Kamerstuk 35925-XVI-138

Amendement van het lid Van Nispen over middelen voor inclusieve samenspeelplekken

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022

Gepubliceerd: 2 december 2021
Indiener(s): Michiel van Nispen
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-XVI-138.html
ID: 35925-XVI-138

Nr. 138 AMENDEMENT VAN HET LID VAN NISPEN

Ontvangen 2 december 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 6 Sport en bewegen van de begrotingsstaat worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 1.250 (x € 1.000).

II

In artikel 10 Apparaat Kerndepartement worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 1.250 (x € 1.000).

Toelichting

In Nederland wonen ongeveer 100.000 kinderen met een beperking. Een van de meest urgente problemen voor deze kinderen is het gevoel dat ze er niet bij horen, dat ze alleen zijn. Kinderen hebben vanwege hun beperking dan ook vaak te maken met eenzaamheid, omdat ze vanaf jongs af aan vaak niet mee kunnen spelen. Samen buitenspelen is van groot belang voor de sociale, persoonlijke, lichamelijke, emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen. Door samen te spelen leren kinderen met en zonder handicap belangrijke lessen voor het leven. Ze ontwikkelen vaardigheden voor de rest van hun leven zoals rekening met elkaar houden, omgaan met winnen en verliezen, onenigheid oplossen en vrienden maken.

Kinderen spelen en bewegen helaas toch al minder buiten dan voorgaande generaties én minder dan goed is voor hun fysieke en mentale gezondheid. Het is van wezenlijk belang dat alle kinderen in Nederland worden gestimuleerd en geholpen om structureel meer te gaan buitenspelen. Maar voor kinderen met een beperking is het nu extra moeilijk. Veel speelplekken zijn namelijk letterlijk niet toegankelijk voor kinderen met een beperking. Met hun rolstoel komen ze niet voorbij het toegangshek, de ondergrond is niet (goed) begaanbaar (voor rolstoelgebruikers, blinden en slechtzienden) en de speeltoestellen zijn ongeschikt en ontoegankelijk voor hen. Niet mee kunnen doen, geen vriendjes hebben en er niet bij horen zijn ervaringen die kinderen met een handicap de rest van hun leven meedragen.

Ieder kind met een beperking zou in de eigen woonomgeving met andere kinderen moeten kunnen spelen. Samen spelen, elkaar ontmoeten en vrienden maken op jonge leeftijd is een belangrijke basis voor het samen leven, elkaar kennen en accepteren in de volwassen wereld. Door inclusieve samenspeelplekken te realiseren kan er voor worden gezorgd dat kinderen met en zonder handicap samen kunnen spelen en zo van jongs af aan samen kunnen opgroeien. Het realiseren van meer samenspeelplekken is ook een van de ambities van het SamenSpeelAkkoord dat door 47 partijen is ondertekend, waaronder het Ministerie van VWS, de VNG, het Gehandicapte Kind en Jantje Beton.

Het realiseren van inclusieve samenspeelplekken gaat echter niet vanzelf, er is budget voor nodig om te realiseren. Dat kan gaan om het aanpassen van bestaande speelplekken, maar ook om het realiseren van nieuwe plekken waar nog geen speelplaats is.

Dit amendement ondersteunt het doel dat er eind 2025 in elke gemeente minimaal (!) één inclusieve samenspeelplek is waar alle kinderen met én zonder handicap welkom zijn. Deze speelplek is toegankelijk voor alle kinderen en biedt speelaanleidingen die uitdagend, leuk én geschikt zijn. Enkele private partijen hebben hiertoe een financiële bijdrage geleverd, maar ook van de overheid mag een bijdrage worden verwacht. Voor 2022 gaat het om een bedrag van 1,25 miljoen euro.

Een financiële bijdrage van het Ministerie van VWS ligt voor de hand, vanwege de ondertekening van het SamenSpeelAkkoord, maar ook omdat in het Sportakkoord ambities staan over inclusief sporten en bewegen en van jongs af aan vaardig in bewegen. Daarnaast sluit dit natuurlijk aan op het VN-verdrag voor mensen met een handicap en het VN-Kinderrechtenverdrag.

Natuurlijk is het in de eerste plaats aan lokale overheden om voldoende goede speelplekken te realiseren en te onderhouden. Maar de opstartkosten van nieuwe inclusieve samenspeelplekken zijn hoog voor lokale overheden. Deze ambitie kan daarom het beste bereikt worden met een gezamenlijke financiering, waar ook de rijksoverheid aan zou moeten bijdragen. Iets soortgelijks is in het verleden ook wel eens gebeurd, toen een nieuwe wet moest zorgen voor meer veiligheid van de speeltoestellen voor kinderen in speeltuinen. Om te stimuleren dat alle speeltuinen in Nederland aan deze wet zouden voldoen, heeft het Ministerie van VWS destijds aan de branchevereniging voor speeltuinorganisaties een fors bedrag uitgekeerd. Gemeenten hadden toen primair de rol om bewoners en speeltuinbesturen te helpen tot renovatie/aanpassingen te komen, ook hebben gemeenten toen een financiële bijdrage geleverd, net als (vermogens)fondsen. In essentie wordt met dit amendement hetzelfde voorgesteld: met de bijdrage van 1,25 miljoen euro voor 2022 vanuit de rijksoverheid wordt een stevige impuls geleverd aan de ambitie om inclusieve samenspeelplekken te realiseren, minimaal één per gemeente. Tegelijkertijd wordt de rol die gemeenten hebben erkend en gerespecteerd. Rijk en gemeenten hebben beiden een rol te spelen bij het realiseren van samenspeelplekken.

Dekking van dit amendement wordt gevonden in het beperken van de uitgaven aan de inhuur door het Ministerie van externen.

Van Nispen