Vastgesteld 15 november 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen en hebben een aantal vragen en opmerkingen hierover.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wet delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van de stukken.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het wetsvoorstel delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen. Deze leden hebben hierbij enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel delegatiebepaling hersteloperatie toeslagen. Net als bij de wet delegatiebepaling schrijnende gevallen vinden deze leden het moeilijk om een beoordeling van het wetsvoorstel te maken, omdat nog onvoldoende bekend is over de inhoud.
De leden van de SP-fractie hebben met grote zorgen kennisgenomen van het wetsvoorstel dat voorziet in delegatiebepalingen inzake de hersteloperatie toeslagen. Deze leden hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel om via een algemene maatregel van bestuur drie aanvullende regelingen in de hersteloperatie op te zetten. Deze leden hebben hierover een aantal kritische vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel en heeft hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Het lid Omtzigt neemt met steeds meer verbazing kennis van het toenemende aantal compensatieregelingen en vergoedingen in het toeslagenschandaal en heeft enkele vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat de ouders adequaat worden gecompenseerd. Deze leden vragen aan de regering hoe het ingediende wetsvoorstel zich precies zal verhouden tot de (concept) wet hersteloperatie toeslagen? Loopt het ingediende wetsvoorstel hierop vooruit of kan het wetsvoorstel worden gezien als een zelfstandige wet?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering voorts om de inbreng (en de antwoorden daarop) van de leden van de VVD-fractie op de brief van de Staatssecretaris toeslagen en douane van 29 oktober 2021 inzake nieuwe regelingen gedupeerden (Kamerstuk 31 066, nr. 912) mee te nemen bij de wetsgeschiedenis van het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben vragen over de nut en noodzaak om op deze manier vooruit te lopen op wetgeving voor verdere regelingen en zouden eigenlijk de precieze vormgeving ervan integraal willen kunnen bekijken. Dit zou voor de leden van de D66-fractie kunnen leiden tot nadere vragen bij de uitwerking van de regelingen om goed die informatie te kunnen wegen bij de afwegingen ten aanzien van het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie vragen de regering voorts op welke termijn de regering verwacht de uitwerking van de delegatiegrondslagen van het ingediende wetsvoorstel te realiseren indien het wetsvoorstel per 1 januari 2022 in werking zou treden.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven wat de onderlinge samenhang is tussen de Wet delegatiebepalingen schrijnende gevallen, de Wet delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen en de (verzamel)wet hersteloperatie toeslagen? Overweegt de regering wetten in te trekken dan wel samen te voegen?
Allereerst vragen de leden van de CDA-fractie waarom het nodig is deze delegatiebepaling nu al in te voeren, terwijl de regering nog enkele maanden nodig heeft voor de uitwerking en ook al een wetsvoorstel in het kader van de hersteloperatie heeft aangekondigd. Dit mede in het licht van de prioriteit die de hersteloperatie kinderopvangtoeslagen en de herijking daarvan verdienen. Is de regering van plan voordat de herijking en hersteloperatie op orde zijn, reeds de aanvullende regelingen uit te gaan voeren, die mogelijk grote gevolgen zullen hebben voor de uitvoering, zeker als de uitvoering ook bij UHT belegd zal worden? En hoe loopt de uitwerking en uitvoering van deze regelingen samen met de herijking? De Raad van State wijst hier ook op, maar de regering gaat daar niet op in. En wanneer is de regering van plan het wetsvoorstel in het kader van de hersteloperatie in te dienen, is dat nog steeds voor het einde van het jaar? Wanneer beoogt de regering dat dit wetsvoorstel in werking treedt?
De Raad van State adviseert ook tot grondiger doordenken van de wijze waarop de wet nu wordt vormgegeven. Er ontstaat zo een allegaar van regelingen in verschillende juridische constructies. Voorgaande regelingen kwamen via beleidsbesluiten naar buiten, de voorliggende regelingen worden in een algemene maatregel van bestuur gegoten, terwijl de regering van plan is komende regelingen direct in een wet op te nemen. Hoe beoordeelt de regering dit? Is hier niet meer zorgvuldigheid vereist?
Als de regelingen in Algemene Maatregelen van Bestuur worden vormgegeven, zien de leden van de CDA-fractie vanwege de grote onzekerheid rondom de uitwerking en de uitvoering ook bij deze delegatiebepaling graag de toevoeging van een verzwaarde voorhang, zodat de Kamer niet wordt beperkt in haar middelen tot controle van wet- en regelgeving en democratische legitimering hiervan. Is de regering bereid deze verzwaarde voorhang middels een nota van wijziging aan de wet toe te voegen? Ook hechten de leden van de CDA-fractie er grote waarde aan bij de Algemene Maatregelen van Bestuur kennis te kunnen nemen van de adviezen van de Raad van State om een goede beoordeling te kunnen maken van de inhoud. Zoals ook al aangegeven bij de delegatiebepaling schrijnende gevallen kan de Kamer formeel gezien alleen kennisnemen van het rapport van de Raad van State op het moment van publicatie van een algemene maatregel van bestuur, terwijl de Kamer hier met inwerkingtreding van de Wet open overheid per 1 mei 2022 wel gewoon eerder inzicht in heeft. Kan de regering in overleg treden met de Raad van State om een praktische oplossing te bedenken om ook bij Algemene Maatregelen van Bestuur die voor die datum aan de Kamer worden gestuurd, het advies van de Raad van State ook inzichtelijk te maken, zodat dit kan worden meegenomen in de beoordeling? Zeker met zodanig ingewikkelde regelingen, die mogelijk grote gevolgen hebben hechten deze leden daaraan grote waarde.
De leden van de SP-fractie merken op dat de Raad van State hard is geweest in het oordeel over de nota van wijziging die nu als afzonderlijk wetsvoorstel voorligt. Zo adviseert de Raad van State om regelingen grondiger te doordenken. Kan de regering hierop reflecteren?
De leden van de SP-fractie vragen de regering voorts of alle mogelijke besluiten die omtrent gedupeerden worden genomen, aan het parlement worden voorgelegd en aldus worden besproken, waarin het parlement ook de mogelijkheid heeft om wijzigingen voor te stellen. Kan de regering hier uitsluitsel over geven?
De leden van de SP-fractie maken zich heel druk om het feit dat de uitvoering niet loopt zoals die aanvankelijk werd gepresenteerd. Deze leden wijzen erop dat er geen snel proces is gecreëerd, er geen ruimhartigheid is ingebouwd, de omkering van de bewijslast niet wordt toegepast, termijnen worden overschreden, er zijn heel veel commissies zijn en het ondoorzichtig is en er niet inzichtelijk wordt gemaakt op welke gronden besluiten worden genomen. De leden van de SP-fractie vragen de regering een bespiegeling op deze punten.
Tot slot vragen deze leden of de regering de beslisnotitie openbaar kan maken die bij dit wetsvoorstel behoort te worden gevoegd. Ook willen de leden van de SP-fractie inzage in het overleg dat vooraf is gegaan aan het wetsvoorstel: met wie is er contact geweest over deze vorm en welke juridische afwegingen hebben plaatsgevonden?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering wanneer de regering de Algemene maatregelen van Bestuur kan hebben uitgewerkt. Is de regering met deze leden van mening dat zorgvuldigheid hier boven snelheid gaat, mede gezien de problemen die ontstonden na de Catshuisregeling?
Het lid van de BBB fractie wil graag dat de regering nader ingaat op de verhouding tussen het ingediende wetsvoorstel, de Wet delegatiebepalingen schrijnende gevallen en het in december aangekondigde wetsvoorstel over de hersteloperatie toeslagen. Kan de regering de stand van zaken van het in december aangekondigde wetsvoorstel over de hersteloperatie toeslagen toelichten en de samenhang die dit heeft met het nu voorliggende wetsvoorstel?
Het lid van de BBB fractie wil ook graag dat de regering toelicht of naast de wens aan democratische legitimiteit en spoed om wettelijke duidelijkheid te geven aan betrokkenen er andere redenen zijn om thans een wetsvoorstel aan de Kamer aan te bieden in afwachting van een bredere wettelijke grondslag in december.
Het lid van de BBB fractie constateert dat het advies van de Raad van State adviseert te kiezen voor een grotere samenhang van de voorstellen in het ingediende wetsvoorstel met de bredere voornemens van de hersteloperatie toeslagen. Kan de regering aangeven in welke mate hier in het ingediende wetsvoorstel al aan is tegemoetgekomen?
Het lid Omtzigt constateert dat het ingediende wetsvoorstel de regering de mogelijkheid geeft om regelingen vast te stellen zonder deze bij wet te regelen. Dat is in de ogen van dit lid zeer onwenselijk en het zou veel beter zijn om uitgaven van honderden miljoenen of miljarden per wet te regelen en niet op deze wijze.
Dit lid wijst erop dat in eerste instantie de regering jarenlang weigerde om ouders op enige wijze tegemoet te komen. Problemen werden ontkend en bij de Donner-regeling werd de toenmalige coalitie voor het blok gezet. De Catshuisregeling was en is in de visie van dit lid een gedrocht. Dat wisten de Ministers op het Catshuis naar zijn mening ook: mensen met weinig schade kregen 30.000 euro. Mensen met veel schade moeten nog veel langer wachten. En er was niet gedacht aan mensen met schulden. De schuldeisers weten dat zij op dit moment alles kunnen terugvorderen en wel met alle aanvullende kosten die ze in rekening kunnen brengen.
De volgorde had naar de mening van het lid Omtzigt als volgt moeten zijn: eerst uitzoeken wat er is gebeurd, of er een onrechtmatige daad is begaan en dan overgaan tot een compensatieregeling.
Nu wordt constant heen en weer gegaan tussen het ontdekken van nieuwe problemen, het gehaast aanpassen van de compensatie en dan weer het ontdekken dat de regeling problemen veroorzaakt.
Daarom vraagt het lid Omtzigt aan de regering om ervoor te zorgen dat een aantal problemen duidelijk is voordat dit wetsvoorstel wordt behandeld: hoe groot is het probleem van uithuisplaatsingen en hoe wordt dat integraal meegenomen in de oplossing voor gezinnen? Is er, maar aanleiding van de door de Kamer aangenomen motie hierover, al een onderzoeksvoorstel over de uithuisplaatsingen die de regering met de Kamer kan delen?
Kan de regering het beloofde overzicht van onrechtmatige daden met de Kamer delen?
Voorts wenst het lid Omtzigt een antwoord op de navolgende vragen: Was het stopzetten van de kinderopvangtoeslag bij een aantal ouders onrechtmatig? Was het niet aangeven welke documenten geleverd dienden te worden onrechtmatig? Was het aanleveren van onvolledige dossiers bij de rechtbank onrechtmatig? Is het niet leveren van het volledige dossier een onrechtmatige daad?
En ten aanzien van het weigeren van schuldsanering op basis van een FSV-aantekening: Is dat een onrechtmatige daad?
Dit lid vraagt de regering voorts om het beloofde overzicht geven van wat er mis is gegaan bij alle CAF-zaken en wat er de afgelopen twee jaar is gedaan om dat uit te zoeken.
Het lid Omtzigt wijst erop dat de regering nu ook voorstelt om kinderen en ex-partners een bedrag te geven. Dat is in een aantal gevallen in zijn ogen zeker terecht, maar deze regeling is wel zeer, zeer onrechtmatig. Er zijn kinderen, voornamelijk in de bovenste middenklasse, waar ouders konden terugbetalen, omdat ze een hoger inkomen hadden en een lagere kinderopvangtoeslag. Die kinderen krijgen nu ook tot 10.000 euro. Op welke rechtvaardigheidsgrond gebeurt dat? Deze regeling kan in de ogen van dit lid echt het vertrouwen van burgers in de compensatie schaden. Hetzelfde geldt voor ex-partners.
Ook wijst het lid Omtzigt erop dat er nog 22.000 mensen buiten de kinderopvangtoeslag worden gecompenseerd. De regering dient echt een uitgebreide motivatie te sturen wat er bij die mensen is misgegaan en wat er nu wordt gecompenseerd. Is de regering bereid dat hier te doen? Welke andere groepen heeft de regering op dit moment op het oog?
De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan uiteenzetten waarom ervoor is gekozen om nu een delegatiebepaling te maken en de uiteindelijke wettelijke basis voor de drie regelingen mee te nemen in het grotere wetsvoorstel met codificering van eerdere beleidsbesluiten en de herijking. Deze leden vragen waarom er niet voor is gekozen om wel een inhoudelijk wetsvoorstel voor te bereiden, maar deze los van de codificering en de herijking te behandelen, als de regering vooral wijst op het kunnen maken van snelheid voor invoering voor deze drie losse elementen. Deze leden vragen in dat kader tot slot hoe veel tijdswinst er dan nog zou zitten tussen deze delegatiebepaling en de besluiten (inclusief voorhang) en een wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering een gewenste volgorde heeft voor invoering van de drie gewenste besluiten, aangezien het gefaseerd in kunnen voeren als een van de argumenten wordt genoemd om met deze delegatiebepaling te werken.
De leden van de D66-fractie vragen welk verschil in snelheid de regering verwacht bij de inhoudelijke behandeling van de algemene maatregel van bestuur ten opzichte van een behandeling van wetgeving voor deze drie regelingen.
Deze leden vragen of de regering nader kan ingaan op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State dat erop wijst dat bij een besluit geen waarborgen aanwezig zijn als de wetgevingstoets van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en een advies van de Afdeling zelf. Is de inschatting van de regering dat dat bij deze regelingen ook niet nodig is en zou het apart opnemen in een wetsvoorstel voorafgaand aan de herijking en de codificering van de al bestaande besluiten daarvoor een oplossing bieden?
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven welke goedkeurende beleidsbesluiten worden gecodificeerd, welke (nieuwe) regelingen worden gecodificeerd en welke nieuwe regelingen de regering wenst op te nemen in een algemene maatregel van bestuur?
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven waarom, anders dan om redenen van snelheid, gekozen zou moeten worden voor een algemene maatregel van bestuur en niet voor rechtstreekse codificatie op het niveau van een formele wet? Welke regelingen dienen dermate snel ingevoerd te worden dat een algemene maatregel van bestuur door de regering wordt geprevaleerd boven een wetgevingsproces? Kan de regering hierbij tevens ingaan op de opmerking van de Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane in de brief over Nieuwe regelingen gedupeerden van 29 oktober 2021, kenmerk: 2021-0000218396, dat de voorgestelde nieuwe regelingen de komende maanden nog worden uitgewerkt?
De leden van de PVV-fractie constateren dat het bijgevoegde advies van de Raad van State en nader rapport nog zien op de nota van wijziging bij het wetsvoorstel delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen, hoewel de regering verwijst naar voorliggend wetsvoorstel.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven of en in hoeverre bezwaren van de Raad van State zijn weggenomen die golden bij de nota van wijziging? Kan de regering hierbij specifiek ingaan op complexiteit, hoeveelheid regelingen, samenloop en verdeling over verschillende wetten, beleidsbesluiten en Algemene Maatregelen van Bestuur van de diverse regelingen?
De leden van de PVV-fractie merken op dat in het nader rapport (pagina 3) de opmerking staat:
«Daarbij is gekozen voor een zelfstandige wet en niet voor een wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), om niet gebonden te zijn aan de begrippen van die wet.»
Kan de regering aan de PVV-fractie aangeven op welke vlakken de regering voornemens is om in onderhavig wetsvoorstel af te wijken van in de Awir gehanteerde begrippen?
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering ervoor kiest voor deze delegatiewet en waarom de regering er niet voor kiest om de compensatieregelingen via een wettelijk traject vorm te geven. Kan de regering uiteen zetten hoe de mogelijke snelheidswinst zich verhoudt tot de zorgvuldigheid en het budgetrecht van de Kamer? Hoeveel tijd wordt op deze manier gewonnen, in overweging nemende dat de Kamer zeer snel wetten kan behandelen en dat in het verleden ook regelmatig heeft gedaan? Onderkent de regering voorts dat de voorgestelde zware voorhang ook tijd kost, waarmee de snelheidswinst mogelijk zeer klein is? Heeft de regering in haar overwegingen betrokken dat indien de Kamer niet akkoord kan gaan met een ingevoerde algemene maatregel van bestuur en er wegens de gewenste snelheid al wel is uitbetaald, er een ofwel een democratisch tekort ontstaat, ofwel additionele bestuurlijke complicaties ontstaan? Deze leden wijzen de regering erop dat toeslagengedupeerden al geruime tijd op genoegdoening wachten, ook sinds het schandaal aan het licht kwam. Waarom kan juist voor het onderdeel van adequate democratische besluitvorming niet de benodigde tijd genomen worden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering of met het ingediende wetsvoorstel alle fouten die in het toeslagendrama zijn gemaakt zijn afgedekt. Wat is de regering bijvoorbeeld van plan te doen om mensen die op de FSV of andere zwarte lijst stonden tegemoet te komen? Wat gaat de regering doen met mensen die een rechtmatige discriminatieclaim hebben?
De leden van de SP-fractie maken zich voorts extreem veel zorgen voor het opnieuw star en streng inrichten van de grondslagen, waardoor mensen niet geholpen worden maar het «volgens de regeling» geen rechten zijn voor mensen met evidente schade en problemen. Kan de regering hierop ingaan?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering in principe voornemens is de voorstellen onder de Wet hersteloperatie toeslagen te hangen, maar dat dit tot vertraging zou kunnen leiden en dat daarom het onderhavige wetsvoorstel wordt ingediend. Deze leden vragen of de regering nog steeds van plan is om in eerste instantie te proberen de juridische uitwerking van de drie regelingen onder te brengen in de Wet hersteloperatie toeslagen. Wat zijn hierbij de afwegingen van de regering?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering van mening is dat met indiening van het onderhavige wetsvoorstel afgedaan wordt aan het door de Raad van State geschetste en door de regering onderschreven uitgangspunt dat alle regelingen het beste onder één wetsvoorstel gehangen kunnen worden.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat dit na Prinsjesdag de tweede keer is dat de regering wetgevingstechnisch gezien wordt «teruggefloten» door de Raad van State. Deze leden vragen of de regering ook vind dat dit geen toonbeeld is van de noodzakelijke bestuurlijke rust rondom het dossier.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen: «Om te voorkomen dat het wetstraject voor één van de aanvullende regelingen tot vertraging van de uitvoering zou kunnen leiden, is ervoor gekozen om onderhavig wetsvoorstel in te dienen.». Deze leden vragen de regering welke risico’s de regering specifiek ziet voor vertraging in het wetstraject. Deze leden hechten eraan te benadrukken dat op dit punt een goed onderbouwde uitleg belangrijk voor hen is, omdat dit direct raakt aan de onderliggende onderbouwing van het wetsvoorstel en omdat in de praktijk de Kamer eerder al heeft laten zien onder grote snelheid wetsvoorstellen door de Kamer te kunnen loodsen als dit van belang is voor gedupeerden.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het traject voorafgaand aan de totstandkoming van het ingediende wetsvoorstel chaotisch is geweest met een zeer negatief advies van de Raad van State ten aanzien van de Wet hersteloperatie toeslagen op Prinsjesdag, de latere ambitie om de drie aanvullende regelingen via een nota van wijziging aan te laten haken op de delegatiewet schrijnende gevallen en nu toch een aparte wet, zonder dat geheel is uitgekristalliseerd of dit wel of niet een wetgevingstechnisch «back-up-plan» is. Deze leden vragen de regering om een chronologisch overzicht vanaf augustus met een toelichting waarom op welk moment besloten is de wetgevingstechnische borging van de drie regelingen op bepaalde wijze in te steken en waarom dit later weer veranderde, tot aan de situatie waarin de regering en de Kamer nu zijn beland.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de route van een algemene maatregel van bestuur alleen gekozen zal worden als dat vanwege de gewenste snelheid nodig is. Deze leden vragen de regering wat de criteria zijn voor «gewenste snelheid», wanneer precies besloten zal worden onderwerpen niet via wetsvoorstellen maar Algemene Maatregelen van Bestuur te regelen en wat de betrokkenheid van de Kamer is bij deze eventuele beslissing.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering bij de route via een algemene maatregel van bestuur voor zware voorhang zal kiezen, in lijn met het amendement Van Dijk bij de Wet delegatiebepaling schrijnende gevallen, en wat hierbij de overwegingen van de regering zijn. Ook vragen deze leden toe te lichten wat de precieze inspraak is van de Kamer bij de zware voorhang en welke smaken hierin kunnen worden gekozen. Deze leden vragen de regering tenslotte op dit punt waarom de zwaarte van voorhang geen genoemd element is in het wetsvoorstel in het licht van het debat over macht en tegenmacht.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de overwegingen van de regering om de drie aanvullende regelingen in één algemene maatregel van bestuur in plaats van drie Algemene Maatregelen van Bestuur te borgen, mocht de regering van het traject van een Algemene Maatregelen van Bestuur gebruik maken.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of het onderhavige wetsvoorstel, in tegenstelling tot het wetsvoorstel delegatiebepaling schrijnende gevallen, uitsluit dat de delegatiegrondslag ook voor toekomstige herstelregelingen, die nog niet in beeld zijn, ingezet kan worden en waaruit de uitsluiting van deze mogelijkheid blijkt.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering terecht aangeeft dat bij het veelvuldig gebruik van beleidsbesluiten de democratische legitimiteit van de herstelregelingen onder druk komt te staan. Echter, deze leden constateren ook dat de regering met het ingediende wetsvoorstel kiest voor snelheid boven een zorgvuldig wetgevingstraject per regeling door enkel delegatiebepalingen in de wet op te nemen op grond waarvan de regering Algemene Maatregelen van Bestuur kan opstellen. Kan de regering ingaan op de afweging tussen snelheid en zorgvuldigheid? Waarom kiest de regering niet voor een afzonderlijk wetstraject per regeling? Op die manier wordt in de ogen van deze leden namelijk beter recht gedaan aan de democratische legitimiteit en hoeft er niet te worden gewacht op de uitwerking van de laatste aanvullende regeling, zoals aangegeven in de memorie van toelichting.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering tot slot op dit punt welke aanvullingen zijn overwogen om de rol van het parlement beter te borgen.
Het lid van de BBB fractie vraagt de regering toe te lichten wat de te verwachten uitvoeringskosten en -aspecten zijn van de geldende beleidsbesluiten.
Het lid van de BBB fractie vraagt de regering voorts om toe te lichten of het haalbaar is om de uitwerking van het wetsvoorstel per 1 januari te realiseren.
Tot slot wenst het lid van de BBB fractie op dit punt te weten op welke termijn de regering verwacht de uitwerking van de delegatiegrondslagen van het ingediende wetsvoorstel te realiseren indien het wetsvoorstel per 1 januari 2022 in werking zou treden.
De leden van de SP-fractie erkennen dat de kindregeling het resultaat is van een advies van het kindpanel, maar vragen de regering dit advies ook in zijn geheel uit te voeren en zich niet alleen te richten op het uitbetalen van de bedragen. Het advies spreekt erover dat er méér nodig is dan een geldbedrag. De leden van de SP-fractie vragen de regering uit te leggen hoe de regering met het héle advies aan de slag is.
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke ruimte er zal zijn om bij de ex-partnerregeling ook partners te kunnen bezien? Er zijn ook partners die nog samen zijn ernstig financieel geschaad die nu niet worden bezien in de procedure. Welke ruimte wordt geboden om ruimhartig te kijken naar het hele gezin in de compensatie?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering aangeeft dat over mogelijke regelingen nog politieke besluitvorming moet plaatsvinden. Hierbij doelt de regering vooral op overleg dat nog binnen de ministeries en het kabinet plaatsvindt. Is het niet zo dat hier dan vooral de vertraging plaatsvindt en niet in het parlement? De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of in dit licht het wel verstandig is een delegatiewet door de Kamer te loodsen in plaats van een zorgvuldig afgerond pakket. Voorts vragen deze leden wanneer de «politieke besluitvorming» dan wel afgerond is en welke rol de regering daarbij ziet voor het parlement.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regeling voor kinderen van ouders ook kan worden toegepast op personen die bij algemene maatregel van bestuur worden gelijkgesteld met kinderen als bedoeld in het nieuwe artikel 2 eerste zin van de wet. De leden van de SGP-fractie vragen of de regering deze ruime bepaling kan inkaderen en toelichten.
De leden van de SGP-fractie vragen welke gevolgen de regelingen hebben voor de belanghebbenden, bijvoorbeeld voor de schuldpositie en voor het recht op toeslagen.
Tot slot vragen deze leden de regering welke budgettaire effecten het ingediende wetsvoorstel heeft. Met hoeveel personen is per regeling rekening gehouden bij het berekenen van de financiële gevolgen?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de uitvoerbaarheid van het ingediende wetsvoorstel in vergelijking met de al lopende hersteloperatie. Deze leden constateren dat de aantallen ouders op dit moment al erg veel zijn voor de UHT en verwachten dat het aantal gevallen (kinderen, ex-partners etc.) flink zal toenemen. Deze leden vragen de regering hierop uitgebreid te reflecteren.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering hun mening deelt dat voor de uitvoering, zoals de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ook betoogt, het vooral van belang is om de stapeling van verschillende regelingen in ogenschouw te houden. Deze leden vragen of bij de besluiten die uit deze delegatiebepaling zouden kunnen volgen, opnieuw per besluit een uitvoeringstoets wordt gedaan door de Belastingdienst/UHT, of dat de regelingen integraal worden gewogen. Deze leden vragen de regering voorts of er ook andere organisaties worden betrokken bij de uitvoeringstoets die te maken krijgen met deze regeling en welke betrokken organisaties de regering op het oog heeft. Deze leden vragen tot slot op dit punt op welke manier de uitvoerbaarheid van de stapeling van regelingen ook voor deze organisaties wordt gewaarborgd.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven in hoeverre, in de toekomst, te introduceren regelingen nog uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst naast de huidige lopende regelingen? Hoe gaat de regering voorkomen dat huidige regelingen (nog meer) vertraging oplopen?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om te onderbouwen hoe het optuigen van nieuwe regelingen niet zal leiden tot verdere vertraging in de afhandeling van het toeslagenschandaal, terwijl bijvoorbeeld de UHT er taken bij krijgt. Kan dat worden uitgelegd?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat hetgeen werd gesteld over de regelingen ook geldt voor de uitvoeringsgevolgen. Hoe kan het parlement oordelen over uitvoeringsgevolgen van het onderhavige wetsvoorstel indien de uitwerking nog niet bekend is?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de uitvoerbaarheid pas getoetst kan worden als de Algemene Maatregelen van Bestuur gereed zijn. Enerzijds begrijpen deze leden die stelling. Echter de vormgeving van de regelingen is in hun ogen deels al wel duidelijk. Welke uitvoeringsproblemen voorziet de regering in dit stadium al en hoe wordt daarop geanticipeerd?