Kamerstuk 35927-8

Toezeggingen n.a.v. vragen over belastingontwijking door Blackstone tijdens het vragenuur van 28 september 2021

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022)

Gepubliceerd: 1 oktober 2021
Indiener(s): Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiƫn) (D66)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35927-8.html
ID: 35927-8

Nr. 8 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2021

Tijdens het vragenuur in uw Kamer van 28 september 2021 heb ik een vijftal toezeggingen aan uw Kamer gedaan (Handelingen 2021/22, nr. 4, Vragen van het lid Klaver over het bericht «Omstreden huizenopkoper Blackstone betaalt door fiscale truc geen belasting in Nederland»). Hieronder ga ik afzonderlijk in op elk van deze vijf toezeggingen.

1. Overzicht van rulings met beleggingsinstellingen

Aan het lid Klaver heb ik toegezegd dat ik aan uw Kamer zal proberen te melden welke rulings er zijn wanneer het gaat om beleggingsinstellingen.

In zijn algemeenheid wil ik benadrukken dat zekerheid vooraf een belangrijk element is van de toezichtstrategie van de Belastingdienst. Zekerheid vooraf wordt gegeven binnen de kaders van wet, beleid en jurisprudentie. Een «ruling» levert een bedrijf dus géén fiscaal of financieel voordeel op. Sinds de aanscherping van de rulingpraktijk per 1 juli 2019 verleent de Belastingdienst bovendien geen zekerheid vooraf meer indien een bedrijf onvoldoende economische nexus heeft met Nederland, indien het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling, of indien een transactie plaatsvindt met een land dat is opgenomen in de Nederlandse lijst voor laagbelastende landen.

Tegelijkertijd is met de aanscherping van het rulingbeleid een belangrijke stap gezet op het gebied van transparantie. Van elke ruling met een internationaal karakter publiceert de Belastingdienst een geanonimiseerde samenvatting. De Belastingdienst doet ook jaarlijks verslag van de rulingpraktijk. In het jaarverslag 2020 van de internationale rulingpraktijk dat als bijlage is meegestuurd met de derde voortgangsrapportage Belastingdienst, Toeslagen en Douane 20201 is een uitsplitsing opgenomen van de verschijningsvormen van de diverse rulings. De Belastingdienst houdt daarbij echter niet systematisch bij hoeveel rulings zijn afgegeven aan fiscale beleggingsinstellingen en/of de rulings die betrekking hebben op vastgoedinvesteringen in Nederland. Ik kom bij uw Kamer terug met een reactie of we dit inzichtelijk kunnen maken.

Het toezicht achteraf is uiteraard ook een belangrijke pijler in het toezicht van de Belastingdienst. In dat kader is de aftrek van rente in internationale verhoudingen een continu aandachtspunt voor de Belastingdienst. Inspecteurs worden daarbij ondersteund door speciale coördinatiegroepen; de Coördinatiegroep Taxhavens en Concernfinanciering en de Coördinatiegroep verrekenprijzen. Binnen de mogelijkheden van wet en regelgeving bestrijdt de Belastingdienst situaties waarbij sprake is van excessieve financiering met vreemd vermogen, desnoods in procedures. In een van die zaken vond de Hoge Raad deze zomer dat er sprake was van misbruik van recht (fraus legis). Dit biedt in een soortgelijke casus de mogelijkheid voor de Belastingdienst om renteaftrek te weigeren als zij kan aantonen dat een belastingplichtige leningen is aangegaan die voor het bereiken van een bedrijfsovername niet noodzakelijk waren en enkel zijn terug te voeren op het doorslaggevende motief van het bewerkstelligen van de renteaftrek. Overigens is de Belastingdienst niet in alle gevallen succesvol met het bestrijden van renteaftrek met de stelling dat sprake is van misbruik van recht.2 Soms is de bestaande wet- en regelgeving dus niet toereikend om belastingontwijkende constructies aan te pakken. In voorkomende gevallen kan dat aanleiding geven om te overwegen of wet- en regelgeving moet worden aangepast.

2. Openbaarmaking van rulings met individuele bedrijven

Aan het lid Klaver heb ik toegezegd te onderzoeken of ik zogenoemde «rulings» van individuele bedrijven openbaar kan maken. Vanwege artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik niet ingaan op de fiscale positie van individuele belastingplichtigen. Ik kan u daarom ook niet verder informeren over de feiten in de casus die de aanleiding was voor de mondelinge vragen van de heer Klaver van 28 september jl. Dit wetsartikel is een belangrijke bouwsteen van ons fiscale stelsel. Om een goede belastingheffing te bevorderen, moet een belastingplichtige erop kunnen vertrouwen dat de door hem verstrekte, veelal vertrouwelijke, gegevens en inlichtingen bij de Belastingdienst in goede handen zijn en niet voor andere doeleinden worden gebruikt. Anderzijds vormt het informatierecht van artikel 68 Grondwet een van de pijlers van ons parlementaire stelsel. Om die reden hebben mijn ambtsvoorgangers in het verleden ervoor gekozen uw Kamer in een vertrouwelijke technische briefing over de inhoud van enkele rulings te informeren. Dit betrof echter situaties waarin de Europese Commissie al informatie in de openbaarheid had gebracht. Het lid Klaver verwees in zijn bijdrage al aan deze gevallen: het betrof hier bijvoorbeeld de casus van Starbucks, Nike en Converse.

3. Aftrekbaarheid van rente

Aan het lid Klaver heb ik toegezegd om nader te kijken naar een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen. Op Prinsjesdag 2020 heeft dit kabinet een onderzoek aangekondigd naar de wenselijkheid en vormgeving van een budgettair neutrale invoering van een vermogensaftrek in de vennootschapsbelasting.3 De bevindingen van dit onderzoek zijn op 13 september 2021 met uw Kamer gedeeld.4 Uit dit onderzoek komt naar voren dat in zijn algemeenheid geldt dat een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen wenselijk is. Het verdient de voorkeur om een meer gelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen in internationaal of multilateraal verband te bewerkstelligen. In dat kader heeft de Europese Commissie (EC) in haar mededeling van 18 mei 2021 – met haar visie op de Business Taxation for the 21st Century – een voorstel gepubliceerd voor een multilaterale invoering van een vermogensaftrek dan wel het multilateraal verder beperken van de aftrekbaarheid van rente.5 Het kabinet is positief gestemd dat de EC aandacht heeft voor de fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen. Een Europese gecoördineerde aanpak binnen de Europese Unie draagt bij aan het voorkomen van mismatches, het tegengaan van belastingontwijking en leidt tot minder excessieve schuldfinanciering.

Het kabinet zal – in lijn met de motie van het lid Hermans6 – een voorstel indienen om de generieke beperking van renteaftrek (earningsstrippingmaatregel) verder aan te scherpen door het aftrekpercentage te verlagen van 30% naar 20% van de fiscale EBITDA7 (grof gezegd: het bruto bedrijfsresultaat). Op deze wijze wordt een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen bewerkstelligd, wat de schokbestendigheid van de Nederlandse economie ten goede komt. De structurele budgettaire opbrengst van een verlaging van het aftrekpercentage van 30% naar 20% van de EBITDA – conform de motie Hermans – is € 0,7 miljard.

4. Ontwijking van de earningsstrippingmaatregel

Het lid Grinwis heeft aandacht gevraagd voor het risico op het «opknippen» van vennootschappen om vaker gebruik te maken van de drempel (€ 1 miljoen) in de earningsstrippingmaatregel. De Belastingdienst herkent dit signaal en dit is bij invoering van deze maatregel ook onderkend.8 In de nota van wijziging inzake de hiervoor genoemde aanscherping van het aftrekpercentage in de earningsstrippingmaatregel – conform de motie van het lid Hermans9 – zal het kabinet dit in de beschouwing betrekken. De fiscale prikkel om activiteiten te spreiden over meerdere vennootschappen is op meer plekken in de vennootschapsbelasting aanwezig, bijvoorbeeld in het verder oplopende verschil tussen het lage en hoge VPB-tarief. Dit kan leiden tot een toename van fiscaal gemotiveerde constructies.

5. Onderzoek naar beleggingsinstellingen

Het lid Hammelburg heeft gevraagd wanneer de resultaten van het onderzoek naar beleggingsinstellingen kunnen worden verwacht, welke concrete maatregelen daarin zitten en wat hier al over zou kunnen worden gemeld.

De aanbesteding van het evaluatieonderzoek naar het regime voor de fiscale beleggingsinstellingen (fbi) en de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) is afgerond en het onderzoek zal in oktober starten.10 De uitkomsten van deze evaluatie worden verwacht in het eerste kwartaal van 2022.1112 Afhan kelijk van de bevindingen van de evaluatie is het aan een volgend kabinet om in een breder kader beleidskeuzes te maken. Dan zal ook moeten worden gekeken welke specifieke maatregelen mogelijk en haalbaar zijn.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief