Kamerstuk 35927-18

Amendement van het lid Stoffer over verkleining van de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022)

Gepubliceerd: 3 november 2021
Indiener(s): Chris Stoffer (SGP)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35927-18.html
ID: 35927-18

34,0 %
66,0 %

SP

D66

Omtzigt

CU

CDA

BIJ1

VVD

Fractie Den Haan

PvdD

PvdA

DENK

SGP

Groep Van Haga

JA21

FVD

GL

BBB

PVV

Volt


Nr. 18 AMENDEMENT VAN HET LID STOFFER

Ontvangen 3 november 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

0Ba

In artikel 8.9, eerste lid, vervalt «van het totaal» en wordt na «algemene heffingskorting» ingevoegd «vermeerderd met 13 1/3% van het totaal van de voor de belastingplichtige geldende».

II

In artikel I, onderdeel D, onder 1, wordt «€ 395» vervangen door «€ 565».

III

Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

E

In artikel 10.6a, eerste zin, wordt «vermelde percentage» vervangen door «als tweede vermelde percentage».

IV

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst en in de tekst wordt «In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2023 in» vervangen door «In» en wordt na «tweede lid,» ingevoegd «wordt».

2. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef ingevoegd, luidende: De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2023 als volgt gewijzigd:.

3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 2. In artikel 8.14a, tweede lid, wordt het als laatste vermelde bedrag verlaagd met € 170.

V

Na artikel II worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel IIA

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2024 in artikel 8.14a, tweede lid, het als laatste vermelde bedrag verlaagd met € 3.

Artikel IIB

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 in artikel 8.14a, tweede lid, het als laatste vermelde bedrag verlaagd met € 3.

Artikel IIC

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 in artikel 8.14a, tweede lid, het als laatste vermelde bedrag verlaagd met € 57.

VI

Aan artikel XXVI worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • i. indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2023 wordt toegepast: artikel II, onderdeel 2, eerst toepassing vindt nadat genoemd artikel 10.1 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;

    • j. indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2024 wordt toegepast: artikel IIA eerst toepassing vindt nadat genoemd artikel 10.1 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;

    • k. indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2025 wordt toegepast: artikel IIB eerst toepassing vindt nadat genoemd artikel 10.1 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;

    • l. indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2026 wordt toegepast: artikel IIC eerst toepassing vindt nadat genoemd artikel 10.1 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast.

Toelichting

Diverse onderzoeken en rapporten tonen aan dat de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners groot is, en dat eenverdieners in veel gevallen financieel onder druk staan. Zo bleek uit het rapport «Eenverdieners onder druk» uit 2018 dat het belastingdrukverschil tussen een- en tweeverdieners met jonge kinderen inmiddels de grenzen van doelmatigheid verkent en dat Nederland internationaal gezien tot de top behoort wat betreft het verschil in druk tussen een- en tweeverdieners. Tevens concludeerde het rapport van de Commissie Draagkracht dat de belastingdruk van eenverdieners niet altijd recht doet aan hun draagkracht.

Recent heeft de Kamer een motie aangenomen waarin uitgesproken is dat een volgend kabinet concrete maatregelen moet nemen om de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de inkomenspositie van lage inkomens en middeninkomens en hun hoge marginale druk (Kamerstuk 35 925, nr. 79). Met dit amendement wordt een concrete maatregel voorgesteld.

Met dit amendement wordt geregeld dat de voorziene afbouw van de uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting, met 6 2/3% per jaar tot 0% in 2023, wordt bevroren op het niveau van 2021 (13 1/3%) en dat voor latere jaren dus geen verdere afbouw van de uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting plaatsvindt. De afbouw van de uitbetaalbaarheid van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK), met 6 2/3% per jaar tot 0% in 2023, blijft wel gehandhaafd.

De budgettaire derving als gevolg van dit amendement wordt gedekt door een verlaging van het maximumbedrag van de IACK met € 170, in aanvulling op de reeds in onderhavig wetsvoorstel voorgestelde verlaging met € 395. Het maximumbedrag van de IACK wordt naast de per 1 januari 2022 voorgestelde verlaging van in totaal € 565 op grond van het Belastingplan 2021 per 1 januari 2022 verhoogd met € 77. Per saldo is voor 2022 dan sprake van een beleidsmatige verlaging van het maximumbedrag van de IACK met € 488. Aangezien de budgettaire derving per jaar oploopt wordt in aanvulling hierop ter dekking het maximumbedrag van de IACK per 1 januari 2023 nogmaals verlaagd met € 170, per 1 januari 2024 verlaagd met € 3, per 1 januari 2025 eveneens verlaagd met € 3 en per 1 januari 2026 verlaagd met € 57. De verlaging van de IACK per 1 januari 2026 zorgt ervoor dat de budgettaire derving in de periode tussen 2026 en 2060 gemiddeld genomen gedekt is.

Door de aanpassing van de IACK gaan enkel huishoudens met een verzamelinkomen van ruim € 51.000,– er licht op achteruit. Het CPB heeft ten behoeve van het IBO-deeltijdwerk een aantal varianten doorgerekend waarin de IACK werd aangepast. Daaruit bleek dat een verlaging van € 650 miljoen via het opbouwpercentage van de IACK zou leiden tot een daling van het arbeidsaanbod met 0,1 procentpunt. De omvang van de verlaging op de IACK in dit amendement is ongeveer 60 miljoen. Omdat het gaat om een verlaging zal dit een negatief effect hebben op het arbeidsaanbod, maar dit effect is naar verwachting vrijwel nihil.

Stoffer