, en heeft daarmee een andere invalshoek dan de efficiënte CO2-prijzen in de WLO-scenario’s. Niet alle sectoren vallen binnen de reikwijdte van het ETS. Daarmee is deze prijs niet automatisch gelijk aan de maatschappelijke baten van CO2-reductie, op dit moment ligt de ETS-prijs daar onder.