Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om delegatiegrondslagen in te voeren op grond waarvan aan in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen nieuwe groepen van gevallen een vergoeding kan worden toegekend in het kader van de hersteloperatie toeslagen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op basis waarvan aan een belanghebbende een vergoeding kan worden toegekend voor ondervonden nadeel bij de uitvoering van een inkomensafhankelijke regeling als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Awir, niet zijnde de kinderopvangtoeslag, als gevolg van:
a. institutionele vooringenomenheid; of
b. onbillijkheden van overwegende aard die zich hebben voorgedaan bij het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling of het weigeren van een buitengerechtelijke schuldregeling vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner ten aanzien van het ontstaan van een terugvordering, welke onbillijkheden zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van de belanghebbende te laten.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op basis waarvan bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen kinderen van belanghebbenden die recht hebben op toepassing van een kwalificerende herstelregeling, een vergoeding kan worden toegekend. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op personen die bij algemene maatregel van bestuur worden gelijkgesteld aan kinderen als bedoeld in de eerste zin.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op basis waarvan aan bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen voormalige partners van belanghebbenden die, anders dan die belanghebbenden, niet uit eigen hoofde recht hebben op toepassing van een kwalificerende herstelregeling, een vergoeding kan worden toegekend.
4. Kwalificerende herstelregelingen zijn:
a. de hardheidsregeling, bedoeld in artikel 49 van de Awir;
b. de compensatieregeling, bedoeld in artikel 49b van de Awir;
c. de O/GS-tegemoetkomingsregeling, bedoeld in artikel 49c van de Awir;
d. de regeling op grond waarvan de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering kinderopvangtoeslag die heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard wordt weggenomen door het terug te vorderen bedrag te verlagen of op nihil vast te stellen;
e. de regeling op grond waarvan de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van een beschikking tot herziening van een voorschot die heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard, wordt weggenomen door in de daarmee samenhangende beschikking tot toekenning van kinderopvangtoeslag deze kinderopvangtoeslag vast te stellen naar rato van het bedrag aan kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald; en
f. de regelingen op grond waarvan herziening plaatsvindt van op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande terugvorderingsbeschikkingen en toekenningsbeschikkingen kinderopvangtoeslag.
5. In afwijking van het vierde lid is er geen sprake van een kwalificerende herstelregeling voor zover:
a. de regelingen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen c, d en e, betrekking hebben op een berekeningsjaar waarin minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of de kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd; of
b. de regelingen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen d en e, van toepassing zijn op beschikkingen met een oorspronkelijke dagtekening van na 22 oktober 2019.
6. De voordracht voor een krachtens het eerste, tweede of derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien binnen die termijn door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld, wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,