Kamerstuk 35973-8

Verzoek tot aanhouding van de behandeling van de tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen en technische bepaling inreisregels

Dossier: Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met differentiatie in coronatoegangsbewijzen (Tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen)


Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2022

Bij uw Kamer zijn momenteel drie wetsvoorstellen in behandeling om als dat nodig is, het coronatoegangsbewijs ook in te kunnen zetten op de arbeidsplaats en in het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs en om in zeer risicovolle omgevingen uitsluitend te kunnen werken met coronatoegangsbewijzen op basis van een vaccinatie- of herstelbewijs. Het gaat om de wetsvoorstellen betreffende:

  • de tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen (Kamerstuk 35 971);

  • de wijziging van de Wet publieke gezondheid wegens het schrappen van het instemmingsrecht van medezeggenschapsorganen bij de inzet van coronatoegangsbewijzen (ctb) in het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs (Kamerstuk 35 972); en

  • de tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen (2G) (Kamerstuk 35 973).

Uw Kamer heeft naar aanleiding van het rapport van TU Delft e.a. vragen gesteld over de effectiviteit van het ctb en de omstandigheden waaronder de inzet het meest effectief is. Hieruit blijkt dat er vooral over de inzet van ctb’s die uitsluitend gebaseerd zijn op een vaccinatie- of herstelbewijs (2G) veel vragen leven. De beantwoording van deze feitelijke vragen is voorzien voor woensdag 2 februari aanstaande. Daarnaast heeft uw Kamer verzocht om een Technische Briefing met de bij dit rapport betrokken onderzoekers.

Naar aanleiding van het rapport van TU Delft e.a. (Kamerstukken 35 971, 35 972 en 35 973, nr. 11) en de vragen van uw Kamer daarover ben ik voornemens nader te laten onderzoeken in welke specifieke omstandigheden een coronatoegangsbewijs dat gebaseerd is op 2G ingezet kan worden, zodat het een proportionele maatregel kan zijn. Ook wil ik, zoals de onderzoekers ook adviseren, het model van het coronatoegangsbewijs, regelmatig actualiseren om recht te doen aan de ontwikkeling van de epidemie. Het rapport laat zien dat in de huidige epidemiologische situatie het verschil tussen de effectiviteit van 2G en 3G zodanig klein is dat er geen noodzaak is voor een spoedige invoering van een regeling die de inzet van een coronatoegangsbewijs gebaseerd op 2G, mogelijk maakt. Ik geef uw Kamer dan ook in overweging om in afwachting van dit vervolgonderzoek de behandeling van de tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen (Kamerstuk 35 973) vooralsnog aan te houden. Ik zal uw Kamer te zijner tijd infomeren over de uitkomsten van het nadere onderzoek, zodat het betreffende wetgevingstraject vervolgens op gebruikelijke wijze voortgezet kan worden.

Verder breng ik bij uw Kamer onder de aandacht dat per 1 februari aangepaste inreisregels gelden voor reizigers die vanuit een EU/Schengenland naar Nederland reizen en in het bezit zijn van een Digitaal Corona Certificaat (DCC) dat gebaseerd is op een vaccinatiebewijs. De Europese Commissie heeft op 21 december jl. per gedelegeerde handeling1 besloten om per 1 februari 2022 voor deze DCC’s een geldigheidsduur te bepalen. DCC’s die gebaseerd zijn op een vaccinatiebewijs worden voor het inreizen vanaf 1 februari 2022 alleen geaccepteerd als de primaire vaccinatiereeks minder dan 270 dagen geleden is voltooid of – als dit langer geleden is geweest – een boostervaccinatie is toegediend. Deze nieuwe regeling is als zodanig rechtstreeks werkend binnen de lidstaten. Daarom geldt de nieuwe regeling per vandaag ook voor het reizen naar Nederland vanuit een EU/Schengenland. Voor reizigers uit derde landen die hier bij aankomst een vaccinatiebewijs tonen, geldt deze nieuwe regeling vooralsnog nog niet. Hiervoor is een wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm) noodzakelijk. Op 28 januari jl. is uw Kamer per brief geïnformeerd dat deze regeling niet eerder in werking zal treden dan 4 februari aanstaande (Kamerstuk 25 295, nr. 1778), gelet op de gestelde vragen van de vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voorgestelde regeling. Als de regeling in werking treedt, geldt vanaf dat moment voor Europese reizigers en derdelanders weer hetzelfde regime.

Mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers